oieen
yke
lemen in
taaltuin
zich
nieuwen
Bibbergeld (gevarentossla).
Bijhuis (filiaal).
Bolwassing (uitbrander, afstraffing).
Boogscheut (korte afstand, steenworp).
Boordsteen (stoeprand).
Droogzwierder (centrifuge).
Eenzaat (kluizenaar, eenzaam wonend
mens).
Faling (faillissement).
Gebeurlijk (eventueel).
Geheimschrijver (secretaris).
Geldbeugel (portemonnaie).
Geplogenheid (gewoonte, gebruik).
Dievelings (stiekem).
Uithollen (tot stilstand komen).
Valavond (schemering).
Kortelings (onlangs).
Van langsom (geleidelijk).
Kampernoelie (champignon).
Spijshuis (restaurant).
Spoeltafel (aanrecht).
Springtuig (explosief, dynamiet).
Steekdoos (stopcontact).
Aflijvige (dode).
Verbeteringshuis (tuchtschool).
Vierklauwens (in galop).
Volksraadpleging (referendum).
Wedersamenstelling (reconstructie van
een misdrijf).
Weerbots (terugslag).
Wegenis (wegennet, straataanleg).
Werkonbekwaam (arbeidsongeschikt).
Wisseloplossing (alternatief).
Wisselstuk (reserve-onderdeel).
Inwijkeling (immigrant, gastarbeider).
Frans ophalen
Bladeren door het Zuidnederlands Woor
denboek is leerzaam, vermakelijk en avon
tuurlijk. Men haalt op een vreemde manier
zijn Frans op, met honderden gallicismen
als kamion (vrachtwagen), boegie (kaars),
klasseur (map), kozijn (neef), en briket
(aansteker); men leert sportjargon (kanon
nier: voetballer met een zeer hard schot;
autobus: klein achtergebleven peloton
wielrenners) en men realiseert zich hoe ge
makkelijk Nederlanders en Belgen elkaar
kunnen misverstaan. Alleen al bij de
woordjes die met „uit" beginnen betekent
uitspelen uittrekken (van een kledingstuk),
is een uittocht een optocht, is uitvliegen
opvliegen (woedend worden), is iemands
uitzicht zijn uiterlijk, is uitzetten uitrichten
(doen) en is uitwijken emigreren.
Wie het Zuidnederlands Woordenboek niet
als norm wil zien noch voor wat geen
Nederlands is, noch voor hoe het alge
meen beschaafd Vlaams zou moeten lui
den kan onbekommerd lering trekken
uit hoe zes miljoen taalgenoten zich red
den tussen het dreigende Frankrijk en het
afzijdige Holland. Lering uit zowel de arm
zaligheden als de spitsvondigheden. Niet
dus om ook darm te gaan zeggen tegen
een tuinslang of tonelist tegen een acteur,
maar misschien om een koffer weer eens
valies te.noemen of om ons gehannes met
het begrip verkeersplein, c.q. ongelijk
vloerse kruising, c.q. kunstwerk, c.q. kla
verblad, op te lossen met het Belgische
verkeerswisselaar.
Voor een Nederlander die in België woont
en dus doorlopend met het Vlaamse
vocabulaire leeft is het tenslotte aller
aardigst om de samensteller van het
ZNWB op onvolkomenheden te kunnen
betrappen. Daarom en omdat De
Clerck er in zijn voorwoord zelf om vraagt
een rijtje Vlaamse standaardwoorden
die in de tweede druk niet mogen ontbre
ken.
Awoertgeroep (boegeroep).
Repel (strook, reep).
Bundel (dossier).
Gaanderij (winkelpassage, galerij).
Nefast (ernstig, funest).
Normaal, (normaliter).
Sukkelen (gerUken, in het water
Perekwatie (vereffening in: kadastrale pe-
rekwatie).
Uitdeinen (uitdijen).
Vilbeluik (destructiebedrijf).
Wandeling (verboden demonstratie).
Verzuchting (verlangen, eis).
MARC DE KONINCK
i vocP "Overdag rook ik
ze digt-ie en neemt een sigaret
jen ipakje. „Nee, drinken ook
irdeuf me maar een pilsje
i eriQias pie, jn pe ene sigare-
'n°ra andere hand. Solo-to-
=®hr Een aandoenlijke, soms
3t iLtoerende weergave van een
3hoi| man. hij dus, en een on-
■no'T vrouw, die elkaar ogen-
"ike a| jaren liefhebben, maar
sDo^'kelijkheid volstrekt langs
ai een leven. Knappe dialoog.
vo«n woordkeus, waarheids-
or hiErg direct. Twee stappen
'iet Ijsigaretje in de asbak,
n m^aar rechts pilsje op de
ur jsten worden gebald. De
«ast iets onduidelijks in stort-
80: ,pet, is erg kwaad. Zijn
een je vrouw merkt het niet.
»elv%. over een 0p komst zijnde
met hear vriendin. Onverwacht
jen per zitten en zegt: „Zou ik
m oiunnen? Een avond soloto-
oouïj ik op te broeden. Alleen
1 opf vrouw, weet 't. Dit seizoen
-meryet, maar daarna weer een
makjn Blaaser".
op d
3t a|i is hij nu. Je ziet het niet aan
Ink, lenig en haast jongensach
tig. Vol ambities. Niet strebe-
zichzelf voortdurend vernieu-
egotripper met oogkleppen,
irtiest met oog voor anderen.
—respondent in Brussel, Mare
ck, geeft in onderstaand ar-
coniÉle Vlaamse reacties op en
lijkhe bloemlezing uit het vorige
9ejj Nijhoff verschenen Zuid-
9jj®is Woordenboek. Van dit
1 de hand van de in Neder-
ïn arende Vlaamse taalkundige
deè Clerck en de daarmee sa-
r. ende problematiek werd al
je ons blad van 20 oktober)
jemaakt.
van'^N ,n Antwerpen is een ver-
nauroek ten doop gehouden: het
rlands Woordenboek", samen-
or de Vlaamse taalkundige dr.
iar gplerck. In deze dikke pil van 850
heeft de schrijver, die al vele ja-
derland woont, gepoogd alle
n gezegden te verzamelen uit
n'Jeen beschaafd Vlaams. Het
van zo'n probeersel is dat het
'v i
d
k
nooit helemaal kan slagen en dat het vol
gens veel Neerlandici zelfs helemaal niet
ondernomen had mogen worden omdat
het twijfelachtig is of er een algemeen be
schaafd Vlaams bestaat en nog minder of
het in het leven geroepen, mag worden.
Het Zuidnederlands Woordenboek zal dan
ook zeker heel wat schrijfgerei van des
kundigen in beweging zetten. De recente
presentatie (kortelingse voorstelling, om
met het ZNWB te spreken) van het werk
tiood reeds een royaal uitzicht op die pen-
nestrijd.
De nagenoeg vijfduizend woorden die Wal
ter de Clerck van uitvoerige toelichting en
gebruiksaanwijzing heeft voorzien, werden
door de samensteller zelf gekenschetst als
een lijst van „in Vlaams België min of
meer algemeen voorkomende varianten op
het algemeen beschaafd Nederlands". Het
gaat dus niet om de woordenschat van de
verzamelde Vlaamse dialecten, maar om
termen en begrippen die de standaardtaal
van onze zuiderburen kenmerken.
Het materiaal is voornamelijk geput uit
kranten, radio- en televisie-uitzendingen,
na-oorlogse literatuur, reclamefolders en
zovoort. Maar ook algemeen voorkomen
de dus eveneens bovenregionale
spreektaal is opgenomen. Een en ander
levert een actuele dictionaire op, die wei
nig gemeen heeft met wat een selectie van
Van Dale op met „Zuidnederlands" aange
duide woorden zou bieden.
Onkruid?
Het laat zich raden dat het uitgenodigde
gezelschap geleerden tijdens de „vernis
sage" in Antwerpen niet weinig bedenkin
gen te berde bracht. Een professor uit
Brussel vond dat in het Zuidnederlands
Woordenboek „een vreemdsoortig alle
gaartje is terechtgekomen, waarvoor de
gebruiker moet worden gewaarschuwd".
Met de meerderheid der aanwezigen
vreesde de hoogleraar dat dit beschrijven
de woordenboek voor velen tot norm zou
ij
niet keurig op hun beurt wachten als ze
voor de Van Brienenoordbrug in de file
staan, maar moet ik dat de mensen ook
nog gaan vertellen Kom nou. alle
media lopen over van ellende, ledereen
heeft het over doemdenken. Toch bloeien
er nog steeds madeliefjes, worden er kin
deren geboren en sterven er mensen oud.
Positieve facetten uit een negatieve we
reld Mag ik die als artiest dan niet pluk
ken? Dat laat ik me door niemand afne
men. Ik ben creatief bezig. Dankbaar, dat
ik mezelf kan sturen. Dat ik iets kan en
mag maken, dat .voor de volle honderd
procent van mezelf is".
Mazelen
Het derde pilsje is inmiddels door, de zo
veelste sigaret aangestoken. We lachen
om een gezamenlijke herinnering. Jaren
geleden moest hij voor de NCRV-tv tijdens
de Rotterdamse zesdaagse dat ontevre
den supportertje Govert Flinck neerzetten
en elke keer als de lampen aanflitsten be
gonnen 8000 toeschouwers uit volle borst
„M'n tante heeft een olifant" te zingen.
Geen tv-opname dus, maar wel plezier.
Toch is Jan Blaaser buiten het theater een
doodernstige man. Hij is voortdurend met
z'n vak bezig. Kan het ook slecht hebben
als collega's elkaar katten.
Afbreken
„Als Carré volloopt voor Andrè van Duin
of voor John Lantings „Theater van de
Lach" kun je over het niveau denken wat
je wilt, maar het blijft theater. Ik ben be
gonnen met m'n grootvader. Speelden we
kindervoorstellingen met de hele familie.
„Sneeuwwitje en de zeven dwergen". Zon
der dwergen. Die haalde opa altijd uit het
publiek. Soms mislukte dat. Speelden we
met één kabouterde toneelmeester.
Zei m'n grootvader gewoon, dat die ande
re zes kabouters de mazelen hadden.
Kreeg-ie nog post ook. Of ze al weer beter
waren Ach jongen, het is allemaal zo
relatief. Zetten ze mij in een abonnement
met het Publiekstheater, Mickery of Poëzie
Hardop, dan krijg ik publiek dat niet het
mijne is. Sta ik in een serie met grote to
neelstukken, met Van Ulsen, Dresselhuys
of weet ik wie, dan zijn alle notabelen er.
Ze moeten gezien worden. De notaris gaat
en dus moet de specialist ook zo nodig.
En dan gaan ze in de pauze vergelijken. Zo
in de trant van „Ik vond dat met Henk
twee weken geleden toch beter dan Jan. Is
wel aardig hoor, maar toch Typisch
Nederlands overigens dat vergelijken".
„Laatst thuis heb ik een prima verhaal ge
schreven over ballen gehakt. Een soort
parodietje op de zondagse lottotrekking in
Studio Sport. Alle ballen verzamelen! Je
kent het wel. Goed, ik draag m'n confé
rence aan Elsa voor. Ze ligt krom, maar
zegt onmiddellijk: „Dat kan niet Jan. Gooi
maar weg. Toon Hermans Ik had 'm
onmiddellijk door. Toon, tien jaar geleden.
Leg néér die bal! Zou iedereen zeggen, dat
ik Hermans nadoe. Bewijst overigens wel
hoe goed die tekst van Toon was. Die leeft
nu nog. Wat dat soort zaken betreft moet
je je nooit in je publiek vergissen".
„In een van m'n laatste voorstellingen van
„Bramen zoeken" in Amstelveen probeer
ik zeven minuten tekst uit van m'n nieuwe
programma „Man alleen". Na de première
van „Man alleen" krijg ik een kwaaie brief
van een Amsterdammer. Hij was helemaal
naar Almere gekomen om een oud pro
gramma te zien Nou vraag ik je. Sta ik
twee uur op de bütyne en zegt zo'n kerel
dat het allemaal ouwe koek was. Ik ben
niet gauw boos, maar ik heb hem in duide
lijke bewoordingen wel te verstaan gege
ven, dat ie in Amstelveen al zeven minuten
Jan Blaaser had gezien, waar hij blijkens
zijn toegangsbiljet geen recht op had. Gek
hè, Sinatra komt al dertig jaar achtereen
de trap af, zingt „Strangers in the night"
en steeds weer breken ze de tent af. Maar
als ik ^even minuten
KEES JAGERS
Jan Blaaser zoals het grote publiek hem
(nog) niet kent: als ambitieus visser en
als leider van het eerste elftal van de
Sport Vereniging Lelystad in de kleedka
mer, in de dug-out en in discussie.
BLAASER
Voor de mensen. De situaties, waarin zij
verzeild raken. Het lijkt zo simpel, maar
het is zo moeilijk. Tussen z'n olifanten be
minnende tante uit de Tom (Dorus) Man-
ders-tijd, „Requiem voor een zwaarge
wicht" met wijlen Ko van Dijk, VARA's tv-
serie „Pleisterkade" en z'n derde op 10
oktober in de Roestbak van Almere in pre-
mière'gegane cabaretprogramma „Man
alleen" ligt een wereld van veelzijdigheid.
'Met hoogtepunten en volslagen missers.
Dat wel, maar een leerschool, die er niet
om liegt. Moppentapper, quizmaster, se
rieus toneel en filmacteur, zanger, liedjes
schrijver, tekstdichter voor collega-arties
ten en cabaretier. Een artistieke veelvraat
dus.
Risico's
„dn mijn vak ben ik niet bang om iets te
ondernemen. Het anders te doert. Iets te
wagen. Risico's nemen ligt me wel. Artis
tiek althans. Niet zakelijk. De laatste jaren
werk ik met m'n cabaretprogramma vrij
wel altijd op „uitkoopbasis". Voor een
vaste prijs dus. Loop ik geen risico, de
schouwburgdirecteur wel. Maar zowel bij
„Bruin Brood", mijn eerste echte cabaret
programma, als bij „Bramen zoeken" za
ten de zalen vol. Had ik achteraf bekeken
een financiële pats mee kunnen maken.
Gewoon zelf de zaal huren en spelen. Kas
sa. Maar dat is m'n aard niet. Ik wil geen
zakelijke kopzorgen hebben. Daarom heb
ik destijds een BV opgericht. De BV Arti-
pro. M'n beide zoons Elian en Dennis ne
men n)e veel organisatorisch werk uit han
den. Elsa, m'n vrouw, doet de boekingen.'
Gaat nooit iets mis. En ik heb geen zorgen
aan m'n kop. Ben louter artistiek bezig.
Heerlijk toch. Ik voel me jong en blijf be
zig. Gek eigenlijk. Ik zou makkelijk door
kunnen gaan met hetgeen ik nu doe. Want
ook „Man alleen" heeft succes. Dat is in
die paar weken na de première al geble
ken. In Rotterdam, het Zuidpleintheater,
sta ik pas over een paar maanden. Nu al
vier avonden uitverkocht. Wat wil Jantje
eigenlijk nog meer?"
Solotoneel dus?
„Ja, gek hè, het grote publiek kent me
nog altijd als de man voor een vrolijk
avondje. Heb ik geen bezwaar tegen. La
chen is heerlijk, vinden de mensen, maar
dat vind ik zelf ook. Toch is er de laatste'
jaren steeds meer filosofie in m'n pro
gramma's geslopen. Dromen en denken.
Dat is eigenlijk ook het stramien van „Man
alleen". Daar heb ik een conférence in
over een autorit van m'n huis in Lelystad
naar Kerkrade. Duurt soms wel drie kwar
tier. Filosofeer ik een beetje en vertel ik en
passant grappige anekdotes over de
plaatsen, die ik passeer. Ik vertel het, met
m'n handen in m'n zakken, of het op het
toneel plotseling bij me boven komt. Dat
kan ik. Ik zit als het ware bij mensen thuis
cp visite lekker te babbelen. Ontspannen,
zoals ik nu met jou praat. In werkelijkheid
staat echter elk woordje, elke komma, in
het draaiboek. Maar van die perfectie in
mijn voorbereiding merkt de zaal niets. Ik
heb ook geen toneelmaniertjes. Ik ben
zoals ik ben. Of ik nu met een paar maten
ga vissen of 's zondags als elftalleider van
het eerste team van SVL uit Lelystad in de
dug-out zit. Jan Blaaser blijft Jan Blaaser.
Als je gewoon doet, doe je al gek genoeg.
De enige tic, die ik heb, ik kom altijd van
links op Waarom? God mag het weten, ik
doe het".
Doelbewust
Ongekunsteld dus, maar dat is iets van de
laatste jaren. Nu je als tekstschrijver voer
jezelf optreedt, kun je precies doen wat je
zelf graag wilt.
„Natuurlijk. In „Requiem voor een zwaar
gewicht" was ik de verzorger van een be
kende bosker (Ko van Dijk) en niet Jan
Blaaser. En datzelfde geldt voor de film
„De vijf van de vierdaagse" en voor
„Pleisterkade" op de tv. Dan speel je een
rol. Dan word je geregisseerd, gestuurd.
Met inachtneming van je eigen artistieke
bagage, dat wel, maar toch gestuurd. Nu
stuur ik mezelf. Maar ook dat gebeurt
doelbewust. Ik wil per se niet terugvallen
op het niveau van de eertijdse lolbroek.
Maar ik ben ook geen maatschappijher
vormer. Ik voel me meer verwant met Car-
miggelt, met Kronkel. Observeren, waar
nemen. Het op papier zetten. Het vertel
len. Zo lang ik leef hoor ik al dat de Rus
sen of de Chinezen komen, maar ik ben
altijd optimist gebleven. In Het Parool is
dat me nogal ongenuanceerd verweten.
Jan Blaaser zou de wereld aan zich voorbij
laten gaan. Jan Blaaser had geen oog voor
de ellende van de mens. Jan Blaaser flad
derde als een onbezorgde vlinder door het
leven. Onzin. Natuurlijk ben ik me er ter
dege van bewust wat er in de wereld alle
maal voor ellende te koop is. Ik begrijp
heus wel dat de Russen, als ze komen,
van de Vlamingen over het algemeen ver
onderstellen dat ze algemeen beschaafd
Nederlands zijn"), het bevat een schat aan
in Nederlandse oren wonderlijke, grappi
ge, afgrijselijke, prachtige en nuttige woor
den.
Nu velen in Nederland klagen over taalver
vuiling" en -armoede, zal menigeen de mo
gelijkheid verwelkomen om het „onkruid"
dat in onze achtertaaltuin bloeit eens ge
degen te onderzoeken. Ter overweging zo
maar een kleine bloemlezing, met telkens
een minimale vertaling.
Begankenis (drukbezochte kerkelijke
plechtigheid).
Beluik (hofje, woninkjes rond binnen
plaats).
Bestemmeling (geadresseerde).
Betoelagen (subsidiëren).
worden. Vlamingen zouden telkens als ze
eraan twijfelen of ze wel correct Neder
lands spreken of schrijven „De Clerck" er
bij pakken. „En als ze dan het overwogen
woord niet vinden, slaan ze een zucht van
verlichting: ik mag het gebruiken", aldus
deze hoogleraar.
Zijn ambtgenote van de universiteit van
Gent zag evenmin de zin in van het verza
melen van Vlaamse afwijkingen van het
standaard-Nederlands. Zij vond het lexi
con hooguit nuttig „als verklarend woor
denboek voor Noordnederlanders die wel
eens met de Vlamingen in aanraking ko
men of naar de BRT kijken".
Waar we het Zuidnederlands Woorden
boek ook moeten plaatsen (Walter de
Clerck beschreef het op een bepaald mo
ment als de verzameling woorden „waar