e broers
Willot:
prcbrosdar» Willot In het begin van dit jaar bij de begrafenis van Marcel Bouaeac, wiens textiel-imperium zij overnamen. Van links naar rechts: Bernard (55), Jean-Pierre (48), Régie (45) en Antoine (47).
)e Franse regering heeft dezer dagen
en rapport gepubliceerd over het
rootste faillissement in Frankrijk sinds
e Tweede Wereldoorlog. In bijgaand
rtikel wordt de opkomst en ondergang
eschetst van de vier gebroeders
Pillot, die hun gigantische imperium
oor wanbeleid, koppigheid en trots
leen zagen storten.
PARIJS In 1954 kon men op de buiten
wegen bij Lille in Noord-Frankrijk vier
zwarte Citroëns in strakke formatie langs
zien snorren. De auto's werden bestuurd
door wat vier klonen leken van een karak
ter uit een roman van Charles Dickens:
vier imponerende heren, gekleed In Impo
nerende donkerblauwe kostuums, met een
imponerende, dreigende blik op het ge
laat.
Deze vier heren waren de gebroeders Wil
lot. Ze waren op weg naar een in verval
geraakte textielfabriek van een oude man
die geldproblemen had en wiens enige erf
genamen in Parijs de bloemetjes buiten
zetten. De gebroeders Willot waren op
weg om aan 's mans moeilijkheden een
eind te maken. De vier broers wandelden
het kantoor binnen, spraken enkele ogen
blikken met de oude man en liepen als
kersverse eigenaren terug naar hun Ci
troëns. Het was hun eerste aankoop.
De vier glanzende, zwarte auto's waren al
snel bekend In het gebied rond Lille en
daarna in heel Frankrijk. Omstreeks 1980
hadden de vier broers nu met vier nog
grotere zwarte Citroëns In hun bezit een
industrieel imperium opgebouwd, gevormd
door de twintig grootste industriegroepen
in Frankrijk met in totaal vijfenveertigdul-
zend werknemers, tachtig fabrieken, hon
derdtien grootwinkelbedrijven en een jaar
lijkse omzet van ruim vijf miljard gulden.
Maar in de afgelopen maanden is het gi
gantische Imperium plotseling ineenge
stort. De Industriegroep zorgde voor het
grootste Franse faillissement sinds de
Tweede Wereldoorlog. Het imperium werd
onder toezicht van een curator geplaatst
en twee van de broers werden in staat van
beschuldiging gesteld wegens fraude bij
enkele bedrijven in de groep.
Hoe kon het?
Premier Pierre Mauroy, die als socialisti
sche burgemeester van Lille al jaren ach
ter de gebroeders Willot had aangezeten,
benoemde een regeringscommissie om
over de toekomst van het eens zo Indruk
wekkende imperium te beslissen. Grote
vraag: hoe kon het allemaal gebeuren?
Voor het antwoord moeten we terug naar
de eeuwwisseling toen tweehonderd aarts-
kapitalistische families in Noord-Frankrijk
de scepter zwaaiden. Die tweehonderd
weefden een web van rijke geslachten
door de mijn- en textielstreek en er was
een buitenstaander, een zekere monsieur
Willot, die niets liever wilde dan deel uit
maken van dat web.
Deze kleine winkelier begon een fabriek
voor verbandstoffen waarmee het aanvan
kelijk niet bijzonder goed ging. De bloede
rige gevechten van de Eerste Wereldoor
log die, handig voor Willot, in het nabij ge
legen Vlaanderen werden beslecht, brach
ten daar verandering in. Toen de oude
Willot in de jaren twintig stierf, liet hij een
goed lopend bedrijf na aan zijn zoon.
Maar de zoon was niet tevreden met zo
maar een goed lopend bedrijf. Hij wilde
een dynastie.
Om dit te bereiken stuurde hij zijn vier
zoons naar de beste particuliere scholen
in het gebied. Daar begonnen de moeilijk
heden. De ouders van de meeste andere
kinderen op school hadden veel beter ge
boerd in de Eerste Wereldoorlog dan de
oude Willot en hun kinderen maakten de
jongetjes Willot duidelijk, dat ze een be
paalde beschaving misten. De beste clubs
en gezelschappen bleven voor de gebroe
ders Willot gesloten en dat kwam hard
aan.
Toen hun vader in 1954 overleed waren de
broers niet van plan zich met de verband
fabriek tevreden te stellen, zelfs al ging
het de fabriek in alle opzichten voor de
wind door de Franse betrokkenheid in
Vietnam en het uitzicht op moeilijkheden
In Algerije. De broers wilden kopen, uit
breiden.
in de daarop volgende tien jaar kochten ze
bijna zestig textièlfabrieken op In het ge
bied, bijna allemaal onttakelde restanten
van de hooghartige families, die zo diep
op hen hadden neergekeken. Maar de
broers begonnen ermee toen het eigenlijk
al te laat was. Voor de Franse textielindus
trie was een kwart eeuw van achteruit
gang begonnen. De rijke textielbaronnen
waren overgestapt op andere industrieën,
naar zonniger streken verhuisd, of hadden
beide gedaan.
Versleten beeld
De broers waren zich hiervan niet bewust
en bleven het versleten beeld koesteren
van het feodaal paternalisme. Ze werkten
achter enorme bureaus, gedroegen zich
uit de hoogte jegens de door hen aange
trokken managers en woonden In afgele
gen, riante villa's omringd door hoge ste
nen muren.
Maar zij gedroegen zich ook zoals van
goede patroons wordt verwacht, tutoyeer
den hun ondergeschikten al snel en gaven
op discrete wijze geld aan gezinnen in fi
nanciële moeilijkheden, onbegrijpelijk voor
de strijdvaardigen onder de leden van de
steeds verder in het nauw gedreven com
munistische en socialistische vakbonden.
Bij al hun aankopen hielden de broers zich
aan hetzelfde patroon. De bedrijven die zij
opkochten, deden het meestal slecht
dat moest wel, want anders konden de
broers ze niet betalen maar zij bleken
wel allemaal lang vergeten bezittingen,
hetzij land, hetzij gebouwen te hebben. De
broers waren experts in het bekijken van
oude beduimelde paperassen. Daarbij
vonden ze altijd eigendomsbewijzen, waar
aan ze meer hadden dan de fabriek die ze
hadden opgekocht. Het geld dat ze met de
verkoop van dat onroerend goed verdien
den, gebruikten ze om de opgekochte fa
brieken nieuw leven in te blazen.
Omstreeks het begin van de jaren zestig
hadden de broers aldus zestig fabrieken
opgekocht en opgeknapt. Het lag voor de
hand, dat ze gingen uitzien naar afzetge
bieden voor hun goederen. Zij roerden
zich ook in Parijs, waar de betere kringen
uit het noorden zich in toenemende mate
gingen vestigen. Hun aankopen daar om
vatten Parijse karakteristieken, zoals het
honderdvijftig jaar oude warenhuis Belle
Jardinière waarover Zola In een van zijn
boeken zo treffend had geschreven, als
mede de dominante textielgroep Agache.
Moeilijkheden
En toen begonnen de moeilijkheden. Der
gelijke aankopen trokken veel publieke
belangstelling. Daaraan waren de broers
niet gewend. Een goed voorbeeld was de
aankoop van het enorme warenhuis „Au
Bon Marché". De broers wisten de daar
door verontruste gemoederen tot bedaren
te brengen door te beloven 250 miljoen
Franse franken (125 miljoen gulden) in het
concern te investeren. In plaats daarvan
bouwden ze een gedeelte van het waren
huis om tot kantoorruimte die te huur
werd aangeboden. De helft van het perso
neel werd ontslagen.
Mensen, die met hen hebben samenge
werkt zijn van mening, dat de gebroeders
het mogelijk verkeerde van hun handelen
niet inzagen. De belofte om te investeren
beschouwden ze gewoon als een lokkertje
om de koop rond te krijgen. Maar zodra
het concern hun eigendom was, konden zij
er mee doen wat ze wilden, zo vonden ze.
Zij hadden er toch zeker hard voor ge
werkt.
Aandeelhouders waren echter minder te
vreden. De Parijse beurs begon de broers
In de gaten te houden. In I973 werden ze
alle vier in staat van beschuldiging ge
steld. De aanklacht telde 146 punten, bijna
evenveel als ze bedrijven hadden. Onder
meer zouden ze hebben geknoeid met In
ventarislijsten, valsheid In geschrifte heb
ben gepleegd, niet bestaande dividenden
hebben uitgegeven en valse balansen heb
ben gepresenteerd. Hun stond tenminste
vijf jaar gevangenisstraf te wachten.
Maar de gebroeders Willot hadden geluk.
Ze kregen binnen de algemene amnes
tie, die Giscard op grond van een aloude
traditie afkondigde toen hij in I974 aan het
bewind kwam voorwaardelijke straffen.
In plaats van deemoedig naar Lille terug te
kéren, bleven ze doorgaan op de enige
weg die ze kenden. In I976 kochten ze
„Conforoma", de belangrijkste keten van
meubelzaken in Frankrijk. Twee jaar later
deed de gelegenheid zich voor om een be
drijf over te nemen, dat al ruim een halve
eeuw aanzien en maatschappelijke accep
tatie genoot: het aloude textielimperium
„Boussac".
Weer te laat
Maar weer waren ze te laat. Boussac was
te ouderwets om mee te kunnen op de
markt voor jongeren van de Jaren zestig
en begin zeventig. Binnen de echte textiel-
wereld wilden geen bedrijf erop bieden.
De strijd om Boussac ging tussen de ge
broeders Willot en een andere buiten
staander, Maurice Bidermann, die zich had
weten op te werken tot directeur van Fran-
krijks grootste kledinggroep. De transactie
viel uit in het voordeel van de vier broers
op de zwakke gronden dat zij de aankoop
met eigen middelen konden financieren en
dat zij slechts dertien honderd man zou
den ontslaan, terwijl bij het plan van Bi
dermann achttien honderd man op straat
zouden komen. Uiteindelijk hebben de ge
broeders Willot in totaal tweeduizend man
ontslagen... In I979 volgde de aankoop van
de vijftig winkels van de Amerikaanse dis
countketen Korvettes. Deze aankoop luid
de de periode in, waarin elk onderdeel van
het ouderwets opgebouwde imperium op
elk moment uit elkaar kon springen.
Het begon met de oude textielfabrieken In
het noorden. Want weliswaar werden,
zoals gezegd, de waardevolle bezittingen
die bij deze fabrieken hoorden verkocht
om de fabrieken nieuw leven In te blazen,
er werden meestal geen wijzigingen aan
gebracht in de directie. De gebroeders
Willot hadden een afschuw van werkwijze
en stijl van de Jonge, ambitieuze techno
craten en wensten hen niet in hun bedrij
ven op te nemen.
Hoewel de Franse vraag naar textiel In de
Jaren zeventig bijna constant was geble
ven, was de invoer van nauwelijks dertig
procent aan het begin van de jaren zeven
tig gestegen tot ruim vijftig procent om
streeks I980. Dat was de genadeslag voor
de verkoop van de gebroeders Willot en
dus voor hun produktie, winsten en con
tanten. Andere Franse textielfabrieken be
gonnen voor buitenlandse bedrijven te
werken. De gebroeders Willot wilden daar
niets van horen.
Bij Boussac hadden de Willots geen ingrij
pende hervormingsplannen doorgevoerd.
Een ervaren bedrijfsanalyst: „Ze probeer
den het Boussac-imperium te leiden alsof
het een klein winkeltje was. Geen delege
ren van taken, geen idee hoe ze voor re
gelmatige winsten moesten zorgen, ge
woon een poging om hun eigen rijkdom te
vergroten".
Korvettes weg
Bij de winkelketen Korvettes kwamen de
gebroeders er al snel na de aankoop ach
ter, dat deze Amerikaanse keten niet zo'n
goede inyestering was, omdat de winkels
vaak in achteraf gelegen winkelcentra ge
situeerd waren. De verkoop van een paar
winkels zou niet genoeg contanten opleve
ren om de rest uit het slop te halen. Kor
vettes stortte vorig Jaar In elkaar.
Al deze mislukkingen maakten, dat de fi
nancieringskosten veel hoger opliepen dan
de gebroeders op eerlijke wijze konden af
lossen. Opnieuw begonnen de Willots met
bezittingen te goochelen, met name met
de meer winstgevende onderdelen van de
groep, zoals het huis Christian Dior, dat ze
als onderdeel van de Boussac-groep in
hun bezit hadden gekregen.
Momenteel zijn al hun bezittingen In han
den van de Franse staat. Het kost de staat
ongeveer 350 miljoen franken per maand
(175 miljoen gulden) om de zaken draaien
de te houden totdat er een besluit is geno
men over de toekomst van het imperium.
Massaal ontslag lijkt de meest logische
oplossing voor een effectieve reorganisa
tie, maar dat is onmogelijk om twee rede
nen: een socialistische regering zal zijn
kiezers zoiets niet aan willen doen en een
afvloeiingsregeling zoals enkele Jaren gele
den voor de metaalarbeiders werd getrof
fen, zou wel heel erg duur zijn.
Een aantal ,van de meest winstgevende
dochtermaatschappijen zou gemakkelijk
verkocht kunnen worden,, zoals in andere
landen wel gedaan wordt, maar in Frank
rijk past zoiets slecht In de nationalisatie
plannen van de socialisten. „Socialisme is
niet de socialisatie van verliezen en het in
particuliere handen onderbrengen van de
winsten", zei de minister van financiën,
Jacques, Delors.
Reorganisatie nodig
Er zal voor de hele Franse textielindustrie
een reorganisatieplan op tafel moeten ko
men. Het grote aantal ontslagen (vorig jaar
13.000) is enerzijds te wijten aan de geste
gen invoer en anderzijds aan slechte in
vesteringen door de Franse textielbaron
nen.
In de afgelopen acht jaar zijn de investe
ringen met vijftig procent teruggelopen,
terwijl In andere landen zoals Italië en Bel
gië de produktie werd gestimuleerd door
de mogelijkheid leningen af te sluiten met
lage rente. Maar de textielindustrie be
hoort tot de zware Industrieën, Investeren
alleen is niet voldoende om haar weer op
de been te helpen. De kosten voor het
scheppen van een arbeidsplaats In de mo
dernste fabrieken van Frankrijk kunnen tot
ruim een half miljoen gulden oplopen.
Natuurlijk zou de regering protectionisti
sche maatregelen kunnen treffen, maar
daarover is nog niets besloten. Verder zou
het kabinet nu gelijk al iets kunnen doen
met het onroerend goed van de gebroe
ders waarvan de waarde geschat wordt op
drie vier miljard frank.
En ergens moeten er natuurlijk nog vier
blinkende gitzwarte Citroëns staan, glan
zend gepoetst maar ongebruikt...
DAVID BODANIS/COPYRIGHT THE GU
ARDIAN PERS UNIE