Achteloze handtekening zette punt achter carrière Marjolein Briër Kees: een energieke veteraan REQUIEM VOOR EEN DANSERES Op rnijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriok „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond (of soms ook wel een kat) beschreven die in hot asiel ver blijft om daar een zokore dood tegemoet te gaan... tenzij het dior een goed tehuis vindt. Do in de rubriok beschre ven hondon zijn óf gevonden, óf door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Ze worden om uitoenlopend9 re denen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms ook vol- slagon onzinnig. De in „hond zookt huis" boschrevon die ren zijn alle goed gezond, hebbon een wormkuur onder gaan en zijn volledig ingeënt. Tegon betaling van circa 60 guldon ten bate van zwerfdieren zijn zo of te halen. Adres: Nieuw Loids Dierenasiel, Bosjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 411670. Goopend di. t/m vr. 10-12 en 14-17 uur, za. 10 jot 12 en 14-16 uur. Zondag en maandag gesloten. HEGIO LODSE COURANT waardevaste aardse schatten, 'maar al het antiek en „het Chinees" is nu uit haar le ven verdwenen. Ze heeft zich gedistancieerd „van het materiële". Het is kaal ge worden in het appartement, waar de eenvoud zelve kaal en onthutsend zijn intrek heeft genomen. Het rustend kapitaal is vervangen door tientallen planten en plan tjes, boekenplanken vol. „Vind je dat ook niet veel le vendiger Gaat er niet veel meer vanuit?", vraagt Briër, en ze geeft haar nieuwe lie velingen voor de zoveelste keer sloten water: „ik ben nu in m'n groene periode, zeg ik maar". In een flits trekken veertien jaar in Marjoleins geheugen voorbij: „in '67 zette ik de Leidse Balletschool aan het Rapenburg voort, nadat An ter Haar-Pasman vertrok ken was. Dertig leerlingen waren er over gebleven. Ik voerde er een streng regime, en voor de meesten was het wennen. Ik daqste lekker en ging door met de pedagogie, in eigen.stijl en choreogra fie". Energie en artisticiteit en ook originaliteit, bezield heid en overdracht zijn altijd voor Briër, die eigenlijk „barstte" van talent en in ventiviteit, kenmerkend ge weest. Er zijn er genoeg die zeggen: wijs me maar eens een tweede aan die dat pres teert. Dagen en nachten lang zat ze vóór een uitvoering tientallen kostuumpjes te naaien: geheel eigen fabri kaat. Met weinig stof bereik te ze de geest. En zat dan in de zenuwen. Maar eenmaal op zo'n avond vol „soul" en andere markante vormge ving was ze de geladen ko ningin der illusie. Dan spatte 't er aan alle kanten vanaf. En dan was Marjolein de eerste om te constateren, dat die en die en die er „hele maal kapot van waren". Dat is dan een wisselwerking ge bleken. Bij het eerste lustrum van haar school had Briër drie „inrichtingen": Leiden, Lei derdorp en Oegstgeest. Twee jaar later, zo rond '74, stapte ze noodgedwongen van die decentralisatie af. Artistiek gezien had ze met dat be stand geen moeite, maar li chamelijk werd het te veel. Aan het Pieterskerkhof draaide ze, gehandicapt in de outillage, verder. Tweede lustrum: bejubeld feest in de schouwburg. Ruim twee jaar geleden kreeg Briër een tweede studio aan de Oude Vest, door welwillende me dewerking van theater Im perium. Ruim 650 leerlingen was toen the record. „Het derde lustrum maak ik niet meer mee, dus; het dansen is afgelopen". Het eerste rommelen aan het firmament van de „firma" begon in juni '78. Paul Hoog enboom was na een Frie se voorgeschiedenis van uit Australië, knauwend op zijn all round Engels (want ik weet nog goed, dat ik des tijds dacht, dat hij misschien lange tijd iets met Boston van doen had gehad, wat na tuurlijk nonsens was) in Lei den verzeild geraakt. En. Lein zien, is zwichten. Op welke manier ook. Marjolein dan: „Hoogenboom ging met me meelopen, eigenlijk. Ik zag hem meer dan één keer, en in juni '78 trok hij bij me in. Zo gaat dat. Het was Paul, en daaromheen ver bleekte er heel wat". De voedingsbodem voor alle narigheid lag gereed. Lein, zeg maar, met al haar geestelijk en fysiek hebben en houden, kon het allemaal niet zo goed meer verwer ken, en ze tekende een con tract waarin de samenwer king werd bezegeld. Zij: dansend „ins Blaue hinein" en hij het hoofd koel hou dend, en een zakelijke toe komst veilig stellend. Kun je dus geen van beiden kwalijk nemen, dacht ik. En dan mag Hoogenboom best „een eng baardje" hebben en vol gens Briërs volgelingen een „griezel" zijn. Maar daar ligt het punt uiteraard niet. Maar goed; er was ineens een vennootschap onder fir ma, met als naam Leidse Balletschool. Tweemans zaak. In augustus '78 ver dween Paul H. naar een ei gen onderkomen, want het was tussen die twee niet zo gezellig meer, en verder moet je de liefde en de za ken gescheiden kunnen hou den. Bon. Marjolein had, bij wijze van spreken, al dan send haar fiat aan de over eenkomst gegeven, en het contract loopt pas in 1986 af: vita brevis, ars longa, of, omgekeerd: de kunst is lang, maar het leven kort. Marjolein Briër vandaag: „Ik heb indertijd enigszins een slordigheid begaan; ik heb me niet laten adviseren door een jurist. Was me niet be wust van de consequenties. Ik vond het best, dat er een LEIDEN De hond, die deze keer de revue passeert, is een zeer triest en to? gelijkertijd een zeer benijdenswaar dig geval. Kees, heet het dier kort weg. En Kees is er het levende bewijs van, dat ook een hond zo oud is als hij zich voelt. Hij mag dan het lichaam van een eerbiedwaardige grijsaard hebben, maar daarin woedt het inner lijk vuur van een jonge god. Voor zo ver de zonnige zijde van 'het geval Kees'. Hoe vreemd het ook moge klinken: Kees is een bastaard-Kees. Maar behalve bast aard ook vondeling. De politie van Roe- lofarendsveen was zo attent de onderne mende hoogbejaarde viervoeter een lift naar het Leidse asiel te geven. Daar zit hij nu een maand. Zijn baas heeft taal noch teken van zich laten horen en dus kan verondersteld worden, dat Kees bij zijn baas uit de gratie is. Óf omgekeerd natuurlijk, hoewel het dier zelf daar niets over los laat. Verdere achtergron dinformatie over het verleden van 'de Kees' ontbreekt. Kwalijk is dat niet, want in het asiel is doorgaans alle tijd om diep in de hondezjel te wroeten. Kees wordt geschat op twaalf jaar. Als een hond een mens zou zijn soms wordt overigens wel het tegendeel be weerd zou Kees vandaag de dag een respectabel aantal van 94 lentes tellen. Dat beweren kynologen althans. Een zeer oude baas dus, maar dan wel een met de aspiraties van een kleuter (de be nijdenswaardige kant van Kees). Juist daarom is het in en in triest, dat hij bij de asielbezoekers niet goed in de markt blijkt te liggen. Men vindt Kees te oud. Oud en der dagen zat. Dat is tragisch, want dat laatste is nou juist niet het ge val. Oud is hij ontegenzeggelijk, maar 'der dagen zat' is hij geenszins, want nog dagelijks slaat hij de toehappende tand des tijds met een welgemikte stoot uit de mond. Kees is tot de nok gevuld met le venslust. Dartel als een jong veulen en zoekt hij af en toe door middel van spel therapie contact met de mens in zijn om geving. Dat die toenaderingspogingen dikwijls stuiten op de tralies van het asiel, ligt niet aan Kees... Een Keeshond heeft de eigenschap bescheiden te zijn, maar er is één ding, dat hij nooit missen kan: het gezelschap van zijn baas. En juist dat ontbreekt er aan. Wil Tiele had zich over het dier ontfermd, maar de asielbeheerder is met vakantie, waar door Kees nu helemaal in de aap (par don, in het asiel) is gelogeerd. Zodra Ome Kees echter achter de tralies vandaan gehaald wordt, begint voor hem het ware leven pas weer. Direct begint Kees te kroelen, hapt vriendelijk toe, draait zijn verkreukelde lichaam lenig in het rond en vergeet daarbij te blaffen. Ook de schokbrekers van het beest zijn nog in opperbeste conditie. Kees werd namelijk per abuis min of meer van een gladdde tafel gegooid (de kundige han den van Wil Tiele worden node gemist), maar kwam op de poten terecht. Zij schokbrekers vingen het noodlandende lichaam met ijselijke koelbloedigheid en veel gemak op. Autorijden vindt de oude baas een waar genot. Bijna iedereen vindt Kees aardig, maar inniger contacten ketsen zoals ge zegd jammerlijk af op leeftijdsnormen. Kees zelf heeft de jaren des onderscheids bereikt en is niet zo kortzichtig. Zowel met een horde kinderen als met alleen staande grijsaards kan hij het goed von den. Tenslotte dient voor de volledigheid vermeld, dat Kees een reu is. Sammy en Lotje De oudjes, waarvan we vorige week schreven dat ze „het nog zo goed deden", zijn geen stap verder gekomen. Althans, niet buiten de deur van het asiel. De ani mo was bijzonder gering. Kees heeft de jaren des on derscheids reeds lang ge leden bereikt. zakelijk leider was, en ik zou de artistieke kant op me ne men". Toe maar; al gauw bleek dat de samenwerking stroef verliep. Het nestje bouwen was er niet meer bij en aangaande het ballet groeiden beiden eveneens uiteen. Spanningen. Briër nam „een advocaat in de arm". In de persoon van mr. Leon Sprenger. Die is juri disch heel wat mans, maar hij zit soms met de handen in het haar, want Briër is niet de makkelijkste cliënt. Zo ook nu. Ik zit te praten met Marjo- lein, in haar wat minder luisterrijke woning, en mr. Leon zit er als een dompteur bij. Een vriendelijke maar gespitste temmer. Als Briër eenmaal van wal steekt, moet je als raadsman verdu veld op je qui vive zijn. Daarom krijg ik een „voor zichtig interview", want de nu op wachtgeld gezette La Briër is nog steeds een enor me flapuit, die haar advo caat grijze haren kan bezor gen. En „langs de lijn" zit ook nog iemand, die roept: „We sturen Hoogenboom het bos in..!" Ziedaar de ambian ce. Daar moet je als rechts kundig adviseur niet goed van worden: alles wat u zegt, kan tegen u worden ge bruikt... Maar lief hoor; Briër blijft lief en ontwapenend. Alsof ze het in Keulen heeft horen donderen en toch niet weet waar de rotzooi vandaan komt. Ze voelde zich belem merd in haar artistieke be wegingsvrijheid, sinds dat contract. Gevangenis. Opge sloten. „Dat ondermijnde mijn creativiteit". Psychi sche druk. Proberen finan cieel orde op zaken te stel len. Vanaf november '80 geen geld meer van meneer Paul ontvangen. Niks te fail lissement; zou al te gemak kelijk zijn. Korte gedingen, om en om; de finesses daar van wil ik de lezer onthou den, omdat het op nietes en welles neerkomt. Eisen van Paul en eisen van Lein wer den afgewezen. Vorderingen en tegenvorderingen. Pat stelling. Arbitragecommissie „in het bodemgeschil"; zwaar betaalbare commissie die 11.000 gulden voor de goede diensten vroeg, ten einde te kunnen beslissen. Marjolein (en mr. Leon) wil den best dokken, maar vol gens mijn inlichtingen wilde El Paul (want die moet nu commercieel en artistiek een balletschool op sleeptouw nemen) helegaar niet beta len, want zo eenvoudig ligt Marjolein Briër: „Ik wil geen clochard voor mezelf zijn" het wel. Paul H. hield de beurs dicht en de commissie kon naar haar emolumenten fluiten. Zo heb ik 't tenmin ste begrepen. Firma opzeggen en niet op zeggen. Shhhttt, zegt de tem mende advocaat; „wees nou eens stil, want daar snapt de lezer toch geen ene moer van". Dan komt Marjolein Briër eindelijk met de moti vering die ik van haar ge wend ben, en ze zegt onge veer dit: „ik ben de arbeider die uitgebuit werd, artistiek vastgelegd, commercieel geëxploiteerd. Juridische haarkloverijen". Een uit koop van twee ton, die in 5 jaar afgelost kon worden door Briër. Een te groot risi co, dat door de advocaat werd afgeraden. Het blijft heen en weer schuiven. Maar ze zit wel klem, na die verdomde handtekening, die Paul H. wel niet aan haar sponde, maar wel aan de school kluisterde. Marjolein komt nu los: „Ik vind, dat de essentie van mijn leven in het geding is. Ik heb een verplichting te genover mezelf. Mijn zijn moet ik onaangetast laten. Ik mag me niet laten onder mijnen door wat ook. Ik wil geen clochard voor mezelf zijn". En als je (nog even) La Briër zo hoort praten, zie je de Sylphides in sprongen aan je voorstellingsvermo gen voorbij dansen. „Ik moet me voor 100 procent tegeno ver mijn mensen, m'n leer lingen, kunnen geven. Het is ik en ik, neem me niet kwa lijk: maar ik moet zien te overleven. Ik respecteer me zelf nog te veel, dat ik me laat aantasten. Klinkt ly risch, maar zo is het nu een maal. En ik betreur het heel erg, dat er inschrijfformulie ren voor het seizoen '81- '82 zijn uitgegaan, met mijn naam en foto erop. Mensen hebben te goeder trouw op mijn naarn ingeschreven. Dat noem ik een feitelijk on juist gebeuren (mr. Leon knikt van ja), buiten mijn verantwoordelijkheid ge schied. Maar ja: Hoogen boom mag de school voort zetten en daarin kan hij niet belemmerd worden". En als je dit Marjolein Briër hoort zeggen, houdt alles op en kun je beter naar huis gaan... Briër kan in tien jaar niet meer in Leiden werken, en ook niet binnen een straal van tien kilometer. Haar be nen zijn contractueel lamge legd. Ómdat ze destijds, om een onbegrijpelijke reden, in de zevende ballethemel ver keerde. Waarschijnlijk was dit de les van haar leven. „Leiden verliezen, al die mensen verliezen met wie ik een balletleven deelde, dat is mijn grootste emotie ge weest. De leerlingen zijn er van de dupe. Dat vind ik ontzettend. In deze toestand had ik Leiden nooit willen verlaten: na een conflict met een handelspartner de bie zen te moeten pakken... Mijn goodwill, daar bedient nu een ander zich van, en ik kan er nauwelijks meer iets tegen doen!". Ook mr. Leon kijkt zorgelijk, ofschoon de kloverij-mogelijkheden nog niet de balletwereld uit zijn. Marjolein Briër danst niet meer. Een ongehoord nieuwtje, in de lage landen die veel balletscholen tellen, maar een Briër dolgraag in hun danspakket zouden wil len hebben. Plannen? We praten er niet over. Briër traint alleen, „want ik ben een danser". Maar inmiddels is Leiden verloren voor Briër, vice versa. En dat moet toch een flinke klap geven. Marjolein: „Nog één belangrijk ding: ik heb me zelf nog. Dat is m'n enige goede en eerlijke rijkdom!" Een volgende keer kom ik met haar praten over Briërs olieverfschilderijen. Ze staat voor niets. Twee jaar gele den begon ze ermee; toen „kwam 't over haar". Wat er, versluierd en poëtisch, hangt aan de kale muren, na de beeldenstorm, is niet mis. Dat mens heeft werkelijk zowat alles mee. „De planten en m'n schildersezel zijn me gebleven". Ze is begenadigd; maar op je tellen passen is een heel andere sjoos. Zelf noemt ze haar jongste verle den een „stoomcursus in le venswijsheid". We wachten de vervolgcursus maar af. Een onbedachtzame zet, in een onbewaakt ogenblik, kan de deur dicht doen. Even niet helemaal met je hersens erbij, en de kiem der ontbinding kan gelegd zijn. Een moment van „jongens, wat kan mij gebeuren", en er is geen weg meer terug. Briër kan ervan meepraten. Briër heeft 't geweten. De klap kwam hard aan. Marjo lein is La Briër niet meer; honderden leerlingen en leerlingetjes en heel be gaafde liet ze bijna ver weesd achter in de verza- melschoot van Le Paul, die, na enkele omtrekkende be wegingen, heeft toegeslagen en daarbij juridisch vast in het zadel is blijven zitten. De steeds geïnspireerde en in spirerende prima ballerina, de grande dame de ballet, die na een opzwepende de monstratie door haar troep zo vele dankbare kushandjes vanaf de planken der Leid- sche schouwburg de zaal in kon werpen, is uitgedanst. Onvoorstelbaar, voor wie haar kent; maar het feit ligt er ondubbelzinnig. Slachtof fer van een contract? „Na tuurlijk!", zegt ze zelf. Briër voelt zich gemanipuleerd, maar aan de andere kant kan ze nu, eenmaal op non- actief, ook langer aan het strand liggen dan in de tijd dat ze 's middags nog moest aantreden voor de lessen. Marjolein Briër (rond haar ..prestaties altijd bezongen), die haar leeftijd al minstens vijftien jaar onbestemd wenst te houden, is haar Leidse Balletschool kwijtge raakt aan haar voormalige partner Paul Hoogenboom, die drie jaar geleden voor het eerst Briërs flat betrad maar er nu de deur gesloten vindt. Marjolein en Paul konden vrij aardig met el kander opschieten; er werd een soort nestje gebouwd, en ook zakelijk kwamen beiden tot overeenstemming. Ach teraf beschouwd, had zowel het één als het ander niet .jnoeten gebeuren. Op geen enkel gebied waren ze voor elkaar bestemd. O jee nee. Het is nu louter narigheid, sinds Briër, met haar gefri seerde hoofdje in hoger sfe ren en kunstzinnig ver bo ven de wolken, haar handte kening onder een overeen komst plaatste. Ze zegt zich thans bevrijd te voelen, maar de nasleep van de affaire waarvan de uit zaaiing nog vrij onoverzich telijk is heeft wel geleid een ingrijpende ontluiste- in haar goede dagen arde Marjolein zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5