'rofessor I Oxenaar let brein ïchter ons oankgeld ,Joh, laat mij Atlanta nog even zien. (O- «I 31 in ar. ar ral er 're ar, lie li et la ;te e- ie 0- as s- TTERLIJK IEDEREEN IJGT MIJN WERK IN HANDEN" iWARLEM „Letterlijk iedereen krijgt mijn Sfcrk In handen, wat maar heel weinig mensen lillen kunnen zeggen en dat is heel leuk! Als ik jjieen dróevige stemming ben, kan ik me altijd |n beetje opkrikken door gauw iemand mijn litoonstelling te laten zien, want die ligt altijd Iplke winkel. Als de kassala opengaat, denk 3 kijk, daar ligt weer een aardige expositie, |p laatste werk! Alleen het briefje van dui- lid ontbreekt meestal en toch is dat het leuk- van allemaal, want daarop staat zelfs mijn iperafdruk. Het was heel aardig dat ik daarin flu iets heel persoonlijks kon achterlaten. Het eea beetje een handtekening van een ou- «rètse Indiaan, maar ik kan natuurlijk best rijven, daar niet van. Als je het niet weet, zie fit niet eens". bovenstaande woorden blijkt dat professor Oxenaar een man is die zijn vak met liefde efent. Hij is altijd grafisch ontwerper ge- st, maar geeft tevens in Delft les in de vak- i visuele overdracht, presentatietechnieken grafische vormgeving. Hij is adviseur van de f, die hij ook van ontwerpen voor postzegels rziet en wel als hoofd van de Dienst Estheti- 8 Vormgeving in Den Haag. In zijn hoeda- 1- leid van onafhankelijk ontwerper maakt hij h Jpdracht van de Nederlandsche Bank ont- il pen voor bankbiljetten. De hele serie die it menteel in omloop is, is van zijn hand. Geld i. en woord met een magische klank, iets dat sreen in zijn zak heeft, dat dagelijks over de i. nbank gaat en waar uiterst nonchalant mee It gesprongen wordt. fi bankbiljetten worden niet bewust gehan- - rd. Daarom kan het voorkomen dat in half- stere kroegjes en onverlichte taxi's slecht lemaakte biljetten gewoon worden aangeno- Q, ook al zijn ze alleen maar aangekleurd in g richting van de originele kleur. Hoewel je in II oogopslag een briefje van tien of van hon- g d herkent zijn er maar weinig mensen die zo het blote hoofd kunnen zeggen wat voor ur een briefje van vijf heeft en wat er op at. Ook al een bewijs dat het zo'n normaal iruiksartikel is geworden dat je er niet meer "ust naar kijkt. toch bevat een bankbiljet een veelheid aan ails en zitten er zoveel trucjes in verwerkt I Iedere vervalser wel ergens struikelt. Sinds Chinezen in de middeleeuwen het papier- d uitvonden, is er niet één bankbiljet ge- ast dat niet vervalst of nagemaakt is. Daar- Is een van de eisen waaraan een nieuw ont- rp, zoals het onlangs uitgebrachte nieuwe ifje van honderd, moet voldoen dat het «ilijk na te maken moet zijn. Verder moet 'een kleur hebben die het duidelijk van de dere biljetten onderscheidt, zodat het goed denbaar is. Ook moet het sterk genoeg zijn i een langdurige circulatie onder de mensen ad te doorstaan. Hoe vaker biljetten gevou- i worden des te eerder ze versleten zijn. Ze •eten bijvoorbeeld ook kunnen rouleren in aken waar veemarkten zijn en waar ze dus [der vies worden dan in een stad. Elk bank- iat Is gemiddeld zo'n acht tot veertien maan- n In roulatie, voordat het terugkomt bij de derlandsche Bank. iderlandse figuren J kiezen van bekende vaderlandse figuren uit 1 boek „De erflaters der Beschaving" van Als hoofd van de Dienst Esthetische Vormgeving van de PTT heeft prof. Oxenaar ook bemoeienis met alle nieuwe postzegels die bij Joh. Enschedé worden gedrukt. Hier bekijkt hij een vel zegels met de beeldenaar van koningin Beatrix. Jan Romein is bewust gedaan om het namaken moeilijker te maken. Men ging ervan uit dat zo dra er geknoeid werd aan een bekend gezicht de mensen dat aan de uitdrukking ervan zou den zien. „Maar deze portretten hebben weinig herkenningswaarde meer voor de mensen", al dus prof. Oxenaar. „Niemand, behalve mensen die in schilderkunst geïnteresseerd zijn, weet nog hoe Frans Hals er uit zag. Voor de gemid delde Nederlander is het een stelletje volmaakt amorfe historische figuren. Vandaar dat de Ne derlandsche Bank heeft besloten om voor het nieuwe briefje van honderd een snip te kiezen. Want een vogel, zeker een die in Nederland veel voorkomt, heeft een veel grotere herken ningswaarde. Dat is dichterbij, familiaarder; daarbij kun je tegen het vaderlandse publiek gemakkelijker zeggen: Mensen u moet oplet ten, als bij die vogel ineens de snavel ont breekt, dan is er iets mis met het biljet!" Ook het watermerk bevat een snip, omdat vrij wel abstracte watermerken zoals dat van het briefje van 25,- en dat van 1000,- voor het publiek moeilijk te onthouden bleken. Boven dien biedt een vogel zeker niet minder techni sche mogelijkheden van grafiek, verfijning en lijnvoering dan een portret. Toch is het onzeker of op het volgende biljet weer een vogel wordt afgebeeld. In elk geval komt er op het briefje van 50,- waaraan Oxenaar bezig is geen vo gel, al is het nog geheim wat er dan wel op komt. Het ontwerp voor een bepaald bankbiljet wordt in overleg met de Nederlandsche Bank ge maakt. Er komen van alle kanten suggesties, er wordt eindeloos geëxperimenteerd en uiteinde lijk geven technische en praktische gronden de doorslag. Grofweg gezegd doet prof. Oxenaar twee tot drie jaar over een ontwerp, voor er een drukproef van gereed is. De Nederland sche Bank krijgt het auteursrecht ervan en de biljetten woren gedrukt door de firma Joh. En schedé en Zonen, sinds 1815 de enige drukke rij in Nederland waar bankbiljetten, postzegels, cheques en andere waardepapieren worden gedrukt. Het bedrijf staat in Haarlem, in de schaduw van de grote St.-Bavokerk. Een bezorgde Neder lander heeft hier naast de deurplaat de aante kening „Wel geld blijven maken" geplaatst. In het museum, waar van oudsher de bezoekers ontvangen worden, vertelt mr. H. W. Brandes temidden van een passende entourage van prachtige bankbiljetten over dit papieren geld. „De tijd dat een bepaald bankbiljet in gebruik blijft is bepalend voor het succes van het ont werp", legt hij uit. „De vorige serie van ontwer per Doeve kende ook een biljet van twintig gul den met het portret van Boerhaave. Dit biljet werd speciaal voor de staatsmijnen gemaakt omdat de loonadministratie van dit concern ge baseerd was op het magische getal twintig. Maar bij de rest van het publiek sloeg het to taal niet aan, dus is het later weer uit de roula tie gehaald". Hij vertelt verder, dat ook het briefje van vijf een heel eigen circulatiepatroon ging vertonen. „Niemand had erop gerekend dat winkeliers het zouden gaan beschouwen als kasgeld. De andere bankbiljetten gingen naar de nacht kluis, maar het briefje van vijf bleef bij de muntstukken in de kassa liggen. Een onder zoek toonde aan. dat het vijfje voortdurend plaatselijk bleef ronddraaien tot het volkomen versleten was, in plaats van zich over het hele land te verspreiden zoals ander papiergeld. Het ziet er door het vele gebruik dan ook het vieste uit en moet al veel eerder vervangen worden". Hoofdmotief Alle details die op een bankbiljet te zien zijn houden met elkaar verband. Wie een briefje van vijf voor zich neemt ziet daarop het hoofd van Joost van den Vondel en dus is het geen toeval dat 't watermerk bestaat uit een inkt- stel. Tussen de geometrische figuren aan de achterzijde met als hoofdmotief de driehoek, valt nog een aantal restjes uit de oorspronkelij ke gravure van de schouwburg te onderschei den: een soort coulisse-achtigheden in de vorm van een stukje poort, een flardje van een bal kon en dergelijke als herinnering aan het decor van de eerste voorstelling van Gijsbrecht van Amstel. Er staat zelfs een dichtregel op. Het hoofdmotief bij het tientje is een ellips, bij 25,- een sinusvorm, een cirkel voor het brief je van honderd en een vierhoek bij het dui zendje. Het tientje bevat het portret van Frans Hals, een man die getuige de enorme wallen onder zijn ogen hield van een ruig leven. Hij voert dan ook de hoorn des overvloeds in zijn watermerk mee. Op onze 25,- prijkt de af keurende blik van Jan Pietersz. Sweelinck. Dit overwegend rode biljet is bezaaid met muziek- golven, waar ook het watermerk uit bestaat. Compleet met kompasroos, kanonskogels en admiraalsvlag vult Michiel Adriaensz. de Ruyter het briefje van honderd. „In het briefje van dui zend ben ik in feite het verst gegaan", aldus Oxenaar. „Niet alleen dat mijn vingerafdruk er op prijkt, maar ik heb van de achterkant heel gecompliceerde figuren gemaakt met een soort Drostebus-effect, tot in het oneindige. Spinoza was uiteindelijk een nogal mathematische filo soof, dus kon ik me daar helemaal op uitle ven". Zowel de Nederlandsche Bank als ontwerper Oxenaar heeft zich uitvoerig bezig gehouden met de druk van de bankbiljetten. Op het nieu we biljet van 100,- is de tekst vrijer in het ge heel geplaatst, zodat het beter voelbaar is voor visueel gehandicapte mensen. Elk bankbiljet bevat een aantal voeltekens, waaraan ze hou vast hebben. Verder heeft het briefje van vijf een andere lengte dan het tientje, dat weer kleiner is dan het briefje van 25,- enzovoort. Alle biljetten zijn wel even hoog. Hoewel de let ter- en cijferopdruk bij nieuwe biljetten nog duidelijk voelbaar zijn, slijten ze in het gebruik snel. De Blindenbond vindt dan ook dat het probleem nog lang niet opgelost is. Mensen die blind geboren zijn hebben met 't huidige sys- steem geen mQeite, maar mensen die pas op latere leeftijd het gezichtsvermogen verloren hebben, voelen het geringe reliëf van de letters en voelstippen minder goed aan. Dominante kleuren Professor Oxenaar heeft voor zijn serie bank biljetten dominante kleuren gekozen die moei lijk na te maken zijn: groen voor 5,-, blauw voor een tientje, rood voor een briefje van 25,-, bruin voor een honderdje en blauw groen voor een duizendje. „De kleur was heel belangrijk omdat je uit een stapeltje bankbiljet ten feilloos een tientje moet kunnen kiezen", legt de ontwerper uit, „dus heb ik nagegaan wat het gewenningspatroon van het Nederland se publiek is. Eerst dacht ik dat het te maken had met het spraakgebruik: een geeltje of een rooie rug, maar dat bleek heel plaatselijk te zijn en lang niet iedereen aan te spreken. Toen heb ik nagegaan wat voor kleur die biljetten door de eeuwen heen gehad hebben. De Nederland sche Bank bewaart exemplaren van alle biljet ten, dus kon ik ze goed vergelijken. En toen bleek de hoofdkleur van bijvoorbeeld een tien tje toch altijd blauw geweest te zijn. Dus dacht ik: nou dat laat ik dan zo, dat versterk ik dan alleen". Het watermerk zit in het papier in plaats van er op gedrukt, zoals de rest. Het is opgebouwd uit grijstinten. Na een ingewikkelde voorbereiding worden deze merken in gazen geperst waarop de papierpap van vezels en water indikt tot pa pier. De hoogteverschillen in de gazen veroor zaken plaatselijke verdikkingen en verdunnin gen. Het watermerk zit in het onbedrukte deel van het biljet en wordt duidelijk zichtbaar als het tegen het licht gehouden wordt. Overigens wordt er ook papier van een speciale samen stelling gebruikt en inkt volgens een eigen ge heim recept. De ingewikkelde patronen worden gemaakt met een guillocheermachine. Het grappige is dat deze patronen oorspronkelijk bedacht zijn om de binnen- en buitenkant van horloges te versieren en dat men voor de eer ste bankbiljetten zelfs een rand van grillig ge rangschikte muzieknoten en balken gebruikt heeft. Elk biljet wordt, als het klaar is, met het blote oog én elektronisch gecontroleerd. Links op de achterkant zit een soort technisch controlepa neeltje met paskruisjes en lijntjes. Daaraan kunnen de toleranties van het biljet afgelezen worden. Alles wordt minutieus gecontroleerd op kwaliteit en fouten. Zelfs het kleinste foutje is aanleiding het biljet te vervangen door een gaaf exemplaar. Pas als de Nederlandsche Bank ze uitgeeft hebben ze geldswaarde; tot dat tijdstip worden ze door de werknemers van de firma Enschedé beschouwd als hoogwaardig drukwerk. Toch geeft Brandes toe dat het wennen is da gelijks met zoveel geld te werken. „Toen ik hier zelf pas werkte had ik ook de neiging om een vel te willen redden als het van de grijpers vloog. Dan dacht ik toch even: zomaar 2400,- naar de haaien! Daar moesten de drukkers hard om lachen. Als je je elke dag zou realiseren dat je een nieuwe auto in handen houdt, zou je er aan onderdoor gaan! Je krijgt in restaurants waar ze je kennen toch al gauw de geijkte grapjes van: U hebt de pers vandaag zeker voor uzelf laten draaien!". Bij het bedrijf zijn overigens voortdurend men sen bezig te proberen de bankbiljetten na te maken. Men gaat ervan uit dat wanneer het hun lukt het anderen ook zou kunnen lukken. Ondertussen draaien de persen door en produ ceren vrijwel volmaakte biljetten. Dr. J. Zijlstra, de president van de Nederlandsche Bank, zei bij de herdenking van het 275-jarig bestaan van de firma Enschedé: „Het laten draaien van de bankbiljettenpers is een populaire, zij het niet geheel exacte beschrijving van het inflatie probleem!" en die man kan het weten! CORRY VIS AMSTELVEEN Enigszins onderuit gezakt zitten een stuk of ze ven piloten quasi onverschillig achter de tafeltjes in een verdon kerde ruimte van het KLM-hoofdkantoor in Amstelveen. Uit de luidsprekers voor in het zaaltje klinkt een damesstem: „U gaat zo meteen de langste nonstop-vlucht uit de dienstregeling van de KLM meemaken. Amsterdam-Los Angeles, een afstand van 8960 kilometer. De vliegtijd bedraagt elf uur en twintig minuten Op het scherm verschijnt de eerste van enkele tientallen dia's. „De grote kromme lijn, die we tussen Amsterdam en Los Ange les zullen vliegen, bereikt zijn meest noordelijke punt, de Vertex, op vierenzestig graden en vijfendertig minuten noorderbreedte en zevenenveertig graden en zeventien minuten westerlengte. Natuurlijk zullen we deze lijn op onze vluchten nooit precies kun nen aanhouden. Over het algemeen zullen we wat noordelijker vliegen als gevolg van zwakkere winden We vliegen via de Faroe-eilanden over IJsland, Groenland, Baf- fin-eiland in het noordoosten van Canada, over de stad Edmon ton, Spokane in de Amerikaanse staat Idaho en dan richting Ca- llfornië. Onderweg krijgen we, precies als tijdens een echte vlucht, informatie over de te vliegen route, over het weer op het traject en bij aankomst in Los Angeles. Door de luidsprekers in het'kleine zaaltje schettert de levensechte communicatie zoals die zich gewoonlijk afspeelt tussen de cockpitbemanning en de verschillende grondstations die onderweg worden gepasseerd. Dan naderen we het vliegveld van Los Angeles. Op elke volgende dia komt de landingsbaan een beetje dichterbij. Na een uurtje is de voorstelling afgelopen, gaat het licht aan en kunnen de heren piloten weer terug naar moeder de vrouw. „Joh, laat mij nog even Atlanta zien, daar moet ik volgende week naar toe", vraagt een van de aanwezige piloten aan de heer G. J. Heinen, hoofd van de Route Clearance Unit, de afdeling van de KLM die de dia-presentatie verzorgt. Geen van de vliegers in het filmzaaltje is kortgeleden nog in Los Angeles geweest, sommigen hebben er nog nooit een voet aan de grond gezet. Maar na dat uurtje dia's kijken mogen ze wat de Rijks Luchtvaart Dienst betreft de Boeing 747 met bijna 400 pas sagiers aan boord de grote plas en het Noord-Amerikaanse con tinent oversteken. Voor de verschillende bestemmingen elders in de wereld geldt eenzelfde procedure. Simpel Als leek zit je toch wat gek aan te kijken tegen deze ogenschijn lijk wat simpele benadering, waarmee de KLM haar piloten de lucht instuurt en hun het lot van enige honderden Met het vertonen van diaseries kan in kor te tijd een enorme hoeveelheid informatie worden overgebracht. Toch valt het al lemaal best mee. „De werkgever, de Rijks Lucht vaart Dienst, vindt dit een uit stekende manier van training. En die jongens van de RLD zijn echt niet op hun ach terhoofd geval len", aldus de heer Heinen. „Vergeet niet dat het stuk voor stuk ervaren ke rels zijn die zo'n machine veilig naar een bestem ming moeten brengen. Met hetzelfde gemak, als waarmee wij in onze auto naar een nog onbekend vakantie-oord ergens in Zuid- Frankrijk rijden, vliegen zij naar allerlei landen. Kijk, als je op een autoweg op een gegeven moment fout zit, kun je altijd nog terug rijden. Dat kunnen zij in de lucht natuurlijk niet. En om hen tijdig vertrouwd te maken met de route die ze moeten vliegen en wat ze onderweg kunnen tegenkomen daarvoor zijn die audio- visuals (dia-presentaties met geluid)". Ins en outs „Ik kan me wel voorstellen dat zo'n audio-visual inderdaad wat schamel overkomt", aldus Heinen, „maar vergeet niet, voor de piloten die hier komen is het fenomeen vliegveld een bekend ge geven. Wat we hier doen is hun de ins en outs van een bepaald vliegveld en bepaalde specifieke kernmerken van de route laten zien én horen. Op deze manier kunnen we in een korte tijd een enorme hoeveelheid informatie overbrengen. Precies de hoeveel heid die ze nodig hebben. Niet te weinig, maar ook niet te veel". De Route Clearance Unit van de heer Heinen beschikt over een groot aantal diaseries: 16 van Europese routes, 7 voor het nabije en Verre Oosten, 3 voor Afrika, 5 voor de midden-Atlantische vluchten (Mexico, Aruba, Curagao e.d.), 2 voor Zuid-Amerika, 11 voor Noord-Amerika en 1 voor de Noordpool. In lengte lopen ze uiteen van een half uur tot twee uur. Elke diaserie geeft de nood zakelijke informatie over de route die wordt gevlogen, de wijze waarop het vliegveld wordt aangevlogen, de landing en de proce dure tijdens de start op het betrokken vliegveld. Besparing Door het gebruik van audio-visuele middelen bespaart de KLM jaarlijks ongeveer 3,5 miljoen gulden. Want er hoeven bijvoor beeld veel minder oefenvluchten te worden gemaakt, de vlucht- nabootsers hoeven niet meer te worden gebruikt om het aanvlie gen op een bepaald vliegveld te oefenen. Instructie door middel van dia's blijkt zelfs beter te werken dan enigerlei andere manier van theoretisch vluchtonderricht. Dat de dia-presentaties die de KLM gebruikt voor het vergroten van de routekennis uitstekend zijn, bewijst wel het feit dat onze nationale luchtvaart maatschappij ze ook in het buitenland grif kwijt raakt. Zo maken bijvoorbeeld ook Middle East Airlines, Panam en Saoudi and South Africa Airlines gebruik van de se ries. „Ik durf zonder meer te stellen", aldus de heer Heinen, „dat we mede door die diaseries een redelijk hoge veiligheid in het vlie gen hebben bereikt in de tien jaren dat we ermee bezig zijn. Wat mij betreft kun je het een uniek systeem noemen". Do vluchtnabootaoro plaatoen de piloten weliswaar nog eteedo voor alterlei mogelijke en onmogelijke situaties, maar met het aanvliegen op een bepaald vliegveld en het behandelen van vliegroutes bemoeien de nabootsers zich niet meer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 23