Milieu
vervuiling
in onze
taal
FOREL WORDT
VETGEMEST
IN
VOORMALIGE
OLIE
TANKER
MEN VERDUFT EN VERSUFT...
trlnidaf
BRESKENS Schipper A. Walhout uit
Breskens denkt niet meer aan de zeevis
serij. Zijn 33 meter lange viskotter heeft hij
al enige tijd geleden verkocht. Hij heeft
zich voorgoed toegelegd op de kweek of
wel het mesten van regenboogforellen.
Zalmforellen is de handelsnaam en daar
om wordt er ook wel van zalmkwekerij ge
sproken. Niet van het prille ei-stadium af
maar pas als de vissen zo'n drie maanden
oud zijn, worden ze aan de kweker toever
trouwd. Taohtig gram wegen ze dan. „We
zijn dan ook eigenlijk geen kwekerij maar
een mesterij", verduidelijkt Walhout.
Zonder overgangsperiode worden de drie
maanden oude vissen abrupt van het zoe
te water in het zoute Westerscheldewater
losgelaten. Uiteraard wil de vismester ze
daar te gelegener tijd weer uit halen ook.
En daarom wordt de vis in een speciaal
daartoe ingericht schip slechts beperkte
bewegingsvrijheid gelaten. Dat schip is de
40 jaar oude Belgische „Furka", een ri
viertankschip van 72 meter lang en ruim
acht meter breed. Met een inhoud van on
geveer 10.000 kubieke meter goed voor
een produktie van zo'n 25 ton vis per jaar.
Volgens Walhout is er een goede boter
ham in het vismesten te verdienen. „Als
de Nederlandse consument van een regel
matige aanvoer verzekerd is, zal hij er on
getwijfeld de smaak van te pakken krijgen.
Het zou daarom goed zijn als deze nieuwe
bedrijfstak een bredere belangstelling
kreeg. Niet alleen van het ministerie maar
ook van ondernemende vissers die de om
schakeling aandurven. In smaak zeer sterk
gelijkende op die van de „luxe" zalm zal
de vis als een uitstekende vervanger
dienst kunnen doen. De zoutwaterforel is
lekkerder dan tong en nog de helft goed
koper ook", aldus Walhout.
Goudvis
De nieuwe schipper van de „Furka" is be
paald optimistisch over de toekomst.
„Tenslotte was er dertig jaar geleden ook
geen markt voor de tong", zegt hij, „ter
wijl er nu ruim twintig gulden per kilo voor
wordt betaald. De schertsnaam „goudvis"
is voor de tong dan ook wel op zijn plaats.
De zalmforel heeft de tijd mee nu in Ne
derland het „koude buffetje" een steeds
grotere plaats gaat innemen".
Eventuele tegenslagen bij de „nieuwe ma
nier van vissen" horen volgens Walhout bij
de aanloopperiode waarin altijd een aantal
kinderziektes overwonnen moet worden.
Hoewel elders in de wereld al sinds dertig
jaar met succes forel wordt vetgemest, zijn
er toch nergens vergelijkbare situaties te
vinden. „Een voorrecht is natuurlijk dat ik
als voorzitter van de afdeling kottervissers
van de Zeeuwse Visserij Belangen (ZEVI-
BEL) veel meer vakliteratuur onder ogen
krijg dan de doorsnee visser".
Zo is het plan gerijpt en met het rapport
van het Rijks Instituut voor Visserij Onder
zoek (RIVO) in de hand, ook uitgevoerd.
Walhout heeft een ligplaats in het vaarwa
ter langs de Hoofdplaat in de Westerschel-
de. Goed beschut tegen hoge winden ach
ter de zandplaat van de Hooge Platen. De
olie in de ruimen heeft plaats moeten ma
ken voor het water van de rivier, waarmee
de ruimen in open verbinding staan. Een
aantal gaten zorgt voor voldoende verver
sing en gaas houdt de vis binnenboord.
Voeding
's Winters staat het groeiproces van de fo
rellen stil, maar 's zomers verdubbelt hun
gewicht zich elke zes weken. De forel voelt
zich het lekkerst bij zestien graden celsius.
Het is een roofvis die in gevangenschap
echter ook genoegen neemt met „instant
voeding". Daarvoor wordt afvalvis ge
bruikt, verwerkt in hapklare brokken die
erg veel lijken op de biks voor varkens of
kalveren.
Walhout heeft in het begin nogal wat sterf
te onder zijn vis gehad door verkeerde
voeding en watervervuiling. De schade als
gevolg van te lage temperaturen kon ech
ter beperkt blijven, want door onmiddellijk
Invriezen blijft de vis voor consumptie ge
schikt. Van te hoge temperaturen zal deze
uit subtropische gebieden afkomstige vis
niet zo gauw last hebben. Toch ziet de
mester de temperatuur niet graag oplopen
tot boven de twintig graden. Forellen wor
den dan loom en produceren geen vlees
meer.
In ons land schommelt de temperatuur het
grootste deel van het jaar tussen de vijf en
de twintig graden. Daarom voelt de „zalm
vervanger" zich hier uitstekend thuis. In de
met water gevulde tanker heeft hij een lui
leventje. De sterk stromende Westerschel-
de zorgt voor juist voldoende verversing.
De doorlaat is met opzet beperkt gehoi
den. Het forellenleven vraagt daarom we
nig calorieën. Dat is de reden dat ze sn
vet worden. In anderhalf jaar kan een for
groeien tot zo'n drie vier kilo. w
De vissen worden gevoerd volgens vasl
tabellen. Walhout hanteert die nauwgez
uit vrees voor watervervuiling. Bij een ten
peratuur van bijvoorbeeld rond de 15 gr
den gaat er twee kilo voer per hondei
vissen in de ruimen. De „Furka" kan
zo'n 10.000 bergen.
Het is een experiment geworden dat 1
slaagd mag heten. Ondanks wat tegensli
gen laat de voormalige kottervisser zi<
optimistisch uit over de toekomst. Hij gt
waagt zelfs van uitbreidingsplannen. No
dit jaar hoopt hij een tweede schip in I
richten.
„In de zeevisserij zal altijd wel een bote
ham te verdienen blijven", aldus Walhof
Maar de steeds hoger stijgende olieprijzl
en meer behoefte aan sociale contapti
aan de wal hebben voor hem de doorsli
gegeven zijn nieuwe beroep te gaan uil
oefenen. Op 48-jarige leeftijd is hij „fort
lenboer" geworden. En het bevalt hei
best. OE BQÊ
Als iemand uit 1981 met be
hulp van een tijdmachine kon
worden teruggeplaatst in het
jaar 1931 en daar zou zeggen:
„Ik ben aangereden toen ik op
een zebra de Wagenstraat
overstak", zou hij waarschijn
lijk de verbaasde reactie krij
gen: „Aangereden op een ze
bra? Ik dacht dat zelfs ervaren
dierentemmers zo'n beest niet
konden berijden". Maar zou de
tijdmachine nog verder terug
spoelen. zeg: naar 1581, en
zou diezelfde iemand klagen:
„Ik ben aangereden door een
brommer", dan zou hij zeer
wel begrepen worden. Een
brommer was in die dagen im
mers de naam voor een houten
slee op eveneens houten rails
waarmee zware lasten over
straat werden vervoerd. Op die
manier komen en gaan woor
den of wisselen ze van beteke
nis. En logica valt er nauwelijks
in te ontdekken.
„Taal is niet logisch", stelt dr.
Jan Renkema, wetenschappe
lijk hoofdmedewerker aan de
letterenfaculteit van de Hoge
school te Tilburg en eindredac
teur van het blad „Onze Taal",
dat het orgaan is van het „Ge
nootschap Onze Taal". Dit ge
nootschap is 50 jaar oud ge
worden, hetgeen aanleiding
heeft gegeven tot het organise
ren van een congres onder de
noemer „Taal en Samenle
ving". Daarover straks meer.
Eerst de vraag aan Renkema
of onze taal inderdaad aan het
verloederen, aan het vervallen
is, zoals steeds vaker wordt
beweerd. Een getructe speler
bijvoorbeeld, een geblokte
balsportverslaggevers op
radio en televisie hebben er de
mond van vol, maar is het
goed Nederlands? Een geblok
te bal, wat zou dat anders kun
nen zijn dan een bal met blok
ken of blokjes erop? Wanneer
zo'n verslaggever een geblok
keerde bal bedoelt, waarom
gebruikt hij dat woord dan
niet?
Overhemd
„Je maakt bij dit voorbeeld de
fout dat je taal logisch bena
dert", onderbreekt Renkema.
„Taal is niet altijd logisch te
benaderen. Wat heb jij daar
aan? Een overhemd? O ja?
Draag je er een hemd onder?
Nee? Dan is het, logisch ge
sproken, ook geen overhemd.
Maar toch noem je het zo. Kijk,
als we voor elk ding apart een
woord moesten hebben, zou
het menselijk geheugen te
klein zijn. De Nederlandse taal
telt toch al naar schatting tus
sen de 3,5 miljoen en 5 miljoen
woorden. Dus gebruiken we
dezelfde woorden voor ver
schillende dingen. Uit het zins
verband blijkt dan wel welk
ding we bedoelen. Blok
ken het kan kinderspeel
goed betekenen, maar het is
ook een ander woord voor
hard studeren. Nou, waarom
zou het ook niet de betekenis
van tegenhouden, afstuiten
kunnen krijgen? Een geblokte
bal? Ik ben er op voorhand
niet tegen. Het is een nieuw
vorming waar ik pas nee tegen
breken over lange ij
Sinds de jaren zestig is er op veel scholen minder aandacht geweest voor de spelling
„Meester, is het: ik heb meer jeuk aan mijn been dan gisteren of als gisteren?"
zou zeggen als de luisteraar
niet zou begrijpen wat er pre
cies mee bedoeld werd. Talen
groeien voortdurend. Steeds
worden nieuwe dingen be
noemd met woorden die ont
leend zijn aan het bekende.
Neem het huidige begrip kra
ken. Dat is afkomstig van het
begrip „een kraak zetten" in
de zin van „een brandkast
openbreken". Maar het begrip
kraken daarin gaat weer terug
naar de tijd toen inbrekers een
houten deur moesten versplin
teren om bij hun buit te ko
men. Zo is het woord kraken
via versplinteren en openbre
ken geëvolueerd tot het gaan
wonen in een leegstaand huis
dat niet eens op slot geweest
hoeft te zijn".
Bovenstaand betoog maakt
duidelijk dat het jubilerende
Genootschap Onze Taal geen
gortdroog gezelschap van pu
risten en dogmatici is die in
stoffige folianten na zitten te
snuffelen wat er nu weer fout
gezegd of gespeld is. De doel
stelling luidt weliswaar „het
verantwoorde gebruik van de
Nederlandse taal te bevorde
ren en aan hen die haar ge
bruiken, meer begrip en kennis
daarvan bij te brengen", maar
dat gebeurt op een ruimharti
ge, milde manier. Bij de op
richting in 1931 lagen de zaken
even anders. Toen ging het
erom Duitse woorden en ger
manismen uit de Nederlandse
taal te weren. De achtergrond
was een politieke stellingname:
afwijzing van Hitier en het na-
tionaal-socialisme. Een goede
verontschuldiging, kortom,
voor het muggeziften en zout
op slakken leggen van die da
gen.
Maar sindsdien is het accent
steeds meer opgeschoven in
de richting van de pure liefheb
berij. Het genootschap maakt
dan ook een gezonde groei
door. Afgelopen jaar meldden
zich 1500 nieuwe leden; het
zijn er nu ruim 13.000. Taal
kundigen en schrijvers natuur
lijk, maar ook politici, ambte
naren, zakenlieden en bovenal
mensen die van de taal hun
hobby hebben gemaakt, onder
wie de laatste tijd opvallend
veel huisvrouwen. Belangrijk
ste podium is het verenigings
blad en daarin nemen de inge
zonden brieven weer een bij
zondere plaats in. Ze vormen
de spiegel van een maatschap
pij, dus taal, in beweging. De
vraag bijvoorbeeld: Wat moe
ten we boven een brief schrij
ven, nu L.S. te ouderwets is en
„Mijne Heren" niet meer kan
vanwege de vrouwenemanci
patie? Of: Wie helpt me aan
voorbeelden van uitdrukkingen
waarin het woord man is ver
vangen door mens, zoals men
senkracht, mens en paard noe
men, „door het vertrek van en
kele leden dreigt de commissie
onderbemensd te worden".
Leuk en aardig allemaal. Maar
er zijn ook bedenkelijke ont
wikkelingen. Tijdens het aan
staande jubileumcongres dat
meer inzicht bedoelt te geven
in de vraag hoe de taal functio
neert binnen de huidige sa
menleving, zal blijken dat daar
wat aan mankeert, denkt Ren
kema. Hij heeft zich met name
veel bezig gehouden met de
ambtenarentaal en is daar on
langs ook op gepromoveerd.
Samen met de toenmalige ka
mervoorzitter Vondeling her
schreef hij in 1975 de Troonre
de tot een begrijpelijk stuk.
Van zijn hand is ook de hand
leiding „Schrijfwijzer" voor
goed taalgebruik bij de over
heid. Hij weet waarover hij
praat. „De communicatiekloof
wordt steeds groter", zegt hij
naar aanleiding van het con
gres „Taal en Samenleving",
dat in november wordt gehou
den.
De interne communicatie tus
sen beroepsgroepen gaat nog
wel. Maar de communicatie
tussen verschillende groepen
geeft te denken. „Ik ben bang
dat dit tot vervreemding leidt.
Iemand die pas is afgestu
deerd, kan niet meer met een
boer praten over diens gewas
sen. Een slechte ontwikkeling".
Klare taal
De Stichting Ideële Reclame
heeft op het ogenblik een ad
vertentiecampagne lopen die
het gebruik van klare taal wil
bevorderen. Eén van de tek
sten:
„Onze relatie heeft zich zozeer
verdiept dat er mijnerzijds
sprake is van een sterk emo-
tioneel-affectieve lading".
„Wat bedoelt u?"
„Ik hou van je".
„Zeg dat dan meteen".
Dr. Jan Renkema, wiens advies
trouwens door SIRE is inge
wonnen, vindt het een prima
actie. De gooi-het-maar-in-
mijn-pet-prijs uit de Goed
Nieuws Show van Sonja Ba-
rends. Prima. We nemen twee
woorden bij de kop die in deze
dagen van kabinetsformatie en
economische crisis te pas en
te onpas worden gebruikt: af
concluderen en doemdenken.
„Jij denkt dat afconcluderen
geen goed Nederlands woord
Het jubileumcongres „Taal en samenleving"
wordt op 21 november gehouden in het Circus
gebouw te Scheveningen. Inleiders zijn kamer
voorzitter Dolman (taalgebruik in de politiek),
prol. Enschede (vaktaal en vertaling), bedrijfs
adviseur drs. Noordman (taalgebruik in de kleine
samenleving van het gezin, vereniging etc.) en
directeur Varenwijck van het Belgische persbu
reau Belga (de samenhangen tussen taalgebruik
in de kleine samenleving en de grote: de over
heid, het bestuur). Het Genootschap Onze Taal
is bereikbaar onder postbus 140, De Lier.
is? Dat werd binnen ons ge
nootschap ook wel gedacht,
totdat een lid liet weten: in be
paalde soorten rechtspraak
wordt gewerkt met het begrip
„voorlopig concluderen", dus
heb je het woordje „af" nodig
als je wilt aangeven dat je
„eindconclusie" bedoelt. En
doemdenken? Dat is een
prachtig voorbeeld van nieuw
vorming. Het oude woord
„doem" dat je alleen nog maar
terugvond in bepaalde vloe
ken, is erdoor tot nieuw leven
gewekt en heeft in de combi
natie met „denken" een heel
functioneel woord aan onze
taal toegevoegd. Het is een
verrijking".
Maar dit soort op zich voor
treffelijke woorden mag niet
leiden tot gemakzucht in het
gebruik en dat gebeurt volgens
dr. Jan Renkema. „Er wordt
tegenwoordig te veel en te snel
geschreven en in het openbaar
gesproken. Volgens sommigen
is dit een belangrijke oorzaak
van het feit dat onze taal aan
het vervallen is. Dat geloof ik
niet. Onze taal redt het heus
wel. Iets anders is dat onze
taal vervlakt door de woorden
stroom die sprekers en auteurs
over ons uitgieten zonder na te
denken. Het gebruik van cli
chés neemt toe. Je krijgt vul-
seltaal, sleurspraak. En het pu
bliek laat het over zich heen
gaan; men verduft en versuft.
Tegen dat klakkeloos aaneen
rijgen van modieuze begrippen
in de mening dat dan vanzelf
een interessant betoog ont
staat, zou veel harder moeten
worden opgetreden. Het is een
vorm van milieuvervuiling.
Maar een taalpolitie kan niet.
De mensen moeten dus de
vervuiling zelf bestrijden. Ze
moeten opstaan en zeggen:
beste mevrouw of meneer, ik
snap u niet".
De jeugd
De beheersing van de Neder
landse taal door de jeugd
nog een onderwerp dat veel
aanleiding tot klachten geeft.
De beheersing met name van
de spelling. Dr. Jan Renkema
blijkt er genuanceerder tegen
over te staan. „Ik geef toe dat
er sinds de jaren zestig op veel
scholen wat minder aandacht
is geweest voor de spelling.
Die is een beetje in het ver
domhoekje geraakt. Dat komt
enerzijds doordat we uiterlijke
vormkenmerken minder be
langrijk zijn gaan vinden.
Noem het een algemeen cul
tuurverschijnsel. Vroeger zou
den jij en ik hier tegenover el
kaar gezeten hebben met alle
bei een stropdas om. Nu draag
jij een open overhemd en ik
een T-shirtje en we vinden het
allebei best. Zo zijn we ook de
spelling minder belangrijk
gaan vinden. Als we maar be
grepen worden, is het best,
heeft de jeugd geleerd".
Anderzijds heeft volgens dr.
Jan Renkema de verzwaring
van het takenpakket dat de le
raren Nederlands op de schou
ders is gelegd, een rol ge
speeld. „Ik vind het dan ook
geen wonder dat de spelling er
wel eens bij inschiet. Zo'n le
raar denkt misschien: mijn
leerlingen mogen binnenkort,
als ze achttien zijn, naar de
stembus; het is dus belangrij
ker dat ik ze vertrouwd maak
met wat een kabinet of een
parlement is dan dat ik ze on
middellijk met twee d's en
twee I's leer spellen. Je hebt
best kans dat een jongere die
slecht spelt, een veel belang
wekkender verhaal kan vertel
len, een veel betere spreek
vaardigheid heeft dan vroeger
het geval zou zijn geweest,
toen hij zich het hoofd moest
Begrip voor het verschlj
spelfout. Maar de her en
heersende geest van
lemaal waaien; het is voii
de als ze je begrijpen",
Jan Renkema allerminst,
benadruk je de taal als
municatiemiddel en de
meer. De taal schept bij
beeld sociale grenzen.
Koekoek heeft indertijd
schien met zijn dialect sté
men gewonnen, maar in het|f>
gemeen zul je. als je plat pree
niet gemakkelijk geaccepteft
worden door een gezelscW
dat algemeen beschaafd Mil
derlands spreekt. Zo is het III
met de spelling. Je moetly
leerlingen wapenen tegen
eisen die de maatschai n
stelt, hoe je daar verder als ill
raar ook over denkt. Als zi
ter een sollicitatiebrief set
ven met een kapitale spel
erin en ze lopen daardoor
baan mis, is dat mede aan
te wijten".
Het taalboekje kan, kort
niet aan de kant. Maar ah
die nuancering waarin ze
het Genootschap Onze
sterk blijken te zijn. Offic
moet het „groter dan" i
niet „groter als". Officieel
je „hun" en niet „hen" een
brander gegeven. Officieel
je te zeggen: het bestuur
„zijn", niet „haar" besluitvi t
ming. Toch valt dit soort ferv
ten steeds meer te lezen en tl
beluisteren, tot op het hoog! n
niveau toe. Renkema:
moet je doen als taainormei
der, als iemand die norm d
probeert te vinden voor
antwoord taalgebruik?
spaart de kool en de geit.
denkt: het valt kennelijk
danks alle schoolmeesters i
te onderdrukken. Het is eige
lijk uit taai-historisch oogpu®
een heel interessante ontwibi
keling. Over enkele generatl
zijn dergelijke fouten misschi
helemaal geen fouten meer.,
balanceer je ermee op
grens van onverzorgd taalgn
bruik, maar die grens kan ru rs
tig verschuiven. Waarom nie
De uiterste grens is pas bere
als de communicatie erdt
zou vervagen, als er niet
naar je geluisterd zou wordi
als het gevolg zou zijn dajj
door anderen zou worden j
gewezen".
PIET SNOER