Het Leids Jaarboekje 1981 is weer een hele belevenis Leids Folkfestival wordt jaarlijkse muziekweek LEIDSE COURANT VRIJDAG 11 SEPTEMBER 1981 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. moest weieens wat gerepa reerd worden door werklie den. Maar er werd voor ge zorgd, dat niet altijd dezelfde lieden „aangetrokken" wer den. En mocht het gebeuren, dat per ongeluk iemand van buiten in het klooster ver zeild raakte, dan moesten de zusters als waren ze door een wesp gestoken bij el kaar in de kerk blijven. Eventueel zingend en bid dend. Terwijl de (gekozen) priorin en de rector de in dringer opspoorden en ver wijderden. Dat was nog voordat onze God een Vaste Burcht was. Die vaste burcht was vóór de reformatie het klooster. Ook Mariënpoel. Als een zeer speciale gunst was het toegestaan, dat er in de muur een venster werd ge maakt met nauwe en ijzeren tralies, waardoor de ouders van een zuster tweemaal per jaar naar hun dochter moch ten komen kijken. Eten of drinken met haar, was er niet bij. De wereld was wel in de buurt, maar kreeg in het klooster geen enkele kans. Der nonnen kleding: functioneel en eenvoudig. Twee overrokken en twee onderrokken mochten de dames bezitten; een mantel, een pels, twee hemden, een muts, kousen, doeken en sluiters. Mantels en mutsen van grof zwart laken, rok ken en kousen van wit la ken. Schoenen van zwart koeie- of schapeleer, evenals riemen en gordels. Geen goud of zilver. Het verhaal wordt nu tries ter: achtmaal per jaar moch ten de zusters hunne hoof den laten wassen en scheren; viermaal per jaar mochten zij zich doen aderlaten, waarna extra gegeten mocht worden. Ook door de zusters die zich niet hadden laten aderlaten en nog volop in hun bloed zaten. En dan mocht je ook allemaal in de tuin wandelen, na zo'n in greep. Iets huiselijker: na het luiden van de etensbel (een gewijde vorm van „het is voor de kok in de keuken geweest,,) snelden de zusters „on the double" naar de ref ter, de oudste eerst, na enig dringen. Tijdens het kouwen en slikken las een zuster voor, nadat ze eerst iets had mogen eten. Iedereen at wat de pot schafte en niemand maakte aanmerkingen op het eten. Zo. Die zusters toch. In de eetzaal, de slaapzaal (met bedden, die door schot ten van elkaar gescheiden waren), en in de kerk zweeg iedere zuster stil. Ze moch ten alleen kakelen of gillen bij brand of bij plotselinge ziekte. Het is allemaal eigen lijk nog veel mooier wat Ma rian in haar scriptie (geho noreerd door het Jaarboekje) te vertellen had. Duidelijke regels: „bij het lezen van het Evangelie staan wij zonder te leunen. Wanneer de glo- riose namen van Jezus en Maria uitgesproken worden, dan neigen wij waardig het hoofd; indien deze namen gezongen worden, neigen wij alleen het hoofd bij het zingen van de laatste letter grepen". Wij ik bedoel nu de roomsen, die tot 'nog toe de nivellerende furie heb ben meegemaakt en eventu eel doorstaan hebben dat nog aangevoeld. En omdat O.L.Heer daarbij moet heb ben geglimlacht, hebben we er afstand van kunnen ne men. Het kon ook wel min der, nietwaar Maar het was schoon. Er zat toch wel merg in die geloofsbeleving. Maar er moet zo nu en dan wor den adergelaten. Tot zover het kloosterleven in de middeleeuwen. Er is veel meer over verteld in het Jaarboekje, maar de op gewekte interesse kan be vredigd worden door zo'n Boekje te kopen, of, liever, door lid te worden van de Vereniging ad 25 gulden aan contributie per jaar. Geen weggegooid geld. Lees maar eens over zusters „die gestraft werden bij het over treden van de regels". Dat is iets, waar je alleen nog maar „privé" over kunt lezen. Als je fout was, kreeg je op z'n minst een psalm op je boter ham met zemelen, of slagen in je hals. Christus sloeg er in de tempel ook op los, moet je maar denken. Ma rian is overigens wel tot de conclusie gekomen, dat op Mariënpoel een „goede orde en tucht" heerste. Men leze zelf verder over „de overtredingen", waarbij een recalcitrante zuster, die niet gecorrigeerd wilde wor den, het habijt werd uitge trokken, waarna ze werd op gesloten. Sensatie. Ik moet ermee ophouden; de ruimte is gevuld. Het Leids Jaar boekje 1981 is nog veel meer waard. Men zal zich de vin gers aflikken bij het verhaal van Willemijn Fock over „Zilveren prijzen bij twee Leidse loterijen uit het begin van de 16e eeuw". Goktoes- tanden, jongens Daar zijn ook de "Portretten van de familie Van der Graft", ge schetst door oud-Leidenaar en voormalig beheerder van het Academisch Historisch Museum drs. Rudi Ekkart; en wat betekent niet Vier eeuwen bouwen in de Hor tus Ook het Dagelijks le ven van een Leidse lakenfa brikant wordt er uit de doe ken gedaan (drs. Ingrid Moerman van de Lakenhal); er wordt een wandeling door Leiden gemaak aan de hand van „Studenten en burgers", anno 1853, toen Beets al ge noeg studentenhaver geslikt had. „De Leidsche Melkin richting" is er ook bij, en mr. Annie Versprille, oud-archi varis van Leiden, schreef iets indringends over collega Charles Dozy, die rond 1900 tot aan z'n haren in de pa pieren zat. Natuurlijk is er meer, in het Boekje. Maar de auteurs allemaal opnoemen, zou ze nerveus kunnen ma ken. En dat mag de opzet van deze stad-tische bundel niet zijn. Houdt u het er maar op, dat ook dit Leids Jaarboekje wederom een hele belevenis, op 250 pagi na's, is. LEIDEN Het zegende Leidse Folkfestival staat lit jaar niet alleen, maar vormt le afsluiting en het hoogtepunt vin een geva rieerde 'Folkweelf. 'Leiden Leeft', de promotecommissie van de Sleutelstad, mede ver antwoordelijk voor de realise ring van het grootst muzikale gebeuren. Het is de bedoeling, dat de Folkweek eei jaarlijks terugkerend evenemtnt wordt. De Stichting Leids Filkfestival heeft wat betreft het eigenlijke festival, dat in de Stadsgehoor zaal wordt gehouden, gezorgd voor een uiterst aatlokkelijk programma. Het Leidse Folkfestival was een evenement, dat zich jaarlijks op één dag in het weekeindt afspeel de. 'Leiden Leeft' poogt dt Sleutel stad in het vervolg gedunnde een hele week 'Volksmuziekstad' te maken. Leiden Volksmuaekstad' is dan ook het motto van cfe week. Leiden is dit jaar van 12 toten met 19 september 'Volksmuzitkstad'. De bedoeling van de muzikale ma nifestatie is tevens om de fdkmu- ziek onder de mensen te biengen en om zoveel mogelijk, ook beval lig passerende luisteraars n het geheel te betrekken. Dat gtbeurt behalve op de vaste wal ook /anaf het water en vanzelfsprelewnd via de lucht, want die zal vanfolk- klanken doordrongen zijn. Vanaf 15 tot en met 19 september ligt een dekschuit afgemeerd tegenover de fontein aan de Vismarkt. Elke dag concerteert een andere folkgroep op het vaartuig. Althans, ijs en we der dienende. Want indien de weergoden het verwijlen op de dekschuit tot een riskante onder neming maken, nemen der musici hun toevlucht in een- muziektent, die in dat geval op het Stadhuis plein wordt neergezet. Ook de niet algemeen bekende folkgroepen krijgen de kans zich voor 'het gro te publiek' te presenteren. Aan vankelijk was het de bedoeling om de boot bij het Waaghoofd af te meren en om in de buurt een podi um voor toeschouwers te bouwen. De plotselinge restauratie van het Waaghoofd heeft echter roet in het eten gegooid. Ook een aantal Leidse café's en restaurants gaan zich actief met het folkgebeuren bemoeien. In de café's treden verscheidene inter nationale groepen op. In de restau rants is het mogelijk diners voor geschoteld te krijgen, zoals die ook geserveerd worden in het land waaruit de folklartiesten afkom stig zijn. Het eigenlijke zevende Leidse Folkfestival (jaarlijks georgani seerd door de Stichting Leids Folkfestival) begint zaterdag 19 september om half drie in de Stadsgehoorzaal en duurt tot om streeks middernacht. Onder meer treden op: 't Kliekske uit België, Sonerien Du uit Frankrijk, Kala- majka uit Hongarije, Iain Mackin tosh uit Schotland en de Neder landse groep Chimera. Voorts zijn groepen uit Nieuw Zeeland, Italië, Latijns-Amerika en Chili verte genwoordigd. Het is geenszins de bedoeling, dat de bezoekers van de stadsgehoorzal zich geruisloos op een harde houten zetel posteren om vervolgens negen uur achter elkaar ademloos naar de muziek te luisteren. In tegendeel. In alle za len spelen weer andere folkgroe pen en het publiek kan vrijelijk heen en weer wandelen. Daar naast kunnen de ledematen ge strekt worden door te participeren in de capriolen van de Utrechtse volksdansgroep Pieremachochel. Het Leidse folkgebeuren wordt via de radio uitgezonden. Zondag 20 en zaterdag 26 september worden twee twintig minuten durende uit zendingen over het festival uitge zonden. De vraag of tijdens het festival een rechtstreekse uitzen ding plaats zal hebben, kan nog niet met zekerheid beantwoord worden. Kaarten voor het festival 18 gulden) kunnen verkregen worden bij de VVV's in de regio en bij de theaterbespreekbureaus. De manifestatie 'Leiden Volksmu- ziekstad' begint zaterdag 12 sep tember om twaalf uur in de mid dag met een straatoptreden van de groep Kalamajka. De Haagse Hooglanders' veranderde van wandelvereniging in doedelzakkencorps. Het Trio Overlast geeft acte de présence. geen secretaresse bestond). Deze non-waard moest voor de voorraden in de kelder zorgen, maar de „siecwaard" bekommerde zich weer om de zieken, de „vesteriwaard" hield de kleren der zusters in orde, en de „armaria" oc cupeerde zich met de boe ken; dat ze redelijk in de band bleven, zonder ezelso ren, en terugvindbaar op het schap. De armaria kon daar toe op een laddertje klim men, en even het linkerbeen heffen, als het volumen met enige inspanning op z'n plaats teruggezet moest wor den. Zo had iedere zuster, delend in de goddelijke ge naden, wel wat om handen. Logisch: daar was ook de costerin, die de kerk en alle sacrale voorwerpen daarin schoonhield, en volgens schema vele malen per dag de klok moest luiden; de cantrix of sangster, die voor zong en ook bepaalde welke zusters moesten zingen. Die cantrix was een Ka, want ze gaf ook om de drommel aan als er sneller of langzamer gezongen moest worden, en ze vermaande in de Heer de genen die vals of verkeerd zongen; die er dus als het ware met de kap naar gooi den. Het lijkt wel een Aste- rix-verhaal, maar dan heel ingetogen. Marian Castenmiller consta teerde voorts, dat Mariën poel een „besloten" klooster was. Dat dank je de koe koek, want elk klooster was een claustrum: eenmaal erin en je kwam er niet meer uit. Ja, als er brand was, dan wel; bij ernstige ziekte kon je ook nog wel de poort uit, of als het klooster aangeval len werd door moordenaars zoals Spanjaarden of geu zen. Of met speciale toe stemming. Verder leek het klooster onder quarantaine te liggen: slechts weinig lie den, die er feitelijk niets te maken hadden, mochten erin. Hooguit heer bisschop, de oudste prelaat, de vorst of vorstinne of vrouwe van het land, de stichter van het convent, de visiteurs en de rector werden er toegelaten. En dan moesten de leden van het toezichthoudend team altijd aanwezig zijn, als zo'n zuster bezoek ontving. En de overige zusters moch ten dan niet door het kloos ter dwalen, maar bij elkaar blijven in de kerk of in het kapittelhuis, totdat de gasten weer vertrokken waren. En mondje toe; alleen de priorin., mocht met de bezoekers' spreken. En je had ook de soms nood zakelijke arbeiders hè. Er 't Kliekske gebroederlijk bijeen. De burgemeester van Lei den is altijd nummer één om het eerste exemplaar in ont vangst te nemen, maar daar na haast ik me om het ter hand te nemen en erin te gaan bladeren. Telkenmale zien velen uit naar het ver schijnen van het Leids Jaar boekje, het onderhoudende geschrift voor geschiedenis en oudheidkunde van Lei den en omstreken. Vaak boeiende lectuur bevattend en steeds voorzien van een verrassing, omdat je het nauwelijks voor mogelijk had gehouden. Neem nu het Jaarboekje 1981, het drieen- zeventigste deel in de be faamde reeks. Het minst overrompelend zijn het ver slag van de vereniging over 1980 en de jaarrekening met de baten en lasten, ofschoon er zowaar een overschot van bijna 5 mille is. Maar even verder vallen we eigenlijk dé direct al met onze neus in de boter. Daar is eten en smul len geblazen met „Het dage lijks leven in een midde leeuws klooster", een hoofd stuk van de hand van Ma rian Castenmiller, en geba seerd op een doctoraalscrip tie geschiedenis over het klooster Mariënpoel bij Lei den, 1428-1575. Dat belooft wat; laten we maar eens gaan kijken. Een nonnenklooster in het herfsttij der christelijke maatschappij, op de rand van een nieuwe tijd. Het laatste wat er van het kloos ter te vinden was, waren en kele gebouwen die in de 18e eeuw verdwenen. Archief en enige literatuur bleven bewaard. We beginnen in 1399, in Oudewater, waar een kleine gemeenschap van vrouwen volgens de regels van St. Frans leefde. Wo nend in het huis van een weldoener, heer Van Vliet, die misschien niet geheel volgens de ideeën van de heilige minderbroeder zijn lijd doorbracht. Dat weet niemand meer. Wel blijkt, dat de vrome vrouwen enige I i jaren later overstapten naar de regel van Augustinus, en zowaar breidden han bezit tingen zich langzaan uit. In 1423 beleefde het bisdom Utrecht woelige digen (te vuur en te zwaar! waren geen uitzondering) lond een dubbele bisschopsverkiezing met prioriteiten. Dit kreeg je toen al vele decemia lang op je boterham, ondat het de beheerders vin het Scheepje van Petris in de loop der eeuwen niö gelukt was om politiek en nachtsfi- guren buiten boord te hou den. De zusters dan besloten, te midden van zo veel onrust in die streken, wat rustiger vaaiwater op te zoeken en die mnden ze omtrent Lei den. Ook daar vielen de da mes biddend in de armen van een beschermheer, de goed; Boudijn van Swieten, wierc nakomelingen nog steed bijna jaarlijks reünië- ren. Boudijn was ook al met let oog op zijn toekom stige eeuwige zaligheid niet karig. Hij schonk de godviuchtige vrouwen een boerderij, „Podikenpoel" ge-' naarrd (dat moet aan de Rijnslurgerweg, in de omge ving van waar nu het Aca demisch ziekenhuis staat, ge weest zijn) en nog wat hui zen, 2$ morgen land en 3000 Philijpusschilden, wat heel wat dubbeltjes waren. De boerchrij werd op voorwaar de vin Boudijn (want hij wenste, omwille van zijn zie- lerust geen gemekker) een vrouvenklooster, dat Ma- riënptel, naar de Moeder maag!, genoemd werd. Bou dijn \an Swieten stichtte in 1431 iet klooster „ten eeu- wiger dage", maar in 1573 werd het door de rondtrek kend* Spanjaarden, toch reeds veelal door de jicht ge plaagd, verwoest. Waarop de 40 geprofeste zusters en 10 werk- of lekezusters als de vote maagden en nonnen re- gularissen, in feite op non- actief, binnen de stad Leiden hun toevlucht zochten zon der er verder nog een kloos ter te stichten. Maar nu dan dat dagelijks leven, de regels, voorschrif ten en organisatie binnen dit klooster dat deel uit maakte van een groep, welk collectief werd aangeduid met de naam „het Kapittel van Sion". Mariënpoel was dus een soort filiaal binnen de „Augustinusvereniging". Statuten, en voorschriften voor het luiden van de klok, alles onder toezicht van de rector (die priester moest zijn; waarschijnlijk werd hier en daar de hand gelicht met deze functie), de priorin, de subpriorin en de procura- trix. Die baden en mediteer den niet alleen, maar regi streerden ook de giften en bewaarden de sleutels en het zegel van Mariënpoel. Brie ven, die op het klooster kwamen, mochten alleen ge opend worden in aanwezig heid van dat toezichthou dend panel. Inmiddels droeg de rector de mis op en hoor de biecht, en hij lette op de naleving van de regels. In rechtszaken moest hij ook z'n mannetje staan. De procuratrix moest, behal ve een bruid van Christus, een gewijd maar vooral ge slepen vrouwtje zijn. Zij was belast met het ontvangen van renten en pachten, kocht (knijpend in de appe len en peren en lettend op het goudgeel der andijvie) de levensmiddelen aan de poort, en zorgde, zo religieus als mogelijk, voor het brou wen en bakken. Dan waren er vanzelfsprekend ook zus ters die aanrommelden in de huishouding. Neem nu, bij voorbeeld, de „reventer- waard" (we herkennen de refter, eetzaal, hierin), die de tafels moest dekken, het brood erop zetten en het wa ter in de kannen doen. Ze moest zorgen, dat de lakens en kannen gewassen wer den, want zo hygiënisch wa ren ze in de middeleeuwen ook wel weer. 's Winters moest ze het vuur en het licht (kaarsen) aanmaken. Dan de „kelrewaard" (waar din is een oneigenlijk toe voegsel van de moderne tijd, net zo goed als er vroeger Voorlezing tijdens de maaltijd (in een Clarissenklooster). Scène uit het leven van St. Humilitas, 1341. Conjunto Yaravi brengt muziek lit de Andes van Zuid-Amerika.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 5