Jacob de Groot slijt in Leiden zijn
jagen tussen stof, zaagsel en spinrag
1
Leiden in teken van
onderdrukking in
Latijns-Amerika
'fassenaarse strandtenthouder heeft geen reden tot klagen
'erder seismisch onderzoek westnederland
aar olie in Wassenaar
LEIDSE COURANT
WOENSDAG 9 SEPTEMBER 1981 PAGINA 5
^ET HEBBEN EN HOUEN VANEEN VAN DE LAATSTE STADSWAGENMAKERS
T
d
•ven, en het vak is er
iaal uit: de
maker. Veertig, dertig
•leden zag men ze nog
;arren voortduwen: de
•r (met één haal sloeg
scharnierende stang
en beng, daar vloog het
1 dicht zonder dat 's
>rs hand tussen bak en
1 kwam), de melkboer
e' 'n grote bussen met de
eL anen, de groenteman
'n uitpuilende kratten
ooi, de ijscoman die al
ouds diepweg vandaan
te en soms verdween
z'n hele arm in de
a :r; honderden keren
0 ag ging het dekseltje
'"en eraf. De heren
rs zijn vandaag
isch allemaal
loriseerd, hun karren
erdwenen en bijgezet
)i nostalgische
d nering. Ook de
x en die deze
(ekarren en wagens
ten zijn zo goed als uit
rbeidsproces gehaald,
nkele keer wordt zo'n
<ar nog gebruikt, maar
iet aantal
iuradressen is sterk
gelopen. Inderdaad, de
nmaker is een
ime vogel geworden.
iderland is er nog maar
andjevol van; Leiden
og slechts één
wagenmaker Jacob de
80 jaar, nu en dan
ijn uitzonderlijk
cht uitoefenend aan de
re» Varkenmarkt.
■nben nog de eenige in
'abn die een wiel kan
?l*n. Het is spijtig, maar
w.g. J. J. N. de Groot
chreef De Groot eens.
nauwelijks iemand die
In de voorkamer van De Groot pastels en foto's die
Jacob zeit gemaakt heeft
enige, echte en laatste
Leidse wagenmaker het
eerste exemplaar
aangeboden.
Op 80 bladzijden, met tekst,
9 kleuren- en 57 zwart-wit
foto's, wordt het verhaal van
de Rijtuig- en wagenmakerij
van Jacob de Groot verteld.
Markante ambachtslieden
zoals De Groot timmerden
dermate onopvallend aan de
weg, dat er bijna geen
documentatie over hun
bedrijf te vinden is. Het is
bijna een verstild instituut,
dat zichzelf overleefd heeft.
Neem, bijvoorbeeld, de
inventaris van De Groot: de
laatste vijftig jaar is er niets
veranderd. De
kunstenaar bij uitstek, maar
geen prater. Hij is zelfs
betrekkelijk schuw en
ontloopt de publiciteit.
Daarom alleen al is het een
prestatie van de Leidse
heren J. F. Heijbroek (met
tekst en uitleg) en C. R.
Mönnich (die de foto's
maakte) geweest, dat zij een
boek aan De Groot en zijn
nu bijna legendarische
ambacht gewijd hebben. Een
„document humain", een
hommage aan vergane
glorie: „Een bedrijf in beeld;
De Leidse wagenmaker".
Uitgegeven bij Terra,
Zutphen. Morgen krijgt de
prachtige ijskar van P. van der Pluim uit de Langestraat, omstreeks 1912.
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
wagenmakerij toont het
beeld van een verwaarloosd
museum, waar de tijd is
blijven stilstaan en waar de
oude meester nog een enkele
keer te vinden is; aan de
lintzaagmachine of de
trechterboor hanterend.
Daar staat ook nog de
vlakband, een
schaafmachine anno 1923,
waarop Johan Jacob
Nicolaas, door roekeloosheid,
een vingertop verloor.
Jacobs vader, J. J. de Groot
kwam in 1898 vanuit Den
Haag naar Leiden en begon
in 1905 aan de Oude Singel
een eigen bedrijfje. In 1913
werd de wagenmakerij op de
Oude Varkenmarkt 13
gevestigd. Zoon Jacob was,
jaren later, de enige van het
gezin die overbleef en de
zaak voortzette tot op de
huidige dag. Hij bepaalt zich
in dat grote „stilleven" nu
tot wat kleinere
herstelwerkzaamheden. Zo
slijt Jacob zijn dagen, in een
grootse entourage van dikke
lagen stof, zaagsel en
spinnewebben. Veel van dat
heerlijks, plekjes met een
grandioze ordelijke janboel
(Jacob weet alles bijna
blindelings te vinden), heeft
De Groot zelf voor de
geschiedenis vastgelegd,
want hij is een geestdriftig
en bekwaam amateur-
fotograaf. In zijn
slaapvertrek hangen aan de
muren, die de sporen van
talrijke lekkages vertonen,
familieportretten en een
aandoenlijke meisjesfoto van
koningin Wilhelmina.
Een opleiding tot
wagenmaker bestond in ons
land niet. Jacob leerde van
zijn vader de technische
kanten, die op een zwart
bord waren aangegeven. De
enige leidraad verder was de
„Handleiding voor den
wagenmaker", van Van der
Kloes en Van Helden, een
werk dat in 1907 verscheen.
Tot die tijd moest het vak uit
de praktijk geleerd worden.
Nog steeds haalt De Groot
zijn langzamerhand
zeldzaam geworden
houtsoorten bij vertrouwde
adressen, zoals Noordman
aan de Haagweg en Van den
Berg in Nieuwerbrug.
Vandaag nog fietst Jacob
heel wat kilometers af om
een geschikt stuk iepehout
te kunnen kopen. De
iepenziekte, een halve eeuw
her, heeft danig om zich
heen gegrepen. Tot het
einde van de vorige eeuw
bestond het
wagenmakersvak nog geheel
uit handwerk. Pas
omstreeks 1900 begonnen
verschillende wagenmakers
machines aan te schaffen om
aan de moordende
concurrentie het hoofd te
kunnen bieden. De Leidse
wagenmaker heeft vier
machines in zijn werkplaats:
de vlakband (die met grote
voorzichtigheid behandeld
moet worden, na geolied
langzaam op gang te zijn
gebracht), de lintzaag, de
houtdraaibank en de
boormachine. Een groot
assortiment gereedschappen
dateert voornamelijk van
ver vóór de Tweede
Wereldoorlog.
In het levensverhaal van de
wagenmaker past ook het
hoofdstuk de Wielmaker.
Immers het wiel is in de
wagenmakerij uit de aard
der zaak van essentieel
belang. Al eeuwenlang
wordt het op vrijwel
identieke manier in Europa
gemaakt. Pas met de intrede
van de machine zijn
bepaalde handelingen
versneld, maar de techniek
bleef nagenoeg ongewijzigd.
Het boek beschrijft de hele
wiel-procedure, die van
naaf, spaken en velgstukken
aan elkaar schijnt te hangen.
Het wiel begint zijn bestaan
op de houtdraaibank,
waarop de stam eerst zuiver
rond gemaakt moet worden.
Profiels worden gedraaid
naar het model van een
naaf. Met de draaiguts gaat
dat. Gaandeweg wordt de
schepping met spaken
voltooid, en de naaf kan dan
naar de smid die de
Detail van een verstoft stilleven.
naafbanden aanbrengt. Het
geheim van de smid wordt
even verderop bewaard: bij
Van Velzen, ook aan de
Oude Varkenmarkt.
Vooral omstreeks de Eerste
Wereldoorlog floreerde het
bedrijf. Er was veel werk te
doen ten dienste van de
vlakbij gelegen
Doelen kazerne. Niet alleen
kruiwagens, maar ook
paardewagens moesten voor
de kazerne gerepareerd
worden. Ook maakte vader
De Groot voor P. van der
Pluim uit de Langestraat
een schitterende ijskar, die
eruit zag als een rijdend
paleisje. Bij De Groot
kwamen talloze
groentebrikken,
bakkerskarren,
bakkruiwagens en wat voor
soorten karren en rijtuigen
ook vandaan. En dan
werden er ook veel ladders
gerepareerd.
Voordat in de dertiger jaren,
door de economische crisis
en het toenemend
gemotoriseerd wegverkeer,
de perspectieven voor de
wagenmakerij steeds
slechter werden, waren er
rond 1900, bij wijze van
hoogtepunt, nog ongeveer
30.000 handkarren in
Nederland. Sinds 1930
verhuurt De Groot
handkarren om de
teruggang in de
wagenmakerij enigszins op
te vangen. Er bestond in die
vooroorlogse jaren ook een
„Zwarte Lijst" die onder de
handkarrenverhuurders in
de regio circuleerde. Hierop
stonden de namen en
adressen van degenen die de
wagenhuur niet hadden
betaald.
Vóór de Tweede
Wereldoorlog bedroeg de
huur van een handkar een
dubbeltje per uur. Vandaag
is dat 5 gulden. Ook dit
verhuren is een aflopende
zaak; je kunt met de
handkar bijna geen kant
meer uit. Het aantal
overgebleven collega's van
De Groot is op de vingers
van slechts enkele handen te
tellen. Hier en daar op het
platteland vindt men er nog
wel eens één. De
stadswagenmakers evenwel
zijn vrijwel allemaal
uitgestorven. Eén van de
zeer weinige uitzonderingen
is het bijna ingeslapen
bedrijf van de tachtigjarige
Jacob de Groot.
„Een bedrijf in beeld De
Leidse wagenmaker".
Uitgeverij Terra Zutphen
bv.; verkoopprijs 29,50.
En zo verhulst in Leiden een student.
PRODUCEERT
1700 M3
OME PER DAG
I AAR/ASSEN
liet uitgesloten, dat
de aardlagen onder
van Wassenaar om-
voorraden aard-
linden. Hoewel in
£||ar al sinds jaar en
wordt opgepompt
«y>ijheid van boerde-
^ndel, acht de Neder-
Aardolie Maatschap-
M) het niet uitgeslo-
Izich voor de kust
ipers bevinden van
eld. Wassenaarders
lan ook geregeld
van de NAM op
nden kunnen aan-
die bezig zijn via
trillingen de
onderzoeken.
ïrshe i
tn te
De olieproduktie van de .ja
knikkers" in west-Nederland
(Berkel, De Lier, Monster,
Moerkapelle, Zoetermeer,
Pijnacker, Werkendam, Rijs
wijk, Wassenaar, IJsselmonde
en Ridderkerk) beloopt op het
ogenblik al rond de 1700 ku
bieke meter per dag. Samen
met de oliepompen in Schoon-
ebeek (Drenthe), die per dag
zo'n 2200 tot 2300 kubieke me
ter per dag oppompen, is dat
grofweg vijf procent van de
dagelijkse behoefte in Neder
land aan ruwe olie. In west-
Nederland is de produktie stij
gende.
Het seismisch onder
zoek vervult een belangrijke
rol bij de opsporing van de olie
in de diepere aardlagen. Door
kunstmatig opgewekte trillin
gen kunnen de mensen van de
NAM uitvinden of zich op een
bepaalde diepte poreuze aard
lagen bevinden.
Proefboring
Juist daarin kan olie of gas zit
ten. Voorwaarde is dan wel,
dat zich boven die poreuze
laag ook een niet-doorlaatbare
grondlaag bevindt. Pas als aan
die twee voorwaarden is vol
daan, loont het soms de moeite
om een proefboring op te zet
ten, hetgeen in 1956 in Wasse
naar is gebeurd. Wat Wasse
naar betreft is nog niet bekend
of een nieuwe proefboring
daar kans van slagen heeft.
Een woordvoerder van de
NAM: „Daar gaat nog wel
even wat tijd over heen. Eerst
moeten we weten hoe de
grond in elkaar zit". Het wordt
steeds aantrekkelijker om in
Nederland naar olie te boren
nu de aardolieprijzen zich de
laatste jaren in stijgende lijn
bevinden. Want de NAM-olie
wordt verkocht tegen „olie-
sjeik-prijzen". Die koppeling is
in het verleden in samenwer
king met de regering tot stand
gebracht.
LEIDEN Het samenwer
kingsverband LILA (Leiden
informeert zich over La-
tijns-Amerika) houdt deze
en volgende maand een
groot aantal culturele en po
litieke activiteiten over La-
tijns-Amerika. Hiermee wil
LILA informatie geven over
het dagelijks leven in La-
tijns-Amerika om de La
tijns-Amerikaanse cultuur
dichterbij te brengen. LILA
wil de Leidse bevolking ook
oproepen solidariteit te be
tuigen met de bevolking van
de landen in Zuid- en Mid
den Amerika. De gemeente
subsidieert het spektakel
met 10.000 gulden.
In LILA is een groot aantal
organisaties vertegenwoor
digd, die zich bezighouden met
de onderdrukking in Latijns-
Amerika, zoals de Chili-vrou-
wengroep, het Diakonaat Ver
af van de Leidse Studenten
Ekklesia, het El Salvador Co
mité, het Guatemala Komitee
en het Nicaragua Komitee.
Ook scholen en club- en
buurthuizen zijn bij de acties
betrokken. LILA vindt dat
Leiden met andere plaatsen in
Nederland meer druk moet
uitoefenen op de Nederlandse
regering „om de bevrijdings
bewegingen te erkennen, de
steun aan de dictatoriale regi
mes stop te zetten en om te
protesteren bij de Amerikaan
se regering tegen de militaire
interventie in Zuid-Amerika".
De solidariteitscampagne gaat
morgen van start, 's Avonds
om acht uur wordt een ten
toonstelling in de Waag geo
pend door burgemeester C.
Goekoop met litho's en teke
ningen van de kunstenaar Ca-
milo Minero uit El Salvador.
Op het programma staan ver
der een groot aantal films in
onder meer het Kijkhuis. Op
10 oktober wordt een straat
collecte gehouden. De slotma
nifestatie vindt plaats op zater
dag 10 oktober in de Stadsge
hoorzaal met onder meer op
treden van de muziekgroep
„Yaravi" en van de groep ..Be
roerd". Er zal ook een infor
matiemarkt zijn.
VREDEN AANDE SLA G
de
de!
tze tijd van economische malaise klaagt de
''nstand steen en been. Vooral onder de
u Jexploitanten zijn de klachten niet van de, al
jjfet zonnige, lucht. Weggespoelde strandpa-
*is, weinig of geen medewerking van ge-
■en en een slechte zomer, om maar enkele
iren in deze horecasector te noemen. Elk po-
geluid mag dan ook wel als een lichtpuntje
en beschouwd. Fred van der Kroft is met
'rouw Tini zo'n lichtpuntje, want hij heeft dit
\>el „goed gedraaid" met zijn tent aan het
naarse Slag.
ngbokaal
nil Kgt Fred, nu al weer tien jaar exploitant,
„Ik ben misschien gauw tevreden en anderen niet,
maar dit seizoen heb ik niet te klagen. Het hoog
seizoen was inderdaad iets minder, maar voor- en
naseizoen waren prima". Zijn Scheveningse colle
ga's beweren niet goed te draaien, maar het
schijnt Fred dus voor de wind te gaan. Is daar een
verklaring voor? „Redenen te over. Het strand is
hier rustig, de gemeente zorgt voor een schoon
strand en het viswater is hier uitstekend", meent
hij. Wat het laatste betreft: elk jaar looft Fred een
zogenaamde „Palingbokaal" uit aan degene die
dat jaar de meeste paling vangt Dit jaar gaat de
beker waarschijnlijk naar de „Jumbo" (de deelne
mers staan onder de naam van hun boot inge
schreven) met meer dan 350 palingen. En van de
beste kwaliteit volgens de insiders.
Toch is bet nog wel voor verbetering vatbaar,
vindt de Wassenaarse strandexploitant. „De ge
meente zou eens wat moeten doen aan sanitaire
voorzieningen op het strand. Als het erg druk is,
staan bij mijn strandtent de mensen soms twee
rijen dik voor de toiletten te wachten. Dat is toch
eigenlijk te gek om los te lopen.'". Fred wordt
weggeroepen voor een „patatje-mèt". Hij heeft
veel vaste klanten, zegt hij als hij z'n bestelling
heeft afgeleverd. Die komen voornamelijk van de
zeil- en surfvereniging die pal naast hem zijn ge
stationeerd Afgelopen weekeinde speelde de strijd
om de EK-titel Catamaran Nacra (zeilen) zich
recht vóór zijn tent af.
Vreugdevuren
Zolang de tent er staat, van half maart tot half
september, slaapt Fred met zijn gezin er ook. Dat
blijkt hard nodig, want er wordt gemiddeld één
maal per week ingebroken. Vooral in de tijd van
de examenfeesten is hij op zijn hoede, want de
jongelui, op zoek naar hout voor hun „vreugde
vuur", hebben het dan meestal op zijn strandstoe
len voorzien. Een grote herdershond helpt hem bij
zijn nachtwake: „Van slapen komt dan niet veel".
Dit soort vernielingen kan hij dus nog enigszins in
de hand houden, maar als in het voorjaar de zee
tekeer gaat, dan helpt nog geen kènnel herders
honden. Zo is de tent in maart 1980 door de storm
volledig weggevaagd, een schadepost van enkele
duizenden guldens. Een schade die op niemand
valt te verhalen, want stranttenten kunnen niet
worden verzekerd. Daarom is hij al enkele jaren
bezig om een vergunning voor een betonnen fun-
den verleend, echter op voorwaarde dat met het
afbreken van zijn tent in september ook de funde
ring weer verdwijnt „Dat is toch een onmogelijke
eis!", vindt Fred.
Wie er behoefte aan heeft, kan bij hem nog tot 15
september terecht. Niet alleen voor de zee en het
strand, maar ook om een tevreden exploitant te
zien. Daarna zit het er weer op voor dit jaar. Sa
men mét Frans Odijk die, gekscheert Fred, mèt de
inventaris is overgenomen, breekt hij de boel dan
weer af. Toch is Fred van der Kroft bij de kust
niet weg te slaan. In de winter wordt namelijk de
Haagse Duinwaterleiding zijn werkgever. Fred
helpt mee bij het planten van helm...