de tering El naar de nering J „Zoeken naar middel dat kwaal niet erger maakt" iwut rekker in na zen. I- Itje r izich en t Kees I. og i onts aar? aar bi voors I af b de blo De tijden zijn somber. De werkloosheid blijft stijgen. De lijsten met failliet verklaarde be drijven worden dagelijks langer. Het eind lijkt nog niet in zicht. Voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer hebben de politieke partijen allerlei oplossingen aangedragen die de werkloosheid tot aanvaardbare vormen moeten terugbrengen en onze economie weer gezond kunnen maken. Momenteel ver gaderen de politieke kopstukken over de formatie van een kabinet dat tot een van de mamm mtama belangrijkste taken de gezondmaking van het economisch leven zal hebben. wmmm Eten Molenaar Maar hoe moet dat? Matiging, wordt er ge- bhbb Ban roepen. Maar is het wel een oplossing om zo maar het mes in de lonen te zetten? Daarbij komt nog de vraag of de politici de econo misch meest wenselijke dan wel de politiek meest haalbare oplossing willen kiezen. Wij hebben acht bekende Nederlandse economen gevraagd hoe naar hun mening deze problemen zijn ontstaan en wat in hun ogen eraan gedaan moet worden. Zon der uitzondering stellen zij vast dat we hoe dan ook de tering naar de nering moe ten zetten. Of dat nu de burger is of de overheid. En ook staat voor hen vast dat het bedrijfsleven meer ruimte gegeven moet worden om winst te maken, want daarin zit een heel belangrijke bron van inkomsten waaruit de collectieve voorzie ningen betaald worden. Professor dr. A. Heertje belicht vooral de tegenwoordige mens, die weigert met onzekerheden te leven. Maar dat kan volgens hem niet. We zullen risico's moeten nemen willen we uit de problemen komen. In de zeven nog volgende afleveringen komen de economen Pen, Van Doorn, Van den Doel, Hartog, Schouten, Kuipers en Langman aan het woord. Professor dr. Arnold Heertje werd op 19 februari 1934 te Breda geboren. Op 22-jarige leeftijd slaagde hij cum laude voor zijn doctoraal examen economie. Vier jaar later promoveerde hij opnieuw met lof aan de universiteit van Amsterdam. Sinds 1964 is hij hoogleraar staatshuishoudkunde aan de juridische faculteit van de universiteit van Amsterdam. In de politiek waa hij actief als lid van de Provinciale Staten in Noord-Holland en hoofdbestuurslid van DS70. Sinds een paar jaar ia hij lid van de PvdA. DEN HAAG Men kan lang en men kan kort praten over een op lossing voor onze economische problemen, de meningen over de methoden blijven verdeeld. De po litici, de vakbonden, de werkge versorganisaties kijken naar hun achterban en geven vanuit de daar bestaande visie een mening. Voor economen ligt dat misschien wat anders, hoewel ook zij in vele gevallen een politieke kleur heb ben en die bij hun discussies niet verhelen. Daarnaast zijn er ver schillende theoretische economi sche modellen met evenzoveel aanhangers. En dat is in de dis cussie ook wel te merken. De Am sterdamse econoom professor dr. A. Heertje staat daar wat afstan delijk tegenover. Theorieën vindt hij mooi, maar het zijn voor hem geen dogma's. Afhankelijk van de kwaal moet je een middel zoeken en dan vooral niet vergeten wat de bijverschijnselen kunnen zijn. Want die kunnen uiteindelijk de kwaal nog wel eens erger maken. Volgens Heertje ontbreekt het in Nederland in feite aan één ding: het met risico's durven werken, het met onzekerheden durven leven. Dat moet in zijn ogen worden gestimu leerd zodat ons bedrijfsleven weer gezond wordt. Want daarop drijft toch nog altijd het grootste deel van onze sociale zekerheid. Heertje: „Hoe we ook discussiëren en hoe we het ook bekijken en van uit welke hoek je ook komt. naar mijn mening kan de uitkomst van alle discussies niet anders zijn. dan de mededeling dat de moeilijkhe den waarin we zitten te maken heb ben met het feit dat we eigenlijk niet het fundamentele gegeven aan vaarden. dat we sinds de zonde val in het paradijs te maken hebben met schaarste. Naar mijn gevoel komt het daar steeds weer op neer en dus is het ook vooral geen theoretisch, maar meer een praktisch politiek probleem. Elke keer blijkt weer dat we met z'n allen inkomens ontvangen die de pro- duktieve mogelijkheden te boven gaan. Het blijkt telkens weer, dat de overheid meer doet dan haar normale inkomsten toelaten en dat het bijzonder moeilijk is om die ba lans, tussen wensen en mogelijkhe den te herstellen". „Ik zou dit toch wel met grote na druk voorop willen stellen, want alle discussie over de verdere punten leidt eigenlijk de aandacht af van wat ik de hoofdvraag vind: Hoe or ganiseren we nu maatschappelijk met z'n allen dat we écht de tering naar de nering zetten?". „Ik dacht dat zo langzamerhand ook de bevolking nu wel inziet dat je zo echt niet langer kunt door gaan. Hoofdzaak is dat we met z'n allen wel begrijpen dat we een stap terug moeten doen, alleen het pro bleem is, hoe je dat doet? Hoe or ganiseren we dat?, hoe vermijden we het „na u"-effect? Hoe te ver mijden dat iedereen zegt: ik wil wel inleveren maar eerst moeten alle anderen hebben Ingeleverd? Al die economische theorieën als van Key nes en Friedman zijn voor mij geen absolute dogma's. Net als bij een arts zijn het middelen, waarbij je eerst kijkt welke ziekte er is en dan naar de passende middelen zoekt, oon ffi maar de bijverschijnselen niet uit het oog verliest!" Bestemming van de winst „Ik heb de neiging om sterk te kij ken naar de aanbodkant van het economische proces, dus naar de ondernemingen. Ook als men op politieke gronden bijvoorbeeld voor een expansie is van de collectieve uitgaven omdat men vindt dat ook individueel de welvaart van de men sen op den duur erg afhangt van wat er collectief mogelijk is, dan zeg ik „prima". Maar het blijft ook dan juist belangrijk dat die expan sie gezond wordt gefinancierd en dat die in hoge mate wordt gedra gen door een gezond bedrijfsleven. Ik heb dus altijd de ontwikkeling van de particuliere en private sector gezien als, laat ik maar zeggen „hand in hand kameraden", als complementair, niet als alternatief". „De ontwikkeling, die er nu is, illu streert dat ook. Men begint dat in te zien. Ook bijvoorbeeld in de Par tij van de Arbeid wordt nu de nood zaak van het maken van winst be seft. Ik heb altijd verkondigd ook In de Partij van de Arbeid dat men niet moet discussiëren over het maken van winst, maar over het bestemmen van winst. Dat is name lijk pas interessant: de discussie over de verdeling. Ik kan me voor stellen dat je accepteert dat er winst wordt gemaakt en zegt dat je niet wilt dat die winst voor 100 pro cent in de zakken van aandeelhou ders verdwijnt. Nou gebeurt dat toch al niet, want de helft gaat al naar de collectieve sectori" „Maar om die helft reële Inhoud te geven moet je wél zorgen dat er in derdaad een winstbedrag is. De helft van nul is nu eenmaal nog nul. Dat heb ik altijd het domme gevon den van het te keer gaan tegen het maken van winst. Terwijl notabene de collectieve sector er via de ven nootschapsbelasting ten dele van wordt gefinancierd. Dat is het hele dwaze. Je kunt praten over het be stemmen van de winst, dat kan ook in de ondernemingen zijn, ten be hoeve van milieu-vriendelijke tech nieken die je gaat invoeren. Dat is een volgend verhaal. Maar het ma ken van winst op zichzelf is belang rijk". Mobiliteit is belangrijk „Ik denk dat het in onze tijd héél erg belangrijk is dat je in de samen leving mensen in instituties hebt, die risico's nemen. Die wel willen le ven met de onzekerheid. Onze sa menleving dreigt namelijk kapot te gaan doordat de mensen voortdu rend proberen de fundamentele on zekerheid, die er in het leven is, uit de weg te gaan. Dat kan niet, dat is in strijd met de natuur. De dag van morgen is onzeker! En betekent dat dan dat de hele wereld instort? Dat dan de ondernemingen maar moe ten ophouden? Of betekent het ge woon dat er nieuwe mogelijkheden zijn, nieuwe ontwikkelingen en dat je daarin moet opereren?" „Ik geloof dat het werken met onze kerheid, met twijfel, met het nemen van risico's moet worden bevor derd. Daarvoor is ook het maken van winst nodig, om in een volgen de fase een buffer te hebben om ri sico te nemen. Het aanvaarden van risico's en het stimuleren van de bereidheid bij mensen om risico's te aanvaarden, dat is nodig. En dat geldt heel breed. Ook ten aanzien van de mobiliteit op de arbeids markt. Dat is ook een kwestie van: ga ik eens wat anders proberen of neem ik maar aan dat ik in een sa menleving leef, waarbij ik van de wieg tot het graf ben verzekerd en waarbij ik steeds op dezelfde plaats blijf zitten? Net zoals voetballen. Je moet om doelpunten te maken wel eens naar een andere plaats gaan. De mensen willen volgens een me chanisch boekje die bal in het doel krijgen. Dat lukt niet. Dat weet iede re voetballer". „Dat nemen van risico is op Zichzelf naar mijn gevoel sterk een gede centraliseerd proces. De samenle ving tendeert in de richting van ge decentraliseerde besluitvorming, dat is heel essentieel! Binnen grote ondernemingen decentraliseert het management zoveel mogelijk. Ook in de verhouding tussen overheid en particuliere sector moet de over heid in principe decentralisatie van de besluitvorming bevorderen, om dat de overheid niet zelf alle risico's kan nemen. Ze heeft namelijk niet de kennis om de draagwijdte van de risico's te overzien". „Dat betekent niet dat de overheid geen rol kan spelen in zo'n proces. Natuurlijk, de overheid kan bijvoor beeld de kleinere ondernemingen helpen met nieuwe technologieën. Dan kan die overheid proberen om middelen beschikbaar te stellen om de risicodrempel te overbruggen. De overheid kan ook globaal aan geven op welke immateriële punten men kan letten: het sparen van energie, of het opvoeren van de kwaliteit van de arbeid. Je moet niet denken dat de overheid van bovenaf zo'n proces in zijn geheel kan sturen en dat in die zin dus het herstel van onze economie moet komen van een centralistisch optre dende overheid, die het hele econo misch proces bestuurt". „Ik denk dat de papierwinkel, de bureaucratie die nu van Economi sche Zaken uitgaat, eigenlijk al te groot is. Wat dat betreft moeten we ook meer ruimte laten om risico's te nemen. Eigenlijk meer ruimte ook om op het gezicht te vallen. Je zou bijna kunnen zeggen dat we nu miljarden institutioneel en systema tisch over de balk gooien of eigen lijk in het water. Namelijk daar waar we eigenlijk zeker weten dat het wordt weggegooid in al die onder nemingen, die we proberen boven water te houden, op zogenaamde sociale gronden". „Dat is nou iets waar ik toch een groot vraagteken bijzet. Dat is dan ten behoeve van de werkgelegen heid. Maar ik vraag me wel eens af, wat voor soort werkgelegenheid ei genlijk? Is het moreel verantwoord te zeggen: ik hou een bedrijf drie maanden formeel met een paar mil joen in stand, maar is er echt werk? Ze zitten gewoon niks te doen. Is dat moreel verantwoord, is dat zin volle besteding, Is dat ook moreel aanvaardbaar tegenover die men sen? Ik heb dan de neiging om te zeggen: jongens, nuchter zijn, dit is echt afgelopen. Laten we met man en macht aan de slag gaan om te zorgen voor alternatieve werkgele genheid én alternatieve productie processen en laten we daar ons geld en onze arbeidskracht instop pen. Dat kost dan tijd, dat gaat met vertraging. Maar het is vaak onder druk van de omstandigheden als een soort doekje voor het bloeden dat men zegt: laten we dit gat nog even stoppen en nog even een paar maanden uitstellen. Maar ondertus sen maken we het steeds moeilijker om naar die alternatieve processen te kijken". „Natuurlijk als ik risico's neem of ik gooi geld in processen waarvan er van de tien maar vijf of vier of mis schien maar drie eigenlijk succesvol zijn, dan weet ik ook dat er geld wordt verspeeld. Dat hoort erbij. Dat kan niet anders, dat weet iede re ondernemer. Maar als hij hele maal niks doet, gaat hij eraan. Ik heb dus sterk de neiging om naar die ondernemingen te kijken, naar de rol van de technische ontwikke ling, en ook wat dat betreft eigenlijk optimistisch te zijn. En daarom sta ik een beetje buiten het debat over de theorieën van Friedman en Key nes". Hang naar 't immateriële „In mijn gedachtengang past dus bijvoorbeeld best dat de overheid in bepaalde sectoren gericht een expansief bestedingsbeleid voert. Bijvoorbeeld de micro-elektronica, waarbij de overheid nogal wat in vesteert om te zorgen dat Neder land niet een nóg grotere achter stand oploopt. Maar je kunt je best voorstellen dat de overheid ook wat minder optreedt hier en daar, wat minder centralistisch. Alleen de ge dachte dat het helemaal aan zich zelf wordt overgelaten, dat kan ook eenvoudig niet meer. Een stuk maatschappelijk historische ontwik keling is eenvoudig niet terug te schroeven, laat staan omkeerbaar te maken. Een tweede punt is ei genlijk fundamenteler: ik geloof dat je ziet dat voor de mensen, voor de samenleving naast de dingen die min of meer goed geregeld kunnen worden via het markt- en prijsme chanisme, dat daarnaast steeds meer immateriële dingen voor de mens van belang zijn. En dat zijn: de kwaliteit van de arbeid, het heb ben van werk op zichzelf, het mi lieu. de aard van de energiebron nen, de kwaliteit van het bestaan, de leefbaarheid, allemaal immate riële dingen die voor een belangrijk deel ook een economisch aspect vertonen waarvoor je toch offers moet brengen om daarin te voor zien". „Maar daarvoor geldt ook dat ze meestal niet in geld kunnen worden uitgedrukt, dat ze niet tot uitdruk- king kunnen worden gebracht via het markt- en prijsmechanisme. Als in een onderneming de arbeids vreugde van mensen nadelig wordt beïnvloed door een nieuwe tech niek, dan kunnen ze dat niet tot uit drukking brengen op de markt. Maar dat moet dan via de onderne mingsraad, of men moet naar de di rectie of voor mijn part zet men een actiegroep op met protesten bij de poort". „Ik meen juist dat die zaken in de komende jaren van belang zijn en dat de ontwikkeling van het pro- duktiepatroon, het produktieproces en de produktiemethode daar sterk door zal worden beïnvloed. En ik meen ook dat de ondernemingsge wijze produktie in beginsel het meest geschikt is om daar vorm aan te geven. Je kunt je dan voor stellen dat je dat centraal afdwingt. Maar ik geloof dat we vanuit de overheid gezien bescheiden moeten zijn. De overheid kan het aangeven, onderstrepen of zo, maar ik denk dat de publieke opinie in het proces van milieu of de humanisering van de arbeid minstens zo belangrijk is als factor als de overheid op zich". Noodzakelijk evenwicht „Wat ik eigenlijk wil beklemtonen Is dat in het kader van een globale aanduiding op basis van decentrali satie, je via het bedrijfsleven, dat ook van binnenuit sterker wordt ge oriënteerd op deze immateriële din gen, een vermaatschappelijking van de ondernemingen krijgt, waardoor onder meer het noodzakelijke even wicht tussen Immateriële dingen en het werken voor de markt, gehand haafd blijft". „Het moet namelijk wel ergens uit komen. En nu kom ik terug op de winstbestemming. Je moet winst hebben en als die er is kun je ook rcercle praten over het voorzien in al d^( immateriële dingen. Maar als Da winst weg is, vergeet ze dan maa[k n( die humanisering en milieuvriend^ de lijke technieken. De onderneming t kan dan niks anders doen dan htken hoofd boven water houden. Zodr^ b die winst er is, kunnen de werknfe|ukj mers zeggen, dat ze graag zien dr.. die winst wordt benut voor al dafc.h immateriële dingen. En ik meen 4v - de overheid zo'n proces kan beva-,. deren. Maar zij moet niet op«fA^ punt van de stoel gaan zitten zeggen: we zullen dat allemaal f even regelen. Want je kunt niet""andj afweging in Groningen over grc^ milieu en humanisering van de beid maken vanuit Den Haag t denken dat het dezelfde afweginji als in Amsterdam of Limburg", ïjbec „Wij kunnen wel uit onze prolraan men komen, uitgaande van het f -rt h€ dat we wat nuchterder zijn gewt Eur den en men meer beseft dat de §7g ring naar de nering moet wor<La 'e gezet, door toch een beroep anbf doen op de veerkracht die in de ore dernemingsgewijze produktie zit die te verzoenen is met allerlei pa op tieke wensen en accenten, die v n-ie de linkerkant komen. We moeten iep van het idee: links is anti-ondert^nde mingen en rechts is voor de ondijgge nemingen; het is geen gevecht v „de markt" tegen „de rest" of y b0l de particuliere tegen de collectie iton, sector. Dat is allemaal voorbij. orr station zijn we gepasseerd". er „Het gaat nu om het herstel. oep dan is het inderdaad „hand in ha c kameraden". Eenzijdige nation; oek satie is in dit verband volstrei va, dwaasheid. Het is een dwaashf pSC( uit te gaan van een hypothese pai die is interessant dat je in de 0m6 d derneming schurken en boev de aantreft, dat zij mensen zijn die f' gjr eigenbelang behartigen, win hem groei, continuïteit, en dat als I jUjd( daar niet goed gaat het overger# sch, men moet worden door de publie ette' sector omdat daar algemeen bi C|jC(. lang voorop staat. Men denkt d |ve dat politici en ambtenaren het algta meen belang behartigen. Maar d is volgens mij een volstrekte di y greden. Ik denk dat de mens gaan inzien dat het eigen belang &as zij het in wisselende uitwerking laar overal in de samenleving funcl leeft neert". n. d „Dat betekent niet eigen belang odé de zin van het spekken van de alle\ gen portemonnee maar een eii belang wordt bepaald door de p iorr tie die men inneemt. Als KI fepre voorzitter is van de vakbeweg Wers roept hij heel andere dingen dam <uit voorzitter van de VARA. Dat is o d én zo met politici en ambtenaren. I »n te wil je de wereld verbeteren d vei moet je daarvan uitgaan en ran $t in voorwaarden opleggen aan dat gheb drag, net zo goed als aan het g ijn i drag in de particuliere sector. Ma;-Na dat betekent dan ook dat het de b di ken,dat via nationalisatie een v< >rst< betering tot stand komt,een drogfoenl den is!" eid „Risico nemen, daar gaat het oijen Ook als je uitgaat van een econoit let sche groei in de komende jaren, k kunt je beter oriënteren op oet groei van twee procent en probere tij daarvoor dingen in gang te zette dan uitgaan van een pessimistiscl pei visie. Je moet een hoge doelstelli' >me kiezen, als iemand die in een b cht paalde tijd drie kilometer wil hartoe lopen. Die stelt een ambjtieit rd maar reëel haalbare tijd vast. Mi va schien net boven zijn kunnen. Ma cht dan kom je hoger uit dan wanne >me Je zegt: ik zie wel waar ik kom!" Ik „Optimisme is ook het risico nemf'. Ri dat het uiteindelijk niet lukt", aldrls Heertje. il m s

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 20