„Ik heb
gekozen
voor de
publieke
zaak"
.Vindt u me nou écht zo'n norse minister?'
MR. SCHOLTEN,
VICE-PRESIDENT
RAAD VAN STATE:
Het voeren van een gesprek met mr. Willem
Scholten, vice-president van de Raad van
State, draagt Iets van een schimmenspel In
zich. Weinigen zijn zo goed op de hoogte
met de diepste roerselen van ons
staatsbestel als hij, maar daarover praten Is
niet mogelijk. Dat Is een logisch gevolg van
de functie, legt hij uit. Zijn advies Inzake de
kabinetsformatie en de daaruit
voortvloeiende contacten met koningin
Beatrix zijn geheim. Daar waar het gesprek
onwillekeurig die aspecten raakt, zegt hij
vriendelijk doch beslist er niet op te kunnen
Ingaan, en wacht bereidwillig af welke
wending het onderhoud, dat ruim anderhalf
uur duurde, zal nemen. Het adviseurschap
van de Kroon Is een deel van zijn werk. Hij
zwaait ook de scepter over een Instituut,
dat de welbekende afdeling rechtspraak
voor het arob-beroep en de afdeling voor
de geschillen van bestuur voor het
Kroonberoep herbergt
Oordelen geeft hij evenmin. Hij omzeilt dat
zodra het gesprek die kant op gaat, of zegt
ronduit „door mijn functie" geen oordeel te
kunnen geven. Stipt en correct, tot het
uiterste. Wel bereid tot praten, maar meer
genoodzaakt tot zwijgen. Het bezorgde
hem, vooral In de tijd dat hij minister van
Defensie was In het nu demissionaire
kabinet Van Agt-Wlegel, typeringen als „de
oester van Den Haag". Anderen
kenschetsten hem als een „sfinx", als
Iemand „die nooit lacht en ongenaakbaar
Is". Toch zegt hij, verwijzend naar zijn
loopbaan en de talrijke functies die hij In de
loop der jaren bekleedde: „Ik heb altijd
gekozen voor de publieke zaak". Over hen
die hem dat etiket van starheid en zelfs
norslgheid opplakten, merkt hij glimlachend
op: „Ze kennen me niet" en doet in
bescheiden mate oprechte moeite dat aan
te tonen. Balanceren op de smalle rand van
wat nog wel te bepraten Is en wat niet. Een
poging tot een portret.
DEN HAAG „De functie van vice-president van
de Raad van State moet men niet In zo'n geheim
zinnig daglicht plaatsen. Ik gebruik zelf het woord
„onderkoning" dat Je altijd hoort, nooit; ik zal dat
ook nooit doen. Mijn voorganger, dr. Ruppert, nam
daar bij zijn afscheid vorig Jaar ook duidelijk af
stand van. Ik denk dat dat beeld ontstaan is door
wat In de grondwet staat. Daar staat dat de Raad
van State in een aantal uitzonderlijke gevallen,
waarvan niemand hoopt dat ze ooit voorkomen,
het koninklijk gezag kan waarnemen. De Raad
heeft dan bijvoorbeeld de bevoegdheid de Staten-
Generaal bijeen te roepen. En dat Is dan nog niet
eens mijn taak, maar een taak van de hele Raad".
„Je moet er geen exclusiviteit omheen hangen. In
de politiek heb Je natuurlijk meer directe contac
ten, je houdt als Kamerlid en minister overal In het
land spreekbeurten. Dat heb ik nu niet. Op zichzelf
Is dat Jammer. Daarom moet je erg veel lezen en In
de media opsnuiven wat er in het land leeft. Je
krijgt echt wel voldoende beeld. Je wordt In mijn
situatie alleen wat anders gevoed met Informatie
dan vroeger het geval was".
GRIEZELIG
De blokkade van de UC-fabriek In Almelo hoort
ook bij dat beeld. Een grote groep van anti-kerne
nergie betogers verhindert personeel het fabriek
sterrein op te gaan. Maar misschien Is de meer
derheid van de bevolking eigenlijk óók wel tegen
het gebruik van kernenergie, alleen niet ledereen
ketent zich In kettingen aan de hekken van de UC-
fabriek vast.
„Griezelige zaak om In een parlementaire demo
cratie te praten over meerderheden die In het volk
zouden leven als die gedachte niet In de plaats
waar die democratie zijn meningsvorming heeft,
tot uitdrukking komt. Dat Is de Staten-Generaal.
Uiterst gevaarlijke gedachtengangen. Ze worden
de laatste tientallen jaren sterker. Dat betreur ik".
Hij spreekt over „bedreiging van de democratie".
„Het hart van de democratie klopt op het Binnen
hof, daar komt de wil van het Nederlandse volk tot
uitdrukking", stelt hij met grote nadruk. En dan
met stemverheffing: „Dat is een grondregel. Kunt
u de meerderheid van het volk meten op dit punt?
Is dat een vraagstuk dat Je met een simpel voor of
tegen kunt afdoen? En als Je dat zou doen, heb je
dan een oordeel hoe het volk over dat vraagstuk
denkt?"
ONVREDE
Maar de onvrede en daarmee het aantal mensen
dat zich om een of andere reden door de overheid
onrechtvaardig behandeld voelt, neemt toe. De
Raad van State, dat wil zeggen de afdeling recht
spraak en de afdeling geschillen van bestuur, deed
vorig jaar ruim 11.000 zaken af tegen 7000 in het
|aar daarvoor. De burger, In de ruimste betekenis
van het woord, stond 11.000 maal oog In oog met
de overheid. En dan gaat het nog maar om een
deel van het administratieve recht (dat Is het recht,
dat de relatie tussen overheid en burger regelt). Is
onze rechtsbescherming dan toch niet het sum
mum?
„De samenleving wordt steeds ingewikkelder, er is
steeds meer regelgeving. Burgers komen de over
heid vaker tegen dan ooit. Aan de andere kant
leeft de burger in een veel opener samenleving. Hij
Is mondig geworden en vrijer om wat tegen de
overheid zeggen. Vroeger was gezagsaanvaarding
©en automatisme. Wat de overheid zegt zal ook
wel goed zijn, zei men dan. Die tijd Is voorbij. Maar
hoe ruim je de Inspraak ook maakt, het zal er nim
mer toe kunnen lelden dat er geen conflictsituaties
meer ontstaan. Met de administratieve recht
spraak zijn we al sinds de vorige eeuw bezig; die Is
doorlopend in ontwikkeling. Zeker, een schoon
heidsprijs verdient zij niet, omdat 't een nogal
brokkelig geheel is. Dat Is waar. Maar zoals met
zoveel dingen in het leven, kun je ook hier de situ
atie van dit moment niet los van het verleden be
oordelen. Het Is fout als Je dat wel doet. Maar nu
spreekt misschien mijn politieke achtergrond nog
een beetje mee".
VOLMONDIG
Dal zijn huidige functie hem toch béter bevalt dan
het ministerschap, beaamt hij zonder aarzelen met
een volmondig „Ja", maar laat er direct op volgen
nooit met tegenzin minister geweest te zijn.
„Beide functies hebben gemeen dat ze boeiend
zijn. Dat zegt Iets over mijn voorkeur het algemeen
belang te willen dienen en de publieke zaak. Dat
heb ik In mijn jonge jaren mogen doen als ambte
naar, daarna als lid van het parlement, vervolgens
als staatssecretaris van Financiën in het kabinet-
Biesheuvel, als gewoon lid van de Raad van State
en dat doe ik nu ook als vice-president. Dat aspect
trekt mij bijzonder aan. Een minister zit constant
midden in politieke strijd. De vice-president houdt
zich juist verre van politieke stellingnames".
FRONTLINIE
„Ik heb de tijd dat Ik minister was, heel plezierig
gevonden, maar ik heb ook altijd gezegd het poli
tieke handwerk niet tot mijn AOW te willen blijven
doen. In '76 nam ik bewust de beslissing na der
tien Jaar uit de politiek te stappen, uit de sfeer van
werken aan de frontlinie, om lid van de Raad van
State te worden. Twee Jaar later heb ik dat tijdelijk
teruggedraaid toen ik minister van defensie werd.
Nogmaals, een uiterst boelende post. Maar ik ben
ook blij en dankbaar dat Ik vorig Jaar, zij het in een
andere functie namelijk die van vice-president, het
werk In de Raad weer mocht oppakken".
HET SPIJT MIJ
Praten over zijn ministers-periode. Het was de tijd
waarin Nederland hem leerde kennen als een on
buigzaam man.
„Het spijt mij wanneer Ik als minister een beetje
norse Indruk gemaakt heb. Dat was bepaald niet
mijn bedoeling. Ik heb ook nooit gedacht: och Jon
gens wat een ellende, nu moet ik weer In de Ka
mer. Moeilijk was wei de nucleaire problematiek.
Als minister van Defensie kun Je niet over alle din
gen praten. Je hebt te maken met erg grote ver
antwoordelijkheden. Een heleboel zaken kun Je
niet In de openbaarheid bespreken; dat heeft ge
woon met de aard van de zaak te maken waarvoor
je staat en niets met een gebrek aan respect voor
de democratie. De ene mens reageert daar weer
anders op dan de ander. Ik ben van huls uit een
echte Saks. De mensen die mij al die kwalificaties
toedichtten, kennen me niet. Als ik over nucleaire
zaken In de Kamer sprak, over zulke Ingrijpende
zaken die mensen zo beroeren, dan voel ik er niet
voor er een of andere pretstemming van te maken
en In een zekere jolige sfeer een debat te gaan
voeren".
Dat er een sfeer van koele berekening en strategie
heerste, gelooft hij niet: „De zittingen die we in de
Kamer over de nucleaire problematiek gehad heb
ben, waren bepaald niet zonder emoties".
DIEPER
Maar waar komen dan die indrukken vandaan?
„Vraag het aan hen die zulke karakteristieken
schrijven", zegt hij aarzelend, en dan resoluut,
enigszins afstand nemend van zichzelf: „Dat heeft
misschien iets te maken en ook dat is een deel
van de persoon Willem Scholten met het feit
dat hij geheelonthouder is en dat hij op dat punt
niet aan een stuk sociaal verkeer In Nieuwspoort
veelvuldig deelnam wat anderen soms meer
doen".
Snel doorpratend: „Om de mens Scholten beter te
leren kennen, om te weten hoe hij in de publieke
zaak heeft gefunctioneerd, moet je dieper In het
verleden duiken dan alleen die jaren dat hij minis
ter van Defensie was".
Hij wilde al tijdens zijn HBS-Jaren (in Deventer, zijn
geboorteplaats) naar de belastingacademie, maar
kon er na de oorlog kon niet direct beginnen. Als
overbrugging werkte hij korte tijd als stadsverslag
gever bij het dagblad Trouw.
„Dat kwam omdat ik Iemand van de redactie ken
de. Ze zochten Jonge mensen om te helpen de
krant verder uit te bouwen. Zo was dat."
RODE DRAAD
Van Journalist-blJ-toeval vla de belastingacademie
in Rotterdam en een staatssecretariaat op Finan
ciën, vervolgens minister van Defensie en tenslotte
vice-president van de Raad van State worden,
doet de vraag oproepen waar de rode draad zit.
„Er zijn een paar constante lijnen. In mijn hele car
rière is een grote belangstelling voor publiceren
gebleven. Veelal belastingtechnische publicaties.
In '58 werd ik belastingmedewerker van het Finan-
cieele Dagblad. Dat werk heb ik tot in de jaren ze
ventig voortgezet en ben ermee gestopt toen ik
staatssecretaris werd. Die ene lijn van iets naar
buiten willen uitdragen en daarmee jezelf willen
vormen, komt In alles weer terug. Verder was er
altijd een keuze voor de publieke zaak. Vaak de
den zich mogelijkheden voor om naar het bedrijfs
leven over te stappen, vooral toen ik belastingin
specteur was. Maar ik heb toch altijd mijn ouwe
stiel gehouden. Mijn politieke keuze is ook een lijn
die al vanaf '45 liep, toen ik lid werd van de CH-
jongerenorganisatie. Die ben ik door de vijftiger ja
ren heen trouw gebleven; later sloot ik mij aan bij
de Unie".
HIJ Is belijdend lid van de Nederlands Hervormde
Kerk, en een trouw kerkganger.
EENZAAM
Voor Deventer heeft hij een zwak gehouden. Zijn
grootouders woonden er al, daarvoor „waren wij
zwervende door het oosten". Hij komt er nog ge
regeld op familiebezoek. Al vanaf zijn prille Jeugd
jaren volgt hij de op- en neergang van Go Ahead
Eagles, de voetbalclub die de naam van Deventer
In de ere-divlsle hoog probeert te houden. „Ik ga
nog wel eens op de tribune zitten en Ik hoop dat in
de toekomst te blijven doen".
Het mag wellicht een tegenwicht zijn voor een an
der aspect van zijn „baan", de eenzaamheid.
„Een functie als deze is per definitie eenzaam.
Maar Je maakt ook deel uit van een college waarin
de sfeer voortreffelijk is en waarin men zeer posi
tief samenwerkt. Dat Is een aspect waardoor Je
niet eenzaam bent. De andere kant is dat je leiding
aan zo'n college mag geven. De aard van de werk
zaamheden brengt met zich dat er natuurlijk een
zekere eenzaamheid is maar op dat punt Is er niet
zoveel verschil met een ministersambt. Een minis
ter neemt In collegiaal verband beslissingen, maar
als het erop aankomt staat hij toch er alleen voor".
ONBEZET
Maar een minister heeft politieke vrienden. In zijn
functie zijn er die er niet, sterker nog, mogen die
er niet zijn.
„Er zitten 24 mensen In de Raad waar ik mee
spreken kan. Er zijn veel onderlinge contacten. Het
Is geen officieel Instituut maar wel een begrip In de
Raad: het oudste lid. Dat Is op dit moment Staats
gei
raad Veringa. In de vergaderzaal zit hij
Ook met hem kan ik dingen doorpraten".
Eén stoel, de voorzittersstoel, bestemd voor* 0®"
koningin die krachtens de grondwet voorzitteiB V®J]
Is als de „volle" Raad (elke woensdagmiddag)!®^
gadert over samen te stellen
Kroon, onbezet. Het is van oudsher
dat het staatshoofd, de koningin, niet oe gewj—
vergaderingen van de raad leidt. JjjJ
GROOT
De kabinetsformatie. Vragen te over. Schors
glimlacht en laat er langzaam in zorgvuldig K"
wogen bewoordingen bijna verontschuldigend?-33-"
volgen: „Daarop kan en mag een vice-presid 'nen
van de Raad van State geen antwoord gevrde
Daarover praten Is niet in overeenstemming n"
de wijze van taakvervulling. Ik kan alleen verwijJer
naar het feit dat ik advies heb uitgebracht en d^'33!
mee Schluss". di0.h
Geen politiek, wel politiek. De benoeming
vice-president van de Raad van State is een
tieke zaak. Niettemin wordt van hem In zijn
uitoefening een bijna niet op te brengen
digheld en vermogen tot objectivering
„Er is natuurlijk niemand helemaal los te
van zijn eigen overtuiging. Dat zal ook
verlangen. Het Is de taak van een politicus,
overtuiging volstrekte leiddraad van zijn
is, die overtuiging tot uitvoering te brengen. Da Za
mijn taak niet. In die zin ben ik onpartijdig en mjfM
ik mij in deze functie zoveel als dat mogelijk is
maken van privé-lnzichten en verre houden
actuele politieke stellingnames. Je zou de ide 'ken
mens hebben als iemand dat voor honderd p *n n
cent kon doen. Die mensen bestaan er niet, s, w
laas. Na 1 oktober 1980 toen ik mijn werkzaam werk
den als vice-president begon, heb ik geen bije^t i®
komsten van mijn partij meer bezocht. Ik ben
cretaris geweest van de CHU en werkte met
nus In de Groep van Achttien, die aan de wieg
het CDA gestaan heeft. Maar het moment supfeau
me, de oprichtingsvergadering van het CDA,
zeer ik daaraan emotioneel ook verbonden
heb ik niet bijgewoond. Dat was niet leuk, m kom
het Is wèl de consequentie van de functie."
We nemen de onderwerpen uit het gesprek i v°ca
eens door. Mr. Scholten leunt ontspannen ach|9 m<
over in zijn stoel en vraagt breed lachend
moeilijk te verbergen verbazing: „Vond u me
écht zo'n norse minister?".
FOTO'S: MILAN
uur,