Hebben opiniepeilingen over stemgedrag van kiezers enige waarde? Welke waarde hecht u aan verkiezingsonderzoeken? Deze vraag legde een van onze parlementaire redacteuren, Dick van Rietschoten, voor aan Haagse politici. De eerste reactie bestond in de meeste gevallen uit een schouderophalen, een wegwerpgebaar of een geringschattende opmerking. In tweede instantie echter draaide de ondervraagde persoon veelal bij en gaf schoorvoetend toe, dat politieke opiniepeilingen hem of haar toch niet onberoerd laten. Volgens Lagendijkzijn tendenzen belangrijker dan percentages Maurice de Hond bouwdegezag op als verkiezingsanalyst Betrekkelijkheid van opiniepeilingen worden in VS vaak uit oog verloren 123 ME Vulk Duit 28-30 (udendor Rest.-| Moden ged hebb ekende v Als Peter Lagendijk, een der directeuren van La- gendljks Markt- en Opinie-onderzoek in Apeldoorn enige zekerheden mag hebben verkregen In het le ven, dan Is dit er één van: „De onderzoeker van hetgeen er leeft en beweegt In de samenleving, mag nooit de profetenmantel aantrekken". Ook bestaat er in het maatschappelijk leven geen spoorboekje, dat bewegende elementen altijd vol gens de dienstregeling laat aankomen op een be paald station en op een bepaalde tijd. Maar wel is het mogelijk de levende elementen zodanig te regi streren, dat zij duidelijke aanwijzigingen geven over hetgeen er leeft In de maatschappij. Dan kan men echter niet volstaan met het zonder meer on dervragen van geselecteerde groepen mensen. Er zal ook aandacht moeten zijn voor vergelijking met gegevens, die bij andere gelegenheden naar voren zijn gekomen. Lagendijk bekijkt met aandacht, maar zonder stel lige Instemmende overtuiging de uitspraak van prof. dr. G. A. Irwin, hoogleraar, verbonden aan de vakgroep politieke wetenschappen van de Univer siteit van Lelden, waarin wordt gesteld dat de meeste mensen hun standpunt voor de verkiezin gen al lang hebben bepaald. Wat heet de meeste. Het bureau Lagendijk vond bij recente onderzoe ken een derde deel van de ondervraagden, die zich nog geen duidelijk oordeel hadden gevormd, over de richting, die zij zouden willen inslaan. Een minderheid, Inderdaad, maar dan toch van een omvang waarbij hij nuanceringen zou willen aan brengen In de uitspraak, dat de meeste kiezers hun standpunt al hebben bepaald. Bij de nuance ring valt ook te denken aan het eveneens uit nauwgezette onderzoekingen naar voren gekomen gegeven, dat de onzekerheid In het stemgedrag toeneemt, vergeleken met 1977. Voor de hand ligt, dat het voor een deel komt door de economische toestand en verdere vooruitzichten daarin. Dat is een gegeven waar de geschiedenis meer voorbeel den van kent. Maar er kunnen ook nog andere fac toren in het spel zijn. Als een enquête zich niet be perkt tot het vangen van ja of nee op vragen naar politieke voorkeur, hoor je meer. Zo registreerde het bureau Lagendijk een percentage van maar liefst 69 in negatieve zin, „matig of niet te veel" over het functioneren van de volksvertegenwoordi ging, en de rol, die zij speelt in de samenleving. Lagendijk: „Ook dit moet je natuurlijk weer genu anceerd bekijken. Al die mensen bedoelen niet zo zeer te kennen te geven dat ze een ander systeem wensen dan het democratische dat we nu kennen „daar heb ik namelijk ook expliciet naar geïn formeerd" maar het kan wel een onzekere fac tor vormen in het stemgedrag. Je proeft iets in de geest van het schip deugt wel, maar de bemanning doet haar werk niet goed genoeg. Weinig invloed? Dan de rol, die een enquête over het te verwach ten stemgedrag kan spelen op de dag dat het volk ter stembus gaat. Kan er sprake zijn van een be paalde invloed? Professor Irwin stelt, dat de publi- katies van opiniepeilingen over het stemgedrag weinig Invloed hebben bij het uitbrengen van de stemmen. Peter Lagendijk zou daarover pas een discussie willen aangaan, als hij over waterdichte bewijzen kan beschikken, die echter In een flexibel geheel zoals dit moeilijk zijn te leveren. Wel vallen er aantekeningen in de marge te maken, bijvoor beeld aan de hand van gegevens vergaard in het verkiezingsjaar 1977. Breder kader Resteert de vraag, die altijd opkomt als de resulta ten van enquêtes aan den volke worden gepresen teerd: in hoeverre kun je er waarde aan hechten als voorspelling? Peter Lagendijk wil het antwoord op die vraag graag In een breder kader plaatsen, dan dat van de verkiezingsenquêtes alleen. Het merendeel van de peilingen wordt verricht ten be hoeve van gemeenten, verenigingen en allerlei an dere kringen. Zij willen een antwoord op vragen, aan de hand waarvan zij hun beleid degelijk kun nen funderen. Een goed uitgevoerde enquête le vert dan gegevens op, waarmee kan worden ge werkt. De geringe afwijkingspercentages zijn In die gevallen ook niet zo belangrijk, de tendenzen daarentegen wel. Bij verkiezingsenquètes echter worden die toch nog altijd geringe afwijkingsper centages hoger opgenomen. Lagendijk wil uitgaan van de gedachte, dat ook bij deze enquête de ten dens belangrijker is dan het exacte percentage. En de tendenzen zijn er ook bij de politieke enquêtes duidelijk uit te halen. Waarbij het voor de consu ment van belang is om niet alleen de percentages te lezen, maar ook de toelichting, die er bij wordt gegeven, waarin het resultaat van nog verder gaande onderzoekingen is verwerkt. 'rend van belang fer Wiegel, lijstaanvoerder van de WD, rea- wat lacherig op de vraag welke waarde hij opiniepeilingen hecht: „Als de WD winst voorspeld, dan kloppen ze en als de WD op i slaat, houd ik er ernstig rekening mee dat derzoekers fouten hebben gemaakt". Maar i^delijk geeft Wiegel ronduit toe dat hij de re ten van het rekenwerk van NIPO, Lagendijk anderen met grote belangstelling volgt en Ij met die uitslagen in de dagelijkse politieke ijk wel degelijk rekening houdt, zeker tijdens wkiezingscampagne. „Je moet Je er alleen van t zijn dat de uitkomsten nooit exact kunnen )en. Maar de trend die wordt aangegeven Is van belang". teen enkele waarde' Lisj lockers, fractieleider en lijsttrekker van de houdt bij hoog en bij laag vol, dat ze geen EBflfe waarde aan opiniepeilingen toekent. „Ten 'en van de PPR klopt het ook meestal niet. Da icoort in de onderzoeken altijd veel lager darit verkiezingen zelf. Dat komt omdat de PPR f [veel mensen de tweede keus Is. In het stem-\ I wordt het dan vaak tóch eerste keus. Rla jers Is het, als enige van de hier genoemde p, eens met de steeds vaker gehoorde stel- jdat er twee maanden vóór de verkiezingen f opiniepeilingen meer gehouden zouden mo orden. „Ze zijn te suggestief, ze beïnvloeden )zers te veel", aldus Ria Beckers. „In de laat- eken voor de verkiezingen moeten de men- elfstandig tot een politiek oordeel kunnen ko- Het gaat nu vlak voor de verkiezingen al te 1alleen nog maar om de macht van het getal let meer om de macht van het Idee". Met reserve benaderen PvdA-voorman Den Uyl heeft ook moeite met de interpretatie die vaak aan uitkomsten van verkie zingsonderzoeken wordt gegeven. „Er moet een gedragscode worden ontwikkeld voor de wijze van presentatie en pubfikatle van die onderzoeken, zo dat aan de betrekkelijkheid van de waarneming recht wordt gedaan", aldus Den Uyl. Ondanks zijn bedenkingen tegen degenen die veel waarde aan opiniepeilingen hechten, kan ook Den Uyl er niet toe komen, de onderzoeken allemaal achteloos terzijde te schuiven. „Ze geven vaak een aanwij zing hoe opvattingen en gezindheid zich bij de kie zers ontwikkelen. Wel moet je elke uitkomst met reserve benaderen. De onderzoekmethoden zijn nogal eens gebrekkig en de uitkomsten zijn sterk afhankelijk van de vraagstelling en het tijdstip waarop de peiling plaatsvindt. Bovendien moet Je bedenken, dat de resultaten van een peiling bij pu- blikatie alweer twee tot drie weken oud zijn. Op het moment van publikatle kan de stemming weer anders zijn". ,Ze geven me een kick Aan het Binnenhof wordt zowel het winning- moodeffect" als het „underdog-effect" algemeen erkend. Jan Terlouw, fractieleider en lijsttrekker van D'66 Is het met Lubbers eens: „Die peilingen hebben naar de kiezers toe meer uitstraling dan Je ooit zou denken. Vooral de zwevende kiezers, die niet weten wat ze moeten gaan stemmen, schijnen zich er aan op te trekken. Nu het met D'66 zo goed gaat, kan Ik natuurlijk niet ontkennen dat die pellingen mij zelf ook wel een kick geven. Maar ik hecht beslist geen absolute waarde aan de aantal len zetels die worden voorspeld. Laat Ik het zo zeggen: Ik geloof zelden in de hoogte van de uit slagen, maar wel in de richting die ze aangeven". Terlouw ergert zich wel eens groen en geel aan de mensen die wél rotsvast In de hoogte van de uit slagen geloven. „Dan krijg Je dit soort uitspraken: D'66 zou vorige maand volgens de peilingen 21 ze tels krijgen en op dit moment 19 zetels, dus D'66 staat op verlies. Dat Is toch pure onzlnl Zelfs als we bij de verkiezingen 16 zetels zouden halen, zou dat nog een verdubbeling betekenen van het zetel tal dat we nu hebben". Andersom reageren CDA-fractlelelder Lubbers: „Ik heb tijdens mijn economie-studie ook statistiek gedaan, dus Ik weet wel ongeveer hoe die pellingen tot stand ko men. Ik weet dus ook hoe betrekkelijk die resulta ten zijn. Maar toch: ze geven een sfeer aan, een signaal, een trend. Persoonlijk laat ik me nooit zo meeslepen door de uitslagen van die peilingen. Ik heb zelfs de neiging, precies andersom te reage ren. Als het CDA In de peilingen goed staat, ben Ik extra kritisch. Dan denk Ik: dat kan haast niet; Is het wel zo? En als we er slecht uitkomen, blijf ik heel optimistisch en denk: het zal zo'n vaart wel niet lopen". Volgens Lubbers moet overigens niet onderschat worden welk psychologisch effect politieke peilin gen op het kiezerspubliek kunnen hebben. „De mensen zijn vaak geneigd, te stemmen op een partij waarmee het goed gaat. Dat geeft velen een bevredigend gevoel. Dat Is het „winnlng-moodef- fect". Maar je hebt ook mensen die Juist gaan kie zen voor partijen die op verlies staan. Het under dog-effect, zou je kunnen zeggen. Op 7 oktober 1976 had In het radiocafé „De Rooie Haan" de eerste presentatie plaats van het VARA- NlPO-verkiezingsonderzoek, door de Amsterdam se onderzoeker drs. M.C. de Hond. Sindsdien wordt met de regelmaat van de klok vanuit dit ra diocafé bekend gemaakt, hoe de Nederlandse kie zers hun stem zouden geven als op dat moment verkiezingen gehouden zouden worden. Het NIPO beschikte in 1976 al over een jarenlange ervaring met verkiezingsonderzoek. Wekelijks peilt dit insti tuut ongeveer duizend mensen. In Elseviers Maga zine, ook een van de afnemers van de NIPO-on- derzoeksresultaten, zegt drs. W.J. de Jonge, een van de grondleggers (in 1945) van het instituut: „Ideaal voor onze verkiezingsonderzoeken zou zijn als je de beschikking had over de Nederlandse kiezerslijst. Dan kon je iedere zoveelste kiezer en quêteren. Maar die lijst Is, anders dan In Engeland en de Verenigde Staten, niet beschikbaar. Dus ha len wij onze steekproeven uit de lijst van alle wo ningen In Nederland. De enquêteurs krijgen een adres, meer niet, en weten niet wie daar woont en wie de toevallig aanwezige gesprekspartner zal zijn. En dan leert de statistiek met welke afwijkin gen je rekening moet houden bij een x-aantal on dervraagden. Bij duizend ondervraagden is die marge 3 procent, bij tienduizend ondervraagden 1 procent". Maurice de Hond, niet alleen bekend als sociaal wetenschappelijk onderzoeker (bij het bureau In terview te Amsterdam), maar ook als scheidsrech ter in het betaalde voetbal, kwam op het idee om aan de hand van de NIPO-onderzoeken tot een periodieke politieke analyse te komen, nadat hij in 1974 een onderzoek had gedaan naar het al of niet wenselijk zijn van omroepverkiezingen. In gesprek ken met Jan Nagel (toen eindredacteur In de Roole Haan), werd het idee uitgewerkt en zo verscheen De Hond in het najaar van 1976 voor het eerst met zijn resultaten voor de VARA-mlcrofoon. Omdat In de Roole Haan ook toen al een veel beluisterde en in politieke kringen gezaghebbende radio-uitzen ding was, kreeg De Hond zeer veel aandacht. Een belangrijk moment voor hem en zijn collega medewerkers was uiteraard de 25e mei 1977, de dag van de Tweede Kamerverkiezingen. Vier da gen daarvoor had De Hond In een Roole-Haan-uit- zending uit Rotterdam de hem beschikbare gege vens bekend gemaakt en daarmee zijn nek uitge stoken. Welnu, op de avond van de verkiezingsdag bleek dat hij vrijwel helemaal goed gezeten had. Tussen zijn laatste onderzoeksresultaten en de verkiezingsuitslag zaten zo goed als geen verschil len (0,1 procent). Uiteraard vergrootte dat feit het gezag van het Rooie-Haan-onderzoek. Reacties De Hond krijgt de NIPO-resultaten en corrigeert die voor het stemgedrag aan de hand van in het verleden geënquêteerden. Door die correctie pro beert hij een nog wat juister beeld te krijgen. Hij doet het werk met groot genoegen en is, zegt hij ons, verheugd dat de reacties in het algemeen po sitief zijn. „O ja, er zijn wel eens negatieve reac ties. Zo heeft Geertsema, nu Commissaris der Ko ningin in Gelderland, ons een zekere mate van ma nipulatie verweten. En recent heeft Nijhof van DS'70 vervelende dingen over het onderzoek ge zegd. Ja, je kunt natuurlijk altijd wel zeggen dat er manipulatie plaats heeft, maar steekhoudend is dat verwijt niet. Trouwens, de NIPO-resultaten zijn controleerbaar". De Honds grootste belangstelling gaat uit naar de trends. Mede op grond daarvan is zijn onderzoek methode geënt. Hij bekijkt welke overgangen van de ene naar de andere partij plaatshebben en be ziet verder onder meer wat het stemgedrag van de Jonge kiezers kan zijn. Als gevolg van verkiezings onderzoeken dreigt natuurlijk het verrassingsele ment van de verkiezingsavond er een beetje uit te raken, maar verrassingen zijn natuurlijk niet uitge sloten. „De laatste peiling voor de komende ver kiezingen wordt gehouden acht dagen voor de stembusdag. Het is natuurlijk, en zeker in theorie, best mogelijk dat in die periode van acht dagen heel wat mensen, op grond van dit of dat feit, nog besluiten hun stem op een andere partij uit te brengen. Wat je op basis van de onderzoeken van de laatste maanden wel kunt voorspellen is dat D'66 met een flink aantal zetels meer uit de stem bus komt en dat de PSP in de lift zit. Zeg je zoiets, dan zit je wel goed, daarin lijkt niet of nauwelijks verandering te komen". Hoeveel ervaring De Hond en de zijnen ook heb ben opgedaan, hoe aardig zijn analyses tot dusver ook blijken te kloppen met de werkelijkheid, toch blijft voor hem de avond van de 26e mei een span nend moment. WASHINGTON De Amerikaanse verkiezingson derzoeken zaten er bij de presidentsverkiezingen van afgelopen november flink naast. Tot twee da gen voor de verkiezingsdag voorspelden ze een ui termate spannende race. Carter lag op dat mo ment nog op kop. De uitslag Is genoegzaam be kend: Reagan won met ruim verschil. Er is hier Intensief nagekaart over het nogal spec taculaire verschil tussen de opiniepeilingen en de feitelijke uitslag, maar geen enkele deskundige heeft geconcludeerd, dat de „polls" hebben ge faald. Sterker nog, aangenomen wordt dat de „pollsters" het op dat moment bij het rechte eind hadden. Ondanks zeer geavanceerde technieken hebben echter ook de grote Amerikaanse onder zoekbureaus als Gallup en Harris een paar dagen nodig hun gegevens te verwerken. Tussen het uit voeren van het laatste onderzoek en de feitelijke verkiezingen zaten minstens vier dagen en In die korte tijd is de „mood" van de Iets meer dan vijftig procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden, die naar de stembus gingen, nogal opmerkelijk veran derd. Overigens was de zege van Reagan veel minder groot dan ze leek, maar dat komt door het Amerikaanse systeem, waarbij alle „kiesmannen" van een staat naar de winnaar gaan, hoe klein die winst ook Is. Carters persoonlijke opiniepeiler, James Caldwell, die tot het laatste moment met zijn peilingen kon doorgaan, wist Carter op de avond van de verkie zingen te melden dat het „afgelopen" was. Cald well heeft een uitstekende reputatie, maar beschikt niet over betere methoden dan Harris of Gallup. Momentopnamen Wat bij de Amerikaanse verkiezingen volgens de meeste experts echter wel Is aangetoond, is de betrekkelijkheid van de opiniepeilingen. Het zijn momentopnamen, niet meer, maar ook niet min der. Zeker in een land als de Verenigde Staten. waar ook de televisie een nogal dominerende rol in de verkiezingen speelt, zijn de politieke golfbewe gingen soms hevig. Daarbij .komt dat de meeste enquêtes geen of weinig Inzicht verschaffen in de achtergronden van de verschuivingen. Nogal wat politieke waarnemers in Washington zijn ervan overtuigd, dat Carters nederlaag vooral te maken had met het feit, dat hij zich al in een vroeg stadi um te veel aantrok van de talrijke opiniepeilingen. Carters wel als overdreven bestempelde ambitie om het goed te doen werd daar ernstig door ge frustreerd, zo meent men, en dat leidde tot een houding, die vaak als weifelend overkwam. Overdreven Carter is overigens lang niet de enige Amerikaanse politicus, die met name in de ogen van Europese waarnemers een wellicht overdreven waarde hecht aan opiniepeilingen. De „poll" is een belangrijk onderdeel geworden van de Amerikaanse politiek, zo belangrijk, dat de mate van betrekkelijkheid nogal eens uit het oog wordt verloren. Kandidaten voor hoge politieke functies trekken zich soms al terug, nadat ze In de eerste de beste opiniepeiling zijn „verslagen". De grote onderzoekbureaus staan op het standpunt, dat de politieke Interpre tatie van hun onderzoeken zeker niet In de eerste plaats hun verantwoordelijkheid is. George Gallup van het gelijknamige bureau en stichter en voorzit ter van het Amerikaanse Instituut voor de publieke opinie, wijst liever op de resultaten van de peilin gen. Sinds de start van regelmatige opinie-onder zoeken In de Jaren dertig, aldus Gallup, is zijn ge middelde „vergissingspercentage" teruggebracht van 3,8 tot 0,8 procent. „De meeste verwarring over opiniepeilingen ontstaat doordat men vergeet dat het alleen maar gaat om een weergave van de situatie op het moment van het onderzoek. „Wij zijn opinie-onderzoekers, geen profeten", aldus Gallup. DICK TOET

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 15