Pronken met andermans veren „Vierisal lang geen twee maal twee meer" Twee honderd jaar Europese mode en natuur 7 MULISCH FORMULEERT ZIJN VISIE OP DE WERELD Historisch Kostuum Museum UTRECHT Het Historisch Kostuum Mu seum aan de Loeft Berchmakerstraat in Utrecht brengt tot en met 30 december tweehonderd jaar Europese mode en natuur in beeld. Om ons in de kleren te steken ma ken we al eeuwen gebruik én misbruik van de natuur. Dit gegeven loopt als een rode draad door de expositie. De tentoonstelling kreeg niet voor niets de titel „Pronken met andermans veren". Het Wereld Natuur Fonds is een van de vele organisaties die aan de expositie meewerkt. Veel dieren worden omwille van modegrillen bedreigd met uitsterven. In de catalogus schrijft dr. A. Scheygrond van het WNF over „kledingmoden en faunabeheer". Als voor beeld van door de mode be~ dreigde dieren noemt hij bij voorbeeld de vogels. Struisvo gelveren waren al in de mid deleeuwen in trek, toen de rid ders er hun helmen mee ver sierden. Het gebruik van.vo gelhuiden en veren als hoed- versiering heeft een enorme omvang gehad. Jaarlijks vielen miljoenen van de kleurrijkste vogelsoorten als slachtoffer van ijdelheid. Vooral aan het begin van deze eeuw voerde men felle campagnes tegen dit misbruik. En met succes. Het belangrijkste winstpunt was dat de verentooi uit de mode raakte en eigenlijk nooit meer is teruggekomen. Volgens de directeur van het museum, Fred van der Laken, zijn het universele probleem van de bedreigde natuur en in verband daarmee het recente verbod om verschillende bont soorten te verkopen argumen ten geweest om te laten zien hoe de mens de afgelopen twee eeuwen gepronkt heeft met de veren van de natuur. Wespentaille Dat de natuur nauw verweven is met mode blijkt onder meer uit ons spraakgebruik. Zo pra ten we bijvoorbeeld over vlin derdasjes, vleermuismouwen, muisgrijs, tomatenrood en wespentaille. Het komt alle maal aan bod in het Historisch Kostuum Museum. Via de catalogus en het geëx poseerde materiaal krijgt de bezoeker een glashelder beeld van de relatie tussen mode en natuur. Het grootste deel van de catalogus komt voor reke ning van Trienke Woldringh, werkzaam als docente textiele werkvormen aan de lerarenop leiding Ubbo Emmius in Gro ningen en Leeuwarden. Samen met Fred van der Laken ver richtte zij de research voor het zeer informatieve boekwerkje. Onder het hoofdstuk „natuur als inspiratiebron" komen on der meer de bloem, de vlinder en de pauw aan bod. Bioem- patronen komen en gaan irfhet modebeeld. De elegante licht zinnigheid van de vlinder maakt hem tot een gewild mo tief voor allerlei versieringen. Gestileerde plant- en diermo- tieven zijn in de toegepaste kunst vaak ergens als symbool begonnen en hebben daarna een lange weg afgelegd van het ene voorwerp naar het an dere en van de ene cultuur in de volgende. Aantrekkelijke natuurlijke ma terialen die teer of vergankelijk zijn worden nagemaakt in een sterker materiaal. Vooral bloe men, tegenwoordig zelden ge bruikt als accessoires, werden natuurgetrouw „nageaapt" met behulp van papier en tex tiel. Ook ivoor, gelakt leer, me taalfolie en beschilderd brood deeg lenen zich daarvoor. Veel namaak lijkt echter op geen stukken na „echt". Bovendien omringen mensen zich graag met zo zeldzaam mogelijke ar tikelen. Dit maakt het wel eens moéilijk „namaak" san de man te brengen. Citroengeel Bij het omschrijven en herken nen van kleuren helpt de na tuur een handje, ledereen kan zich wel een voorstelling ma ken van citroengeel en gras groen. Sommige kleurbena- mingen worden niet meer ge- De wereld die Mullsch ervaart, heeft altijd twee kan ten. in een beroemd verhaal van Mulisch, dat is op genomen In de bundel „De versierde mens", komt de hoofdpersoon tot grote vertwijfeling. Het verhaal heet „Wat gebeurde er met ser geant Massuro?". Het is in feite een brief van een luitenant in het Nederlandse leger In Nieuw- Guinea, die verslag doet van de merkwaardige gebeurtenissen rond een ondergeschikte, ser geant Massuro, die in de loop van een nacht to taal versteent. Dat richt een totale destructie aan In de gedachtenwereld van Loonstijn, de luitenant, die zo ontregeld is, dat hij zelfs niet in staat is tot een juiste datering van de brief en de daarin vermelde gebeurtenissen. „Vier Is al lang geen twee maal twee meer", constateert hij aan het einde van zijn relaas. Het inzicht waar Loonstijn toe gekomen is, is In essentie de gedachtenwereld van Harry Mulisch, die hij In zijn filosofische werk „De compositie van de we reld" op een indrukwekkende manier uitbouwt. De essentie van zijn verhaal: vier is niet zomaar twee maal twee. Alles wat mogelijk is, kan dat zijn, omdat het te gelijk ook onmogelijk Is. En omgekeerd: alles wat onmogelijk is, Is dat slechts omdat het te gelijk en evenzeer mogelijk is. Die paradoxale basis is volgens Harry Mulisch het uitgangspunt van de compositie van de wereld. Een boek van bijna 500 pagina's met een kleine grammofoon plaat waarop een muzikaal fenomeen is vastge legd, dat illustratief Is, dan wel noodzakelijk voor het begrip van de stellingen van Mulisch. Een fraai uitgegeven boek van De Bezige Bij, dat 85,- kost. Zo'n boek was natuurlijk wel te verwachten van Harry Mulisch. Het is duidelijk dat zijn werk voortkomt uit een heel persoonlijk wereldbeeld, dat min of meer haaks staat op het traditionele denken. Traditioneel? Dat is een ongelukkig woord, want steeds meer blijkt, dat Mulisch uit de historie een aantal gebeurtenissen of perso nen in zijn denken creëert, met terugwerkende kracht. Deze filosofie ik weet te weinig van. filosofie om daar inhoudelijk over te kunnen oordelen en ik denk dat ik daarmee precies de goede basis heb om Mulisch te begrijpen deze filosofie, deze denkwereld van een auteur, is eigenlijk die Bram Vingerling, de hoofdper soon uit het Jongensboek van Leonard Rogge veen, als ik het goed heb. Bram Vingerling deed met een scheikundedoos allerlei proeven. Hij vond een stof, waarmee hij zich gewichtloos en onzichtbaar kon maken. Daarmee vervulde hij een Jongensdroom: door zijn technische en wonderlijke unieke prestatie kon hij ongezien zowel boven als tussen de mensen komen. Din gen registreren, bezien, beluisteren, zonder dat Iemand zijn aanwezigheid bevroedde. Dingen regelen, zonder dat iemand van hem en zijn re gelingen wist. Harry Mulisch wil Bram Vingerling zijn, hij heeft zelf daarover geschreven. Hij heeft Bram Vin gerling in relatie gebracht met de alchemisten en met Paracelsus. Mulisch is de alchemist. Want Mulisch is alfes. Hij is Achilles en Helena, hij Is Lou de Palingboer en Provo. De wenken voor de bescherming van de burgerbevolking, Indertijd uitgereikt, tot ergernis, woede of hyste rische lachpartijen van velen, werden bij hem de wenken van bescherming bij de jongste dag, waarbij de verschrikkingen van de apocalyps hun belache|ijke tegenwicht kregen. De wereld die Mulisch ervaart, heeft altijd twee kanten. Hij kan iets niet aanwezig zien, zonder te denken aan het tegendeel. In „Voer voor psy chologen" vertelt hij dat hij als jongeman op het terras van Schiphol ging zitten en er geen gro ter genoegen beleefde dan op te staan, zijn jas aan te trekken, spullen bijeen te graaien en weg te rennen wanneer er een omroepbericht was geweest over een persoon met een exotische naam die zich ergens had te melden. Mulisch deed daar een poging Bram Vingerling te zijn, omdat hij met zijn gedrag effect had op de an dere mensen op dat terras, die hem met enig ontzag aankeken. Zonder dat het met hemzelf iets te maken had, kon hij een zeker effect bij anderen teweegbrengen. Hij was er en was er niet. „Niets Is geheel waar en zelfs dat niet", zei Mul- tatuli. Mulisch zou, blijkens dit boek moeten stellen: „Niets is geheel waar en zelfs dat wel". Want ook het niets Is waar, evenzeer als het Iets. Wat Ik nu in handen heb heet „De compo sitie van de wereld, deel I". Harry Mulisch kon digt hiermee aan, dat hij verder zal bouwen aan deze verhandeling, die ontzettend gestructu reerd en gedetailleerd is. Dit eerste deel bestaat uit zeven boeken. Boek I: „Het beginsel van de tegenspraak", waarin de grondstelling van deze filosofie gegeven wordt: niets Is waar als het te gelijk ook niet onwaar is. Boek II gaat over „De Feit-uitspraak" en een van de thema's daarin is de gedachte over de strategie" die alle leven al tijd gevolgd heeft: men moet zijn zwakheid niet verbergen, want dat is onmogelijk, maar men moet van zijn zwakheid zijn kracht maken". Boek III is een verdieping van de redeneerregels van de mensheid: Logica en illoglca, de moraal en gedragsregels, de mystiek (een „mutatie"). Het volgende boek behandelt de systematische octaviteit (een basisterm van Mulisch, die ont leend is aan de muziekregels, wat op het gram mofoonplaatje duidelijk wordt gemaakt) van het individu. Het vijfde boek plaatst de wereld van het individu tegen de historie van de mens, in het zesde boek wordt dat in een veel groter ka der uitgewerkt. Het zevende boek, „De historische octaviteiten van de wereld" geeft Mulisch de gelegenheid tot „een laatste voorspelling" „op minder korte termijn dan de toekomst der mensheid: de toekomst der wereld". Mulisch dateert zijn werk: Haarlem 1949 tot Amsterdam 1980. Dat hij er in lange na niet mee gereed is, blijkt duidelijk uit het feit dat hij dit grote boek „Deel I" noemt. En dan bekruipt mij toch een zekere angst. Het is natuurlijk heel geweldig dat Mulisch bezig is met het formule ren van zijn visie op de wereld, het leven, de mens en vooral natuurlijk ook op zichzelf. Maar hij is een auteur, een schrijver van fictie, romans en verhalen, van toneelstukken, kritische schot schriften en actuele en persoonlijke reacties op de gebeurtenissen rondom hem en in hem. Gaan we zijn bizarre, fantastische, ontregelende verhalen nu missen, omdat hij wetenschappelijk bezig zal blijven met de volgende delen van zijn „Compositie van de wereld"? Of blijft Mulisch een auteur, een verhalenverteller? JAN VERSTAPPEN Harry Mulisch: „De compositie van de wereld, deel I", uitgave De Bezige Bij. Prijs 85,-. toont een bruidje haar japon Pe aan moeder en oma. Een tafe- |(jng reeltje uit ca 1900. Van links n:Pf naar rechts: japon van be- drukt katoen ca 1892. Kamer- piet meisje met eenvoudige zwar- te japon en wit schort, k Bruidsjapon van crème satijn met garnering van voile en zijden kant, Engels ca 1903. japon van zwart da- ca 1898. Moeder, twee delige japon van cyclaam- kleurige satijn, Weena ca sloeg. „Tot schrik van vele oma's lagen peuters opeens met een pimpelpaars jumpsuit- je in een knaloranje wieg. En dat terwijl men voordien het babyhuidje haast organisch verbonden had beschouwd met wit en pasteltinten", zo schrijft Trienke Woldringh. In de mode is het accentueren van de taille en de heuplijn iets dat steeds terugkomt. In de kostuum-geschiedenisboeken beantwoorden letterlijk adem benemende korsetten aan een schoonheidsideaal. Zij droegen een steentje bij aan de status van de nlet-werkende vrouw. Het korset was als het ware een kapstok voor de vracht kleren die vroeger gedragen werd. Het korset hoorde thuis in het pantser van de kleding. De afschaffing van dit kleding stuk heeft veel onbegrip en agressie opgeroepen. In de stijl van Poiret en daarna in de ja ren twintig zagen velen de on- g8korsetteerde mode als een „verwildering der zeden". In de dunne soepele kleding kwa men de lichaamsvormen goed uit de verf, vooral tijdens het dansen van bijvoorbeeld de charleston. Tweedelige namiddagjapon. Engels, ca. 1770. Van zwarte crè me zijde met ingeweven streep en bloemen. Ook bij officiële gelegenheden werden dergelijke japonnen gedragen, maar dan had het model een zeer breed uitstaande rok. bruikt als de tint uit het mode- in het kleurgebruik is sprake beeld verdwijnt. Wie praat er van rages. Rond 1970 was het nu nog over „vlo-kleur"? Ook paars en oranje wat de klok Weerstanden Trienke Woldringh besluit met een pleidooi voor het accepte ren van kledingwijzen die bui ten het alledaagse vallen. „De vernieuwende ontwikkeling In de mode roept soms weerstan den op: men ervaart de uit gangspunten niet als esthe tisch; vooral ouderen die zich van vaste vormen hebben voorzien nemen een afwijzende houding aan. De mode In tradi tionele zin hecht waarde al naar de gelegenheid aan oogstrelende kleuren of stem mige tinten: ruige, gladde of poezelige texturen en een door de stijl „gevormde" coupe. Wie draagt het heerlijke onbe stemde „Ik-ben-zoals-ik-ben- pak"? Slank is niet alleen meer mode, ledereen kan „in" zijn In zo'n overall. Wie beweegt zich toch eigenlijk heel soepel in die ook bepaald niet ongevoelige huid? De olifant. Het Historisch Kostuum Mu seum is sinds 1976 gevestigd in drie onderling verbonden zeventiende eeuwse panden in Utrecht, vlakbij de Neude. De collectie omvat antieke kleding, kledingaccessoires en antieke en exotische weefsels, daterend uit het midden van de achttiende' eeuw tot heden, afkomstig uit verschillende culturen. Bo vendien bezit het museum een grote collectie histori sche modeprenten en mode tijdschriften. De kleding wordt tentoongesteld op le vensgrote kostuumpoppen die in eigen atelier worden gemaakt. De exposities in het museum wisselen jaarlijks. Het ene jaar is er een selectie uit de vaste collectie opgesteld, het andere jaar zet directeur Fred van der Laken een themati sche expositie op touw. Het museum is van donder dag tot en met zaterdag 'a middags open van één tot vijf uur. Na afspraak verzorgt Fred van der Laken een rond leiding. Engelse overjapon (circa 1885) van zwart-parelgrijs gestreept satijn. Door de vertekening van de rechte strepen in de draperieën ontstaat een frappante gelijkenis met de te kening van de zebrahuid. Zelfs de massieve achterkant heeft een gelij kenis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 20