1 Oom Karei zei: Pak ze dan Wodan, pak dat N.S.B.-kind Ik was twaalf k\ m A motto „Niet de Schuld maar wel de Straf". In nafide slachtoffers de een verklaring voor onverzoenlijkheid -mee onze samenle- hen tot op de dag CeidoeGou/iout .ze had een r kaal gescho L i ren kop en ik 1 dacht: ze zal inderdaad wel een misdadi ger zijn. Onder:..wat i heeft mijn va der op zijn geweten?. HUN ENIGE FOUT WAS, DAT ZE UIT FOUTE OUDERS WERDEN GEBOREN. Bea, slank, grijzend haar, mooie lange handen, is een van de drie vrouwen die na lang aarzelen en uit voerige informaties bij der den omtrent mogelijk kwaadaardige bedoelin gen, toestemde in een ge sprek. Onder beding van volstrekte anonimiteit. Mannen vonden het risico te groot: „Als het nou toch uitlekt en er de volgende dag S.S. op mijn ruiten staat geschilderd?". Bea was zeven jaar toen de oorlog uitbrak, net als Mies. Joke was vijf. Hun levensloop verschilt nogal. Dat de collaboratie van hun ouders met de Duitse overweldiger sterk over eenkomstige gevolgen /leeft gehad, is niettemin duidelijk. Alle drie worste len ze met het gevoel, dat ze tot het morele uit schot van de samenleving behoren. Alle drie hebben ze een enorme behoefte te vertellen wat er allemaal is gebeurd. En alle drie krop pen ze hun verhalen al decennia lang op, bang voor de meedogenloze afwijzing wanneer ze een mond open doen. Joke is gescheiden, heeft drie kinderen en leeft van een uitkering. Haar drankpro bleem heeft ze vrijwel overwonnen. On danks een wat gezet figuur, draagt ze een spijkerbroek. Jokes moeder werd onder meer veroordeeld wegens verraad van jo den. Haar pleegvader was bij de Waffen- S.S. en overleefde het Oostfront. Beiden kregen na de oorlog zeven jaar. „In mei '45, mijn stiefvader zat nog in Duitsland, is moeder zich gaan melden bij de Binnen landse Strijdkrachten. In Groningen was dat. Ze had mij aan de hand. Die B.S.'er zei tegen haar: „Prima, je kunt gelijk blij ven". M'n moeder vroeg: „Wat moet ik dan met m'n kind?". „Ja, dat is jouw zaak", zei die B.S.'er. Moeder heeft me toen een briefje in de hand gegeven met het adres van een tante. Ik kende haar niet, maar ik ben er toch maar heenge gaan. Wel tien keer heb ik de weg ge vraagd. Het was aan de andere kant van de stad. Een paar maanden later moest ik naar m'n oma, de moeder van m'n moe der. Oma zelf was wel aardig, maar haar kinderen, mijn ooms en tantes, mochten me niet. Ze hadden in de oorlog aan de goede kant gestaan en ze haatten mijn moeder. Volgens hen had moeder een joodse vriend verraden. Ik was elf, twaalf jaar en functioneerde in dat gezin als een soort dienstmeid. Als er moest worden geveegd of ramen gezeemd of aardappels geschild, was het altijd: Dat is een mooi klusje voor de N.S.B.". „Oom Karei wilde 's avonds altijd een spelletje met me doen. Hij had een grote wolfshond. Wodan heette die. Ik moest een leren pak aantrekken en dan stuurde hij die hond op me af. „Wodan pók ze dan. Pék dat N.S.B.-kind". Ik probeerde me te verstoppen. Meestal vond-ie me wel. Soms deed-ie het zonder dat ik het pak aan had. Moest ik onder de tafel gaan zitten. „Wodan, pék de N.S.B.". Maar dan had-ie het beest aan de lijn en hield op het laatste moment In". Lieve ouders 1 Van alle Nederlanders van 15 jaar en ou der, zat in het najaar van 1945 één op de vijfenzestig in de gevangenis of in een In terneringskamp, op verdenking van colla boratie. Eén op de honderd werd tenslotte veroordeeld door een bijzonder gerechts hof of een tribunaal. In totaal zijn naar schatting 110.000 120.000 Nederlanders ooit lid van de N.S.B. geweest. Circa 20.000 Nederlanders hebben bij de Waf- fen-S.S. aan het Oostfront gestreden. De Landstorm bestond uit zo'n 3400 man. Hoeveel kinderen deze „foute Nederlan ders" in totaal hebben voortgebracht en hoeveel van deze jongens en meisjes tij dens de bezetting de jaren des onder scheids nog niet hadden bereikt, is heel moeilijk te schatten. In totaal moet het aantal nakomelingen van collaborateurs tussen de 100.000 en de 200.000 liggen. „Wezenlijk voor de problematiek van deze kinderen", zegt de Amsterdamse psychia ter dr. P. Hugenholz, „Is dat ze in hun jeugd de ouders hebben verloren als iden tificatie-object. Kinderen hebben het no dig zich te vereenzelvigen met flinke, dap pere. lieve, eerlijke ouders. Wanneer de si tuatie opeens zodanig omslaat dat ieder een in de omgeving van het kind zegt: „Jouw ouders zijn helemaal geen lieve mensen, jouw ouders zijn gemene ver- raalers, vuile rot-N.S.B.'ers die ze aan de hoogste boom moesten ophangen", dan raakt zo'n kind gedesoriënteerd, de kluts kwijt. Wanneer je als kind zoiets overkomt, worden er in je persoonlijkheid wonden geslagen, die vaak nooit meer helen. Hier in zit hem het belangrijkste verschil met de kinderen van oorlogsslachtoffers die aan de goede kant hebben gestaan. De kinde ren van de „bonafide slachtoffers" zitten vaak ook met grote problemen, maar hun troost is dat ze altijd het besef kunnen hebben: mijn vader is een goed mens ge weest, mijn moeder was een heldin". „Daarbij komt dan nog dat onze maat schappij de nood van de kinderen van „bonafide slachtoffers" wel erkent als echt, als waarachtig, maar tegenover de kinderen uit de foute sector net doet alsof er niets aan de hand is. Hun problemen worden volstrekt genegeerd. De zo krach tig herleefde belangstelling voor de cata strofe '40 - '45 zou ertoe moeten leiden dat men ook eens aan deze groep oor logsslachtoffers aandacht schenkt. De er kenning dat hun problemen heel reëel zijn, kan de pijn van deze mensen aanmerkelijk verlichten". Aldus dr. Hugenholz, zelf des tijds actief in de verzetsbeweging in Am sterdam en behandelaar van zowel ver zetsmensen als voormalige S.S.'ers. Kindertehuis De ouders van Mies werden na de bevrij ding leder tot drie jaar strafkamp veroor deeld. Mies (nu 48 jaar, getrouwd, werk zaam als secretaresse) is een mooie, koele vrouw. Rationeel. „Een kouwe kikker", vindt ze zelf. Haar dochter is 18. Anders dan Joke en Bea. verbleef Mies gedurende de straftijd van haar ouders In een kinder tehuis. „De familieleden van vader en moeder waren zonder uitzondering goede Nederlanders. Die wilden mij niet. Als je het vergelijkt met wat er in de Duitse kam pen Is gebeurd, was de behandeling die wij kinderen in die inrichting kregen na tuurlijk heel barmhartig. Sommige leiders en leidsters waren best aardig. Toch werd je vaak voor het minste of geringste gesla gen en In het gezicht gespuwd. Ik heb ge zien dat een baby'tje met het hoofd tegen de grond werd geslagen. Op mijzelf Is een keer een brandende sigaret uitgedrukt. Aanranding en verkrachting kwam ook voor. Daaraan heb ik me altijd kunnen onttrekken doordat ik ais een wildeman ging slaan en trappen dan hielden ze wel op. Vooral geestelijk werd je zwaar aangepakt. „Ja meisje", zeiden ze, „jouw vader en moeder zijn boeven van het erg ste soort. Die hebben gezorgd dat de jo den zijn vergast. Hun schuld is het, dat jij nu hier zit. Je leven lang zul je ellende houden". Ik had heimwee en was ook wel kwaad op mijn ouders, omdat ze niets van zich lieten horen. Dat ze maar heel af en toe móchten schrijven, waarbij de brieven dan ook nog door de censuur moesten, kon ik niet weten. Twee keer heb ik mijn ouders gezien in die drie jaar. Een hall uurtje misschien, of drie kwartier. Ze had den een kaal geschoren kop en Ik dacht: het zullen inderdaad wel misdadigers zijn". De relatie met de ouders Is bij geen van de drie vrouwen ooit weer in het reine ge komen. Alleen al de hardnekkige weige ring van de ouderparen om precies te ver tellen wat ze gedaan hebben in de oorlog en waarom, stond en staat nog steeds een verzoening in de weg. Mies:„Mijn vader is overleden toen ik ze ventien was. Tegen mijn moeder heb ik gezegd: als je me geen uitleg geeft, bewijs je daarmee dat je te kwader trouw hebt gehandeld. Ze heeft niet gereageerd. Mijn ouders zijn al voor de bezetting lid gewor den van de N.S.B.. Vader had een timmer- fabriekje. Toen dat aan het begin van de oorlog bij een bombardement verloren was gegaan kon hij, dank zij zijn lidmaat schap, wethouder worden van onderwijs. Als de onderwijzers zich benadeeld voel den, werd dat op mij gekoeld. Maar of hij ooit echt zware misdaden heeft begaan, weet ik niet. Ik heb het gevoel van niet, maar mijn moeder heeft er nooit wat over willen vertellen. Tot haar tachtigste heb ik het haar kwalijk genomen. Toen heb Ik be sloten: laat nou maar, het is een oud mens. Maar dat ik ook maar iets van ge negenheid voor haar voel, kan Ik niet zeg gen. Ze heeft me gebaard: meer gevoel kan ik niet voor haar opbrengen" Joke: „Mijn natuurlijke vader is in 1942 overleden. Mijn moeder vertelde dat hij verdronken was. Maar ik heb een verhaal gehoord dat hij door verzetsmensen is neergeschoten en daarna in het kanaal ge gooid. Mijn moeder heeft nooit willen zeg gen wat er werkelijk is gebeurd. Zelf is ze voornamelijk veroordeeld op grond van verklaringen dat ze joden heeft verraden. Tot op de dag van vandaag ontkent ze dat. Maar meer dan die ontkenning heb ik nooit van haar los gekregen, ik heb ge zegd: moeder het knaagt aan me, waar komen die verklaringen dan vandaan? „Ik Bea: „Vader is nu 79. Elke keer dat ik hem zie, schiet weer diezelfde vraag door me heen: Wat heeft-ie op zijn geweten? De eerste oorlogsjaren kan het niet veel bij zonders zijn geweest. Maar ik heb een ge rucht gehoord dat ie aan het eind van de oorlog moeder, mijn zus en ik zaten toen in Duitsland bij de Landstorm heeft gezeten. Hij is zó gesloten. Het enige dat ie ooit heeft verteld is dat ie zich schuldig voelde tegenover ons, zijn kinde ren. Die onzekerheid over wat ie nou wel en wat ie niet heeft gedaan, maakt dat ik voortdurend heen en weer word getrok ken tussen haat en liefde. Aan de ene kant haat ik hem, want, wat ie ook heeft ge daan, hij is om de sodemieter wel fout ge weest! Hij heeft de foute kant gekozen en alleen al daarom is het goed dat hij gestraft is. Aan de andere kant is het toch mijn vader. Voor ons kinderen is hij vroe ger altijd goed geweest. Dat eeuwig heen en weer worden geslingerd tussen wrok en liefde, dat is zo ellendig". Dolly Dat een zo groot mogelijke geheimhouding noodzaak was om je als N.S.B.-kind - staande te kunnen houden in de na-oor- logse maatschappij, werd Joke duidelijk na een incident in het voorjaar van '46. „Ik was toen ondergebracht bij een tante die vlakbij ons oude huis woonde. Dat was ge confisqueerd, inclusief alle huisraad. Nou moet je weten dat ik altijd een ontzettend poppenkind ben geweest. M'n poppen, dat was m'n alles. En moeder had er prachtige kleertjes voor gemaakt. Ik zal dertien zijn geweest toen ik op een dag langs ons oude huis kwam en daar op de stoep een meisje zag spelen met mijn pop- pewagen en mijn lievelingspop. Dolly heet te die pop en ik zag dat ze het ondergoed aan had dat mijn moeder had gehaakt. Daaroverheen het blauw katoenen jurkje, afgezet met angora. Ik zei tegen dat meis je: „Ik heb hier gewoond, dat is mijn pop. Ik wil d'r terughebben". Dat meisje zei: „Je bent een vuil N.S.B.-kind en er is hele maal niks van jou. Alles is nu van ons". Mijn tante zei: „Doe niet zo bespottelijk, je bent toch veel te oud voor poppen. Een week later ben ik weer naar ons oude huis gegaan. Ik dacht: ik bel aan en vraag het aan die mevrouw. „Maak dat je weg komt", zei ze. Toen heb ik nog gevraagd of ik dan de foto van mijn vader mocht hebben. Mijn echte vader dus, die overle den was. „Alles wat hier staat is van mij.En donder nu op", zei ze". Lees verder op de volgende tekstpagina: „Vaak heb ik gedacht: waren mijn ou ders maar joden geweest, dan had ik er over kunnen praten" king te komen voor geestelijke hulpverle ning zijn gering. Een or ganisatorisch kader hiervoor ontbreekt, ter wijl het aantal hulpverle ners dat bereid en in staat Is hun een hand te reiken, heel klein is. Mag de vraag worden gesteld of In deze situa tie verandering moet komen? De overweging die ertegen pleit, ligt voor de hand. Alleen al de formulering van de gedachte kan bij de bo- Mei 1981 wordt voor «de 36e keer de bevrij- ling herdacht. Twee ge- leraties zijn inmiddels ipgegroeid die de gru- velen van de Tweede Vereldoorlog alleen uit oerlevering kennen, roch duurt het lijden lat toen in gang is ge zet, nog altijd voort. Op je eerste plaats het lij- len van hen die de hel tan den lijve hebben mdervonden; de joden, lomofielen, zigeuners andere nazi-slachtof- die de kampen rerleefden. De verzets- ïjders; met het ver- ijken van de jaren mt ook hun geeste- ijke spankracht af en iken ook zij steeds de ban van de lachtmerrie van toen. (Je slachtoffers van de fjapanse kampen. ;Maar niet alleen op de /overlevenden zelf drukt de catastrofe '40 - '45 nog immer een heel zwaar stempel. Ook hun echtgenoten en kinde ren worden nog dage lijks geconfronteerd met de gevolgen. Een vader die 's nachts badend in het zweet wakker wordt. Een moeder die aan de drank raakt. Bezoeken aan psychiaters, thera peutische centra. Vele tienduizenden Nederlan ders kennen het pro bleem in meerdere of mindere mate. Er is nog een andere categorie overlevenden. Om ook hen aan te dui den als „slachtoffer" slachtoffer van hun ei gen fouten zou na vrant zijn, maar dat ook hun lijden voortduurt is volgens ter zake kundi ge psychiaters als dr. P. Hugenholz en dr. J. Bastiaans onmisken baar. We doelen op de voormalige S.S.'ers, de N.S.B.'ers, meer in het algemeen de foute Ne derlanders, die voor het oorlogsdrama mede verantwoordelijkheid de volgende twee afle- Onverwerkte emoties; soms wroeging over ei gen misrekeningen; soms juist vergoelijking hiervan en blinde haat tegen de samenleving die hun wandaden heeft vergolden; heel vaak een groot isolement het zijn maar een paar factoren die een steeds verdergaande psychi sche ontwrichting van ook deze categorie in de hand werken. De mogelijkheden die zij hebben om in aanmer- ders. Mannen en verantwoordelijkheid -mm „Drie DEN HAAG heeft mijn vader in het straf kamp gezeten. Mijn moeder veertien maanden. Ik was een meisje van dertien, veer tien jaar en ik zat in die tijd bij een zus van vader. Wat eten en schone kleren be treft, heeft ze goed voor me gezorgd. Maar ze kleineerde me de hele tijd. En constant liep ze op m'n moeder af te geven. „Je moeder is de schuld van alles", herhaalde ze steeds maar. „Die heeft je vader en je oom en je nichtje meegesleept". Want haar man en dochter zaten ook vast. Op de h.b.s. werd ik door de kinderen en de lera ren genegeerd. Niet door de geschiedenisleraar. Die gaf me artikelen over Auschwitz. ■9„Jij moet vergeten Bea," zei hij tegen me, „dat je ooit ou ders hebt gehad. Jouw ou ders hadden ze aan de hoog ste boom moeten ophan gen". Maar ik hield van vader en moeder. Voor het slapen gaan, zongen ze altijd een liedje voor me. Vader vertel de soms een verhaaltje. Ik verdedigde ze en zei dat ze nooit iemand hadden verra den. „Ja ja, dat zeggen ze al lemaal, dat ze niemand ver raden hebben", zei die le raar". haal stelt de vraag aan de orde of hulpverlening logsgruwelen ten laste wenselijk en beschik- kan worden gelegd. Hun baar is voor deze twee- enige fout was dat ze uit de generatie van de foute ouders werden „foute sector". 5 Mei 1981 De 36e bevrij- geboren. Hoe zwaar ze hiervoor moeten boe- dingsdag sinds de capi- ten, mag blijken uit het tulatie. In hoeverre zijn eerste van een serie van we nu bevrijd? vier artikelen onder het jaar hij is toch mijn vader en voor ons kinderen is hij altijd heel goed heb het niet gedaan" dat is alles wat ze antwoordt". I Boven: .een I kind heeft het I nodig zich te vereenzelvigen I met flinke, dap pere, lieve, eer lijke oudere. Links:..kinde van N.S.B.'ers bijeen 5 augustus I 1942, tijdens een I kamp voor „meeuwen" en .Jeugdstor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 17