Idenstad Weissensee, n joods eiland Oost-Berlijn jr van David ef stil staan ren een stad danste 3en vulkaan jaren na de oorlog waarin lljoen joden prijsgegeven jaan gas en vuur, leelt er in I een sterke belangstelling joodse begraafplaatsen, ihet onderwerp van studie |ikaties en (recentelijk) van ringende TV-reportage met Tiamel als presentator, uurhistorische waarde van denakkers leidt tot een in- latie, die nieuwe bijzonder- toevoegt aan alles wat al was over de geschiedenis ijoden in ons land. Ook el- I Europa houdt men de gra- ere. Kort voor Pasen be en van onze verslaggevers denwoud" Weissensee in jrlijn, een van de grotere begraafplaatsen in ons Éeel. Hij zocht er de leven- fde doden. ar was het aantal inwoners dodenrijk gestegen tot Weissensee is een Euro- lonument van onschatbare zo erkent men ook in de kt illustreert hoeveel Berlijn J het Jeruzalem van Europa |de joden te danken heelt, et symboliseert ook, dat West ver van elkaar lig- 1955 begroeven ook de rtijnse joden hun doden ar zij hebben nu een eigen plaats aan de andere kant De begraafplaats is dermate uitgestrekt, dat de achterstand in het onderhoud moeilijk kan worden ingehaald. Op sommige plaatsen zijn de zerken door het bos overwoekerd. Groepen vrijwilligers worden ingezet om de wildgroei te beteugelen. De DDR heeft deze en andere joodse begraafplaatsen geklasseerd als cultuurhistorisch monument. rlei ve schol t thei ISEE, OOST-BERLIJN De der- itor van zijn Wolga (kilometer- .000) hijgt als een sleperspaard. lef. chauffeur hem even stationair tien om een plattegrond te ont- )e taxi is op weg naar een joodse aats in het district Weissensee. de bestuurder enige moeite om i adres te vinden, van dit door i 115.000 doden bewoonde sou- at stemt hem wrevelig. Mijn wens ilik te slaan op de koosjere Flei- de Eberwalderstrasze, had hem schouders doen ophalen. Wat is c ij de h'et'i aan het laatste vleeshouwerijtje do'er'''n' waar de nog slechts 280 i de joodse gemeente er staat op laken, dat een rituele slachting is verte'aan aan bet uitbenen? En nu Het zich weer het hoofd breken over 'est van een "Beth ha Chajim", huis ^gl 'n( euwige leven, zoals de joden hun sme aatsen noemen. a uiteii ik nu eigenlijk, de kleine kudde )levenden of de doden? Het zal zorg zijn, zolang ik per gereden maar 80 Pfennig blijf toevoegen |taatsinkomsten van de DDR, het iet^al )r de rijkstaxi's. In de Herbert ar m^sze besluit de auto zijn jammer- alied met een gekreun, dat wel aatste snik zou kunnen zijn. P be mor9en- toen het begon te fiizen 9een tijdstip kan méér kans ge- nbare!n verrassende ontmoeting. Maar r zjjn mag door bezoekers slechts bjj h ekten hoofde" betreden worden, noen en stren9e instructie op de toe- gCht irt. De taxichauffeur deelt me ten in b'ï ziJn zonderlinge passa- mj' ik vraag of hij misschien een ic H en pet in zijn handschoenenkast- Ireid 99en- l0r v.kt de wachtduur tot dertig minu hl0eten kilometers gemaakt wor- kr'J9 'k ook biJ het dan JDRI otshoofds betreden' van deze verdeeld in alfabetisch gerium-. treng geometrische vakken. Men' r de driehoek, het vierkant en het ,J. door Kurt Tucholsky bezongen iveell vrantei ais voor het cabaret ge- het vers: „In Weissensee". e,w,t enaar heeft er bewust van afge- ,s hier een laatste rustplaats te be- u''9< aast zijn reeds in 1905 overleden l i sn jaar nadat hij met de wrange siecr j opzien had gebaard onder de reger roofde hij zich in Zweden van het t gebeurde in 1935. r bleef een eenzame dode in de or het hele gezin, want hij wacht- i ig doch tevergeefs op zijn vrouw. :holsky werd op 74-jarige leeftijd 3 ov< ienstadt vermoord en verging er 0dat haar zerk op Weissensee symbolische functie heeft. ron e jiietragedie illustreert in kort be- 'i de andergang van ontelbare joodse ?aar inzonderheid het gruwelijke lot mgel erlijners onder hen. a* di ee is een dodenwoud, waarin het met ampachtige pogingen doet om herwinnen. Klimop slingert zich 1 kriji en grafstenen en bomen werken onde boven op plaatsen, waar geen ze dulden kan. ehar ,i reside schoorsteen 1 daj lafplaats wordt aan één kant af- 31 r1: door een fabrieksmuur, met 'erJcl! n een lange, rokende schoor- ok dat nog. Voor de oorlog be- in in de afbakening door chamot- Het is niemand toegestaan zonder hoofddeksel een joodse begraafplaats te betreden. Een droevig beeld van een bouwval: de synagoge aan de Oranienburgerstrasze in Oost-Berlijn, uitgebrand in de Kristallnacht van 1938. Het reusachtige gebouw wordt als ruïne gehandhaafd, „opdat men niet vergete" De foto toont de achterkant van de synagoge. vele tijdperken dat ook zij concessies heb ben gedaan aan de buitensporige pronk zucht van hun leefmilieu. Als de chauffeur me meer tijd gunde, zou ik uitvoerig miniatuurbasilieken en -paleis- schrikking, dat de bruutheid van deze dood niet verzacht zou worden door een begrafenis naar het oude vertroostende ri tueel. Vooral de vooroorlogse grayen tonen aan, jubeljaren, na voordien reeds aan invloed te hebben gewonnen. Van heinde en ver kwamen de zonen van het oude volk naar deze joodse hoofdstad, totdat hun aantal de 200.000 benaderde en dertig procent van alle joden in Duits land hier zijn aandeel leverde in een explo sie van creativiteit en vernuft. Maar de ster van David was stil blijven staan boven een stad, die danste op een vulkaan. Na veel inleidende plagerijen en kwellin gen begonnen de nazi's hun grote vernieti gingsactie door negen van de twaalf syna gogen in vlammen te doen opgaan. Het waren tempels van een veelzijdige cultuur. Er werden concerten gegeven en oratoria ten gehore gebracht, waar ook niet-joden met ontzag naar luisterden. De synagoge in de Prinzregentstrasze had 1800 zitplaatsen voor mannen en 1200 voor vrouwen. Albert Einstein is daar eens te beluisteren geweest als violist in een symphonie-orkest. Hoeveel namen kunnen er toegevoegd worden aan die van de be roemde professor? ..Nach Weissensee. Nach Weissensee". Maar zelfs daar blijft het gezichtsveld beperkt. Veel beroemd heden uit de joodse gemeenschap zijn tij dig uitgeweken, anderen vonden hun laat ste rustplaats op dodenakkers in de om geving en 60.000 Berlijnse joden zijn niet teruggekeerd uit de concentratiekampen. Is de chauffeur er nog? Mijn tempo wekt het misnoegen van velerlei zangvogels. Merels vliegen kwetterend op van tussen de graven, waar leidinggevende juristen, bankiers, cabaretiers, medici, uitgevers, journalisten, architecten, politici, beelden de kunstenaars, schrijvers en critici schuil gaan onder de verwildering van het do denwoud. „Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij". Geen zerk dupliceert deze inscriptie op het graf van onze dichter J.C. Bloem in Paas- loo, maar niets is méér van toepassing op dit groene eiland en heel Oost-Berlijn. Een dode stad voor de joden; hier past as op het hoofd, een rafelige winkelhaak in de kleding. Eens werkten op deze begraaf plaats meer joden dan er nu in totaal inge schreven staan bij de zieltogende gemeen te. ik uitvoerig miniatuuroasiiieken en -paleis- vooral de vooroorlogse grayen tonen aan, OnrH nphpHc jes kunnen bewonderen, priëlen vol lau- hoezeer de joden vervreemd zijn geraakt Ucb ytJUcUo Het monument voor de joodse verzets groep Herbert Baum uit de nazitijd. Deze jonge mensen werden allen terechtge steld. te-industrieën, zonder al te veel klachten over de rook. Maar wie kan nu nog schoorstenen zien bij een joodse begraaf plaats, zonder er lang bij stil te staan? Een vluchtige blik op de vakken haalt de con centratiekampen nog dichterbij. There- sienstadt, Auschwitz, Theresienstadt; vooral Theresienstadt, de oudere Berlijnse joden aangeprezen als een „rusthuis voor bejaarden". Toch is Weissensee niet uitsluitend een oord ter nagedachtenis aan deze slachtof fers. Het illustreert de geschiedenis van het jodendom in Berlijn ten tijde van de Pruisen, het keizerrijk, de Weimarrepu- bliek en in versneld tempo de terreur van de nazi's. Het is of de bezoeker in een doodstille bi bliotheek de bladen mag omslaan van een kostbaar, historisch prentenboek vol gra vures. Zo schuiven de vakken aan me voorbij, pagina na pagina, gewijd aan de geschiedenis van vóór 1880 tot heden, in welke periode Berlijn zich ontwikkelde tot de joodse hoofdstad van Europa. De beroemdste architecten zijn er aan te pas gekomen om joodse praalgraven voor Weissensee te ontwerpen, even pompeus en bombastisch als voor Pruisische jon kers in hun glorietijd en 's keizers hoogste dienaren. Niets menselijks was vreemd aan de joden. Omdat hun graven niet ge ruimd mogen worden, weerspiegelen nog werkransen, als ontworpen voor gezellige theekransjes op zondagmiddag, sarcofa gen, granieten rotswanden met reliëfs, smeedijzeren hekken en poorten. Alle stijl perioden zijn dienstbaar gemaakt aan het bezweren van de vergankelijkheid. Schuilplaats Joodse onderduikers hebben hun leven te •danken aan het mausoleum van Joseph Schwarz (1821-1926), een dermate be roemde tenor, dat hij ter ruste werd ge legd in een neo-klassieke tempel met veertien zuilen. Onder het dak vonden op- gejaagden een schuilplaats, tot in 1945 de eerste Russische soldaat als bevrijder naar Weissensee kwam. Als Louis Grünbaum de ogen nog eens kon opslaan, zou hij verbaasd zijn over het aantal wachtenden na hem op het sein tot de wederopstanding. Deze inwoner van een joods bejaardentehuis werd hier als van die absolute zekerheid in het aange zicht van de dood. Het uitvaartceremo- nieel bleef voor iedereen gelijk, maar men stelde zich niet meer tevreden met een eenvoudige zerk. Het zal sociologen niet veel moeite kosten om op Weissensee een klasse-indeling te maken, variërend van de eenvoudige handwerksman tot joden, mil jonairs, die in Berlijn tot de elite behoor den. Graniet, marmer en kunstige vlechtin gen van ijzer vervingen de oorspronkelijke zandsteen, de ornamentiek nam weelderi ge vormen aan en familiegraven werden kleine lusthoven in barok-Jugendstil. In strijd met het door de joden streng geïn terpreteerde tweede gebod „Gij zult u geen beeld of gelijkenis maken.ver schenen er zelfs portretten achter glas op de zerken. Ook omdat deze architectuur zoveel tijd perken omvat binnen een dodenrijk van 40 hectaren, is Weissensee een cultuurhis torisch monument door de DDR ook als eerste begraven, 22 september 1880. Ik zodanig geklasseerd van onschatbare kan zijn graf niet vinden, maar neem aan, dat slechts een met mos begroeide steen zijn nagedachtenis in ere tracht te houden. Wat de ruim 115.000 doden hier gemeen hebben, is hun strikt sobere en eenvormi ge uitvaart. Dezelfde wassingen door le den van een vrome organisatie, een goed kope kist, de eeuwenoude gebeden, een zakje aarde onder het moede hoofd. Niets kan in liefde en behoedzaamheid wedijve ren met deze joodse begeleiding op weg naar de groeve; de laatste eer, bewezen zonder enig aanzien des persoons. Er valt geen schepje zand op de kist zonder de weeklacht; ,,Ki afar alta w'el afar ta- schaw", stof zijt gij en tot stof zult gij we derkeren. Voor nazislachtoffers en nabe staanden was het een toegevoegde ver waarde. De stenen spreken. Zij leggen ge tuigenis af van alles, wat de joden voor Berlijn betekend hebben. In de „Reichs- kristallnacht" van 1938 heeft deze stad de grote stap voorwaarts gemaakt op weg naar de zelfvernietiging. Zonder ziel Zonder de joden was Berlijn een stad zon der ziel. De bruisende metropool met rond 1925 meer dan vier miljoen inwoners, scheen er toe voorbestemd het Jeruzalem van Europa te worden. Ontelbare joden droegen bij aan zijn faam als centrum van wetenschap, kunst en cultuur en alles wat het leven verder te bieden heeft. Zij vier den in de Weimarrepubliök een reeks van zenden namen van mensen die aan zelfdo ding de voorkeur gaven boven de bestiale ondergang in een concentratiekamp. Uitgeput als na een dagmars kom ik aan bij de Wolga, waarin de chauffeur op zijn nagels zit te bijten. Wat kan hij me verder nog laten zien? Eén synagoge in heel Oost-Berlijn. En alles wat nog rest van de gruwel der verwoesting, in de Oranienbur gerstrasze bijvoorbeeld, vroeger brand punt van het joodse gemeenschapsleven. De gemeente houdt er kantoor in een grauwe, verwaarloosde woonkazerne. Me vrouw Irmgard Thomas verricht admini stratieve werkzaamheden voor de vergrijs de overlevenden. Slechts 280 joden heb ben hun naam toevertrouwd aan de kerk registers, hoeveel niet-ingeschrevenen er in Oost-Berlijn wonen is haar niet bekend. Vijftienhonderd misschien? Men kan zijn redenen hebben om zich niet officieel als gelovige te laten registreren. De bureau houdster verwijst me naar het belendende pand: de reusachtige hoofdsynagoge, door brand verwoest en op last van de bouwpolitie gebarricadeerd. Een koperen gedenkplaat roept de voorbijgangers op tot bezinning; daartoe wordt de ruïne overeihd gehouden zolang dat mogelijk is. Vernietiging Weissensee was lang een stemmig oord des gebeds, waar de troosteressen hun werk deden in koepelvormige gebouwen: Italiaanse neo-renaissance, nagebootst in gele baksteentjes met de Trauerhalle breedgeschouderd als een domkerk. Een watertoren, kassen voor de teelt van bloe men en planten, uitgestrekte tuinderijen, een bloemenhal. Vrede zij dezen huize. De wens ging in vervulling tot Hitier zijn brui ne horden het sein gaf tot de aanval. De begraafplaats bleef tot het einde toe functioneren en werd temidden van de verschrikkingen een oase voor joden en niet-joden. Nog in 1942 werden er op één zondag soms 7000 bezoekers geteld. Men vond er een geheiligd onderdak voor 582 thora-rollen uit synagogen die geschonden en verwoest waren, totdat ook hier de bommen hun kraters sloegen. Negentig van deze afrolboeken werden dermate be schadigd, dat zij voor de eredienst afge keurd moesten worden. Zij kregen hun ei gen graf op Weissensee met het opschrift: „Geschonden door de nazi's". De gave exemplaren zijn verspreid over de nieuwe of heropende synagogen in Duits land en worden gebruikt met de eerbied, welke men aan een mysterie verschuldigd is. In het boek „Das Licht verlöschte nicht" vertelt Martin Riesenberger schok kende en ontroerende dingen over Weis sensee in de oorlog. In de kwekerijen bloeiden tienduizenden begonia's, gerani ums, hortensia's, men vond er werk en een schuilplaats voor velen, tot de depor taties de laatste exodus aankondigden. Een Gideonsbende slaagde er in tot het einde toe de gestorvenen te begraven vol gens het joodse ritueel. De registers ver meldden huiveringwekkende cijfers. Tach tig begrafenissen op één dag soms, dui- Schrijnender nog dan bij deze bouwval er vaar ik de sfeer van ondergang en vernie tiging in de Grosze Hamburgerstrasze. Daar markeerde eens een joods bejaar dentehuis de toegang tot Berlijns oudste begraafplaats (1672) waar tot 1827 doden zijn begraven. De nazi's hebben dit eer- I biedwaardige monument verwoest en daarmee de eeuwige slaap van 12.000 jo den verstoord. Alles wat ik zie is een gazon tussen som bere flatgebouwen in een wijk met muren vol kogelgaten en morsige vlakten. Een eenvoudige steen toont aan, waar het ou- deliedentehuis heeft gestaan. Het had de zelfde, macabere functie als de Joodse Schouwburg in Amsterdam en werd door gangshuis voor 50.000 Berlijners op weg naar de gaskamers. Er liggen bloemen bij het gedenkteken. Drommen studenten lo pen er aan voorbij op weg naar een colle ge, zonder acht te slaan op de vermanen de inscriptie om nooit te vergeten wat hier gebeurd is. Wat heb ik verder nog te zoeken in een stad, behangen met nieuwe leuzen? De DDR heeft het joodse drama een functie gegeven in de furieuze propaganda tegen neo-fascisme en revancisme en vóór vrede onder de volkeren. Joodse begraafplaat sen staan geregistreerd als beschermde monumenten. De achterstand, bijvoor beeld in het onderhoud op Weissensee, is echter zo groot dat internationale vrijwilli- gersgroepen worden ingezet om de verwil dering te beteugelen. Het zou fortuinen kosten om zuivering en herstel in een kort tijdsbestek op staats kosten te verwezenlijken. Het laatste woord Terug in West-Berlijn wil ik met een ande re (en veel duurdere) taxi naar Spandau om de muren te zien, waarachter Rudolf Hess als laatste oorlogsmisdadiger zijn straf uitzit. Het levert operette-achtige ta ferelen op van wachtposten en versperrin gen. Deze grijsaard kost zegt men de bezettende mogendheden een miljoen DM per dag. Niet hij. maar ook hier krijgen de joden het laatste woord. Reeds in 1324 begroeven zij in Spandau (thans West-Berlijn) hun do den op de zogenaamde Juden Kiewer. Voor. elke rouwstoet moest doorgangstol betaald worden, voor elk plekje grond be lasting, voor elke begrafenis een heffing. In 1510 werden de joden uit deze Mark verdreven. De achtergelaten grafstenen werden gebruikt bij de bouw van Span- daus onneembare citadel, zo bewijzen in deze eeuw teruggevonden zerken uit de jaren 1244 tot 1347. LEO J. LEEUWIS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 17