Posthume vernieuwingen van Albert Ayler in The Hilversum Session Concertagenda KLASSIEK Goede elektronische en leuke ech slagwerk-muziek SgS 7 maart Garland Jeffreys, Paradiso in Amsterdam. 8 maart Queen Ida, Melkweg in Amsterdam. 9 maart Millie Jackson, Vredenburg in Utrecht. 10, 11 en 12 maart Flairck, Diligentia in Den Haag. 14 maart Jam, Jaap Edenhal in Amsterdam. 14 maart Hawk wind, Paradiso in* Amsterdam. 20 maart Wim Hogenkamp, Leidse Schouwburg in 21 maart The Rousers, De Eland in Delft. 27 maart Fats Domino, Edenhal in Amsterdam. 28 maart Status Quo, Ahoy' Sportpaleis in Rotterdam 30 maart Fats Domino, De Doelen in Rotterdam. _IPV 3 april Pauline Murray, Paard van Troje in Den HijEID 11 april Fischer Z, Paradiso in Amsterdam. 11 april Basement S, Paard van Troje in Den Haag. 19 en 20 april B.J. Spears, Wanda Jackson en Mai tijdens Country festival in Ahoy' Sportpaleis in Rotterdi 26 april Iron Maiden, Stadsgehoorzaal in Leiden. 28 april Bruce Springsteen, Ahoy' Sportpaleis in Ro\ 9 mei The Who, Groenoordhallen in Leiden. Het zal zelden gebeuren dat een jazzplaat die in Nederland is uitgekomen elders op de wereld jazzkenners onmiddellijk hun discografieën doet bijwerken. Je kan er zeker van zijn dat dit bet geval is met The Hilversum Session van het Albert Ay Ier Quintet, een door George Coppens op zijn eigen platenlabel Osmosis (num mer 6001) uitgebrachte jazz-schijf met een nooit eerder op de plaat gezette sessie van de tien jaar geleden overleden avant- gardistische saxofonist Die opnamen werden gemaakt in Hilversum in 1964, voor Aad Bos en Michiel de Ruyter van de VARA, voor Aylers weduwe Arlene in het Amerikaanse Cleveland en nog wat belang hebbenden posthuum uitgegeven. The Hilver sum session is voor AyIer-fans een uiterst be langrijke plaat. Al klinkt dat misschien gek voor zomaar een opname uit een klein landje als het onze, voor wie iets van Aylers loopbaan weet is dat niet zo. In drummer Art Taylors boek „Notes and Tones" zegt saxofonist Eddie Lockjaw Davis weliswaar denigrerend: „Som mige muzikanten hebben alleen via Europa er kenning kunnen krijgen. Mensen als Ayler en Archie Shepp zouden nooit een kans gekregen hebben op de podia van Amerika.Al klinkt er spijt in de stem van Lockjaw Davis (even later verwijt hij mensen als Ayler en Shepp dat door hen jonge musici hun vak zijn gaan verwaarlozen), er zit niettemin veel waars in. Ayler werd in de zestiger jaren in de Verenig de Staten uitgejouwd en verder dood gezwe gen. Ziin muziek was de pure avant-garde van die tijd, „free", maar met zoveel merkwaardigs haken, ogen en invloeden dat niemand er he lemaal uit kwam. Geen jazzmuzikant heeft in zo'n korte loopbaan als die van Ayler zóveel losgemaakt: Je was voor of tegen Ayler, een tussenweg bestond er niet Nu achteraf, wijdde Jazz Nu (jazzliefhebbers, léés dat blad) enkele nummers geleden een heel blad en een disco grafie in twee afleveringen aan hem. Het vroe gere Jazzwereld had met Han Schulte, Hans Dulfer en Bert Vuysje (de laatste noemde Ay lers plaat „Ghosts"in 1965 b.v. al Plaat van de maand) fervente bewonderaars, maar Dulfer verhaalt in zijn recente boek Jazz in China dat tijdens een Ayler-concert in het Amsterdamse Sheherazade muzikanten die nu de avant-gar de een goed hart toedragen, toen stonden te schuddebuiken van het lachen. OERRRON Het is eigenlijk best begrijpelijk, zoveel jaar na dato. Ayler was een zeer originele musicus, die onvergelijkbaar te keer ging, met zijn muziek als het ware alle verworvenheden van de jazz oversloeg en terugsprong naar een oerbron die hij opnieuw interpreteerde. Ik herinner me een concert in de Doelen, op 8 november 1966 waar geklemd tussen het quintet van Max Roach en uitsmijter Sonny Rollins ook Albert Ayler optrad. Het was mijn eerste Ayler-con- cert en ik wist niet wat ik er mee aan moest, hoe ik het moest plaatsen. Maar merkwaardig boeiend was het wel, en niet alleen omdat het drumstel alsmaar verder uit elkaar schoof op het podium, hetgeen een spanning op zichzelf creëerde. Maar de bijna banale wijsjes, de uni sono gespeelde loopjes, de „free for all" uitbar stingen, het haalde toch steeds weer iets in je omhoog, het associeerde steeds weer ergens aan, en emotioneel was het zonder meer. Bij dat concért, en op vele latere Ayler-platen, speelde de toen 20-jarige Nederlandse violist Michael Sampson mee. Ooit in Voorburg op school gegaan, klassiek violist in Parijs en tij dens een concert aldaar vrij genoeg om Ayler aan te klampen om mee te spelen. Hij had dat Stray Cats Stray Cats (Ariola) In de Engelse muziekwereld lo pen momenteel drie Amerikaan se knapen van nauwelijks twintig jaar als „Riket met de kuif" rond en bestoken de popconsument met onvervalste rockabilly: rock 'n' roll met een flinke scheut country dus. De naam van het trio is langzamerhand genoeg zaam bekend, sinds met de hits Runaway Boys en Rock This Town popgeschiedenis werd ge schreven. De platenmaatschappij is nooit te beroerd om op zo'n succes een schijf vinyl van 30 centimeter in doorsnee te laten volgen en zo kon het gebeuren dat vorige week de eerste lang speelplaat van The Stray Cats verscheen. Twaalf composities, overwegend van zanger/gitarist Brian Setzer, aangevuld met songs van onder anderen Eddie Cochran en Dorsey Burnette ge ven een getrouwe kopie van deze bij uitstek blanke rock 'n' rollmu- ziek uit het midden van de jaren vijftig. Dave Edmunds, bekend van zijn nimmer aflatende voor liefde voor rock 'nroll nam van zeven songs de produktie voor zijn rekening. The Stray Cats de den de rest. Daaruit is onmiddel lijk af te leiden dat zij de kunst waarschijnlijk van hun grote voorbeeld hebben afgekeken, hairspray in plaats van met vet zijn opgeklopt tot zwaartekracht tartende proporties, zo dringt het gevoel zich ook onweerstaanbaar op dat de platenkoper het slacht offer is geworden van een hype: een knap uitgedachte manier om de consument geld afhandig te maken. Rockabilly is indertijd een zéér kort leven beschoren ge weest. De tijd zal uitwijzen of dat met The Stray Cats eveneens het geval zal zijn. TvR Donnie Iris Back On The Streets (MCA) Donnie Iris niet zo jong meer. Een lang maar niet altijd even succesvol popverleden ligt achter hem. De twee krenten in zijn muzikale pap worden gevormd door het hitje „The Rapper" die hij met The Jaggertz had en de blauwe maandag die hii in de succesvolle formatie Wild Cherry doorbracht. De met een gangbaar brilletje a la Costello uitgeruste Donnie Iris probeert het nu met een nieuw groep die onder zijn naam met de debuutelpee Back On The Streets op de markt komt. Op deze met zorg door Mark Avsec geproduceerde plaat ontpopt de duidelijk Engels geo riënteerde Iris zich als een muzi kale kameleon. De groep zorgt voor een glijdende, ongepolijste gitaarbegeleiding en zelf neemt Donnie alle vocalen voor zijn re kening. De begeleiding is simpel gehouden, maar aan de vocalen is des meer aandacht besteed. Alle achtergrondkoortjes zijn vele ma len overgedubt waardoor met de stem van Donnie Iris een Phil Spector-achtige geluidsmuur wordt gebouwd. Minder specta culair zijn de composities zelf die teruggrijpen naar de bubble-gum rock uit de late jaren zestig. Het handjevol geslaagde voorbeelden bestaat uit de art-rocker Ah, Leah, het op de Turtles geïnspi reerde Joking en You're Only Dreaming („shoe-bi-dop-di-dop Het restmateriaal is minder orgi- neel en zet niet meer aan tot luis teren. Back On The Streets is niet de derde krent uit Donnie's PaP- N.M. Sister Sledge All American Girls (CotilUon) De gezusters Sledge traden twee jaar geleden plotseling uit de obs curiteit toen het gouden Chic-duo Nile Roger en Bernard Edwards zich met het familiebedrijf ging bemoeien en een elpee (We Are Family) voor ze produceerde. Drie dikke hits waren het gevolg. Het titelnummer van hun nieuwe elpee, dat twee maanden geleden op single werd uitgebracht, maakte al duidelijk dat hun nieu we producer Narada Michael Walden niet zoveel aan die suc cesformule heeft willen verande ren. AU American Girls klinkt dus al met al net zo „chic-que" als de voorganger Love Some body Today en bevat meerdere aanwijsbare singlekandidaten. He's Just A Runaway is een goed voorbeeld en dat geldt in nog rui mere mate voor Ooh, You Caught My Heart dat prima.door gaat in het pakkende Make A Move. Kathy Sledge soleert met het grootste gemak in de meeste van de tien nummers. Het wat schorre, supersoepele stemgeluid van Kathy is een van de sterkste troeven van het discogezelschap. Een minder sterk punt bij de vier zijn nog steeds de obligaat klin kende ballads. Next Time You'll Know is zo'n nummer dat toch teveel aan het Pim Jacobs-geluid doet denken. Maar de up-tempo nummers zijn gelukkig op AU American Girls veruit in de meerderheid. Sledge-aanhangers die zo bevattelijk zijn voor het Chic-geluid kunnen daarom weer helemaal hun lol op. „We Are StiU Family" meldt de hoes dan ook geruststellend en zo klinkt het ook precies. De plaat is dui delijk op de Europese markt ge richt. Het door de Michael Jack son-successen beïnvloede Don't You Let Me Lose It maakt dat duidelijk. Producer Walden beslist geen eigen stempel plaat willen, drukken. Hij een uitgekookte manier bez weest met het „meest gang disco-geluid anno 1981. Diverse artiesten f Dance Craze (Two Tone) 10 1 pre Het Two-Tone label toon deze live-elpee, die bij de namige film hoort, haar co en goed gevulde artiestenst plaat bevat behalve de be ska-namen als Madness, S en de Beat ook nog wat gevestigde groepen (houd als de Bodysnatchers en Manners. In de film moet h dolle boel zijn maar door d nig dynamische geluidsk van de elpee klinkt het a naar een feestje bij de bu te luisteren. Bovendien meeste nummers (opge aan de Britse regering e shit the're leading us in to erg recent. De Selecter Words) valt op Beat Craze schoots door de mand, M. haalt One Step Beyond no van stal en alleen de Beat met Mirror In The Bat (ook niet al te nieuw meer gens) voor een te spaarzaa moment. SCHOONHEID The Hilversum Session is een plaat die ijog eens het voorlopersschap van Ayler bewijst. Wie van „mooie" jazz houdt, heeft er weinig aan (mijn huisgenoten hebben al verboden hem voortdurend op concersterkte te draaien), maar Aylers muziek heeft een andere schoon heid. Bijna gedragen, geestelijk soms, en niet voor niets hield Ayler erg van de New Or- leans-funeral tradition, soms met klagende me lodie-stukken, die verwijzen naar de allereer ste dagen van de jazz, al was het alleen maar door het merkwaardige brede vibrato waar mee Ayler - sis een bewuste beginneling - speelt Soms herinnert hij aan blaaskapelmu- ziek, soms is hij bijna bezwerend. Om daarna onmiddellijk het tapijt onder je vandaan te trekken, op te rollen en zijn thema op een schrille manier te gaan doorspitten. „Angels", het eerste nummer van de plaat heeft zo iets klaagzangerigs met tenor en trompet (Don Cherry) unisono in een thema dat je niet mak kelijk kwijt raakt. Ayler over zijn elpee „Ghosts": „Ik hou ervan wijsjes te spelen die de mensen mee kunnen neurieën". Hij laat zo'n wijsje even later bijna moedeloos weggelij- den en afzakken, gaat er dan vrij tegen aan, gebruikt zoals steeds de overtonen, laat de zaak dan over aan het prachtige sprokkelwerk van bassist Gary Peacock, maar alles komt weer terecht, zij het op andere pootjes. En dat is een sterk punt van deze Ayler-plaat: Het sa menspel tussen de musici (drummer is Sunny Murray) is perfect. Al is het dan „vrij", er wordt prima sémen gespeeld: Ayler is de dui delijke leider, en wat hij aangeeft wordt ge bruikt, de trompet zoekt zijn noten op of gaat er juist tegenin, en je hebt steeds de indruk van een hecht en onontkoombaar geheel. Het nummer „Spirits" van de B-kant is weer zo'n typisch Ayler-stuk, met bijna spiritual-achtige delen, waar hij als het ware bovenuit probeert te schreeuwen. Leg die posthume Hilversum Session, terug buigend over de recente jazz-historie, terug op de plaats waar hij hoort in 196j en je begrijpt dat Ayler een voorloper was, een man die des tijds onvergelijkbaar met wie dan ook, door ging op de vrijere wegen van John Coltrane en Ornette Coleman. Een man die vandaag nóg modern is. En als je zijn werk vergelijkt met huidige moderne geïmproviseerde muziek: Hoe aardig je de vrijheden van Breuker, Gilius van .Bergeyck en geef ze maar namen ook moge vinden, bij hen heb je altijd het gevoel dat er een afstandelijkheid en een dubbele bodem in hun werk schuilt. Je kan er nog omheen. Ay lers werk uit 1964 heeft dat in geen geval. Het is koppig, weerspannig, beklemmend en ge voelig, zoals hij dat wil. Je kan er niet om heen, het gaat door jóu heen. Ayler is (hij was 34) in 1970 veel te vroeg overleden (zijn lijk werd onder nooit helemaal opgehelderde om standigheden in de New Yorkse East River ge vonden). Vandaar dat deze boven water geko men banden zo van belang zijn. In Nederland wordt de plaat gedistribueerd via A gram en is hij ook verkrijgbaar bij Osmosis, Utrechtsed warsstraat 21, Amsterdam, 020-258074. BERT JANSMA Tussen de elektronische muziek en de gewone [Gil. kliefhebber wil het nog niet erg vlotten. A'aiuur^jj brui kt de amusementsmuziek de eletronica te onpas maar ,Jn het klassieke genre" (zullen wfl »»S| zeggen) vindt de echte, elektronisch gemaakte qgf y weinig aftrek, mede omdat die in de concertzaal hoogst zelden en bijna uitsluitend op platen geboden. Met ups en downs blijven overigens zo^lGIl dere als jongere componisten in het rrpressiefffgn van de zelf vervaardigde elektronische klanken g maar erkend moet worden dat het dan tegenw lü F bijna altijd gaat om een mixture van pure elekfef(Ji met opgenomen en eventueeel vervormde muzie gewone muziekinstrumenten en met geluiden uit 'u tuur of de maatschappij., B V( Ook de al twintig jaar met veel bescheidenheid beheersing operende Ton Bruynèl geeft op zijn /i»»V6l plaat in de onvolprezen serie Composers' Voice vstfQf] menus (nr. CV 8Ó03) mixtures, natuurlijk gemaakt?-— eigen studio. De vastgelegde stukken lijken mij f® stek geschikt om de bij voorbaat negatieven en 5c|f83l gen te verzoenen en te bekeren. Neem die „Serèn |^q| roep van een kleine nachtuil in de Languedoc, in <i - en omspeeld door de dwarsfluit van Jorge Caryi& een heel apart stukje poëtische klankverbeelding. fwC Minder naar binnen gekeerd, speelser, musikantei^n— de „Soft Song" voor hobo en sondtracks waarin FIC van Koten in opdracht van de componist de J£a J>nfl€ cineast Fellini „een melodie van verbazing over 4yn werkelijkheid van onze beschaving" aanbiedt. Wat nèl er bij schrijft over de staat van de hedendaags poneerkunst stemt droevig maar wat hij zelf do4 op Schuberts Forellestemt hoopvol, evenals de „Ta in de vrije ritmische patronen waarin hijzelfde /nof, m61 pianopartij voor zijn rekening neemt. ssen Aan „Translucent II" en „Phases" is de medeweten van het Utrechts Orkest nodig om niet echt w£ maar toch wel somber en melancholiek te spelen /fcên r timbres van een traditioneel en een artificieel %sen, mentarium. U moet ze horen en opnieuw horen dewj w'j onderling uiteenlopende stukken en u krijgt uw gei^t <je de toekomst van de elektronische muziek, als u ferk, 1 had verloren, terug. De integriteit van de werkst\usser en hun presentatie, overtuigen ten volle. iland De emancipatie van het slagwerk, in de jaren zesfA sationeel begonnen, zet compositorisch helaas sterk door als werd verwacht. Natuurlijk is het sla zo oud als de muziek zelf maar in zelfstandige colteren ties heeft het voor de concertmuziek in de loop ven va eeuwen geen rol van betekenis gespeeld. Dat beg<\nder met Bartók en de door de Groupe Instrumental a op he cussion de Strasbourg uitgelokte partituren. Die phonal ren hebben geen hoog niveau en voor het genre m\ var geen eigen identiteit weten te handhaven, ook nieM les vorm van de „minimal music" die er voor een d*an <3 berustte. Wel is het gevolg geweest dat het s7a^w-<udle: veel hedendaags werk een belangrijke plaats is gabereil nemen (bijvoorbeeld bij Messiaen) maar dan steeds fiet p menwerking met andere, meer mogelijkheden biefame instrumentgroepen. hter Terwijl de meeste opgerichte gespecialiseerde sia^ltljd groepen al enige tijd het stilwijgen bewaren, is de[fl/e t werkgroep Den Haag (zes, zeven jaar geleden dooran lingen van Frans van der Kraan opgericht) aktievqen ooit M ve Hun ensemble presenteert zich nu ook met een plaéroóu Classical Records (no. 180491). Het is zonder twijfjgon leuke, gezellige, onderhoudende plaat maar besliste. W getuigenis van de hoge artistieke waarde van heiame mancipeerde slagwerk. De bewerkingen van de /{aanc ristische ragtimes uit het begin van Scot Joplins caiitgei zijn leuk, de speelstukken van Theo Loevendie (Q conga's) en zijn leerling Henk de vlieger (op tweepmmm foons en twee marimba's) zijn best het aanhoren u de „Living Room Music" op bloempotten, fauteuil, deur, pannen, serveerwagen, prullebak enz. heeft Cage vermakelijk uitgedacht maar van zijn „Doublt sic" met Lou Harrison verwachtte ik meer. S Brouwrs toont in zijn „Pattern Study II" weinig fai en Mitch Markovitich wint het met „Teamwork" zijn zuiver gevoel voor zelfkritiek en zelfbeperking Een leuke plaat dus, met zorg uitgevoerd maar ja, B zegt op de hoes van zijn plaat niet zonder reden: „J lang na middernacht voor de dodecafonisten, de s< listen zitten op hun nagels te bijten en the „Cage" Verenigde Staten is leeg". JOHN KASAli want verschil is er nauwelijks te horen. Op zeer knappe wijze wordt de muziek, die met name befaamd is geworden door het Sun-label van Sam Phillips, om gezet in een hedendaags klank beeld. Voller, in stereo, daar doet het gebruik van een authentieke „slapping bass" en een half drumstel niets aan af. En toch... de plaat bevredigt niet. Ander halve week onafgebroken afspe len op de platenspeler heeft daar in geen verandering kunnen brengen. Zoals de onechtheid opvalt van de imposante kuiven, die met trouwens al eens bij Ornette Coleman gedaan in Amsterdam. Sampsons geluid was toen sterk medebepalend voor het karakter van Aylers muziek en benadrukte nog eens de Europese elementen daarin. (Ayler herinnerde zich al tijd met smaak zijn optreden als legermuzikant na de oorlog in Parijs en het spelen van werk- jès als de Marseillaise). Waar de getalenteerde Sampson na Aylers dood gebleven is, is (mij) onbekend. Albert Ayler

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 22