ierland wie naar gaat is geen toerist, maar een pelgrim ^OTM PLEK jfen, die dit on thoven kind van Ben je met opzet tot aan de grens van land en water getrokken om los te raken van hinderlijke herinneringen: tevergeefs, want zingt en doordrinkt, zo'n geluksvogel zit op rozen en kan tijdens zijn verblijf in Ierland niet meer stuklopen. Natuurlijk weet de vreemdeling drommels goed, dat hij de ziel van Ierland nooit geheel zal kunnen doorgronden. Maar koppig volhoudend blijft hij zoeken en drinkt hij zich moed in aan de tap van een der duizenden pubs, die de voorzienigheid voor een onveranderlijk grote dorst op zijn weg heeft geplaatst. Vergissing Is dat Ierland? Of is het Ierland juist niet? Is fyet een vergissing, een vertekend beeld op het net vlies van een reiziger, die ten onrechte meent, dat hij de Ier begrijpt? Terwijl hij in werkelijkheid slechts geduld wordt, omdat men weet, dat hij bin nen afzienbare tijd weer op zal krassen? Op een avond met kruiende mist, die de Shannon bij Killaloe omzichtig heeft ingepakt de pijlers van de brug verderop verdwijnen halverwege in smoezelige, medicinale watten en de dorpstoren lijkt nog kleiner dan de architect hem indertijd met het oog op de tegenvallende collectes heeft gete kend sta je in de huiskamerbar van het Lake Side Hotel naast Timothey, de plaatstelijke klus jesman, die je al jaren om geen enkele boodschap meer kunt sturen. Er moet een tijd geweest zijn, dat hij nog genoeg lucht in zijn borstkas had om steigerend op zijn fiets elke heuvel iri het graaf schap te bedwingen. Maar dat hijst hij allang niet meer. En nu loopt hij gekromd naast het frame en duwt hij zijn kruis met terugtraprem vloekend en spuwend naar de wolken. „Elk dorp, dat zichzelf respecteert", beweert Ti mothey, „houdt er een zonderling op na. En hier in Killaloe is mij die eer te beurt gevallen. Ik mag dus in het geheel niet mopperen". Timothey heeft rood doorschijnende, wijd uitstaan de oren aan een schitterend mombakkes, waar voor de Schepper tweemaal zoveel klei nodig heeft gehad als voor doorsnee schepselen. En in de bar van het Lake Side Hotel worden zijn verteringen stilzwijgend door andere stamgasten betaald: een gering offer, dat ze graag brengen in ruil voor zijn ijzersterk repertoire, dat hij met wat bovensmering als een pianola-rol afdraait. Hij zingt een lied, ver telt een grap en ziet zijn glas als in een wonderlijk communicerend proces telkens weer vollopen. Toen indertijd de eerste mensen op de maan ge land waren en waggelend als topzware Michelin- mannetjes hun rondedansje om de Stars en Stri pes maakten, verkeerde Timothey in volstrekte on wetendheid, want een radio heeft hij nooit willen aanschaffen. „Allemaal moderne fratsen", meende hij. „Daar schiet een verstandig mens niks mee op. Laat mij maar naar de sterren kijken; dan komt mijn avond ook om". 'aars, jwe haaien, lip- m0%ree\ en zeepa- paro^en het een uit- jke eer te vin- jh door de ge- bleekgezichten haak te laten irder J 'I qua jiogeschool-hen- wordl kwamen de als tjters, de juchtle- 's, Is fttappers, berg- u geehers en Instant- nenirifs, voor wie een Is di§ huifkar en een f waak knol opeens voller lere einde van proeifcantiegenot wa- jmt er orgaiiat groeiend le- eenpde zich enkele orbeejleden tot ieders In Nedr\g ook de fami- ven oi Amsberg, die wen nje-stek in het dat eie Porto Ercole hoogoor gezien hield anvaabestroomde persvertegenwoordigers vol 3 e/*ahdleidde in haar vakantieparadijsje „Reen vijnen |a" in het fotogenieke Sneem. Bij die gele- Een d merkte Beatrix' blonde robbedoes prins oploéler glimlachend op, dat de heren fotografen ïen. lér\ betrof rustig konden oprotten. Het was rove «r een koninklijke hint, die dan ook prompt ikt dom attente verslaggeefster van de televisie- panèTros-Aktua aan het thuisfront werd door lef i paa/hduizenden Nederlanders ondanks deze [uwing nog steeds met hun instamatics, DEN ^mera's en volautomatische tele-kanonnen gaan naar de geheimen van het Eiland der [is een vorm van eigenzinnigheid, die hen in ite siert. Want Ierland verdient de warme lelling van ware genieters ten volle, bekoring van Ierland laat zich overigens laar vangen in een paar volzinnen. En de clichés uit reisbeschrijvingen zonover- itranden, betoverende panorama's: Kom •i nog maar een schep bijvoeglijke naam- op het laaiend vakantievuur verbleken in onder de armada's van grijze wolken, die 1 missiegebied van Sint-Patrick stormen en leest onverwachte momenten hun ladingen leien lossen. et je beginnen met je. Baedeker in een •ruine pub. waar een tandeloze boer na lazen Guiness good for him op de top poëtisch delirium staat en het ene rijm na [ere met zijn bruine tanden aan flarden En wat te beginnen met een routebe- ig van de ANWB, als je toch voortdurend in ing wordt gebracht om van de rechte weg jken en troost te zoeken bij een turfvuur, (t naar mest en zweet? naar Ierland gaat, reist niet. maar pelgri- lj is geen toerist, maar een gelovige, die huls der vaderen terugkeert om zijn eeu- Jnwee te stillen met een pint aan de bar, 'nkemanslied en een bekentenis van een imde in een verlaten uithoek van het land. De serieuze reiziger in Ierland kiest een marsorder, die hem telkens dwingt om te pauzeren op kerkhoven, waar omgewaaide zerken na eeuwen de pressies een blijvende baarduitslag hebben gekregen van mos en zwam men. Hij volgt voortdurend een grillig spoor, dat hem brengt naar morsige bouwvallen van oude. verla ten kloosters, die leeg en grotesk aan de oever van lerlands moederstroom, de Shannon, in een groen dal of op een kale heuveltop de opstanding der gestorven monniken verbeiden. Hij kiest daar voor een marsorder, die hem telkens dwingt om te pauzeren op kerkhoven, waar omgewaaide zerken na eeuwen depressies een blijvende baarduitslag hebben gekregen van mos en zwammen. En tus sen de buien door leest hij de namen der ontslape nen, die onder een vracht plastic bloemen diep in de doordrenkte aarde blijven uitzien naar het eeu wig Jeruzalem. Duizend beelden Denkend aan Ierland doemen duizend beelden» op, die samen de legpuzzel vormen van een eigenzin nige. tegendraadse republiek. Een land, dat zijn gast het ene moment treft als een vuistslag met modder gooit en balkende ezels op zijn pad stuurt en vlak daarna een hemel op aarde serveert met bijpassend klokgelui en biddende vrouwen bij een kruis in het moeras. Voortdurend moet je rekening houden met verras singen, nieuwe obstakels aan beide zijden van het graf. „Vanwaar die haast?", roept de Ier, als je na drie uur en tien whiéky's wilt opstappen, „bedwing toch je nieuwsgierigheid, want om de hoek is de whisky even duur als hier. Drink liever nog een glas met mij, want als God tijd maakt, maakt hij er genoeg van". U bent dus bij deze gewaarschuwd: Ierland laat zich niet overmeesteren, maar over meestert zelf. Het dwingt de vreemdeling eerst op de knieën, want alleen door deemoedigen laat het zich tutoyeren. En wie niet de moeite neemt om zichzelf te verloochenen en Ier te worden met de leren wordt uitgespuugd als een harde zeen, een afgekloven pruimepit. Zo iemand zal van het eiland vluchten met de demonen op zijn hielen. De toerist daarentegen, die bereid is om boete te doen, die niet vergelijkt, maar accepteert, mee Doorslag Zo'n avond in Killaloe is een bruikbare doorslag van alle avonden, die je doorbrengt in het puisterig landschap tussen Ierse Zee en Atlantische Oceaan. Als de schemering het licht in de hemel tempert gelijk een bistro-eigenaar, die proefondervindelijk heeft vastgesteld, dat zijn wijnomzet zich verdub belt als zijn klanten geen hand voor ogen meer kunnen zien, is het zaak om de dichtstbijzijnde herberg of pub binnen te vluchten. Buiten heb je dan niks meer te zoeken en houdt alleen de wind je nog gezelschap. Maar in de pub, dat verrukkelijke wormstekige klokhuis van de Ierse samenleving vind je op zulke momenten altijd wel een hand, waar een nieuwe vriend aan vast zit. En met hém, schuilend onder een afdak van slordig gevlochten woorden, kun je de dreigende depressies tot aan het klokje van ge hoorzaamheid met gemak het hoofd bieden. De hemel mag rustig hartverscheurend janken en zijn hete tranen over de ruiten van de pub laten bigge len, het deert je niet. Je hoort het water over de keien gutsen; het zal je een zorg zijn. Zolang je maar' blijft zitten, waar je zit en je alleen verroert om het volgende rondje van de toonbank te pluk ken, Is er voor jou geen vuiltje aan"de Ierse lucht. Nergens krijgt het begrip „de nacht doorbrengen" ook zo'n troostrijke entourage als op het eiland van Sint-Patrick en Alle Heiligen. Na een dag spoorzoeken in een labyrint van kronkelwegen, die volgens een duistere planologie dorpen met elkaar verbinden dat de afstand tussen twee punten wellicht de.rechte lijn kan zijn is een stelling, waar een Ier nog nooit van gehoord heeft doemt opeens aan het einde van een modderige oprijlaan het Lis Ard Hotel op. Het statige buitenhuis, tot voor kort eigendom van de O'Donnovan-clan, lijkt na het verscheiden van de laatste telg uit dit roemrijk geslacht onbewoond te zijn. Zo te zien heeft de stilte alle opstallen vol ledig in de houdgreep, maar dat is slechts schijn, die een reiziger in Ierland trouwens voortdurend op het verkeerde been zet. Want achter de witte muren branden de houtblokken wel degelijk uit bundig in de geblakerde stookgaten en haasten huwbare dochters uit het naburige Skibbereen zich geluidloos met je koffers en de gele plastic Schiphol-tas vol vuurwater naar een kamer, waar tussen het hemelbed en het raam met uitzicht op veertig kleurenstalen in een betoverend landschap nog volop ruimte is voor het aanleggen van een midget-golfbaan. Paradijselijk Wat een zegen om op zo'n paradijselijke plek te mogen dralen. De leunstoel verwelkomt je als een verloren zoon, inhaleert je lichaam gulzig, totdat nog alleen je hoofd en je benen vanaf de kniehol tes buiten het rode fluweel uitsteken. Steek nu de brand maar in een geurige sigaar, vriend. Een Monte Christo, O'Donnovan waardig. En luister naar de wind, die zijn solvège-lessen oefent in de wijkende sponningen van de balkondeur. Na het diner nu pas blijkt, dat je de enige gast bent, die in Skibbereen is gestrand drink je nog een Irish coffee in de bar, die er waarachtig uitziet als een sacristie in een kerk van Cuypers. En waar je al bang voor was, gebeurt prompt; ook deze nachtzoen voor alleenstaanden is weer het begin van een innemend minnespel, dat voortduurt tot het moment, waarop de kaarsen gedoofd worden en de flessen achter slot en grendel verdwijnen. De juffrouw achter de bar, die je glazen speelgoed Het statige Lis Ard Hotel, tot voor kort eigendom van de O'Donnovan-clan, lijkt op het eerste ge zicht na het verscheiden van de laatste telg van dit roemrijk geslacht, onbewoond te zijn. Maar ook dit is weer schijn, die een reiziger in Ierland voortdurend op het verkeerde been zet. aanreikt is dezelfde, die vanmiddag je naam en adres in het hotelregister heeft geschreven. In de eetzaal heeft ze zojuist ook zes spruitjes en twee biljartbal-kale piepers op je bord gewipt.' Ze stu deert rechten aan de universiteit van Cork en is er van overtuigd, dat de Ierse jongeren het roomse aanschijn van hun land in de komende jaren gron dig zullen wijzigen. Haar naam is Deirdre Ierse Boutade Ook dat nog. Ben je met opzet tot aan de grens van land en water getrokken om los te raken van hinderlijke herinneringen. Tevergeefs, want prompt valt weer de naam, die A. Roland Holst, de prins der Nederlandse dichters, eens leende voor zijn Ierse Boutade „Deirdre en de Zonen van Usnach". Zijn gebeitelde zinneh, na tientallen jaren nog steeds fier overeind, kleuren trouwens goed bij de sfeer van Lis Ard House. „Geen in Ierland", schreef hij, „wist hoe schoon zij was. Zij werd het schoonste kind van wind en ver latenheid. Als zij buiten liep waren heur haren als waaiend vuur en haar bewegingen als die van een zwaan over de golven, een hert over de heuvelen. Zij was van de wind en van de donkere hellingen en de wijde stormende hoogten". Is het eigenlijk zo verwonderlijk, dat je nog lange tijd met staarogen in het hemelbed op de eerste etage hebt liggen woelen? LEO THURING Vanuit het raam van je fors bemeten hotelkamer m Skibbereen heb je een fraai uitzicht op veertig kleurenstalen groen in een betoverend landschap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 23