aarom
|ijzondere
chool
pringlevend
Experimentele
basisscholen op
de goede weg
aan al die verwachtingen tegelijkertijd te
voldoen is natuurlijk onmogelijk. Daarbij
komt nog dat de leerkrachten en de leden
van het schoolbestuur net zo goed uiteen
lopen in hun opvatting van katholiek-zijn.
Hoe vind je toch een weg in zo'n doolhof?
Door eendrachtig te zoeken. Leerkrachten,
ouders, schoolbestuurders ze moeten
naar elkaar en naar zichzelf zoeken. En zo
doende wegen vinden die tegenstellingen
overbruggen en gezamenlijk bewandeld
kunnen worden. Dat is ook precies wat er
gebeurt. Op de ene school intensiever dan
op de andere. En met verschillend resul
taat. Maar er wordt gezocht. Bewust, ener
giek en vanuit de overtuiging dat de inzet
zeer de moeite waard is. Van een Jaat
maar waaien-mentaliteit" is absoluut geen
sprake. Het is hierom dat ik zeg: de katho
lieke school, de bijzondere school in het
algemeen, is verre van ten dode opge
schreven. Hij is springlevend".
Scharnierpunten
Jawel, mooi gesproken, maar zonder een
minimum aaa gemeenschappelijkheid
wordt het resultaat van dat goed bedoelde
zoeken toch wel twijfelachtig. In haar veel
geraadpleegde uitgave „Katechese op de
Basisschool - een handleiding voor de
praktijk" heeft het Hoger Katechetisch In
stituut in Nijmegen een poging gedaan die
gemeenschappelijkheid onder woorden te
brengen. Om vier punten, „scharnierpun
ten" zegt het HKI, draait die katholiciteit:
1) de werksfeer op school
2) de levensbeschouwing van de leer
kracht
3) de schoolkatechese
4) de relatie school - katholieke geloofsge
meenschap
Pater Bergen: „De werksfeer moet er een
zijn van evangelische solidariteit. Dat komt
tot uitdrukking in de manier waarop ze
met elkaar omgaan - de leerkrachten, de
bestuurders, de leerlingen en de ouders.
Als het schoolbestuur zich op een formeel
katholiek standpunt stelt en niet open
staat voor bijvoorbeeld twijfel aan de
houdbaarheid daarvan van de kant van de
leerkrachten, dan is dat een voorbeeld van
een niet-evangelische houding. Leerkrach
ten op hun beurt moeten ervoor zorgen
dat de sfeer in de klas er een van naasten
liefde is. Dat wil zeggen dat domme Pietje
niet op de achterste bank wordt neerge
poot en verder aan zijn lot overgelaten,
maar integendeel extra aandacht krijgt.
Alle kinderen moeten zich geborgen en
veilig weten".
„De levensbeschouwing van de leerkracht
hoeft niet noodzakelijkerwijs tot uitdruk
king te komen in een buitensporig kerkbe
zoek. Aan de andere kant mag het ook
weer niet zo zijn dat hij zich volkomen dis
tantieert van de kerk. Hij moet op zijn
minst bereid zijn ermee in gesprek te blij
ven. Het belangrijkste is dat hij in Jezus
van Nazareth zijn voorbeeld ziet en die in
spiratie ook naar de kinderen toe uit
straalt. Dat betekent dat hij open staat
voor signalen van verwondering en liefde
die de kinderen geven. Dat hij die signalen
oppikt en versterkt. Als Jantje vertelt dat
de kat jongen heeft gekregen, kan de
meester dat terugbrengen tot een biolo
gisch gebeuren. Maar als hij een religieus
gewortelde levensbeschouwing heeft, zal
hij duidelijk maken dat het mysterie groter
is. Dat de biologie nooit de laatste verkla
ring kan geven".
„De schoolkatechese moet worden opge
vat als de overdracht van die christelijk
gewortelde levensovertuiging. Een perma
nent gebeuren en niet, zoals vroeger, een
soort theologische leergang in zakformaat.
„Meester m'n opa is dood", zegt het kind
midden in een rekenles. Dan moet de leer
kracht ook op dat moment op zo'n vraag
ingaan. Hij kan niet zeggen: Jawel, daar
gaan we het morgenmiddag in de gods
dienstles over hebben"
„Tenslotte de band met de katholieke ge
loofsgemeenschap. Anders dan vroeger
staat de school niet langer in een onder
geschikte, louter dienstverlenende relatie
tot de kerk. School en parochie hebben
elk een eigen verantwoordelijkheid en
staan naast elkaar - in wederzijdse dienst
baarheid. De school reageert op activitei
ten van de kerk. Bij missie-acties bijvoor
beeld. En de parochie speelt in op activi
teiten van de school. Om voeling te hou
den loopt de basispastor op gezette tijden
de school binnen. Maar niet om bijvoor
beeld de katechese wat bij te sleutelen.
Wat de verantwoordelijkheid voor de ge
loofsopvoeding betreft die ligt primair
bij de ouders. Net als vroeger trouwens, al
werd die verantwoordelijkheid toen veel
minder gevoeld omdat de schoolse be
moeienis met de geloofsopvoeding zoveel
omvangrijker was"
Op de ruimte die deze „scharnierpunten"
STICHTING KATHOLIEK
ONDERWIJS LEIDEN:
onderwijs aan vier tot twaalf-jarigen is volop in
weging. Op 1 augustus 1983 treedt de nieuwe wet
(werking, die bepaalt dat afzonderlijke kleuter- en
pere scholen ophouden te bestaan en opgaan in
basisschool. Het oude vertrouwde model van
aparte scholen is dan voorgoed verleden tijd.
or veel ouders zal het wennen zijn, dat de kinde-
i over twee jaar niet meer naar de kleuterschool
I vervolgens naar de lagere school gaan, als voor
leiding op vervolgonderwijs. Maar de scholen
beten er nu al terdege rekening mee houden. Of
•als J. Montanus, hoofd van de Paus Johannes XXIII
hooi uit Leiden het formuleert: „1983 is al heel
htbij. Ik ben blij, dat mijn school een experimen-
|le basisschool is, waar deze structuur al bestaat. Ik
et er niet aan denken, dat ik in 1983 in het diepe
gooid zou worden zonder dat ik kan zwemmen,
or veel scholen wordt deze omschakeling nog een
'dense kluif."
Voor veel ouder» zal het wennen zijn dat de kinderen over twee jaar niet meer
naar de kleuterschool gaan.
De nieuwe wet op het basisonder
wijs houdt onder meer in, dat er
een aantal scholen als voorberei
ding op de grote verandering als
experiment al volgens de nieuwe
opzet werkt. Dit gebeurt om een zo
genaamde 'voortrekkersfunctie' te
vervullen. De scholen die niet aan
het experiment meedoen, kunnen
op deze manier leren van de erva
ringen van deze experimentele ba
sisscholen en er hun voordeel mee
doen. In Leiden zijn vier scholen,
die als experimentele basisschool
functioneren. Dat zijn behalve de
school van de heer Montanus, de
Heilig Hartschool, 't Waterhoen, en
nu nog twee verschillende na
men de Alphons Ariëns en 't
Klompje. Alle vier worden zij onder
steund door de stichting Katholiek
Onderwijs Leiden. Mevrouw M. Van
Riel, onderwijskundig medewerk
ster van de stichting en de heer
Montanus zetten de inhoud van
nieuwe wet en de consequenties er
van voor de scholen op een rijtje.
Klaarstomen
Montanus: „Wat we tegenwoordig
in het onderwijs proberen, is veel
meer aansluiten bij de behoeften en
mogelijkheden van het kind. En te
recht. Door het samenvoegen van
een kleuter- en een lagere school
haal je de grote overstap voor een
kind van de ene naar de andere
school weg. Het lesprogramma in
de verschillende jaren kan hierdoor
veel meer op elkaar afgstemd wor
den. Dat is het grote voordeel voor
het kind. Ik vind deze nieuwe wet
een goede ontwikkeling." Mevrouw
Van Riel vult aan: „De samenvoe
ging van een kleuter- en lagere
school is meer dan alleen maar het
in één gebouw stoppen varv de twee
scholen en het dan een nieuwe ba
sisschool noemen. Het is inspelen
op ontwikkelingen op onderwijs
kundig gebied. Een basisschool is
geen school meer, die alleen maar
klaarstoomt voor bijvoorbeeld
mavo of vwo. Aanpassen van het
programma en dus constant sleute
len aan de schoolwerkplannen is in
deze experimentele fase een nood
zaak. De wet eist ook, dat de
schoolwerkplannen jaarlijks door
het ministerie goedgekeurd worden
en dat je constant rapporteert hoe
het er aan toegaat."
Veel gehoorde kritiek op de basis
school nieuwe stijl is dat kinderen
er niet genoeg meer leren. Er zou
teveel gespeeld worden. Uiteindelijk
zijn ze de dupe van de pogingen om
de aansluiting van kleuter- en lager
onderwijs soepeler te laten verlo
pen, omdat zij niet meekunnen op
vervolgscholen. Montanus bestrijdt
dat fel: „Het is toch waanzinnig, dat
er zoiets als een landelijke Cito-
toets bestaat, aan de hand waarvan
men van bovenaf wil bepalen voor
welke school een kind geschikt is
na de basisschool. Daar zijn kinde
ren veel te verschillend voor. Er be
staat niet zoiets als een gemiddeld
kind. Wat een onzin. Maar zo ging
het vroeger ook bij het lager onder
wijs. Een lagere school bood een
programma aan en daar moest een
kleuterschool maar bij aansluiten.
Ook in het lager onderwijs werden
van bovenaf eisen opgelegd aan de
kleuterschool. Dat is nu veel minder
het geval. Het onderwijs is nu meer
kindgericht. De samenvoeging van
scholen is daar een uiting van. Nie
mand gedraagt zich meer als veer
tig jaar geleden. Waarom moet het
onderwijs dat wel? Maar dat houdt
niet in, dat er niet meer gewerkt
wordt door de kinderen." Mevrouw
Van Riel sluit zich aan bij de laatste
woorden van het hoofd van de Jo
hannes XXIII: „Het kind moet wel
degelijk nog wat kunnen. Er worden
natuurlijk eisen gesteld. En we ho
ren geregeld opmerkingen van ou
ders dat hun kinderen zo ontzage-
lijk veel moeten doen."
Programma
De experimentele basisscholen zijn
opgezet om een leidraad te vormen
voor de overige basisscholen. Zij
dienen te leren van het doen en la
ten van de scholen, die zich al aan
het experiment gewaagd hebben.
De vraag rijst hoe het er op die vier
scholen aan toegaat. Montanus:-
„Kijk, dat de Johannes XXIII een
experimentele basisschool is, is niet
toevallig. In het gebouw, waar we
nu gehuisvest zijn aan de Donizetti-
laan, was ook al jarenlang de kleu
terschool Johannes XXIII gehuis
vest. Dat maakte contact een stuk
makkelijker. Zo zijn we er toegeko
men ons bij het ministerie aan te
melden om als experimentele basis
school te gaan functioneren. In de
praktijk kan je heel duidelijk zien,
dat er gewerkt wordt aan het sa
menvoegen van de kleuterschool en
de lagere school." Hij illustreert zijn
stelling met een voorbeeld: „Wij
zijn bezig met het schoolwerkplan
op het gebied van handvaardigheid.
Dat houdt in, dat we op papier een
programma voor de leerlingen for
muleren, waar zij acht jaar wat aan
hebben. Het wordt opgebouwd
vanaf hun vierde jaar tot hun
twaalfde jaar. De technieken, die ze
leren worden in de loop der jaren
steeds moeilijker en ze maken ge
bruik van eerder opgedane ervarin
gen. Vroeger ging het zo, dat een
leraar deed wat hij wilde, wat hand
vaardigheid betreft. Er zat niet veel
lijn in. Dat is nu verdwenen. De
vroegere kleuterschool en lagere
school sluiten op deze wijze veel
beter op elkaar aan. De invloed van
de nieuwe basissischool op de lera
ren? Het bevordert de teamgeest
onder de leraren enorm. Je moet
nu wel samenwerken en overleg
gen. Het contact tussen de leraren
is veel intensiever en dat is alleen
maar in het belang van de kinde
ren." Mevrouw Van Riel: „Afgaand
op de reacties van de ouders, die
actief zijn op de vier Leidse scholen
die aan het experiment meedoen,
zijn we op de goede weg. Ook van
hen krijgen we positieve reacties."
MARCEL GELAUFF
de ma katholieke school op sterven na dood? „Ben je
oil", stelt pater Bergen, ,,'t is een springlevend ge-
de uiren. Natuurlijk: de Mariabeelden zijn verdwenen, de
jeujechismus wordt er niet meer ingestampt en de kin-
dk'n9Jten springen niet meer in het gelid als er een pries-
uisv! de k,as binnenkomt. Maar dat doet niets af aan de
ute. zfentie: dat ouders, leerkrachten en schoolbesturen
ais ft ontzettend veel inzet proberen het evangelie ge-
voigHte te geven. In de traditie van de katholieke kerk en
i het bvereenstemming met de hedendaagse geloofsbele-
asis «rr Leo Ber9en (47) 's als districtskate-
jet (zeg maar godsdienstig adviseur)
bonden aan 15 Haagse kleuter- en la-
;e scholen en vervult een docentschap
.1 de Katholieke Pedagogische Acade-
■d enr Cor Mariae in Den Haag. Zijn bevlo-
Iskunf1 tegenwerping is dan ook gebonden
idvakr ervarin9en in deze twee functies. In
n de j*ti,d dat het bestaansrecht van de spe-
Jrek katholieke en protestantse school
^hierl a"e kanten door twijfel is aangevreten,
zijn hartekreet niettemin interesse
eken.
atii ïzondere school", luidt de wettelijke
,du'din9 van onderwijsinstituten, die
9 In verantwoording schuldig zijn aan de
ister of de wethouder van onderwijs,
ar onder gezag staan van particuliere,
minc^sta' kath0,ieke of protestantse organi
ses. Tot pak-weg 15 jaar geleden vterd
vraag naar de zin van hun bestaan nau-
ijks gesteld. Gebeurde dat toch, dan
ebes 'de het afdoende antwoord: „Kinderen
foeden in de godsdienstige waar-
en idealen van het ouderlijk milieu",
liddels is het religieus perspectief in
brede lagen van de bevolking sterk
vaagd of zelfs volkomen teloor gegaan,
de bijzondere school in een luchtledig
and. aldus de conclusie van velen,
ar hoe komt het dan dat de meeste
n in ons land nog altijd een „bijzon-
signatuur hebben? En dat er nog
girtdurend nieuwe bij komen? „Histo-
;h verworven rechten", is het sleuteioe-
g' - in de verklaring van de cynici. „Rech-
iren v die door 9r'ize beren in as-bemorste
hetzetken worden verdedigd met een opge-
de leren woordenbrÜ- Een verbaal schijnver-
,Q hQ(>n dat moet verhullen dat ze in wezen
tuss
k
rwijl
niet meer beogen dan het behoud van hun
deftige functies".
Opgave van formaat
Het werkterrein van pater Bergen is de ba
sisschool. Vergeleken met het voortgezet
onderwijs zijn de problemen die zich hier
voordoen rond het behoud van een gods
dienstige identiteit nog eenvoudig te noe
men. De ontvankelijkheid van de kinderen
is groter. Hun neiging om zich, in de ver
overing van een eigen persoonlijkheid, af
te sluiten voor alles wat „ouderwets" kan
schijnen, nog afwezig. „Maar ook op de
basisschool", erkent de pater, „is het
waarmaken van de pretentie van de bij
zondere school, in mijn geval de pretentie
van katholiciteit, een opgave van formaat.
De inhoud van dat begrip heeft zijn van
zelfsprekendheid verloren. Er is een rijke
schakering aan interpretaties ontstaan.
Een scala met uitersten die heel ver van
elkaar staan. Aan de ene kant heb je de
gelovigen die hun kerkelijke activiteit be
perken tot „met Kerstmis naar de nacht
mis". Aan de andere kant de wat je zou
kunnen noemen „orthodoxe katholieken",
die het geloof nog net als twintig jaar gele
den beleven. Daartussenin alle denkbare
varianten. Al naar gelang hun persoonlijke
invulling van het geloof, koesteren de ou
ders verschillende verwachtingen van de
school. Sommigen zouden het liefst zien
dat de wekelijkse schoolmis in ere werd
hersteld. Anderen willen dat althans de
eerste H. Communie en het H. Vormsel in
klasseverband worden voorbereid en ge
vierd. Weer anderen laat het koud of er
überhaupt gebeden wordt in de klas. Om
Pater Leo Ber
gen en het
schoolteam van
de Luduina-
school in Den
Haag. Hoe ma
ken we de pre
tentie van de bij
zondere school
waar?
overlaten voor een concrete invulling van
de katholiciteit, is duidelijk niet beknib
beld. Je kunt er nog alle kanten mee uit.
„Geen bezwaar", meent pater Bergen.
„Als je permanente bezinning als positief
aanvaardt, moet je ook accepteren dat de
resultaten uiteenlopen. Onder de huidige
omstandigheden verschilt de katholiciteit
van school tot school. Het voordeel daar
van is dat de ouders een school kunnen
uitzoeken die aansluit bij hun specifieke
beleving van het geloof. Zonder nou een
overdreven betekenis aan uiterlijkheden te
willen toekennen: er zijn scholen waar
maar heel incidenteel wordt gebeden en
andere waar het tot de dagelijkse praktijk
behoort. De ene school kent gezamenlijke
eucharistievieringen, de andere niet. In
sommige gevallen wordt de H. Communie
in klasseverband gevierd, in andere be
moeit de school er zich helemaal niet mee.
En ga zo maar door. Ouders die ernst ma
ken met de geloofsopvoeding van hun kin
deren, kunnen met een beetje zoeken echt
een school vinden die bij hun opvattingen
aansluit.
Nog één keer voor de duidelijkheid: Waar
in zit hem nou het eigene van een heden
daagse doorsnee katholieke school?
Pater Bergen: „U wilt een typering, die in
een krantekop past? Dat gaat nou een
maal niet. De katholieke school is niet een
openbare school plus nog iets extra's
waarin hem het katholieke zit. Net zomin
als een katholiek gezin een gewoon gezin
is plus een katholiek element. Het katho
lieke zit in alles een klein beetje. Het is een
sfeer, een mentaliteit. Een bevlogenheid.
Een gedrevenheid". WILLEM SCHEER
FOTO: CEES VERKERK