Niet iedereen
gelijke kansen
De spinazie-
academie is
niet meer
„Integratiebeleid is gerommel in de marge"
Ons onderwijssysteem pretendeert ieder kind gelijke kansen te
geven. Desondanks doen kinderen uit lagere sociale milieus het
in het algemeen slecht op school. Zo blijkt uit een onderzoek dat
het Centraal Bureau voor de Statistiek in het begin van het
schooljaar '77-'78 heeft gehouden, dat 38 procent van de kinde
ren uit de hogere milieus naar havo en vwo gaat; 49 procent gaat
naar de mavo en maar 13 procent naar lts, Ihno, leao of Imo. Van
de laagste sociale klassen daarentegen gaat maar 18 procent
naar havo of vwo; 51 procent naar mavo en 31 procent naar het
lager voortgezet onderwijs. Zijn kinderen uit lagere milieus nu
dommer dan anderen, of slaagt het systeem er niet in die kinde
ren evenveel kans te geven? Wij spraken hierover met de heer
Smithuis. hoofd van de Carolusschool uit het hartje van Den
Haag. Volgens hem moet er op onderwijsgebied heel wat op de
helling. Smithuis is hoofd van wat hij zelf een gemêleerde lagere
school noemt. „Ik heb kinderen uit alle sociale milieus in mijn
klassen. Kinderen van artsen en psychologen, maar ook kinderen
uit een woonwagenkamp. Wanneer je dan die CBS-cijfers ziet. ga
je wel vraagtekens plaatsen bij het huidige onderwijssysteem",
aldus Smithuis.
„Het hele schoolsysteem in Nederland is gericht op de waarden
en normen van de middenklasse. Het onderwijs toont de groot
ste voorkeur voor intellectuele vaardigheden. Een kind dat goed
kan „leren" gaat vrijwel altijd naar het vwo, ook al heeft het te
vens een technische knobbel", aldus Smithuis. Hij wijst er op dat
de meeste leerkrachten afkomstig zijn uit de middenklasse en
dat ook de meeste schoolboeken daar typische produkten van
zijn. Omdat kinderen uit lagere milieus zich niet met die waarden
kunnen identificeren, vaak ook een ander taalgebruik hebben
dan de onderwijzer, moeten die in Smithuis' ogen dan ook heel
wat meer in hun mars hebben dan andere leerlingen om het op
school te kunnen bolwerken.
„Een kind uit de laagste sociale klasse moet de grote kloof tus
sen thuis en school overbruggen. De situatie thuis is, uitzonderin
gen daargelaten, veel minder gestructureerd dan die op school.
Bovendien kan zo'n kind, door gebrek aan ruimte, niet onge
stoord werken. Het gevolg is dat kinderen uit lagere milieus min
der goede schoolprestaties halen. En het gevolg daarvan is, dat
kinderen uit hogere milieus later weer met de betere baantjes
gaan schuiven".
Volgens Smithuis is het verschil tussen kinderen uit diverse mi
lieus duidelijk te zien. „Een kind, van wie de ouders een eigen
zaak hebben, is bijvoorbeeld veel sneller bereid even ergens mee
te helpen. De achtergrond van een kind is een van de doorslag
gevende factoren die het goed of slecht functioneren op school
bepalen. Een kind kan slechts streven naar wat hem bekend is.
Als vader en moeder veel lezen, zal het kind zelf ook gemakkelij
ker naar een boek pakken". Al willen ouders uit lagere sociale
milieus hun kinderen nog zo graag helpen, het lukt hun niet hun
kinderen bij te staan, omdat hun bijvoorbeeld de tijd of kennis
ontbreekt.
Oplossingen
De problemen die het hoofd van de Carolusschool signaleert
worden niet alleen door hem, maar door heel veel leerkrachten
onderkend. Op verschillende scholen, door heel het land, wordt
naar oplossingen gezocht. Erg in trék is momenteel het onderwijs
op verschillende niveaus. Het moet leerlingen in staat stellen on
derwijs te volgen dat is afgestemd op hun individuele vermogen.
Smithuis is geen voorstander van dit niveau-onderwijs. Het weer
spiegelt in zijn ogen nog meer de „kasten-structuur" van de
maatschappij dan het traditionele onderwijs. „Te ver doorge
voerde individualisering van het onderwijs vervreemdt het kind
van zijn klasgenootjes. Niveau-onderwijs maakt van leerlingen
kleine strebertjes; het sociale aspect wordt totaal vergeten. Niet
alleen kunnen kinderen veel van elkaar leren, ze moeten tevens
met elkaar leren omgaan", verduidelijkt hij.
Meer heil zit Smithuis in een aanpak die de buurt, de ouders en
de maatschappij in het onderwijs betrekt. Als voorbeeld noemt
hij onder meer projecten in Amersfoort, Hilversum, Enschede,
Arnhem, Rotterdam en Den Haag. Ook op de Carolusschool
wordt er naar gestreefd de kinderen méér mee te geven dan al
leen taal en rekenen. Op de school van Smithuis wordt veel aan
dacht gegeven aan maatschappelijke vaardigheden, dramatische
expressie en andere creatieve vakken. „Je moet er alleen voor
waken dat de kinderen later op de middelbare school niet vastlo
pen. Wanneer je te weinig aandacht geeft aan de traditionele
vaardigheden, krijg je van die scholen te horen dat jouw kinde
ren te weinig weten, te weinig kennen", aldus Smithuis. Voor zo
ver hij het kan overzien, doen „zijn" kinderen het vrij goed op
het voortgezet onderwijs. „Maar dat komt omdat we tamelijk ef
fectief kunnen werken. We zouden waarschijnlijk nog veel effec
tiever kunnen werken, als het hele schoolsysteem anders was en
het voortgezet onderwijs andere eisen zou stellen". Zo vindt
Smithuis het eigenlijk onzin dat kinderen al in de derde klas van
de lagere school breuken-onderricht krijgen, terwijl bekend is
dat kinderen van twaalf a veertien jaar dat veel sneller onder de
knie krijgen. „Maar we zitten nu eenmaal met een honderd jaar
oude onderwijstraditie", verzucht hij. „Ik hoorde onlangs dat
men een methode ontworpen heeft, om kinderen al in de tweede
klas met breuken vertrouwd te maken. De ontwerpers van die
methode zijn volgens mij echt geschuffeld".
Ook het instellen van een tweejarige brugklas, een voorstel van
onderwijsminister Pais, vindt Smithuis geen goede oplossing.
„Leraren uit het middelbaar onderwijs weten dat de tweede klas
de moeilijkste is. De leerlingen zitten dan midden in de pubertijd.
Voor de meesten is het dan bijzonder moeilijk een ingrijpende
keuze te maken". En de keuze van een vakkenpakket is, on
danks alle mooie plannen, uiteindelijk zeer ingrijpend. De Mam-
,moet werkt in principe net zo individualiserend als het niveau-
onderwijs op de lagere scholen, met alle nadelige gevolgen van
dien. De vierjarige middenschool, zoals die nu op enkele plaatsen
in ons land draait, past volgens Smithuis het best in de ontwik
kelingen, zoals die in het kleuter- en lager onderwijs gaande zijn;
meer aandacht voor sociale aspecten, meer samenwerking tus
sen leerlingen onderling en uitstel van de keuze voor de toe
komst tot zestien jaar.
RENE BOGAARTS
FOTO: SIMON E. SMIT
„SCHOOLSYSTEEM OP DE HELLING"
Directrice Sik-
kens met Mylène
Groen van de
vakschool voor
meisjes: meer
dan een potje
koken.
...het hele jaar door nieuwe leerlingen..
SCHOOLHOOFD:
Het speelkwartier is voorbij. Suniel, Mascha,
Mohamed, Miranda en Ayhan lopen terug
naar het lokaal. De derde klas: tien Suri
naamse, vijf Marokkaanse en zes Nederland
se kinderen peuzelen hun boterham op. Een
kleine tien minuten later is het muisstil. De
juf vertelt: „Er was eens een meneer met een
heleboel appels..". Ze hebben rekenen. „Kun
jij nu even een appel pakken, Tino? Hoeveel
appels zijn er nu nog over?" Vingers schie
ten in de lucht.
Een dag op een lagere school in de Haagse
binnenstad. In de klassen vormen de Neder
landse kinderen al jaren een minderheid. „De
problemen die zijn ontstaan worden nog altijd
gebagatelliseerd", stelt Huub van Blijswijk,
hoofd van de Tarcisiusschool. „Echt zaken bij
de kop pakken, dat mis ik elke keer". Het ant
woord van de overheid op d? enorme toename
van anderstalige leerlingen op binnenstad- j
scholen noemt Huub „rommelen in de marge", i
Het ontbreekt volgens hem aan coördinatie. J
„Alleen onderwijskundige verbeteringen heb
ben geen zin. Ook een goed woningbeleid en
een uitbreiding van het maatschappelijk werk
zijn vereisten om de situatie op school te ver
beteren. Je kunt onderwijs niet los zien van
bijvoorbeeld huisvesting", meent het school
hoofd. „De totale problematiek in de stadswij
ken vraagt om een snelle en massale aanpak.
Alle ministeries moeten intensief samenwerken
om de problemen op te lossen".
„Dat gebeurt waarschijnlijk pas wanneer de
zaak escaleert", verwacht Huub. „We zitten
momenteel al tegen die grens aan. We moeten
ons herhaaldelijk afzetten tegen discriminatie
en vooroordelen. Toen ik een keer met een
klas in de tram stapte werden alleen de kaar
tjes van niet-Nederlandse kinderen gecontro
leerd. Dat mag je rustig discriminatie noe
men".
Negen procent van de Haagse bevolking be
staat uit anderstaligen. Zij wonen op plaatsen
waar de meeste kans is dat ze snel een goed
koop huis vinden: in de oude stadswijken.
„Juist in die buurten waar de problemen toch
al het grootst zijn", zegt Van Blijswijk.
Hetzelfde geldt ook voor de scholen die daar
staan. De vele buitenlandse kinderen (die in
sommige gevallen nauwelijks of geen Neder
lands verstaan) vragen vanzelfsprekend extra
inspanning van de leerkrachten. Opvallend is
dat dit vooral veel jongere mensen zijn. „Bin
nen de opleidingsscholen is men over het al
gemeen nauwelijks bereid om aandacht te be
steden aan het onderwijs zoals dat bij ons
voorkomt. Daardoor gaan nieuwe mensen na
genoeg onvoorbereid de praktijk in waardoor
veel afgestudeerden het vooral in het begin
ontzettend moeilijk hebben. Anderen krijgen
ineens te veel voor de kiezen. Dat is eigenlijk
best wel triest", zegt het schoolhoofd. Een van
de belangrijkste dingen om overeind te blijven
is in zijn ogen „een vrij vrolijke kijk op het le
ven".
Melita heeft dat. Ze geeft les op de Mariaba-
sisschool. „Natuurlijk zijn er problemen, maar
het is zeker binnen.de klas geen onhoudbare
situatie. Tijdens mijn lessen is vaak een taak-
leerkracht aanwezig die speciaal op de kinde
ren let die moeilijk meekomen". Voor extra
Nederlandse lessen worden zij uit de klas ge
haald. Ze moeten „aanspreekbaar" worden
gemaakt zodat ze zo snel mogelijk in de klas
kunnen meedoen. Melita: „Als het nodig is,
gaan we ook bij ouders op bezoek. Die willen
we zoveel mogelijk bij het schoolgebeuren be
trekken. Over het algemeen hebben buiten
landse ouders belangstelling voor de school
vorderingen van hun kinderen. Zij bezoeken
meestal de rapportvergaderingen. Met, voor
lichtingsavonden ligt dat toch al een stuk
moeilijker".
Martin, schoolmaatschappelijk werker: „Op
school worden de buitenlandse leerlingen als
individu benaderd. In het gezin is de opvoe-
ding daarentegen veel meer gericht op het
functioneren in groepsverband. Door al die i
verschillende benaderingen ontstaat vaak gro- I
te verwarring".
„Om die kloof tussen thuis en school te kun
nen overbruggen moet de nadruk in mijn ogen
veel meer op de sociale opvang van de kinde-
ren liggen".
„We richten onze aandacht dan ook voorna- J
melijk op de ouders en de thuissituatie van de
kinderen. We proberen hun gewoontes en ge- j
bruiken te ontdekken. Die kunnen er de oor
zaak van zijn dat kinderen bijvoorbeeld van
school wegblijven". Zo is bekend dat Marok
kaanse families nogal eens hun dochtertje
thuis houden wanneer zij voor het eerst men
strueert. Naar hun begrippen is zij dan rijp
voor het huwelijk en mag dan niet meer in
contact komen met de jongens en mannen die
op school zitten.
Achterblijven
„Onze scholen krijgen het hele jaar door nieu
we leerlingen", vertelt Huub. „De klassen blij
ven veranderen. Grote scholen hebben in één
jaar tussen de honderd en tweehonderd wisse
lingen van leerlingen. Je hebt eigenlijk nog te
weinig ruimte om kinderen die geen woord Ne
derlands spreken, op te vangen. Ze moeten di
rect in de klas meedraaien. In zeer korte tijd
moeten zij op het niveau van hun Nederlandse
leeftijdgenootjes zien te komen. Voor velen
een onmogelijke opgave".
„Bij een hoog percentage buitenlanders in de
klas, ik weet niet precies waar die grens ligt,
zijn er Hollandse ouders die hun kinderen van
school halen. Dat kunnen ze om heel uiteenlo
pende redenen doen. Na verloop van tijd zie je
dat ze bang worden dat hun eigen kinderen,
door alle aandacht voor buitenlandse kinde
ren, achterblijven. Dat is geen discriminatie. Zij
komen op voor de rechten van hun kinderen.
Het is vaak moeilijk uit te leggen dat al die ex
tra faciliteiten voor anderstaligen ook hun kin
deren ten goede kunnen komen".
„Toch zie je dat er wezenlijk niet veel veran
dert", zegt Van Blijswijk pessimistisch. „De
ouders van de buitenlandse kinderen behoren
vaak tot een sociaal achtergestelde groep en
hun kinderen volgen dan wel zo goed en zo
kwaad als het kan onderwijs, maar daarna
blijkt vaak dat zij in dezelfde situatie terecht
komen als hun ouders. Dat is heel frustrerend,
ja. Toch zie je dank zij de enorme inzet van de
leerkrachten ook dingen lukken naast alle pro
blemen die er zijn. Maar over die problemen
moet je niet te veel nadenken. Gelukkig heb
ben we daar ook niet zoveel tijd voor".
MARIAN KOENS NICO MOKVELD
FOTO: SIMON E. SMIT
Mevrouw J.R. Sikkens. directrice van de 's-Gra*
haagse Vakschool voor Meisjes aan de Wilhelrr
straat, zou niets liever willen dan het huidige i
van haar school kwijtraken. Want in de volksrr
wordt het lager huishoudelijk en nijverheidsoni
wijs (Ihno) nog steeds de spinazie-academie
noemd. Ten onrechte, want mevrouw Sikkens ii
stellig van overtuigd dat het niveau van het lhn«r
laatste tien jaar zodanig is opgetrokken, dat]
oude huishoudschool van weleer thans niet lari
onder hoeft te doen voor de mavo. Of sterker ij
de directrice denkt zelfs, dat de mogelijkheden i.
een geslaagde mavo-leerling beperkter zijn darv
mogelijkheden van eep geslaagde hno-leerlingl
Volgens de directrice is de veranderde maatscH
pij daar in de eerste plaats „schuldig" aan.
huishouden is veranderd, de vrouw geëmancipa
en het onderwijs is gevolgd. „Vroeger besteedf
we elke week zestien uur aan koken, wasseri
naaien. Nu niet meer dan vier uur. En dat komt r
alleen omdat we vinden dat we de kinderen crea
ver kunnen onderwijzen, maar omdat een met!
hand genaaid zoompje van vroeger, nu met de if
chine een werkje van enkele minuten is. Het I
houden is gewoon minder tijdrovend dan vroe<
en daar spelen wij op in. De meisjes die na scH
dan ook „het huishouden in gaan", hebben
onze opleiding echt wel genoeg. Maar dat wasp
afgelopen jaar nog maar dertig procent".
Respectabel
Het Ihno is onderverdeeld in drie niveaus, a, b ei
Niveau a lijkt nog het meest op het oude mq^
huishoudschool, niveau c, het hoogste niveau^^
volgens de directrice een ideale opleiding om djfc^
te stromen. De keuzen die na een c-opleiding j
maakt kunnen worden zijn legio. Zo stapt een ai
tal meisjes over naar de vierde klas van de ma
en sommigen van hen daarna naar de havo. OpM"»
school zelf is er nog de mogelijkheid om de Njren. i
jaar durende opleiding kinderverzorging en jeujechis
verzorging (kvjv) te volgen. Na die opleiding Len s,
men terecht in opleidingen voor verpleegkundig .!j
groepsleidster in bijvoorbeeld een tehuis vi
zwakbegaafde kinderen of arbeidstherapeute. Zfen"e
der kvjv kan de Ihno-leerling opleidingen als it ont;
kenverzorgster of apothekers-assistente volgjlte te
Respectabele beroepen, maar toch wordt het^yere
verheidsonderwijs nog door veel mensen ern< u
onderschat. Vakken als wiskunde. Engels, Du®
biologie, natuur- en scheikunde worden degel Leo
onderwezen en vormen een uitstekende basis \rr.
middelbaar voortgezet onderwijs. bonder
Beperkt - e scho
Buiten genoemde theoretische vakken zijn er p®
veel creatieve vakken. Expressie door woord enr
baar, textiele werkvormen, gezondheidskun"
bloemschikken en natuurlijk koken en naaldvakP d
zijn daar voorbeelden van. „Als ik denk aan deijljka,
verbiddelijke toename van de vrije tijd ov®*' a||e
J zijn
(ken.
aantal jaren, ben ik blij dat de kinderen hief
school geleerd hebben creatief bezig te zijn.
mis je erg op een mavo. Op dit schooltype kui izon(je
kiezen, je eigen balans maken: zoveel creatii *rdjn
vakken, zoveel leervakken. Je kunt zelfs nog be v°
len in welke moeilijkheidsgraad je examen
doen. Het ene vak het hoogste niveau, een an
vak, waar je wat minder sterk in bent, op het lag
b-niveau. Op een mavo is die keuze veel mine
Toch zijn er nog veel te veel mensen die hun k
liever op een mavo doen dan op het Ihno, zuiver
alleen omdat een mavo „deftiger" is. Terwijl
lister
ar ond
istal k
Tc
vraag i
ijks g<
op het Ihno te horen, dan bij de slechtsten op
mavo. De ouders dringen zo'n kind een lijdensw
op, terwijl het resultaat uiteindelijk toch hetzel
zal blijken. Maar ik weet het, het is ontiege
moeilijk dat oude vooroordeel over de huishoi
school uit de weg te ruimen". Mevrouw Sikkt uc.
zou het wel willen schreeuwen: „Een huishoijf
school is niet voor domme kinderen".
Maar niettemin heeft zij hoop. Het plan van het
nisterie van onderwijs het lager onderwijs aanJjjLdJ'*
te smeden krijgt gestalte. Zo denkt mevrouw S ,h
kens, dat medio 1983 de leao, lts, Ihno, Imo en IJj'
lager landbouwonderwijs „geharmoniseerd" zuil
worden; Dit houdt in, dat de eerste twee jaren v
deze lagere voortgezette opleidingen overal hetzi
de zullen zijn. Pas in het derde jaar maakt de Ie
ling zijn/haar keuze. Deze twee brugjaren, zo ho<
mevrouw Sikkens, doen het onderscheid tuss
huishoudschool en leao voor de grote massa ven
gen. „In meer dan één opzicht zou dat ideaal zijl
zo vindt mevrouw Sikkens. „Het wordt bijvoorbef
voor jongens eenvoudiger om over te stappen
het nijverheidsonderwijs dan nu het geval is. E
jongen kijkt wel uit om als eenling tussen allemi
meisjes op de huishoudschool te gaan zitten. T
wijl diezelfde jongen wel zonder problemen verp
ger wordt, wat vroeger toch een typisch bero
voor meisjes was. Pas als die jongens bij ons
school-komen, denk ik dat veel mensen besef)
dat de spinazie-academie echt niet meer bestaa
AP VAN DER MEUL
FOTO: SIMON E. Sfu
en id
liddels
brec
vaagd
de bij
die c
(ken v
zen wi
n dat
Smithuis: „Als je
ziet dat maar
achttien procent
van de kinderen
uit lagere mi
lieus naar vwo of
havo gaat, ga je
wel vraagtekens
plaatsen bij het
huidige onder
wijssysteem".