TUSSEN SPRINGLEVEND EN UITGESPEELD De vinger vaii±( de ideale terp*"' ONDERWIJSBIJli Het beeld van de ideale leraar rijs/ms land ogen van scholieren en hun oud&en lee tuurlijk op uit een onderzoek dat naast i richt door de Utrechtse rector J. i voorna Diens slotsom immers luidt: „Oavonds houden hun eigen leerlingen bij hi er het l men van eindexamens aantoonbe spijk» hand boven het hoofd. De tijde^miljoen schoolonderzoek (het deel van he vrije tij examen dat door de scholen zelf wèieer pe genomen) geleverde prestaties woi de praktijk massaal opgewaardeei motive opvallend rooskleurige cijfers als slokker De meeste leerlingen komen l ntje in schoolonderzoek dan ook veel betei immen bus dan bij het Centraal Schriftelij Een of men. Daar ligt het gemiddeld aantal e groef doendes nota bene twee en een ha jnnen zo hoog als bij het examengedeelte inzicht school door leraren wórdt afgenom\r ande Lang leve dit gulle type docenten, 2 of vóc nigeen geneigd zijn te juichen. Wat ien die een standbeeld voor hen, in de voi Ook zi een figuur die alles door vijf zo wijd aam tij» lijk gespreide vingers ziet? n opkr Hoe ouders en kinderen zich de ide is ondt raar voorstellen, blijkt ook uit een onderzoek, samen met de psychologrqjei A. Olgers gedaan door de Groning dagoog dr. J. Riesenkamp. Gewem al di den docenten „die zich uitsluitend b liist aa meren om mooie cijfers en een 21 den en probleemloos mogelijk behaald ditlis- Ze Met name de houding van de scht et vor/" is: ik zit hier voor dat papiertje en jvolksh geen gezeur". Dit verklaart hun vo »®s an voor autoritaire leraren, „mits di w'ls- schoppen of slaan, geen leerlinge/jfbeeld. chelijk maken of voor schut zettei volwas willen weten waar ze aan toe zijn >Pen s( klasse-discussies en groepswerk.ien als ons maar het deskundige vingertje. ure,e Het zijn bevindingen die jonge dot!t- rauw op het lijf zullen vallen. Ze I mogeli van hun op moderne leest geschoehk toege leiding af met hooggestemde verwt ngstell gen. Ze denken dat het tot hun tai de sc' hoort zich te verdiepen in de achte oppen den van hun pupillen. Ze dragen eeE' nelv fer vol ontwikkelingspsychologie nn schc hun bagage die ze willen uitpakkt in onz koesteren begrippen als maatschapi vaardigheden, zelfwerkzaamheid, shfïfte werkingspatronen, leerlingenbegek Zo stappen ze regelrecht onder een de9er douche van onverschilligheid en ze vol9ei wijzing. Binnen de kortste keren zi, lin9an) aspiraties weggespoeld en zitten zerenae N ouderwetse, traditionele hokje. 'in9 vo Nu hadden de Groningse onderzoek,al cur, ongeveer kunnen vermoeden waai P^rd zouden stuiten, want Amerikaanse e 2 d0.' se deskundigen waren hen voorg r.scnr' ■Die vonden toen op de vraag: welke ld v0°' heeft het meeste succes op schoo s.en eP volgende antwoord: „Leerlingen ha !tuu IS hoogste cijfers bij docenten die str'^fr, nadruk leggen op schoolse teerpre^J. zoals goed kunnen rekenen, /erc° schrijven. Dit type leraar speelt degLzT^L alwetende leider die de leerstof nê F overzichtelijk opdient. Als hij boven J staat is een vaderlijke, warme, ha sfeer in de klas te scheppen, blijkt gen verzekerd, zelfs bij vrij grote klah. De oude wetmatigheden van het klas schoolmodel ontpoppen zich ogens L p lijk als duurzaam, de nadruk op indi\ lisering en ander progressief onderw 1 P spijt. Het model werkt gewoonweg aantoonbaar effect. En de waarderii voor wint veld naarmate het besef pc dat, als gevolg van de economische Stand gang, „de tijd voor leuke dingen v onber€ is". Men gaat de scholen weer 6eoo4IQhou(j op hun prestaties, op de cijferlijstei a de leerlingen die ze afleveren. Deze ontwikkeling zet ondertussen wi klok terug die met name een man Duitse hoogleraar Frederic Vester w heeft proberen te wrikken. Zijn ve gende oordeel over het traditionele 0 wijs: „Zodra een kind op school kom gint een ijzingwekkend geestelijk mingsproces. Begrippen waarmee h kleuter had leren omgaan (een stoel 1 om op te zitten) maken zich plotselii van hun omgeving, van hun taak, wi in een dood systeem geperst, in een retisch systeem (een stoel is een me a m I Maar dit heeft voor iemand bij zijn leren vaak nauwelijks nut; het is in t deel verantwoordelijk voor veel m standen en stommiteiten in onze w Het huidige onderwijssysteem is in p pe nog steeds ingesteld op een zee zondere, werkelijkheidsvreemde, spt combinatie van grondpatronen. Er geen twijfel over bestaan dat de rr leerlingen een heel ander onderwi, teem nodig hebben". Prof. Vester gaat ervan uit dat iedei zijn eigen manier van leren heeft, z gen leertypeBij de een is zien bt s|uc^ rijk, bij de ander horen, bi) een derde BZien Ien, bij weer een ander discussiëre jn, zot bestaan veel meer toegangskanalen 1 lencui langs de leerstof de hersenen bereik! vorfll door het traditionele onderwijs benut den. Terwijl een doeltreffend schot scn teem minstens toch de ontplooiing v e'> v0 de verschillende leertypen mogelijk !t nóc moeten maken. onds< „Nu zal men zeggen dat het onderwiji eeds dit alles op grond van het grote e asseni in wezen verschillende leertypen welijks iets zal kunnen beginnen", idond» ..Bi elt ook moeter n er 1 prof. Vester. at be' „Het moet voor een leraar onmogelijl met ieder type rekening te houden. )rden het tegendeel is het geval. Voor ie de wan op een of andere manier onderwijs 5 is de wetenschap dat er zo'n grote eei scheidenheid bestaat, al van het gro belang. Juist het besef dat „de leei een achterhaald begrip is, ja, zelfs de de of de slechte leerling, zal de ondet kracht kunnen helpen veel „wanpr ties", maar ook veel „uitblinkers grijpen als resultaat van een toevallig keerd of goed aanspreken van het be te leertype, en niet uitsluitend als kerv van domheid, luiheid, intelligentie, vl belangstelling van een leerling". In de visie van prof. Vester zou het sl beeld voor de ideale leraar dus niet ei guur moeten tonen met wijd gespt vingers voor de ogen of met een auto1 vingertje in de lucht, maar integendeel de vinger aan de pols. „Anders scholieren de grondslag gelegd wo voor veel stress-verwekkende gedrag tronen, voor een zeer moeizame en makende verdediging van het eigen pi ge tegenover de medemens, en vooi eerzucht die louter gericht is op onwt lijke verworvenheden en schijnsuccess PIET SNOt nen vervullen. Onder het begrip ruimte verstaan we dan niet alleen schoolgebou wen, maar ook mogelijkheden voor weten schappelijk onderzoek, meer tijd voor be geleiding plus een grotere vrijheid voor het inrichten van ons leerprogramma en het eindexamen. Blijft die ruimte achterwege dan dreigen we een kant te worden opge dreven waar we niet thuis horen. Dan gaat te veel van het eigen karakter van onze scholen verloren". Kritische geluiden voorts. Zo heeft oud medewerker van het Haagse Montessori Lyceum, Daan Lockhorst, nu docent aan een lerarenopleiding, gewaarschuwd tegen ,,een soms hinderlijke zelfvoldaanheid op onze scholen die de docenten belet onbe vooroordeeld de eigen uitgangspunten te bediscussiëren in het licht van verande rende omstandigheden". Ook vraagt hij zich af ,,of het montessori-onderwijs met zijn traditionele aandacht voor het individu wel goed is ingespeeld op nieuwe ontwik kelingen in de samenleving; op het moder ne inzicht bijvoorbeeld dat de school een oefenterrein moet zijn voor sociaal functio neren en dat daarom groepsbezigheden doelbewust in het programma moeten worden ingebouwd". Lockhorst wijst er in zijn kritische be schouwing ook op dat de mentaliteit van de jeugd is veranderd. Zo draagt een kind tegenwoordig minder gemakkelijk indivi duele verantwoordelijkheid voor eigen le ren dan vroeger. Kinderen van tegenwoor dig hebben een sterker collectief bewust zijn en worden in hun leergang sterk beïn vloed door de groep. Men moet ze daarom als groep verantwoordelijkheid geven. Wil men de eigen betekenis van Montessori- onderwijs handhaven, dan ontkomt men niet aan een bezinning op de betekenis van deze tendensen in de maatschappij voor de eigen uitgangspunten en praktijk. Springlevend of-uitgespeeld? De eerste ja ren zeker het eerste. „Maar op langere termijn", aldus Lockhorst, ,,zal het ervan afhangen of de docenten met evenveel moed en sociale bewogenheid zullen rea geren op de onderwijsbehoeften van deze tijd als de pioniers van het Voortgezet Montessori Ónderwijs 50 jaar geleden ge daan hebben. De nog steeds geldende ba sisprincipes van Maria Montessori zullen moeten worden uitgewerkt voor de huidige omstandigheden, met behulp van eigen tijdse onderwijskundige inzichten, door voortdurende observatie van kinderen in de klas, ook op een wijze zoals Maria Montessori dat ongetwijfeld zelf zou heb ben gedaan". Een zwak begaafde jongen met te weinig gezond verstand om in het gareel te kun nen blijven? Integendeel. De onderwijzeres die hem in de klas heeft gehad, beschrijft hem als het meest intelligente kind dat haar ooit onder ogen is gekomen. Hij vormt aldus het wandelende bewijs voor de stelling van sommige psychologen en pedagogen „dat bijzonder begaafde kin deren bedreigd worden met het gevaar de drop-outs en delinquenten van morgen te zijn". Men heeft uit die hoek zelfs voor zichtig geopperd dat een reeks niet opge loste misdaden van deze eeuw best eens voor rekening zouden kunnen komen van uiterst knappe bollebozen. In het genie dat het pad van de misdaad kiest, schuilt een ernstige sociale bedreiging. En de kans op die keuze Is reëel, zeggen de deskundigen. Hij laat zich als volgt be redeneren. Voor hoogbegaafde kinderen is de school een vijandige omgeving. De leerstof is afgestemd op de grauwe mid delmaat. Er heerst een terreur van de min der begaafde meerderheid. De „professo ren met hun brilletje die alles beter weten en nooit eens lekker meedoen" (het stere otiepe imago waaronder superintelligente kinderen gebukt gaan) worden buitenge sloten. Voorts raken ze snel verveeld en gefrustreerd omdat ze voortdurend ver beneden hun vermogens moeten werken. Kinderpsychiater dr. Pamela Mason; „On derwijzers kunnen in een volledige staat van uitputting gebracht worden door de speelzucht en grappen van dergelijke kin deren. Twee hyperbegaafde leerlingen kunnen in een klas meer problemen ople veren dan zes domkoppen". Zo raken de bollebozen hopeloos geïsoleerd, met het gevolg dat ze leer- en opvoedingsmoeilijk heden gaan vertonen, dat ze hun toevlucht nemen tot spijbelen, dat ze hun opgekrop te energie uitleven in kattekwaad of erger. Twee procent van de Nederlandse bevol king scoort een IQ van meer dan 145 (het gemiddelde is 100) op grond van de Stan- ford-Binettest. De kinderen die tot deze schijnbaar bevoorrechte groep behoren, bereiken slechts 15 procent van hun mo gelijkheden, zo is uit onderzoek gebleken; de rest van hun talent ligt braak. Aandacht voor hun problemen bestaat nauwelijks; de pedagogische vakliteratuur is voor 99,9 percent gewijd aan zwak- en minderbe- gaafde kinderen. Zelfs de reactie van ou ders blijkt negatief. Ze tonen zich vaak even geschokt bij de mededeling dat ze een superintelligent kind hebben, als wan neer het om zwakzinnigheid zou gaan. Kenmerkend voor de onderschatting van het vraagstuk is het feit dat Nederland pas sinds kort een instelling rijk is die zich het lot van de hoogbegaafde jeugd aantrekt. Het is de in Den Haag gevestigde dr. Bi- netstichting, genoemd naar de in 1917 overleden Franse psycholoog Albert Binet die baanbrekend werk heeft verricht op het gebied van intelligentietests. Doel: „De bevordering van de opvang en begeleiding van hoogbegaafden die wegens hun capa citeiten in en met de maatschappij moei lijkheden ondervinden". Als directeur fun geert de psychologe J. Rebel-Runckel. Door haar werk in de zwakzinnigenzorg kwam ze tot de ontdekking dat kinderen ook aan de andere kant uit de boot kun nen vallen. Vandaar het initiatief. De stich ting Ijvert er uiteraard voor dat de over heid komt tot een beleid ten aanzien van de hoogbegaafde minderheid. Zo'n beleid ontbreekt nog totaal. Dit in tegenstelling tot de miljoenen die (terecht) voor de zwakzinnigenzorg beschikbaar zijn. In af wachting ervan doet de dr. Blnetstichting aan individuele hulpverlening, wordt voor lichting gegeven door middel van een maandblad en lezingen, en organiseert men huiskamerbiieenkomsten. Moet er een speciale onderwijsvorm ko men voor hoogbegaafde leerlingen? Dat lijkt nogal een luxe, gezien het feit dat het slechts om twee van elke honderd leer plichtige kinderen gaat. Bovendien zijn Amerikaanse experimenten in die richting mislukt. Te veel wijsneuzen op een hoop geeft ook problemen. Maar het onderwijs moet wel anders; de leus „gelijke kansen voor iedereen" dient zo begrepen en ge hanteerd te worden dat ook de hoogbe gaafden kans krijgen op een volledige ont plooiing van hun persoonlijheid op een .evenwicht tussen hun intellectuele en emotionele ontwikkeling. Want wanneer buitengewoon intelligente kinderen ver keerd worden aangepakt, kunnen ze aan leiding geven tot veel grotere sociale pro blemen dan zeer achtergebleven kinderen, zo heeft een onlangs te Londen gehouden wereldcongres over dit onderwerp gecon cludeerd. De meeste deskundigen vinden dat de hoogbegaafde jeugd enerzijds hetzelfde basisonderwijs dient te volgen als ieder ander kind. „Het is een onontbeerlijk on derdeel van zijn opleiding te leren dat niet iedereen de dingen zo gemakkelijk be grijpt als hijzelf". Maar anderzijds moeten de bollebozen binnen het kader van zo'n gewone school wel de nodige ruimte krij gen om vermogens tot hun recht te laten komen. Gedacht zou kunnen worden aan avondlessen, onderwijs in het weekend of speciale cursussen. Voorts zouden leer krachten hoogbegaafde kinderen in staat moeten stellen hun werk sneller af te ma ken dan de rest van de klas en zouden zo mogelijkheden dienen te scheppen voor een zinvolle vulling van de aldus vrijgeko men tijd. Geen uitzonderingspositie dus die maar vroegwijze betweters zou kwe ken. Wel een aangepast leerprogram dat hun vermogens recht doet wedervaren. Evenveel ontplooiingskans voor het hoog begaafde als voor het minderbegaafde kind. Voortgezet Montessori Onderwijs Hij werd wegens hardnekkig spijbelen van vier verschillen de scholen verwij derd. Zijn grootste vaardigheid bestond uit het openen van sloten, tot de moei lijkste toe, en hij ging daar prat op. Hij stichtte een bende van jeugdige misda digers die midden standers en ouden van dagen geld af perste in ruil voor zogenaamde be scherming. Tot twee maal toe kwam hij in de beklaagdenbank terecht wegens ge wapende roofover vallen. De „professoren me! hun brilletje die elles beter weten en nooft eens lekker meedoen" worden buitengesloten. Uitgangspunt daarbij blijft onverkort de erkenning van de individualiteit van ieder kind, zoals dr. Maria Montessori het for muleerde. Een kind is van nature leergierig en nieuwsgierig. In zijn geestelijk groeipro ces levert het zelf een onvervangbare bij drage. Het zal zijn ervaringen op geheel ei gen wijze verwerken waardoor zijn ontwik keling door hem zelf bepaald wordt. Om dat het voor de optimale ontwikkeling van de leerling noodzakelijk is dat hij zijn eigen leerproces kan bepalen, moet hij een aan tal vrijheden genieten. Hij moet bijvoor beeld zelf uit kunnen maken waarmee, wanneer en hoe lang hij ergens mee bezig wil zijn. Als hij met. anderen samen wil werken, dient hij over die mogelijkheid te beschikken. Heeft hij hulp of instructie no dig. dan dient hij bijstand te krijgen, hetzij van de docent, hetzij van een (oudere) me deleerling. Het is voorts zeer belangrijk dat hij het gevoel heeft met zijn werk steeds verder te kunnen gaan. Zelfwerk zaamheid, het leren dragen van verant woordelijkheid en de bereidheid tot het bieden van onderlinge hulp, zijn enkele van de sleutelbegrippen. Materieel gesproken gaat het de zeven thans bestaande instellingen van Voortge zet Montessori Onderwijs in Nederland naar den vleze. Ondanks het scala aan vernieuwingen elders blijkt er van de scho len een grote wervende kracht uit te gaan. Terwijl het aantal leerlingen overal daalt vanwege wijzigingen in onze bevolkingsop bouw, werkt de naam Montessori als een magneet. Reden: „Op scholen met deze signatuur staan de behoeften van de leer lingen centraal; bij talloze andere vernieu wingspogingen daarentegen ontwerpt men een model waar de leerling vervolgens maar in moet passen". Diezelfde toeloop echter heeft ook proble men geschapen. „Onderwijs dat bij uitstek individueel gericht is of moet zijn, hoort niet thuis tussen de onderwijsfabrieken waarmee Nederland na de invoering van de Mammoetwet is overwoekerd. Die ont wikkeling moge dan misschien econo- i misch verantwoord lijken, ze gaat ten kos te van de ontplooiingskansen van het kind. Toch zijn er nu ook Montessori-lycea die tegen de 1200 leerlingen moeten herber gen in niet aangepaste huisvesting". Men heeft, kortom, te maken met een massaficatie van het individueel gericht onderwijs die ten koste zal gaan van de gedachtenvorming over algemeen voort gezet onderwijs in Nederland. „Montesso ri-onderwijs blijft zich immers zien als een wezenlijk onderdeel van deze noodzakelij ke, doorgaande gedachtenvorming. Het is daarom noodzakelijk dat het Voortgezet Montessori Onderwijs de nodige ruimte i wordt verschaft om die rol blijvend te kun- Vijftig jaar oud is het Voort gezet Montessori Onderwijs onlang? geworden. Niet zo piep meer. Wat indertijd als een buitenbeentje van start ging zozeer zelfs dat Ma ria Montessori, moeder van de gedachte „door het kind naar een nieuwe wereld", er aanvankelijk geen heil in zag is sindsdien inge haald of voorbijgestreefd door andere onderwijsvor men: Kees Boeke, Vrije Scholen, Roncalli, Ivo, noem maar op. Desondanks deze stelling: „Het Voortgezet Montessori Onderwijs dient, als een van de vormen van bijzonder neutraal onder wijs, wezenlijk geacht te worden voor de steeds doorgaande ontwikkeling van ideeën over de wijze, waarop het onderwijs in Ne derland er morgen en wel licht overmorgen zal moe ten uitzien". Ook de Montessori-lycea, zoals deze te Amsterdam, dreigen onderwijsfabrieken te worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1981 | | pagina 22