dócSomam
VANDENBOS:
„Op mijn oude dag
'wiHkiineen pandje
aan het Lange
S Voorhout wonen"
andma
rwervi
,„.f v fr
r.-.-j* ESS
-
;r
Willi 1 I
:rkoop
Scheveningen hoeft voorlopig niet voor Conny Vandenbos. „Ik heb daar altijd het gevoel dat ook ik met de
vuilnisman zal worden meegegeven". Als dia bouwput weer dicht is, moeten ze haar maar een seintje ge
ven.
oon mijn geschoold tim-
aan- ansoog toch duidelijk
geconstateerd dat de
werk-vóór mij tenminste twee
langer is dan de enige
en vaferp'aats onder de Kojak-
onderbomen van bet Haagse
Voorhout waar nog
welvaartsblik op is ge-
In die is dus duidelijk
Snij: pik in, het is winter
is- hij er tot mijn stomme
Zing met één sierlijke, ka-
irkwijzfl0 manoeuvre toch inge-
d zonder een bumper of
maar een sier-rozet te
ijd en eren. „Daar zit een man-
iputter achter het stuur",
ik, „die draait zijn smee-
en jat niet om voor een
nde safari dwars door de
aij de Pflende woestijn naar Da-
Waarschijnlijk een verhui-
if een tankcommandant,
ari 198®n vr'je dag heeft. Zo'n
szakeifdsUaalde vaderlander. Nauwelijks heeft Conny Vandenbos in restaurant Bali de eer-
ste stok saté naar haar welwillende mond getild, als zich een
heer bij haar tafel meldt, die verrast roept: „Nee maar, daar
hebben we juffrouw Vandenbos in hoogst eigen persoon".
Dortdurend een walmend
van de Weduwe in zijn
Ihoek geklemd houdt en
orkeur afstemt op het ra-
igramma „Truc" van de
llininilli is daarna mijn verbazing, als ik bij het passeren de zange-
HlHIIIIjjbnny Vandenbos achter het enorme stuur zie zitten. Het lijkt
jMMMnverantwoord stuk vrouwen-emancipatie, maar een kwar-
ÜMMiler legt ze in de hal van Hotel Des Indes uit, dat die motori-
P mastodont door haar uit pure noodzaak is aangeschaft.
ue"k met geluidsbanden zou werken", zegt ze, „reed ik gega-
erd ook in een mini. Daar is geen discussie over mogelijk,
iwoordig komt vrijwel iedere artiest met een koffertje vol
•espeelde tapes aandraven. En dat wordt door het publiek
leslikt ook. Onbegrijpelijk vind ik dat. Want volgens mij is
e verloedering van ons vak. Er zit op die manier geen jus
i in. Het is allemaal mechanisch en bloedloos geworden. Effe
I ledjes d'r uitstampen, achter het décor afrekenen en weg
i. En toch maar dapper volhouden dat je een artiest bent".
eb ook jaren met geluidsbanden gewerkt, maar ik had er
n hun moment vrede mee. Voor mij bleef het surrogaat. Het was
drijfs-cht wat Je deed- Je hoorde duizend violen, maar toch stond
nijn dooie eentje op zo'n podium. „Conny Vandenbos pr'e-
GD in!'- Een ^knapper was het. Nee, als je je vak op die manier
uitoefenen, kun je het wat mij betreft gevoegelijk schud-
Dan toch maar liever rookworsten verkopen bij de Hema".
meer
er en glamour
en is een vak met fantasie, met glitter en glamour. En als je
r afsloopt, houd je bitter weinig over. Dan denk ik in elk
d'scn j waar ben jk nou eigenlijk mee bezig? Waar doe ik het
Als alleen het grote geld belangrijk voor je is en je bereid
ïtueel om daar alles voor op te offeren je artisticiteit, je per-
rband ijkheid doe je jezelf duidelijk tekort. Je kunt dan probe-
at je wilt, je kunt de sterren van de hemel zingen, maar het
Dnecht. Het blijft volksverlakkerij",
rom heb ik bewust gekozen voor een eigen combo. Dat
handen vol geld en je loopt het risico dat je jezelf uit de
ïedenl prijst. Maar dat neem ik graag op de koop toe. Liever
keer per week fijn werken, dan zeven avonden met een ar-
rige tape".
ippen als een artiest in de lift zit. kan ie twee dingen doen. Hij
egen zichzelf zeggen: ik wil binnen de kortste keren steen-
jn. En het geeft niet, hoe ik zing. als de kassa maar rinkelt,
aand 'e kunt 00k redeneren-' ik wil in mijn vak optimaal functio-
irvari'1 En dat bereik je niet met ingeblikte muzikanten".
rom heb ik een toetsenman bij me en een drummer, die ook
t blad sPeelt- En een bass'st. Met mij erbij zijn dat dus vier men-
sth P'us een vracht aan instrumenten. En die kun je onmogelijk
mmarl1 Fiat'e vervoeren- Begrijp je: dat bakbeest, waar ik in ron-
mmer is dus wel degelijk functioneel".
sgroen
h mosgroen gevechtspak is ze vanmorgen uit het landelijke
Ihuur naar haar geboortestad Den Haag gepelgrimeerd,
blijft een lieve stad", stelt ze tot volle tevredenheid vast.
piken minder agressief ook dan Amsterdam. Ik heb hier altijd
pvoel dat ik makkelijker ademhaal". Van haar Haagse jeugd
I het vergiet van haar geheugen slechts een handvol vage
Ineringen achtergebleven: de kapsalon van haar ouders op
foytemaplein „Het is toch net een boerendorp", zegt ze
■derend is een woonhuis geworden met deugdelijke vitra-
liór de ramen en onverwoestbare geraniums in de venster-
JI Ze tilt de klep van de brievenbus op en kijkt in het graf-
^fere halletje. „Dat hier nou jaren van mijn leven liggen", zegt
lofdschuddend, „dat houd je toch niet voor mogelijk".
Ze sluit haar ogen en zegt:
„Moeder had op de eerste eta
ge een salon voor dames en
vader dreef een soort bruine
sociëteit, waar de vaste buurt-
klantjes zich elke dag lieten
scheren. En ik hobbelde er
tussendoor, want een oppas
voor de kleine meid was voor
een kleine middenstander on
betaalbaar. „Mes scherp me
neer?", ik hoor het hem nog
zeggen. In mijn kinderogen
deed die vader van mij hele
opwindende dingen. En dat
heb ik geweten ook: op een
gegeven moment kreeg ik één
van zijn messen te pakken en
voordat iemand er erg in had,
was ik al een liter bloed kwijt.
Die messen waren zo scherp
dat je niet voélde dat je je
sneed".
„Vader was een hele vrolijke,
jongensachtige man, die gezel
ligheid belangrijker vond dan
geld verdienen, 's Morgens de
zaak een uur dichtgooien en
een biljartje maken met de
vaste maten: dat werk. En af
en toe een gokje wagen in een
clandestien speelhuis. Dat zag
hij ook wel zitten. En altijd zingen tijdens het werk. Stukken uit
opera's. De Parelvissers, Faust. Het is doodzonde dat die man
niet bij de opera is gegaan, want hij had een dijk van een stem".
Duidelijk herinnert ze zich nog steeds het bombardement op de
Waalsdorpervlakte. Gierende bommen, donderende explosies.
„Moeder was hysterisch bang, die zat handenwringend onder de
trap. Maar vader en ik vonden het schitterend. Hij had me mee
genomen naar het dak en daar keken we onze ogen uit: waar je
ook keek, brandde het. Ik vond het machtig. Lekker fikkie sto
ken".
Lang voordat het Benoordenhout door de Duitsers tot sperge
bied werd verklaard, had ze overigens al het besluit genomen om
uit de buurt te vertrekken.
„Hoe oud zal ik toen geweest zijn? Twee, hooguit drie. Op een
ochtend stapte ik op mijn driewieler en reed de wijde wereld in.
Pas bij de Dierentuin werd ik achterhaald door de politie en in
een motor met zijspan naar de kapsalon teruggebracht. Ik kan
me niet herinneren dat ik daarna nog eens zo'n feestelijke rijtoer
heb gemaakt".
Pia Beek
De HBS in de Raamstraat, waar ze het grootste deel van haar
tienertijd sleet, is inmiddels ook voltooid verleden tijd geworden.
„Het heeft zeker geen zin om er heen te gaan?", veronderstelt ze
terecht, „ik was er al bang voor. Jaren lang heb ik Den Haag
gemeden als de pest. Want wat ik zoek is toch allang verdwenen.
Dat is de onvermijdelijke tol die je betaalt wanneer je ouder
wordt. Je komt op een plek die je heel vertrouwd zou moeten
zijn, maar dan blijkt dat de tijd alle sporen heeft uitgewist".
„Dat heb ik ook met Scheveningen. Ik zeul een hoofd vol dierba
re herinneringen met me mee. Neem alleen die zomeravonden.
Het terras van restaurant Corona op het Buitenhof is sinds
haar jeugd nauwelijks veranderd. Hetzelfde vertrouwde décor
en dezelfde cast van medespelonden. „Als dat geen verruk-
king is, weet ik het niet meer", meent ze.
waarop ik vóór het raam van De Vliegende Hollander naar Pia
Beek luisterde. Dat was mijn hemel op aarde. Maar die hemel is
al lang verdwenen".
„En hoe vaak heb ik niet onder de koepel van het oude Kurhaus
gezongen. Je ging er met een kloppend hart naar toe en als je op
het Gevers Deynootplein kwam, herkende je tot je opluchting al
die vertrouwde namen van vroeger. De Willy's Bar, de Berenbak,
Palais de Dance. Met Max Tailleur heb ik nog een seizoen in het
Kurhaus Paviljoen gespeeld. Een hele moeilijke man, die mij be
schouwde als een wegwerpartikel. Als er mensen in de buurt wa
ren, riep hij altijd: „Ga jij maar eens even koffie halen". Want ik
moest begrijpen, dat ik in zijn ogen niet veel meer was dan een
zingende serveerster. Al die dingen uit mijn jeugd zijn met de
grond gelijk gemaakt. En daarom hoeft Scheveningen voor mij
even niet. Tegen de tijd dat ze die bouwput vol hebben gestort
met beton, moeten ze maar een seintje geven. Dan wil ik het nog
wel eens proberen".
Intact
Wat daarentegen wel recht overeind bleef is het terras van Coro
na op het Buitenhof. Niets lijkt daar sinds haar jeugd veranderd.
Het décor, dat haar als tiener vertrouwd was, is volledig intact
gebleven en ook de cast van medespelenden lijkt ongewijzigd.
Nog steeds verdrinken dames van doorschijnend perkament hun
zoete dromen in onwaarschijnlijk kleine kopjes koffie met voet
bad en nog steeds staren uitgerangeerde heren van stand in hun
rieten stoelen berustend naar hun navel. „Corona", herinnert ze
zich, „was de vaste ontmoetingsplaats van onze scooterclub. Ik
was een fanatieke Vespa-rijdster, die op de Rolschaatsbaan
meedeed aan ingewikkelde wedstrijden, waarbij je met vijf mei
den op één scooter over wippen en door poortjes laveerde. En in
de weekends gingen we met z'n allen naar Corona en paradeer
den daar op onze blinkende machines".
„Als iemand me in die tijd had gezegd: „Jij gaat nog eens als
zangeres je brood verdienen", had ik hem vierkant in zijn gezicht
uitgelachen. Want dat was voor mij een onbereikbaar ideaal. Ik
zong alleen voor m'n lol op de feestavondjes van de scooterclub.
Maar dat was liefdewerk oud papier en stelde niks voor".
„Ik ben dan ook duidelijk bij toeval in dit vak gerold. Ik werkte
als secretaresse op een handelskantoor en kreeg in mijn vrije tijd
pianoles van Joop Schrier. Hij is het ook geweest, die een paar
liedjes met me instudeerde nadat ik hem verteld had dat zingen
mijn lust en mijn leven was. Er werd gauw, gauw een groepje in
elkaar geknutsteld en het was de bedoeling dat ik daar de zan
geres werd. Maar vóór het eerste optreden was het bandje al
roemloos gesneefd".
Dat ze nochtans kans heeft gezien om door te dringen tot de
exclusieve rijen der overbekende vaderlanders, blijkt overduide
lijk als ze in de welriekende tempoe-doeloe-tempel Bali in Sche
veningen afklokt voor de ravitaillering. Nauwelijks heeft ze de
eerste stok met saté naar de welwillende mond getild, als zich
een blozende grijsaard bij haar tafel meldt, die verrast roept:
„Nee maar, is dat even een verrassing. Juffrouw Vandenbos in
hoogst eigen persoon. En dat is zeker uw nieuwe vriend. Nou, ik
kan meneer alleen maar feliciteren met zijn keuze. Meneer weet
kennelijk wat kwaliteit is".
„Meneer hier is journalist", zegt de zangeres, langzaam herkau
wend, „meneer heeft een interview met me".
„Kijk eens aan", roept de grijsaard, „juffrouw Vandenbos komt
dus in de krant. Ik zou zeggen: daar moet op gedronken worden.
Wat mag ik laten aanrukken? Een fladderakje misschien? Of
toch maar liever een droge sherry? U zegt het maar en wij
draaien voor de kosten op".
De zangeres heeft de ingelaste séance rolvast ondergaan en ho
noreert hem nu met een voorgekrompen glimlach.
„Ook dat hoort bij het vak", zegt ze later, „als je zo nodig vóór
het voetlicht wilt staan, ben je voor een groot deel eigendom van
het publiek. Daar moet je niet moeilijk over doen. Ik kan nu wel
roepen: ik wil niet met mijn hele hebben en houwen in de Privé,
maar reken erop, dat er tóch in dat blad over je geschreven
wordt en meestal catastrofaler dan wanneer je die interview-
stroom zelf kunt kanaliseren. Ik probeer mijn privé-leven zoveel
mogelijk buiten de publiciteit te houden. Maar soms moet je een
stukje daarvan opofferen om groter onheil te voorkomen".
„Mijn zoon vindt het maar niks. Jeroen is elf en voelt zich al he
vig gegeneerd als ik op straat herkend word. Daarom loopt hij
ook altijd twee meter achter me. Stom natuurlijk, want daardoor
ziet hij juist dat mensen hun hoofd omdraaien en naar me kijken.
Ik heb daar geen last van, want het gebeurt immers allemaal
achter mijn rug. Maar die arme jongen krijgt de volle laag".
Ijzersterk
Inmiddels heeft ze tien elpees volgezongen met ijzersterk Neder
lands repertoire, dat onverdroten wordt aangedragen door de
tekstschrijvers Herman Pieter de Boer, Gerrit den Braber, Dinge-
man Vochteloo en Joost Nuisl.
„Zingen in het Nederlands", geeft ze toe, „vereist een delicate
aanpak. Want hoe je het ook wendt of keert, onze taal blijft gru
welijk a-melodieus. Hij zit vol messcherpe medeklinkers die als
laserstralen dwars door je ziel gaan. Om toch tot een goed klin
kend resultaat te komen, dien je daarom zoveel mogelijk de me
deklinkers te vermijden. Je moet het Nederlands masseren, de
taal milder maken dan hij in feite is".
„Dat is ook de moeilijkheid bij internationale zangwedstrijden.
Niet voor niets komen Nederlandse deelnemers steevast aandra
gen met lalala en dingedong en ringeding. Want dat klinkt een
buitenlander nog enigszins vertrouwd in de oren. Als ik over de
grens een Nederlandse tekst zing, wordt er hooguit gedacht:
„Het zal best mooi zijn, wat ze daar staat te zingen. Maar het is
géén gehoor". Ze weet waarover ze spreekt, want zelf heeft ze al
in 1965 met haar liedje „Het is genoeg" een gooi gedaan naar
wereldroem tijdens het Songfestival in Napels. Een Francaise
won die keer en zelf bleef ze ergens in de middenmoot steken.
Dat vond de jury voor haar goed genoeg.
„En toch blijf ik volhouden", waarschuwt ze, „dat er in onze ei
gen taal fantastische liedjes worden geschreven. Er zit ook een
duidelijk stijgende lijn in. In mijn eigen jeugd luisterde ik nooit
naar Nederlands repertoire, want dat was toen echt niet om aan
te horen. Maar nu heb je mensen als Rob de Nijs, Liesbeth List,
Ramses Shaffy, Robert Long en Bennie Nijman, die kunnen be
schikken over grandioze Nederlandse liedjes. Dat vind ik een on
gelooflijk winstpunt".
„Je merkt het ook in België. Daar zijn ze stukken gevoeliger voor
de eigen taal en waarderen ze het als je koppig blijft vasthouden
aan het Nederlandse repertoire. Het Belgische publiek geeft ook
fleur aan je artiest-zijn. Dat doet er alles aan om van je optreden
een echt feest te maken".
Topsporter
Het geheim van haar constante populariteit gedurende een lange
reeks van jaren, waarin sterren en dwaallichten omhoog schoten
en na korte tijd weer in de orkestbak verdwenen, is volgens haar
een kwestie van keihard knokken. „Carrière maken", meent ze,
„is niet in een mooie jurk van Fong Leng een toneel opstormen
en een paar liedjes zingen. Daar zul je toch echt mér voor moe
ten doen. Je moet ook bereid zijn om het leven van een topspor
ter te leiden. Doorzakken is best een leuke bezigheid, maar het is
funest voor je vak. En de blits maken kan misschien je popurali-
teit even opkrikken, maar als je niet tegelijk zorgt voor een deug
delijk fundament onder je carrière kapseis je toch vroeg of laat.
In feite ben ik thuis dan ook niet anders dan op het toneel. Ik kan
toevallig aardig zingen en van dat talentje maak ik dankbaar ge
bruik. Maar ik doe er niet gewichtig over. Ik meet me geen ste
rallures aan, want dan knap ik gegarandeerd op mezelf af. Dat
heb ik trouwens toch aan het einde van een seizoen: dan ben je
doorgedraaid en begin je jezelf zoetjesaan belachelijk te vinden.
Is het sop de kool nou wel waard?, denk ik dan".
„Maar zolang het goed gaat, zolang het publiek niet is uitgeke
ken op mijn kop, ga ik rustig in mijn eigen tempo door. Ik heb
daarbij het voordeel dat ik een repertoire heb opgebouwd dat
past bij mensen van mijn leeftijd. Ik zie me echt niet achter een
microfoon staan en „Baby I love you" zingen. Dan wordt er toch
al gauw gedacht: „Aan die dame is een steekje los".
En als het straks echt afgelopen is, als moeder ook te oud is
geworden voor de liedjes die ze nu zingt, zou ik er veel voor voe
len om in een pandje aan het Lange Voorhout te gaan wonen.
Terug langs „AF" naar de stad waar het allemaal begonnen is. Ik
zie me dan bedachtzaam over het schelpenpad in de richting van
Corona schuifelen, waar ik dan mijn thé complet zal nuttigen. En
zondags maakt de oude dame een ommetje met de hond, die ze
uiteraard zal verrassen met een warm wollen dekentje".
„Ja, dat zie ik wel zitten. Voor zo'n oude dag teRen ik bij voor
baat".
LEO THURING
FOTO'S MILAN KONVALINKA
De motorische mastodont waarin ze door het land rost, heeft
ze broodnodig sinds ze alleen nog optreedt met een vast com
bo. „Vier volwassenen en een vracht instrumenten douw je
niet zo makkelijk in een Fiatje".