Flora en
fauna van
weergaloze
schoonheid
Wie
Surinaamse
natuur wil
zien moet
er heel
wat voor
over hebben
;e
nde e»
nadie
rzinw(
[MARIBO Op een avond zendt de
aamse televisie een programma uit
de moeilijkheden die Surinamers
>n om aan een visum te komen. De
;n tonen een flinke rij wachtenden
iet Nederlands consulaat in Parama
te staan daar al een paar uur in de
ide zon. Maar dat maakt niet uit,
5de Surinamer is geduldig. Als ze het
maar kr'i9en- Want Nederland is
velen van hen nog steeds „het be-
pitf'P land". Op een gegeven moment
Jt een van de Surinaamse tv-verslag-
jfp waarom ze naar Nederland gaan.
2 vakantie natuurlijk, wat dacht u an-
f- uJr'. „Maar is het dan helemaal niet de
"jkng om u daar te vestigen?", repli-
.de verslaggever, die toch al moeite
cris de „aanvragers" aan de praat te
h°n)n- '.Voorlopig niet, ik ga eerst met
Mie". „Oké, u gaat naar een ver land
Vakantie. Dat heeft veel geld gekost,
hebt u Suriname wel eens écht ge-
Bent u bijvoorbeeld wel eens naar
rownsberg geweest of naar de Ra-
aem^al'en?". Het antwoord luidt ontken
de iar De Persoon wendt zich van de ver-
anse lever a* en sc^u'^ een Paar millimeter
i zeker naar z'ïn visum... zijn alles.
isnorifmmer* e'9enl'Jk ongelooflijk, dat ie-
T die heel zijn leven in Paramaribo
Jriif h|9ew00nd n°9 nooit een keer met va-
J e naar het binnenland is gegaan, zich
Integen liever in de toch wat stoffige
neeft opgehouden en nu op „familie-
5k" naar Nederland vertrekt. Want
leze man heeft gemist is zo'n 62.000
re Zuidamerikaans tropisch regen-
Kilometers ongerepte natuur, waar
in fauna hand in hand gaan en zor-
|voor een weergaloze schoonheid,
en schaaldieren en insekten behe-
}t oerwoud. De mens is slechts een
eer en wordt dientengevolge door
Is zodanig behandeld: „Kijken is pri-
naar doe geen domme dingen want
riet ons nooit meer óf we nemen je te
dschapstypen
Dwnsberg en de Raleighvallen zijn
fs twee van de acht natuurreservaten
iriname kent. De reservaten werden
j jaren vijftig en zestig bij de wet aan-
zen om beschermd te worden als
representatieve stukken van ver-
snde landschapstypen. De bewaking
^e reservaten berust bij de Surinaam-
»nst 's Lands Bosbeheer (LBB), die
van Zeventien jaar geleden met een kleine
d mensen aan deze taak begon. In
werd de Stichting Natuurbehoud Su-
le (Stinasu) in het leven geroepen die,
e LBB, de doelstellingen wil verwe-
jnsd, (er, waarvoor de natuurreservaten
3'9 vi angewezen. De Stinasu helpt mee
B aaH eeft bijvoorbeeld nog steeds de mo-
Vera(heid een onbekend insekt tegen te'
oor din verder is men druk doende drie
Ruim drie uur lang
vertoeven in een
wankele korjaal
voordat de Ra
leighvallen zijn be
reikt. Het flinter
dunne kussentje
geeft nauwelijks
bescherming. Het
zitvlees wordt da
nig op de proef ge
steld.
natuurreservaten, die het makkelijkst be
reikbaar zijn, toegankelijk te maken. Dat
betekent, voordat de mechanische werk
tuigen kunnen worden aangevoerd, kilo
meters met een houwer als wapen trach
ten je een weg te banen door voor het
grootste gedeelte ondoordringbaar Suri
naams oerwoud.
In de eerste plaats doet de Stinasu dit
voor de eigen bevolking, als onderdeel van
wat uit moet groeien tot een veelomvat
tende natuur- en beschermingseducatie.
Hierbij gaat men ervan uit dat kennis de
basis moet vormen van begrip voor de na
tuur en voor de rol die deze wilde natuur
speelt bij een evenwichtige exploitatie van
de natuurlijke hulpbronnen. Een hele taak
dus, waarbij de Stinasu wordt bijgestaan
door de zogeheten Wildlife Rangers Club
Suriname, ook wel „Rangers" genoemd.
De club bestaat uit scholieren tussen de
15 en de 20 jaar die in hun vrije tijd mee
helpen. Zo worden de paden die dwars
door de bossen lopen door hen onderhou
den, trekken ze vaak dieper de bossen in
om een gebouwtje neer te zetten of funge
ren veelal als gidsen, waarbij ze werkelijk
op bijna elke vraag een antwoord hebben.
Dit alles „ter lering ende vermaeck", want
de jongeren hebben er plezier in hun ken
nis over te dragen aan de toerist. Ze sis
sen als een slang wanneer ze een leeg
bierblikje in een poel zien drijven. Want
ook dat komt voor, zij het zeer sporadisch.
„Onbegrijpelijk, wat 'n hufters", wordt
hoofdschuddend geprutteld terwijl met
een stok het bierblikje uit de poel wordt
gevist en meegenomen.
Brownsberg
Ongeveer honderddertig kilometer van Pa
ramaribo ligt direct aan het Afobaka Stuw
meer het zesduizend hectare grote natuur
park Brownsberg. De berg dankt zijn
naam aan een zekere heer J. Brown, die in
1890 de Montana Mine overnam en in
1891 een karrepad liet aanleggen van
Berg en Dal naar de berg. Dit natuurpark
neemt een heel aparte plaats in onder de
natuurreservaten. De Stinasu verkreeg het
noordelijke deel van de berg in erfpacht
om het te ontwikkelen als educatief reser
vaat, waar onder meer werkkampen voor
scholieren en excursies worden verzorgd.
De excursies staan onder leiding van de
Stinasu en de LBB, waarbij de „Rangers"
ook wel worden ingeschakeld.
Natuurpark Brownsberg is ongeveer twee
en een half uur rijden van Paramaribo. In
tijd de afstand Den Haag-Nijmegen dus.
Dat wel, alleen met dit verschil dat er niet
met honderd kilometer per uur over goed
verzorgde snelwegen kan worden gereden.
Tot aan de Suralco-fabrieken gaat het pri
ma, maar dan begint de ellende, want
daar houden de asfaltwegen op en
„vloeit" het wegdek over in bauxietwegen.
Ze hebben de kleur van gravel, dat oranje
goedje dat men op tennisbanen tegen
komt. Wanneer het even heeft geregend,
lukt het prima zonder stof een aantal kilo
meters te rijden. Maar vooral in de droge
tijd zijn deze wegen één grote stofwolk. Na
zo'n rit moet men er dan ook niet gek van
opkijken als zelfs het ondergoed een oran
je kleur heeft gekregen. Bovendien is de
weg flink „gelardeerd" met kuilen en hob
bels in alle vormen en maten. Af en toe
heb je het idee dat je over een golfplaten
dak rijdt. Aan de voet van de berg (er
moet dan nog vijfhonderd meter met de
auto worden geklommen) hebben velen
dan ook het gevoel een uitgedroogde,
oranje gespoten sinaasappel te zijn. Maar
ja, de Surinamers zelf zeggen: „Wanneer
je onze natuur wilt zien moet je er heel wat
voor over hebben". Geen overdrijving,
want het ritje over deze wegen is slechts
een peuleschil van wat je nog staat te
wachten.
Een goede conditie is nodig om te kunnen
genieten van de schoonheid van het park.
Zeker als je tochten naar watervalletjes
wilt maken. De Brownsberg kent er drie:
de Mazaronie-, Koemboe- en Ireneval. Om
een voorbeeld te noemen: op een nietig
bordje bij het centraal kantoor staat dat
de wandeling naar de Ireneval ruim een
uur duurt. Dat klopt ook ongeveer. Maar
er is niet bij gezegd dat het een steile af
daling van een uur is. Ook dat kan nog
nauwelijks een bezwaar worden genoemd,
ware het niet dat de kowfre's (horzelachti
ge insekten met angels als spelden) met
tientallen om je benen cirkelen, wachtend
op het moment dat je even stilstaat. Als
hongerige wolven vallen ze massaal aan
en beginnen op hun dooie gemak met hun
vlijmscherpe angel zich een weg naar de
dieper liggende huid te boren. Het dragen
van een lange broek heeft geen 'zin, want
de heren steken er dwars doorheen. De
enige remedie is doorlopen. En dat is met
zo'n stijle afdaling niet zo moeilijk.
Paradijs
Eenmaal beneden, volgt de beloning: een
kleine waterval, zich voortzettend in een
kronkelig beekje, temidden van flora en
fauna van een ongekende schoonheid. Het
geheel maakt de indruk dat je eindelijk het
aards paradijs hebt gevonden. Het ge
zang, gepiep en gekrijs van kolibri's, para
dijs jacamars, papegaaien en vele andere
soorten vogels zorgen samen met het ge
ruis van de waterval voor, het klinkt para
doxaal, een ongekende rust. De vele tinten
groen van planten, struiken en bomen
worden af en toe onderbroken door felge
kleurde bloemen die in Nederland, zelfs in
zeer gespecialiseerde kwekerijen, niet
voorkomen.
De terugtocht is erger dan de heenweg.
Veel erger, want wanneer er al ruim 'n uur
over een afdaling wordt gedaan, betekent
dat voor iemand met een redelijke conditie
toch minstens een uur en drie kwartier
klimmen. Ontbreekt deze conditie, heeft
men jarenlang gelachen om trimmers en
sporters terwijl de eigen buik als een kleffe
uitgedropen deegbal tot op kniehoogte
hangt, dan neemt de natuur wraak op een
tergende en vooral geniepige manier. Im
mers, voor deze mensen is het een klim
van zeker twee en een half uur. Uitrusten
is niet mogelijk want de kowfre's zorgen er
wel voor dat je doorloopt. En hoewel je
even het paradijs hebt mogen zien, begin
je na een uur klimmen te geloven dat je in
een hel bent beland. Niks te kijken naar
mooie palmen en varens of te luisteren
naar het gekrijs van een aapje. Je hebt
maar één wens: naar boven en nooit meer
terugkomen. Terwijl de laatste loodjes
worden overwonnen, interesseert het je
niet meer of de kowfre's je steken. Alle ge
voel ligt ergens in het oerwoud. De vele
tropische vogels lijken je grinnekend uit te
zwaaien.
Maar toch, wanneer het einddoel is bereikt
en je zit een paar uur later te luisteren
naar het geschreeuw van brulapen, dat als
het geluid van een opkomende storm over
het stuwmeer scheert, terwijl je vanuit de
verte bekijkt hoe een twee meter lange
slang zijn eitjes legt, is alles weer vergeven
en vergeten.
Raleighvallen
Het 56.000 hectare grote natuurreservaat
Raleighvallen/Voltzberg ligt bijna driehon
derd kilometer landinwaarts van Paramari
bo aan de Coppenamerivier, een van de
laatste ongerepte rivieren op aarde. Dit re
servaat geniet de internationale faam het
vogelparadijs van Zuid-Amerika te zijn.
Bovendien hét gebied om verschillende
apensoorten te zien en te genieten van al
les wat zich in en rond het water afspeelt.
De natuurliefhebber kan er op twee ma
nieren komen: in een uurtje met een klein
viegtuig van Zanderij naar Foengoe-eiland,
of eerst honderdtachtig kilometer met de
auto en het laatste gedeelte met een kor
jaal. Hoewel het laatste ongeveer zeven
uur in beslag neemt, geniet het toch de
voorkeur. Natuurlijk, eerst drie uur in een
auto op bauxietwegen is zeker geen pret
je. Daar komt nog bij dat de weg naar het
plaatsje Witagron (waar in de korjaal moet
worden gestapt) veel wordt gebruikt door
met boomstammen geladen vrachtauto's,
waardoor de stofontwikkeling meer op een
vette Londense mist lijkt. Net als op de
reis naar Brownsberg wordt de huidskleur
overwegend oranje en voelt je haar dood
en droog aan.
Heel anders is echter de bootreis naar
Foengoe-eiland. Drie en een half uur
stroomopwaarts in een uitgeholde boom
stam op een houten bankje, dat is voor
zien van een flinterdun kussentje. Toch
vliegt de tijd om als je de toekans, pape
gaaien en andere vogels hoog over het
water ziet vliegen, of de werkelijke on
doordringbaarheid van een tropisch re
genwoud kunt waarnemen. Als een soort
ijzeren raamwerk sluiten de bomen, lianen
en planten de toegang tot de bossen af.
je de ongekende schoonheid van de Surinaamse natuur proeft vraag je je soms heel even af: „Die zogenaamde toekomst die men in Nederland denkt te vinden moet toch wel belangrijk zijn om dit alles te ruilen
i kamer drie hoog achter met uitzicht op een parkje van drie bij vier meter".
„Tot hier en geen stap verder baas". De
tocht leidt verder door vele stroomversnel
lingen, die de bootsmannen nemen of het
een slootje is.
Op Foengoe-eiland zelf bevinden zich een
paar gebouwen om te logeren en wie ge
luk heeft kan het primitieve huisje „Lolo-
pasi" bemachtigen dat afgelegen aan de
overkant van het eiland staat. Op dit ei
landje bevind je je dan helemaal alleen
tussen duizenden hectaren ongerepte na
tuur. Vogels, slangen en apen genoeg. Ze
ker apen, want in dit reservaat komen alle
acht apensoorten voor die Suriname telt.
Dat is de reden dat rond de Voltzberg heel
wat wetenschappelijk onderzoek is gedaan
naar het gedrag en de ecologie van neo-
tropische apen zoals slingerapen, de Suri
naamse zijde-aap, de doodskopaap, de
witkopsaki, de baardsaki, de zwarte en
grijze capucijneraap en de rode brulaap.
De laatste produceert een van de meest
karakteristieke geluiden van het Zuidame-
rikaanse regenwoud. Vooral 's nachts wil
len de heren en dames nog weieens een
bezoekje aan het huisje brengen om te kij
ken wat de afvalbakken voor hen opleve
ren. Samen met de hagedissen maken ze
er een puinhoop van. „Dat was lekker jon
gens, tot morgen".
Primitief
Veel comfort hoeft men overigens in het
huisje niet te verwachten. Er wordt bij de
opzet van de logeermogelijkheden doelbe
wust afgezien van veel luxe, want dat zou
het type reiziger dat hier naar toe gaat
eerder afschrikken dan aantrekken. Het
past niet in de sfeer van het binnenland.
Er komt bijvoorbeeld veelal geen water uit
de kraan, wat betekent dat het complete
was- en scheergebeuren in de beneden
liggende rivier moet gebeuren. Maar dan
zijn er tijdens het „ochtendtoilet" nog al
tijd de felgekleurde morpho-vlinders die
om je stukje zeep fladderen. Tientallen
rode, blauwe, gele en groene vlinders strij
ken af en toe op de zeep neer om de
kunstmatige geur op te snuiven. En dit ter
wijl een dozijn sardien-achtige visjes
nieuwsgierig langs je benen schiet. Wel
iets anders dan een snelle douche voor
het werk.
Wie het grote watervallencomplex (de
„moedervallen") wil zien, moet eerst een
uur wandelen. De rivier verbreedt zich, ge
dwongen door rotsen en eilanden, tot een
netwerk van smalle en brede stromen, die
zich in duizenden cascaden over en tussen
de rotsen storten. In de regentijd liggen
veel van deze eilandjes onder water. In de
droge tijd echter toont de natuur zich op
haar mooist. De stroomversnellingen wor
den bevolkt door aan die leefplaats aange
paste fauna (zoals sidderalen, harnas-
meervallen en vele uit het tropische aqua
rium bekende vissen). Wat de planten be
treft heeft de zogeheten koemaroe-njanjan
in het begin van de droge tijd de over
hand. Deze plantensoort met lange steel
tjes draagt een roze bloem en dankt zijn
naam aan de piranha-achtige koemaroe-
vis die van de harde, op wier lijkende bla
deren leeft. De roze gloed van de bloemen
loopt over in de vele kleuren groen die de
Surinaamse vegetatie rijk is.
Afzien
Een ander spektakel is het beklimmen van
de Voltzberg. Deze honderdvijftig meter
hoge granieten pukkel rijst als een gezwbl-
len steenpuist hoog boven het oerwoud
uit. Je wilt hem uitknijpen, maar het is net
andersom. Want ook deze beklimming is
weer een kwestie van afzien. Allereerst
moet ruim een uur door het oerwoud wor
den gelopen en dan begint het: een be
klimming, metertje voormetertje, van zo'n
twee uur. Voor de gidsen, die deze tocht
dagelijks maken, is het een peuleschil,
maar de toerist heeft weer hetzelfde ge
voel als tijdens de tocht naar de Ireneval-
len bij de Brownsberg: „Waarom, in he
melsnaam, waarom heb je die kronkel om
zo'n uitputtingsslag te willen leveren? En
waarvoor eigenlijk...?". Het antwoord krijg
je wanneer je. badend in het zweet, de top
hebt bereikt. Voor zover het oog reikt oer
woud, dat zich op die hoogte manifesteert
als een enorm veld met boerenkool. „Dit is
het hoogste punt van moedertje aarde, dat
kan niet anders", denk je. Op de hellingen
en de omringende granietplateaus bevin
den zich „rotstuintjes" met orchideeën,
cactussen en bromelia's. De brulapen ver-
storen de rust op een prettige manier.
Even, heel even vraag je je af wat al die
Surinamers bezielt dit alles te ruilen voor
een kamertje drie-hoog achter, met uit
zicht op een keurig aangelegd parkje van
twintig vierkante meter.
Deze fabuleuze beleving is volgens de Sti
nasu „een bescheiden begin" om het ver
standig beheren van de natuur uit te dra
gen. Onder het motto: „Natuurbehoud is
zelfbehoud" exploiteert de Stinasu deze
gebieden op zeer subtiele wijze. Voor zo
wel de inwoners van Suriname als voor de
buitenlandse toeristen is de combinatie re
creatie en natuur-educatie een geweldige
formule.
Ruim 62.000 hectare paradijs in een land
dat de Nederlanders nü een blok aan het
been vinden. Maar hoe men het wendt of
keert, hoe men over dit land moge den
ken: ook dit is Suriname...
LOEK MOOR