Miljoenen televisiekijkers kennen hem nog steeds als dé man van het nieuwjaarsconcert KUNST LEIDSE COURANT DINSDAG 30 DECEMBER 1980 PAGIN WILLY BOSKOVSKY VVALLISER ALPEN „Als jij nog één keer wat zegt, stop ik met dit inter view. Ik kan mij op deze manier niat concentreren. Deze meneer is speciaal uit Nederland gekomen om met mij te spreken en dan moet jij mij niet steeds in de rede vallen". Geagiteerde woor den van professor Willy Boskovsky (71) aan het adres van zijn vrouw. Twintig jaar bespeelde zij als „Schauspielerin" de beroemdste thea ters ter wereld (o.a. het Burgtheater in Wenen). Nu is zij bezig aan haar grootste rol: die van „Boskovsky-fan". Eerlijk is eerlijk: met een grandeur en overtuiging, een actrice van haar for maat waardig. Aanleiding tot de echtelijke woorden wisseling is het verschil in „publie- ken". Hij: „Het Zwitserse publiek reageert nogal lauw op mijn concerten". Zij: „Daar-klopt niets van. In Zwitser land zijn ze even enthousiast als over al elders". Hij weer: „Straks schrijft die meneer nog op dat wij voortdurend ruzie heb ben en dat is niet waar (,<We kunnen I eel goed met elkaar opschieten"), al- I ~?en u moet weten: mijn vrouw is mijn grootste bewonderaarster en heeft daarom soms de neiging wat te over drijven". Als de Boskovsky's niet op toernee zijn („Mijn vrouw gaat altijd mee") wo nen zij bij voorkeur in hun riante flat in Zwitserland, met rondom uitzicht op de besneeuwde toppen van de Walli- ser Alpen. Boskovsky: „Wij hebben dit huis acht jaar geleden gekocht omdat het mijn liefste wens was om in mijn vrije tijd de „Viertausender" om mij heen te hebben. En zo'n plekje als hier vind je nergens. Mijn vader was een enthou siaste bergbeklimmer en van hem heb ik de liefde voor de bergsport geërfd. Nog steeds maken mijn vrouw en ik regelmatig lange wandelingen in de Alpen en zeg nou zelf: waar kun je dat beter doen dan hier". Centraler „Er komt nog iets bij: Zwitserland ligt veel centraler dan Wenen. Van hieruit ben ik snel in bijvoorbeeld Straats burg, Genève of München. De laatste jaren heeft mijn arbeidsterrein zich steeds meer verplaatst naar landen als Engeland, Frankrijk, Scandinavië, Ne derland en Duitsland. Onze band met Oostenrijk is daardoor losser gewor den. Wij hebben ook een huis in We nen, maar eerlijk gezegd komen wij daar weinig. Vooral sinds, wat mijn aandeel betreft, die „Neujahrsconcer- te" ten einde zijn". Nieuwjaarsdag en Willy Boskovsky. Vijfentwintig jaar hoorden ze onlosma kelijk bij elkaar. Bij het katterige ge voel na een zware nacht en de ver schaalde lucht van champagne, bis schopswijn en oliebollen, bij de bijna traditionele drang naar de eerste siga ret (het zoveelste goede voornemen op de rand van de afgrond). Maar dan was er altijd Willy Bos kovsky met zijn Wiener Philharmoni- ker om de schande van de afgang een uur uit te stellen. Marsen, polka's en walzers in onnavolgbare stijl. Met een „Schwung und Charme", zoals slechts een echte Wiener dat kan. Zevenhonderd miljoen televisiekijkers bereikte Boskovsky op zo'n dag („Ie mand heeft eens voor ons uitgerekend .dat als Ik elke dag voor duizend men sen een concert gaf, ik 256 Jaar bezig zou zijn om aan dit aantal te komen"). Gigantische cijfers natuurlijk, die voor Boskovsky echter definitief tot het ver leden behoren. „Als Ik heel eerlijk ben, is het goed dat Ik gestopt ben. Ik kan er nu wel vrede mee hebben, hoewel als ik de duizenden brieven van bewonderaars uit de hele wereld lees met daarin steeds weer smeekbeden om „terug te komen op het Nieuwjaarspodium", schieten de tranen me soms In de ogen". „Vijfentwintig Jaar heb ik de concerten geleid, 1 januari 1980 zou de zesent wintigste keer worden. Ik zal u het contract laten lezen. Helaas, in okto ber 1979 ben ik ziek geworden („ik had gewoonweg geen kracht meer") en moest het van mijn arts beslist kal mer aan doen. Hij zei steeds maar: u bent voor miljoenen mensen een idool. Zoals u zich nu voelt, kunt u dat beeld met één Eurovisieuitzending vernietigen. Daarom heb ik besloten mij terug te trekken". „Lorin Maazel heeft de Nieuwjaars concerten toen overgenomen en zal ze blijven doen. Voor veel mensen is dat een teleurstelling. Ik wil hiermee niet zeggen dat „der Maazel" het slecht heeft gedaan, Lorin is een uitstekende dirigent. Ik heb als Strauss-vertolker een bepaalde'stijl gecreëerd. Boven dien bestond er voor mij als „Stehgei ger" geen concurrentie. Ik geloof trou wens dat ik nog steeds de enige ben die met viool en strijkstok in de hand orkesten leidt". Voor één keer „Toen men mij vroeg om de Nieuw jaarsconcerten over te nemen (mijn beroemde voorganger Clemens Krauss was pas overleden), heb ik ge zegd: goed voor één keer, maar dan wel zoals Johann Strauss het zelf ook altijd deed, als „Stehgeiger". Strauss speelde mee, omdat in het begin van zijn carrière de orkesten heel klein wa ren; een extra violist was alleen maar welkom. Hij kon zich de luxe van „slechts dirigent zijn" niet permitte ren". „Voor mij v/as deze manier van musi ceren eenvoudig, want ik was eerste concertmeester van de Philharmoniker en bovendien had ik in mijn studen tentijd ontzettend veel Strauss ge speeld. Dat moest toen wel, want tus sen de beide wereldoorlogen was het „ganz schlecht" en deed je alles om aan geld en ervaring te komen". „De eerste serie Nieuwjaarsconcerten werd een geweldig succes en sinds dien hebben ze me elk jaar weer ge vraagd. Ik spreek steeds van „Neu- Jahrsconcerte". In het buitenland kent men eigenlijk alleen het middaguur concert van Nieuwjaarsdag, maar in werkelijkheid zijn het drie voorstellin gen. De eerste is al op Oudejaarsa vond". „Dat is ook een reden, dat ik diep In mijn hart blij ben met mijn „gedwon gen" rust. Al die jaren hebben mijn vrouw en ik Kerstmis, Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag nooit samen kunnen beleven vanwege de repetities en uit voeringen. Het vorig jaar zou de eer ste keer worden en daar hadden we ons echt op verheugd. Helaas, toen had ik nog geen rust, want ik moest de hele wereldpers te woord staan. De journalisten dachten dat ik niet meer welkom was in Wenen. Dat Is pertinent niet waar. Men heeft mij zelfs erelid van de Wiener Philharmoniker ge maakt en dat is in Oostenrijk een heel hoge onderscheiding". „Het is niet zo, dat ik tegenwoordig op non-actief sta. Ik geef nog regelmatig concerten, overal in de wereld. Eén keer per jaar ga ik bijvoorbeeld lang durig op toernee met het Johann Strauss Orchester. De musici zijn nor maliter verbonden aan de Wiener Volksoper, de Symphoniker en de Ra dio-orkesten. Voor deze gelegenheid maken ze zich speciaal vrij. Ik vind het heerlijk om met deze mensen te wer ken. Ze zijn ambitieus, bezeten kun je wel zeggen. Ga maar na: ze moeten zelf voor vervangers zorgen, ver moeiende reizen maken, terwijl ze hun geld in Wenen veel gemakkelijker kun nen verdienen. En toch gaan ze. Om dat ze verslingerd zijn aan Strauss, Offenbach en Franz von Suppé". Denigrerend „Ik weet best dat er vaak een beetje denigrerend wordt gesproken over deze zogenaamde „heitere Musik". Veel te oppervlakkig, zegt men. Na tuurlijk, een symfonie van Brahms Is diepgaander. Ik moet er dan wel bij vertellen dat je muzikaal verder ont wikkeld moet zijn om die zware stuk ken te begrijpen. Het grote publiek voelt zich directer betrokken bij mu ziek zonder zo'n filosofische achter grond. Ik denk dat wij daarom met Strauss en zijn soortgenoten altijd zo veel succes hebben". „Natuurlijk doe ik deze muziek zelf ook heel graag. Anders had ik het al die jaren nooit kunnen volhouden. Wij hebben duizenden „Wiener Abende" verzorgd. U moet goed begrijpen: overal waar ze mij vragen als gastdiri- tent verwacht het publiek een trauss-programma. Dat is mijn etiket. Jammer? Och nee, als je ziet hoe de mensen genieten". „Het reizen valt me wel steeds zwaar der. Dat komt ook omdat het tegen woordig moeilijker Is om ergens te ko men, ondanks de vliegtuigen en snelle treinen. Wij nemen altijd veel bagage mee en ons probleem is: hoe kom je van vliegveld naar station en omge keerd. Vroeger had je overal behulp zame kruiers, maar nu moet je je zelf zien te redden". „Toch weet ik wel zeker, dat ik zal blij ven dirigeren, zolang het nog gaat. Mijn dokter mag dan wel steeds roe pen: „Man, doe het toch kalmer aan", ik kan heel moeilijk „nee" verkopen aan mijn publiek. Als ik gebeld word door een impresario, die zegt: „Me neer Boskovsky, u moet komen", dan kan ik niet weigeren. Je weet veel te goed, hoe ze op je zitten te wachten. En dan het applaus en de dankbare gezichten na afloop van een concert. In Göteborg moest ik kortgeleden zelfs mijn handen in cement drukken. Die worden nu in goud gegoten. Voor mij Is dat het beste bewijs hoe graag ze je nog zien". Frau Boskovsky is tijdens het inter view voortdurend in de weer met do zen vol knipsels en brieven (eentje met alleen maar een krantefoto op de en velop met de volgende tekst: Herr Willy Boskovsky (zie foto), Wenen, Oostenrijk). Ze wijst op een gebor duurd portret van „haar Willy" (ver vaardigd door een bewonderaarster uit Noorwegen) en twee gouden en een dito aantal platina-platen („Alleen al van de verkoop In Nederland"). Gevoelens „Kijk", zegt ze, „een brief die we in ja nuari uit Polen kregen. Het Duits Is niet goed, maar hierin staan de gevoe lens van duizenden andere mensen verwoord. Ik zal u een kopie geven". „En nog wat: u moet beslist in uw ver haal zetten, dat wij het Nederlandse publiek heel erg mogen en dat wij ie dereen graag willen bedanken voor alle blijken van waardering die we tot nu toe mochten ontvangen". Public relations en (wie neemt het haar kwalijk) Boskovsky-verering in één totaalpakket. Hoewel, over dat laatste.Wat te denken van die me vrouw uit Utrecht, die, toen ze hoorde dat haar lievelingsdirigent ziek was, elke dag een brief of een beterschaps- kaart stuurde, 286 keer achtereen, let terlijk drie pedaalemmerzakken vol? Wat zei Boskovsky ook al weer? „Mijn vrouw is mijn grootste fan"? HERMANN HOOGAKKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 10