Doem- denkend over drempels Corruptie grootste bedreiging voor slachtoffers van aardbeving Italië Da! de mensheid, teneergedrukl door doemdenken, over de drempel van jaar wisseling 1980-1981 sloft, is niets nieuws. Zwartgalligheid pleegt vaker te heersen wanneer het einde van een eeuw naakt, en wordt gekwadrateerd als het breek punt van een nieuw millennium in zicht komt. Zo vrezen een aantal hedendaagse Amerikanen dat de wereld het jaar 2000 niet zal halen. Hun angst stoelt op het aanstaande Jupiter-effect, zijnde een dusdanige stand van de planeten dat ca tastrofale aardverschuivingen, vulkani sche uitbarstingen en orkanen tegemoet dienen te worden gezien. Serieus: deze Amerikanen hebben een „Overlevings- beweging" opgericht, compleet met tijd schriften en brochures vol tips hoe het hoofd te bieden aan de te verwachten rampspoed. Ze hebben, diep verscholen op het platteland, ondergrondse bunkers gevuld met ingevroren voedselvoorra den. Ze hebben zich tot de tanden bewa pend om de horden uitgehongerde pau pers af te kunnen slaan die onder de puinhopen van hun steden vandaan zul len krioelen op zoek naar eten. Dat is pas doemdenken... Nieuw? Lees mee in „Gebeurtenissen van deze tijd", rond het jaar 1000 geboek staafd door de brave monnik Alpertus van Metz. „Er verschijnt een komeet. Hongers nood en grote sterfte. Drie jaar nadat de koning de troon had bestegen, is aan de zuidelijke hemel een komeet verschenen die een huiveringwekkende aanblik bood en naar alle kanten vuur spatte. Het jaar daarop zijn hongersnood en zeer ernstige sterfte over de gehele wereld gekomen zo dat op veel plaatsen, vanwege het grote aantal gestorvenen en door de weerzin van de doodgravers, mensen die nog ademhaalden, al verzetten zij zich ook met hun laatste krachten, samen met de doden werden begraven" En verderop: „Maan en zon verduisteren. Er verschijnt een komeet. Een jaar voor de rijksdag te Nijmegen bijeengeroepen was, is in de winter, na middernacht, de maan verduisterd, en toen de koning het jaar daarop op die plaats verbleef, vond in de Paasweek een zonsverduistering plaats. Het jaar daarna is in het noorden een ko meet aan de hemel verschenen, met een bijzonder lange staart en een bleke kleur. Op dit teken volgden vele oorlogen, en bij vele volkeren zijn in veldslagen stromen bloed vergoten". De kroniek van Alpertus van Metz vormt voor de wetenschap een van de belang rijkste bronnen waaruit kennis kan worden geput over hoe het met Nederland in de allervroegste Middeleeuwen gesteld was. Voor een breed publiek echter bleef het boek gesloten om de eenvoudige reden dat het geschreven was in het latijn („De Diversitate Temporum" luidt de oorspron kelijke titel). Maar nu is dan eindelijk een vertaling in eigentijds Nederlands versche nen, aangevuld met een heldere toelich ting. Verantwoordelijk voor het initiatief is de specialist in de Middeleeuwse Geschie denis Hans van Rij, bijgestaan door een vakgroep van Amsterdamse studenten waaronder vooral Annebert Sapir (nu Sa- pir Abulafia) lof krijgt toegezwaaid. Onderhoudend Een prijzenswaardig initiatief. We mogen dan van de brave monnik Alpertus niet eens geboorte- of sterftejaar weten, we mogen in het duister tasten over de vraag of hij de gebeurtenissen van zijn tijd in Tiel Onthutsend mag de kijk heten die de kro niek ons, nazaten van een koopmansvolk, door de tunnel van de tijd heen gunt op de kooplieden van toen. Alpertus beschrijft die uit Tiel. indertijd een belangrijk han delscentrum. „Het zijn ruwe lieden en ze zijn, zo te zeggen, geen enkele tucht ge wend. Vonnissen vellen ze niet volgens het overgeleverde recht, maar volgens zelfge maakte regels. Als iemand iets van een ander in pand of in leen heeft ontvangen, en de ander op de overeengekomen ver valdag zijn bezit terugeist, ontkent de eer ste met een stalen gezicht en zweert on verwijld dat hij niets van hem heeft ont vangen. En als iemand erop betrapt wordt dat hij in het openbaar een meineed heeft gezworen, dan kan deze door niemand worden gewraakt. Als hij het geleende in zijn ene hand vasthoudt, zal hij, wanneer het zo klein is dat hij het met de vuist kan omsluiten, met de andere hand zweren dat hij het niet heeft". „Overspel beschouwen ze niet als een misdrijf", vervolgt Alpertus zijn zedenschil dering. „Zolang de vrouw zwijgt, staat het de man vrij zich door afschuwelijk wange drag te bevuilen. Vroeg In de morgen hou den ze drinkgelagen, en wie daar met de luidste stem smerige praatjes uitslaat om het domme volk aan het lachen te maken en aan te sporen om wijn te drinken, oogst grote lof bij hen. Hiertoe brengen ze zelfs geld bijeen. Daaruit bekostigen ze de drinkgelagen die ze op vaste tijdstippen van het jaar houden, en op de belangrijk ste feestdagen geven ze zich als het ware plechtig over aan dronkenschap". Compleet verzadigd Een zootje ongeregelde rabouwen waren deze neringdoende voorvaderen volgens Alpertus. Weinig meer dan zwijnen. Lees mee. „Toen deze ongelukkige zich op een dag, zoals altijd, overgaf aan zijn vraat zucht, heeft hij, reeds tegen zonsonder gang naar huis teruggekeerd om zijn al weer knagende honger te stillen, tot diep in de nacht de maaltijd voortgezet. Com pleet verzadigd heeft hij zich eindelijk te bed gelegd, en zijn slaap is plotseling overgegaan in de dood. Hij werd naar bui ten gegooid om begraven te worden en in een groot graf geduwd, maar toen de daarop gelegde deksteen zijn enorme buik omlaag perste, puilde wat een schande het dikke vet aan alle kanten over de randen van het graf. Als u erbij was ge weest. zoudt u ongetwijfeld uw neus met een slip van uw kleren hebben bedekt om dat u de stank niet had kunnen verdra gen". Aldus rechtvaardigde Alpertus het schrij ven van zijn kroniek: „Wie namelijk over de daden van een ander leest, kijkt in een spiegel. Als u daarin iets ziet wat u mis haagt, verbeter dat dan in uzelf. Ziet u iets wat u aanstaat, volg dat dan na". Het laat ste slaat duidelijk op de monnik en bis schop Anfried die wordt opgevoerd als te genvoeter van zijn losbollige tijdgenoten. Dit verhaal is tevens zo belangwekkend omdat het beschrijft hoe de kloosters tot stand kwamen waarmee ons land rond het jaar 1000 bezaaid raakte. „Zes mijl van Utrecht ligt een heuvel, ontoegankelijk aan alle kanten. Hierheen liet de bisschop zich met een bootje over de rivier zetten. En omdat hij om te kunnen bidden het men selijk rumoer wilde mijden, liet hij de top van de heuvel vlak maken door er de bo men en struiken weg te kappen. Eerst liet hij daar een kapel bouwen, vervolgens voor zichzelf een cel, en daarna nog ande re cellen. Hier zette hij de ellendige zorg voor wereldse aangelegenheden! af en wijdde hij zich met al zijni^H aan de lof en de dienst van Goj vervuld van bidden, waken en geven dat niemand in onze tijd kan worden vergeleken". Weeklagend Hoe heilig Anfried wel was? „Na| hebben geput, verwarmde hij r het vuur en goot het zelf in een tcj leproos wiens ongelukkig lichaai met etter overdekt was, trok hij pen uit en zette hem in dit bad. C je met zijn handen overslaand i diens rottende ledematen met de| zorgvuldigheid en daarna legde f zijn eigen bed. Voor dag en daij hem, in nieuwe kleren gehuld, i onder de bezwering dat hij hetl mocht vertellen". Zo groot was! roep van heiligheid dat Utrechter zijn dood het stoffelijk overschot J Domstad over wilden brengen. Dij gen de zin van de klooster! „Dus", schrijft Alpertus, „knieldt kerk naast de lijkbaar en riepen] doel te bereiken, luid weeklagi hulp in. Toen brak plotseling, een ongeluk of door een Godsl een van de bijgebouwen op brand uit. Terwijl allen daarheei om het vuur te blussen, namen d tenaren de baar moeiteloos op. ermee naar de rivier, legden hei bootje en staken over". Zo bevat de eindelijk voor een t£n bliek toegankelijk gemaakte kroi,0gve£ Alpertus een schat aan gegevens^ n, tijdsgewricht rond het doemjad Eej Persoonlijke gegevens, over de vra vrouwe Adela bijvoorbeeld „dit nien luid praatte, wulpse taal uitslo rse harmonisch gekleed ging als ze,n v] nen losgeslagen was en door ha^w jg slag haar onevenwichtigheid vei ,n gen het huispersoneel trad zij zo en w dat ze voor een licht vergrijp sneJ verbande, anderen oren en neu, en v snijden". Als v, de Algemene Informatie wan Maar ook kostbare algemene i i® "V?. zonder welke onze vaderlandse g d "j:1 nis aanzienlijk meer witte P|efy}0otg hebben vertoond dan hij nu doet:^. len van de Noormannen, de verw< van Utrecht en Tiel en de beru ebb5. aan de Merwede tussen het keizr De' ger van bisschop Adelbold en he fried enerzijds en Friese kolonist |tje" versbenden anderzijds. „Velen j daar, door angst en vermoeidh J mand en door het gewicht van huj^ rusting omlaaggedrukt, ontzield jjd onder water, precies zoals ze de gelopen waren". ob|em „De Friezen hebben zich op de g?n0n jr den gestort en onmenselijkhei alle lijken de kleren uitgetrolr9pl|Jk geen lapje ter bedekking van de 'okk delen hebben ze hun gelaten". 10 k lectuur, kortom, beurtelings s( stichtelijk en vermakelijk. Duizeni ^ratei bijna, maar aan de vooravond van net de millennium nog steeds vol rn 9es kracht. H p han< PIET SlfjPas ft telap („Gebeurtenissen van deze tij£rd0 v fragment over bisschop Dieder"l0n Metz", geboekstaafd door Alp4 1015 Metz, Verloren A'dam. Prijs f 2f lal v Rond het jaar 1000 heerste, met name in Europa, het doemdenken zeer sterk. Het einde der tijden, de dag des oordeels, achtte men nabij. Thans, bij het naderen van een nieuw millennium, steekt het de. kop weer op. Wat niet wegneemt, dat de mens zich in de loop der geschiedenis steeds heeft bezig gehouden met het Laatste Oordeel, zoals in de 16e eeuw, gezien door Lucas van Leyden. optekende, in Amersfoort dan wel in Utrecht, hij treedt uit de zestig bladzijden van zijn kroniek naar voren als een uiterst onderhoudend auteur, geen groot stylist, maar wel een man met een levendige, di recte schrijftrant die het vermogen bezit zijn lezer midden in de materie te plaat sen. Bladerend door Alpertus wordt men meermalen bekropen door het gevoel op de televisie naar Ivanhoe of onze eigenste Floris te kijken, zo suggestief schildert hij situaties en zozeer krijgen zijn hoofdperso nen vlees en bloed. „Ook wordt verteld dat een aantal lijken die vanwege de stank door de bewoners van de streek ver in de rivier waren geworpen, door vogels, wilde beesten en zeedieren die toch belust zijn op lijken van mensen, ongeschonden en onaangetast zijn gelaten. En toen ze door het getij weer op de oever aanspoelden, was hun witte glans over een afstand van twee mijl of nog meer zichtbaar; het was alsof de oever met sneeuwwit lijnwaad was bespannen". Voorwaar: Alpertus van Metz zou als script-schrijver voor televisie-se ries Willy van Hemert naar de kroon heb ben kunnen steken. Het jaar 1000, in zijn oratorium „L'An Mil" door de Franse componist Gabriel Pierné geschilderd met een duistere klankenorgie waarin telkens de aanhef van het „Dies Irae" doorsiddert. Dag van weedom, kwade dag die eens at de dagen gelijk as wgnzai vagen zo 't Sibyllttn David zagen. Een zwart doemdenken waarde over de wereld. Het einde der tijden en de Dag des Oordeels waren nabij. En de hel was geen loze bedreiging, maar werkelijk een don kere, bodemloze afgrond, een onblusbaar vreselijk vuur, zonder hoop voor de ver doemden ooit verlost, en zonder de zegen ooit definitief weggevaagd te worden. Grote angst De grote angst die de geestelijkheid met dit soort bedreigingen opriep, werd zo al gemeen en zo blijvend dat hij de levens vormen van de Europese christenen be slissend beïnvloedde. Hoog en laag, rijk en arm volgden het gebod van boetedoening en zelfkastijding en probeerden in hun da gelijks leven de geloofsijver van de monni ken te evenaren. Wie de aanbevelingen van schriftuur en prediking niet opvolgde, moest bevend het Laatste Oordeel tege moet zien. En elke dag kon het komen. Doofheid vandaag kon morgen het bitter ste berouw betekenen. Menig rijk landei genaar en vorst haastte zich dan ook boe te te doen voor zijn zonden door geld en goederen weg te schenken aan de kloos ters in ruil voor gebeden om hemelse toe geeflijkheid en vergiffenis. Verstikkend was het doemdenken dat de nadering van het tweede millennium begeleidde. Ook de kroniek die Alpertus van Metz in Amersfoort, Utrecht of Tiel bijhield, Is er van doortrokken. Op het eerste gezicht beschrijft hij de twisten tussen de graven Balderik en Wichman met hun aanhang die ten koste van elkaar hun gebied wilden uitbreiden „onruststokers en eedbre kers wier bedrijf mij met afschuw vervult". Tegelijk en veel meer echter gaat het Al pertus om de tegenstelling tussen „diege nen die hun leven in dienst wensen te stel len van gerechtigheid en vrede en hen die leven vanuit machtsbegeerte en heb zucht". Het lijkt wel of men een brochure van Pax Christi of het IKV onder ogen heeft, zo aktueel is de boodschap van Al pertus uit het jaar 1000, nu het jaar 2000 nade't. aardbeving in Noord-ltalië in tenten, caravans en noodonderkomens zonder sanitaire AVELLINO Terwijl de politici op de Montecitorio in Rome voortgaan met el kaar te bekritiseren is het hulpwerk in het aardbevingsgebied van Campania en de Basilicata thans in volle gang. Aan kleding, medicijnen en levensmiddelen is geen gebrek meer. Er is op de meeste plaatsen weer elektriciteit, bruikbaar drinkwater en telefoon. Het huisvestings probleem is echter nog lang niet opge lost. Nog altijd „huist" de overgrote meerderheid van de 300.000 daklozen in tenten, caravans en noodonderkomens zonder sanitaire voorzieningen, die soms in de bittere kou midden in een modder- veld staan. Het klinkt ongelofelijk, maar drie weken na de ramp, zijn er nog 6teeds duizenden mensen die in de openlucht bivakkeren. Niet meer dan een paar duizend getroffenen zijn bereid geweest om te evacueren naar hotels in de kustplaatsen. Een handvol heeft de trein genomen naar Milaan om een on derdak te zoeken in Noord-ltalië en een paar honderd zijn vertrokken naar het buitenland, waar ze onderdak vinden bij emigranten. Zo kort na de rampavond van 23 novem ber valt er van grootscheepse wederop- bouwplannen nog niets te bespeuren. De vraag die Italië bezighoudt is, of er nu snel een plan tot herbouw en herstel van de 126 plaatsen in het rampgebied op tafel komt. Daarbij valt steeds weer het woord „Belice", de naam van de vallei op Sicilië waar doorheen het riviertje van die naam stroomt. In de Belice-vallei werden in 1968 drie dorpen door een aardbeving van de kaart geveegd. Een dozijn andere dorpen werd zwaar gehavend, 15.000 woningen werden verwoest. Voor de herbouw werd 2,5 miljard gulden ter beschikking van de plaatselijke en re gionale bestuursinstanties gesteld. Er zou den negen nieuwe dorpen worden gebouwd, maar twaalf jaar later zijn er nog slechts 4.000 nieuwe woningen opgetrok ken. Daarvan is meer dan de helft door de bewoners zelf betaald. Er wonen nog 11.000 mensen in noodwoningen die deze naam nauwelijks verdienen: tochtige hou ten barakken met een dak van golfplaten. Er is in Belice op grote schaal corruptie gepleegd. Politici, ambtenaren, zakenlie den en mafiosi hebben om het hardst ge stolen. Aannemersbedrijven die het op hun manier het best wisten te spelen, heb ben autowegen en viadukten gebouwd. Buiten het rampgebied verrezen flatcom plexen en toeristenhotels, maar de getrof fenen van Belice zitten nog altijd in hun noodkrotten. President Pertini, die openlijk schande heeft gesproken over het veel te traag op gang komen van de hulp in Campania en de Basilicata en eraan toevoegde, dat hier geen tweede Belice mag ontstaan, zei on der andere: „Wie in gebreke is gebleven, dient gestraft te worden. Als er speculan ten zijn geweest in Belice, vraag ik me af: zitten ze dan in de gevangenis?". Ervaringen Italië heeft goede en slechte ervaringen met herbouw na aardbevingsrampen. De stad Messina werd na de verwoesting van 1908, waarbij 70.000 doden vielen, in twin tig jaar tijd riant herbouwd. Friuli, tegen de Zuidslavische grens, waar in 1976 meer dan 85.000 woningen werden vernield, telt nu nog slechts 9.500 noodwoningen. Ook daar is voortvarend gewerkt, zij het in een waas van corruptie en steekpenningen. Maar in Irpina in Zuid-ltalië, waar in 1962 ruim 60.000 woningen werden verwoest, staan nog altijd 15.000 noodwoningen. Op het moment van de ramp stonden er bo vendien nog 1.000 noodwoningen van na de aardbeving van 1930. Wie beweert, dat het in de fascistische tijd allemaal veel be ter en veel vlugger ging, kan hier het te gendeel constateren. In de Val Nerina, waar vorig jaar 3.100 huizen werden ver woest. zijn 1.700 houten prefab-woningen opgetrokken. Aan definitieve nieuwbouw is nog niet begonnen. Behalve nieuwbouw in het getroffen ge bied wacht ook de rampenwet uit 1970 op uitvoering. Die wet bepaalt wat er moet gebeuren na natuurrampen. In een land dat van noord tot zuid wordt doorsneden door een aardbreuklijn, waardoor gere geld aardbevingen kunnen worden ver wacht, is zo'n wet met de daarin voorziene organisaties even noodzakelijk als een brandweer of een Rode Kruis. Een van president Pertini's bittere klachten was, dat er tien jaar lang niets met die wet is gedaan. Er is geen alarmeringssysteem, er zijn geen magazijnen met hulpgoederen aangelegd waaruit onmiddellijk kan wor den geput. Er is geen^plan voor het onmid dellijk oproepen van militairen, medici, technici, brandweerlieden, bloeddonors en alles wat er verder nodig is. De Verenigde Staten. Japan en de Sovjet-Unie beschik ken over verfijnde apparatuur waarmee aardbevingen kunnen worden voorspeld. Italië heeft die apparatuur niet, ofschoon het land op technisch gebied toch heel wat mans is. In het thans getroffen gebied is in de eerste dagen vrij ongeorganiseerd ge werkt en dat heeft onnodig mensenlevens en onnoemelijk leed gekost. Geen stabiel beleid De Italiaanse pers en publieke opinie wij zen na Pertini's donderpreek boos naar de regering op de Montecitorio in Rome. Daar zijn inderdaad ernstige fouten ge maakt. Wat wel eens vergeten wordt is, dat de regering gedragen wordt door het parlement, dat gekozen werd door de Ita liaanse bevolking. Gezien de samenstelling van het parlement is er gemiddeld één re geringscrisis per jaar. Zo lang de politieke verhoudingen in Italië liggen zoals ze lig gen, is er geen krachtig en stabiel beleid mogelijk. En krijgt ieder land niet de rege ring die het verdient? PIET TUMMERS Nog altijd „huist" de overgrote meerderheid van de 300.000 daklozen na de jongste voorzieningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 22