Sensaties en climaxen Nog altijd die historische mythen ders en de gereproduceerde indruk ondergraaft de authenticiteit van de menselijkheid. Het eigene van muziek zit in het gegeven, dat het op een bepaald moment is afgelopen. Dat weet je en daar luister je naartoe; dat bepaalt ook de spanning. Je kunt dat vergelijken met de eerste afspraak met een gelief de: je ondergaat een spanning, tot het moment van de afspraak zelf". ,,Bij het afspelen van achtergrondmuziek wordt de- geen die ernaar luistert, nog vaag herinnerd aan dat uitgangspunt, maar de spanning is er af, de rek is er voorgoed uit. Toch heeft men er vrede mee, omdat er iets anders is ontstaan: het opvullen van een leegte. Mensen zijn bang geworden voor stilte, zelfs zij, die zeggen van stilte te houden. De mees ten althans, er zullen vast ook nog wel mensen zijn die écht van stilte kunnen genieten en die zelfs op zoeken. Maar stel je even voor dat je alleen in een volkomen stil restaurant zit. Dat is een griezelige ervaring, waar pas een einde aan komt, als de res tauranthouder zachte achtergrondmuziek afspeelt, zonder veel hoge en lage tonen. Dat Mantovani- achtige". „Het wordt als prettig ervaren, als je in een ruimte zit waar het niet volmaakt stil is; licht geroezemoes stoort niet. In een winkelwijk wordt daarvan bewust gebruik gemaakt en word je achtervolgd door stemmingsmuziek waarvan je nauwelijks of niet de melodie herkent. Er wordt een stilte weggewerkt, er is sprake van geordend lawaai". „Het Amerikaans bedrijf Muzak heeft dat onder kend en is daarmee gaan werken. Voor de horeca en winkels heeft de naam Muzak een bekende klank gekregen als het toeleveringsbedrijf van dit soort muziek. Dat bedrijf weet, dat de mens over een gebrekkig muzikaal geheugen beschikt en hij zijn lievelingsmuziek steeds opnieuw wil horen. Daarom wordt in concertzalen bis! bis! bis! geroe pen en op popconcerten: „We want more!" Zoals een verliefde naar zijn meisje blijft verlangen. De moderne reproduktietechnieken maken het moge lijk aan dat eeuwige verlangen te voldoen, het vat wordt voortdurend volgegooid. Dat geldt voor mu ziek, maar ook voor foto en film". „Maar juist die reproduktiemogelijkheid helpt de kracht, de grootsheid en de bevlogenheid van het esthetisch-romantisch levensstadium om zeep, het vervreemdt de mens van zijn eigen gevoelens, maar er lijkt niets aan de hand". „Achtergrondmuziek, niets-aan-de-hand-muziek dus, wordt nu functionele muziek genoemd, zoals een oorverdovende crossbaan wordt omgedoopt tot testcircuit voor brommers. Geef er maar een mooiere naam aan en men heeft er eerder vrede mee. Maar de ellende blijft. En dan bedoel ik ook met ellende, dat de mens zijn kritische instelling verliest, zich laat leven en tam is gemaakt. En wie er anders over denkt, wordt uitgelachen of niet be grepen. Loop in deze feestmaanden maar eens over straat en je hoort meteen wat ik bedoel". FRITS BROMBERG Betekenis Ook de betekenis van muziek als ..functioneel" onderzocht Van der JKIeij, die het niet alleen in de mu ziek zocht. „We zitten in een tijd van reproduceren. Alles, elke emotie kun je vastleggen en re produceren, al bereik je daarmee wel een tweedehands emotie. De vakantieganger heeft ogenblikke- r 'ijk door dat hij in mooi gebied komt; hij gaat er niet van genie ten, maar pakt zijn foto- of film camera en gaat daarmee aan de [Slag. Thuis ziet hij wel hoe mooi het Is geweest, bij voorkeur in ge selschap. Een tweedehands erva- 1, jring". ..Bij muziek gebeurt hetzelfde. 't Hoewel ik de hoop niet heb verlo- n ren dat juist ingeblikte muziek de muziekliefhebber weer in de con 's certzaal terugbrengt, geloof ik wel, dat de mens raakt ingesteld op het gereproduceerde geluid. Daaruit is verklaarbaar, waarom mens muziek als achtergrond- |^r functie heeft aanvaard". ..Het uitgangspunt is echter arj- Hinder van popmuziek in medehuizen? Ze verkopen uw maa* spijkerbroek niet. Roel van der Kleij: „De mens is bang geworden voor stilte". "RECHT „Omdat ik op treinverbindingen ben ngewezen moet ik twee keer per dag m'n weg or Hoog-Catharijna zoeken. Dat betekent, dat me twee keer per dag door een barrière van htergrondmuziek heen moet worstelen, muziek b me hindert en waar ik niet om heb gevraagd. Barvan ik me afvraag, wie er wèl om heeft ge- aagd. Vermoedelijk niemand. Het publiek niet, i mensen die er werken evenmin. Toch is dia uziek er. Waarom? Ik heb daar dit antwoord op vonden: de ondernemer moest tijdens de bouw ch leidingen aanleggen en legde maar meteen in kabeltje aan voor muziekoverdracht, om de isten hoefde hij het niet te laten. Na de bouw ram de man met de aktentas, die op de mu- Bkkabel wees en voor muziek kon zorgen. Bij tt Amerikaanse bedrijf Muzak kun je een soort )onnement op muziekbanden nemen, dat maar »el weinig kost. De installatie kwam er, de ban- jn worden tijdig geleverd en om de zo veel tijd isselt een koffiejuffrouw of wie dan ook de ban- 9n. Met dit gevolg: als je nu op zoek gaat naar b man die verantwoordelijk is voor de achter- rondmuziek, dan blijkt zo'n man niet te bestaan, iemand klaagt en de achtergrondmuziek is er; iet alleen in Hoog-Catharijne, maar ook op post- antoren, in ziekenhuizen, in de wachtkamer van e tandarts. Functionele muziek wordt deze mu- iek genoemd, maar je kunt het ook een vorm Bn milieuvervuiling noemen". loei van der Kleij, redactie-secretaris van het laandblad Jeugd en Samenleving, daarvoor predi- ant, jeugdwerker, directeur van een recreatiecen- rum en leraar maatschappijleer, maakte zich over leze vorm van vervuiling lichtelijk druk en ging zich >nder meer voor de VARA met het fenomeen bezig louden. Hij maakte kennis met de verschillende normen van (functionele) achtergrondmuziek. Van Jer Kleij zette daar vraagtekens achter, maar zocht >ok naar verklaringen. Je kunt je afvragen waarom in sommige modehui len van die harde popmuziek wordt afgedraaid, vaarom je bij de tandarts in de wachtkamer muziek ioet aanhoren die van kalmerende invloeds moet jn, waarom zelfs in ziekenhuizen de mensen die ip hun dood wachten, nog voortdurend van muziek forden voorzien. Muziek tussen aanhalingste ens". ;Kijk; je kunt je ergeren aan harde popmuziek in len bepaald soort modehuizen, maar het is nu een- naai zo, dat ze jouw maat spijkerbroek tóch niet erkopen. Jou jagen ze met die muziek de winkel lit. Maar de groep die ze binnen willen halen, lok ten ze ermee de winkel in. De muziek die ze uitzen- ien, bepaalt hun gezicht en of je het leuk vindt of liet, de eigenaar van die winkel weet wat hij doet". ^Anders ligt het al met muziek in de wachtruimte }n behandelkamer van de tandarts. Het bedroe vende is, dat de tandartsen onderling hierover geen :ontact hebben. Als je ernaar vraagt, zeggen ze dat achte muziek de patiënt afleidt van zijn pijn en angst. Maar daar kan ik tegeno- iver stellen, dat ik recht heb op ■nijn angst en mijn pijn. En als sen behandeling pijn doet, moet daar iets aan worden gedaan, ze ker in deze tijd van boren die je lauwelijks hoeft te voelen. En ingst kan eveneens op een bete- e manier worden bestreden; met fnuziek moffel je die weg". j.Wat de muziek in ziekenhuizen letreft, geloof ik ook, dat tijdens Ie bouw al ongevraagd leidingen ivorden gelegd, waarvan later loedkoop gebruik wordt ge naakt. Niet voor de patiënten, naar voor het verplegend perso- leel. Dat mensen in hun laatste evensdagen daar last van kun- )en hebben, wordt weggepraat. '.e worden toch goed verzorgd en e hoeven maar te bellen. Maar lie rotmuziek waar ze geen enke- e behoefte aan hebben, die kan niet af. De patiënt is volstrekt fnachtelóos". ..Die machteloosheid kom je ove rigens overal tegen. Ik ben ie mand, die altijd en overal in de Verkeerde rij staat; en er zijn nog al wat rijen, vol geduldig wach tende mensen. Je wordt geduldig gemaakt. Ik had liever, dat er een oketje bij kwam, in plaats van talmerende muziek te moeten lanhoren". „Onder de wolkenwals", Antilliaanse roman van Bouke B. Jagt Bouke B. Jagt heeft een sensationeel verhaal geschreven, zo lijkt althans zijn bedoeling te zijn in „Onder de wolkenwals", dat zich afspeelt op Curapao. De plaats van handeling is zo overheersend aanwezig in het boek, dat je er niet omheen kunt, dat hier duidelijk een nieuw literair geschrift is toegevoegd aan de Nederlandstalige Antilliaanse literatuur. Of die literatuur in zijn kleine bescheidenheid en eerlijkheid daarmee gediend is, kun je er onmiddellijk als vraag overheen stellen. Het verhaal is typisch van een buitenstaander, een vreemdeling die graag wil laten weten erg thuis te zijn op het eiland Curapao. In overvloedige hoeveelheden noteert hij welke straten, oorden, stranden, gebouwen de figuren uit zijn roman betreden. Voor de lezer, die al die plaatsen van handeling niet kent, zegt dat weinig, bovendien is het allemaal wat veel en te weinig beschreven om een „exotische sfeer" op te roepen. Een voorbeeld: na een op zich heel evocatieve beschrijving van een natuurverschijnsel op het eiland, dat zich wel eens rond zonsondergang voordoet, waarbij alles in een roze gloed komt te staan, vertelt het boek: „Morgen zullen dezelfde oorden opnieuw dor en kaal zijn. Het flamingomoment handhaaft zich nog, als Just aanrijdend over de boulevard in de hemel boven de stad rijdt. (Voor niet-Curapaoënaars: Op de Julianabrug dus)". Einde citaat. Afgezien van het feit dat ook Curapaoënaars best uitleg tussen de haakjes nodig hebben om het beeld te begrijpen, lijkt die te weinig verhelderend voor niet-Curapaoënaars, wie immers niet zoveel kennis van zaken mag worden toegerekend, dat ze weten, hoe de Julianabrug gelokaliseerd is boven Willemstad, Curapao. Bovendien lijkt het me bijzonder irritant voor Curapaoënaars of mensen die het eiland anderszins kennen, dat wat slordig omgegaan wordt met de topografie van het eiland. Zoals de beschrijving van de ligging en omstandigheden rond een kleine baai op het eiland waar het begin van het boek zich afspeelt. Maar intusen is het een boek vol actie. Met internationale smokkel, toestanden in gevangenissen, zwarte kunst, jeugdige sexuele ontdekkingen, en aan het eind een heuse schipbreuk. Spectaculair, ja inderdaad, en heel spannend en overtuigend geschreven in die momenten. Maar het blijft al met al een erg bedacht boek. Het verhaal speelt zich af in de loop van één jaar op het eiland, waarvan het begin en het einde gemarkeerd worden door natuurgeweld. In het begin van het boek is een gezelschap bijeen in een baaitje, bij een picknick waar geruchten over een orkaan ontstaan. Het blijkt maar om een kleine, betekenisloze windhoos te gaan, die toch het eiland in rep en roer zet. Het middendeel van het boek beschrijft handel en wandel van de verschillende personages, die we in het begin op het strand hebben leren kennen. Inderdaad: smokkel, hoeren, drank, geweld en andere onregelmatigheden spelen daarin een grote rol. Het slot van het boek beschrijft de dag, dat de orkaan Badeloch zou moeten uitbreken, een jaar na het windhoosje van het eerste deel. De orkaan, cycloon, buigt op het laatste moment weliswaar naar het noorden af, zoals gebruikelijk op dit Benedenwindse eiland, maar in weers- en leefomstandigheden op het eiland drukt de passerende orkaan toch zijn sporen. Het boek eindigt met de beschrijving van een groep mensen op een bootje, dat op weg is naar Bonaire (ondanks de storm), dat schipbreuk lijdt en waarvan de opvarenden door de kolkende zee naar hun eiland terug moeten zwemmen. Slechts enkelen overleven dat. Deze en andere passages zijn wonderlijk krachtig en overtuigend. Maar het totaal van de roman is niet overtuigend, in het geheel niet, omdat er duidelijk op verkeerde paarden wordt gewed door de auteur. Hij plaatst zijn verhaal met alle spectaculaire elementen daarin in een exotische omgeving, waarvan hij er op vertrouwt dat door het noemen van een macht aan details wel een beeld van die wereld wordt geschapen. Dat blijft buitenkant, streekromanwerk, rommel. Dat geldt ook voor de karakters, de personages. Die blijven in uitermate oppervlakkige typeringen hangen. Wie de merkwaardige vogels, die op eilanden als Curacao verblijven, wel kent, kan zich wel een beeld vormen van de bedoelingen van de verteller, maar er wordt niets essentieels verteld over de mensen, die je toch in een roman wilt ontmoeten, in welke vermomming ze ook steken. Zou na rampenfilms als „Jaws" dit boek in ons land een reeks „rampenboeken" aankondigen? Alles is er. Zwarte kunst, hekserij en zowaar een schipbreuk met angst voor haaien bij een van de schipbreukelingen. Naast alle andere mode-trekjes. JAN VERSTAPPEN Bouke B. Jagt: „Onder de Wolkenwals". Uitgeverij Elsevier Manteau. Prijs 18,90 Albert Delahaye, ex-archivaris van een aantal Westbrabantse gemeenten en „Ere-archivaris van Tourne- hem-sur-la-Hem" in Noord-Frankrijk (zeker een speciale Franse onderscheiding.is al 25 jaar bezig de Nederlandse historici er van te overtuigen dat onze geschiedenis van plusminus 100 jaar vóór Christus tot na de Karolingische periode, helemaal fout zit en opgeschoven dient te worden naar het zogenaamde Frans-Vlaanderen. Reeds in vorige publikaties heeft Delahaye zijn standpunten toegelicht en hij doet het nu nog eens in een lijvig en terdege gedocumenteerd boek „Holle boomstammen" geheten. Het komt in het kort hier op neer: Het Noviomagus van Karei de Grote is Noyon, de Betuwe heeft niets te maken met de Bataven, het Almere lag in Frankrijk en het Trajestum (Utrecht) van St.-Willibrord is Tournehem, het oude Dorestad moet men in Audruicq zoeken terwijl de Renus (Rijn) niet in Nederland maar in Frankrijk uitmondde, de Noormannen zijn hier ook nooit geweest. De hele zaak moet 'n driehonderd kilometer zuidwaarts geschoven worden. Eén van de hoofdoorzaken van onze vergissingen berust volgens Delahaye op een foutieve lezing van de zogenaamde Peutinger-kaart. Natuurlijk heeft hij de vak-historici tegen zich zoals de professoren Hugenholtz, van Es, Blok en Stolte, en hij beklaagt er zich over dat ze hem niet au serieux nemen, vooral in verband met het te Amsterdam gehouden debat in het begin van dit jaar. Het boek van Delahaye heeft een tweeledig karakter Hij verdedigt zijn standpunten op wetenschappelijke wijze waarbij zijn enorme bronnenkennis opvalt en tegelijkertijd vecht hij voortdurend tegen de vakmensen op een manier die in 'n soortgelijk geschrift niet past en zelfs wat dilettantistisch aandoet. Maar afgezien van deze methode verdient zijn werk toch serieuze aandacht: hij schuift feiten naar voren die te denken geven vooral wat de archeologie betreft: In Nijmegen zijn géén Karolingische resten gevonden (wel Romeinse), bij de opgravingen te Wijk bij Duurstede is niet overtuigend komen vast te staan dat het hier om het oude Dorestad ging, en de gegevens die hij aanreikt over de zuidelijke traditie van St.-Willlbrord en het ontbreken van een vroegere Nederlandse, vragen eveneens de aandacht. Bovendien kan men zijn interpretatie van de Peutingerkaart niet als klare fantasie van de hand wijzen. Er zit o.i. een grote mate van aannemelijkheid in. Het zou bepaald niet de eerste keer zijn dat de opinie van één man die de traditie doorkruist, achteraf tóch de juiste bleek. Zoals wij over een vorige publikatie van Delahaye schreven: hij kan fout of ten dele fout zitten, maar men dient hem zeker au serieux te nemen en op wetenschappelijk niveau van antwoord te dienen. Het boek is van vele illustraties voorzien en wordt besloten door een namenlijst opgedragen aan professor Geysseling te Gent (een van zijn opponenten die de auteur verweet dat hij diens Woordenboek nauwelijks geraadpleegd heeft). Albert Delahaye: „Holle boomstammen - de historische mythen van Nederland, ontleend aan Frans-Vlaanderen". Eigen uitgave Delahaye. Turnstraat 6 Zundert (N.-Br.). Prijs ƒ56,-.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 23