„Examen nota" mag van onderwijs inde prullen mand Staats- cretaris )e Jong tussen de politiek en het iderwijs DEJONG HAD EIGENLIJK NOG VEELVERDER WILLEN GAAN igen en arrlch- an ratieve /ijzigde dmini- sitio- ntslag, goed oor kon ten tijde van de iresentatie van de xamennota ook in de Tweede Kamer meermaals de woorden „onhaalbaar" en „zeer ingrijpend" opvangen. „Je moet gewoon zeggen: ik maak deze rit af en dan zien we wel weer verder. Natuur lijk gaat zes jaar als staatsse cretaris je niet in de koude kleren zitten. Ik vind het be slist niet een alleenzaligma kend beroep. Er zijn nog een hele hoop andere mooie din gen te doen, met name ook in het onderwijs". Aan het woord is staatssecre taris K. de Jong Ozn. van On derwijs die sinds 1975 de scepter zwaait over het voort gezet onderwijs. Eerst onder minister Van Kemenade toen hij de om gezondheidsrede nen vertrekkende staatsse cretaris Veerman opvolgde en nu dan onder minister Pais. De Jong, in augustus 1925 ge boren, wil nog niet zeggen of hij zich na de verkiezingen in mei '81 zal terugtrekken uit de politiek. In bepaalde krin gen wordt wel geopperd dat hij weer in het onderwijs hij was rector aan een lyceum wil terugkeren. Maar De Jong wil eerst af wachten welk kabinet er na mei 1981 zal aantreden. „U weet, er is niets zo onge wis als de positie van een af tredend bewindsman tijdens een nieuwe kabinetsformatie. Er kan van alles gebeuren. Pas dan is het verstandig om naar buiten te brengen wat je wel en niet wil". Hij geeft toe al bepaalde plannen te hebben voor de nabije toekomst, maar voor de rest wil hij de boot nog af houden. Nogal terughoudend reageert hij op de vraag met welk kabinet hij beter heeft samengewerkt, het kabinet- Den Uyl of het kabinet-Van Agt. „Als ik geen bewindsman meer zou zijn, zou ik dat rus tig tegen u willen zeggen en dan zou ik er misschien zeer openhartig over zijn. Maar ik vind dat je dat nou niet moet doen". Het is niet zo moeilijk te ra den dat hij zich als AR-politi- cus beter thuis heeft gevoeld in de ploeg van Den Uyl. Over de politieke ervaringen met beide kabinetten wil hij wel wat zeggen: die zijn voor een groot deel overeenkomstig. Vanaf het begin heeft hij naar zijn zeggen als staatssecreta ris te maken gehad met een te krap budget om alle wen sen en plannen te kunnen realiseren. „De tijd is voorbij dat de be windsman van Onderwijs met een begroting onder zijn arm naar de minister van Finan ciën kan stappen en kan zeg gen: ik heb deze mooie plan nen, mag Ik daar maar even het geld voor". Ondanks de tijdrovende werkzaamheden als bewinds man vindt hij toch nog vol doende ruimte voor zijn grootste hobby: het niet on verdienstelijk bespelen van het orgel. Er gaat geen dag voorbij dat hij daar niet even achterkruipt, zo laat hij we ten. Maar ook met de piano kan De Jong aardig overweg, zo heeft hij in het verleden be wezen. De laatste jaren was hij vaste pianist op de bijeen komsten van zijn partij. Nu de AR in het CDA is opgegaan, voelt hij er best wat voor om ook bij het CDA de muzikale begeleiding van psalmen en gezangen op zich te nemen. „Als ze me dat zouden vra gen, ben ik wel zo enthou siast om dat weer te doen", zegt hij lachend. DEN HAAG Het zit staatssecretaris De Jong de laatste tijd niet mee, want het begint erop te lijken dat de plannen die hij in zijn Examennota voor het voortgezet onderwijs heeft ontvouwd hetzelfde lot is beschoren als de regeringsvoorstellen in het Ontwikkelings plan voor het Voortgezet Onderwijs (OPVO). De Tweede Kamer heeft in het voorjaar het OPVO flink uitgehold en gedegradeerd tot een plan om hier en daar eerst maar wat te experimenteren met bijvoorbeeld de twee-fa- senstructuur en een verlengde brugperiode in het voortgezet onderwijs. De Kamer kwam hiermee tegemoet aan de stroom van kritiek uit het onderwijs. Dezelfde onderwijsvakorganisaties als toen hebben ook nu staatssecretaris De Jong te verstaan gegeven niets te voelen voor diens examenplannen. Onderstaand interview is kort voor het overleg met de onderwijsorgani saties tot stand gekomen. In een eerder be legde conferentie was echter al duidelijk ge worden dat De Jong's plannen op veel kritiek zouden stuiten. Een gped oor kon ten tijde van de presentatie van de Examennota ook in de Tweede Kamer meermaals de woorden „onhaalbaar" en „zeer ingrijpend" opvangen. „Je kunt van De Jong zeggen wat je wil, maar hij is een keiharde werker", zegt de ons ver gezellende voorlichter van het ministerie van Onderwijs, terwijl wij in het voorportaal van zijn werkkamer al enige tijd wachten op de komst van de staatssecretaris. Als de be windsman na een kwartier vertraging ver schijnt, wordt hij aangeklampt door zijn se cretaresse, die hem weer meevoert in een an dere richting. Op de aangrenzende galerij loopt collega Hermes van het lager onderwijs al enige tijd te ijsberen. Even later blijkt dat ook hij De Jong „nog even moet hebben". Na een half uur vertraging kan het gesprek eindelijk een aanvang nemen. „Laten we nu maar snel beginnen, want ik heb niet veel tijd", zegt hij, gehaast achter de in het midden van de ruimte staande tafel plaatsnemend. Een drukbezet man, dat is dui delijk. Hoewel hij juist een van de vele slopen de werkvergaderingen achter de rug heeft valt er toch geen spoortje van vermoeidheid op zijn gezicht af te lezen. Ingrijpend De plannen die de staatssecretaris heeft met de examens in het voortgezet onderwijs zijn nogal ingrijpend. In de bewuste nota schrijft De Jong dat hij eigenlijk nog veel verder had willen gaan. Om echter de voorgestelde maat regelen op korte termijn te kunnen uitvoeren, heeft hij de veranderingen beperkt gehouden. De Jong vindt overigens niet dat hij het on derwijs met de nota voor een voldongen feit stelt. De organisaties vinden daarentegen dat zij veel te weinig gelegenheid hebben gehad om over de plannen te praten. „Kijk, u moet goed begrijpen dat een nota louter een aankondiging van een beleid is, die door de Tweede Kamer voor kennisgeving wordt aangenomen. Daarbij komt, dat dit nog maar een ontwerp-beleidsnota is, dus eigen lijk nog een stap eerder. Ik ben eerst met een ontwerp gekomen omdat ik vond dat ik het onderwijs nog een zekere inspraak moest ge ven". Dat leek u in dit geval ook verstandiger? „Jazeker, je doet zoiets natuurlijk niet allaen uit menslievendheid. Ook wel omdat we in de gaten hebben dat het niet verstandig zou zijn geweest om direct met een beleidsnota te ko men". Toch vinden sommige onderwijsorganisaties dat er te weinig gelegenheid is geweest voor een open discussie over de herstructurering van de examens. „Er zijn inderdaad mensen die vinden dat er eerst een maatschappelijke discussie over de examens gehouden moet worden, maar ik vind dat het nu lang genoeg heeft geduurd. De discussie over de examens is al veel lan ger bezig dan vandaag. Het onderwijs heeft overigens nog tot deze week de gelegenheid gehad om schriftelijk te reageren". Als de definitieve nota begin volgend jaar in de Tweede Kamer wordt behandeld, kunnen de onderwijsorganisaties zich met hun kritiek nog altijd wenden tot de Tweede Kamer, vindt De Jong. Maatregelen „Ze hebben als het ware driemaal de gele genheid tot inspraak: bij de ontwerp-nota, bij de behandeling in de Kamer en daarna ko- men pas de wijzigingen van de examenrege lingen en die moet ik zelfs wettelijk verplicht eerst aan het onderwijsveld voorleggen". Het probleem bij het ontwerpen van maatre gelen is volgens hem dat in Nederland zeer verschillend wordt gedacht over onderwijs. „Je hebt weer het bekende verschijnsel, dat regelmatig bij de onderwijspolitiek een rol speelt: als de regering probeert maatregelen te nemen, gaat het sommigen veel te ver en anderen niet ver genoeg". Heeft De Jong wel het gevoel dat de kritiek deze keer minder sterk is dan bij het OPVO? „Ik heb gelukkig wel vernomen dat men het een goed onderbouwde nota vindt. Maar het is wel: zoveel hoofden zoveel zinnen, moet ik eerlijk zeggen". Voor het OPVO was begin dit jaar geen meer derheid te vinden, omdat men het niet eens was over de toekomstige structuur van het voortgezet onderwijs. De Kamer heeft gezegd: ga eerst maar verder met projecten en evalu eer die maar. In de Examennota wordt net als in het OPVO gesproken over een eerste en een tweede fase in het voortgezet onderwijs. Is de Examennota nu hetzelfde lot bescho ren? De staatssecretaris vindt van niet. „In de Exa mennota ben ik uitgegaan van de bestaande onderwijssoorten, vwo, havo, mavo, mbo en lbo. Ik meen dat ik hiermee niet vooruitloop op bestaande onderwijsstructuren. Bij exa mens liggen de zaken ook wat gemakkelijker, omdat die niet zo afhankelijk zijn van een be paalde onderwijsstructuur". Schoolonderzoek Een belangrijk punt in de nota vindt De Jong de vraag of de schoolonderzoeken moeten blijven of niet. „Je zult altijd weer voor de vraag geplaatst worden: hoe kunnen we de leerling zo groot mogelijke kansen geven?. Bij eindexamens moeten ook individuele kansen worden geboden. Vandaar dat ik in de eerste fase (mavo/lbo) van een confectiepak naar een maatpak wil overstappen: zoveel mogelijk individuele kansen scheppen". Het nut van de examens zal zeker niet minder worden, voorspelt de staatssecretaris. Het examen zal nodig blijven om het kennisniveau van de leerling te kunnen meten. „Wat ik vroeger ook al tegen mijn leerlingen zei: tot aan het examen ben ik jullie vriend, maar tijdens het examen moet ik een tijdje jullie vijand zijn. Dan ben ik even de niveaube waker en dat is ook in het voordeel van de leerling. Ik vind dat dat ook zo moet blijven. Waar we wél van af moeten is dat de leerling teveel op één moment wordt gemeten. Van daar dat ik het schoolonderzoek een belang rijke rol geef en ik bij het centraal schriftelijk eindexamen een herkansing heb ingevoerd". Het aantal examertvakken in mavo. en havo. wil De Jong optrekken van zes naar zeven. Volgens hem staan de onderwijsorganisaties achter dit plan. Bij het lbo/mbo is er lang over gepraat. Tenslotte is het onderwijs toegezegd dat het ook hier zeven vakken zullen worden, maar zes mag ook. Betekent de vakkenuitbreiding niet een extra belasting voor bijvoorbeeld de havo-leerling? „Ik vind dat de havo-leerlingen toch wat te weinig bewerktuigd in het hoger beroepson derwijs aankomen. Ik heb het gevoel dat het huidige vakkenpakket te smal is. Van elf vak ken op HBS-A terug naar zes vakken, dat is toch wel een erg grote stap geweest. Voor de mavo is het van belang een goede aansluiting te behouden naar de havo". De kwaliteit van het onderwijs hoeft door de vakkenuitbreiding volgens De Jong niet te da len; men zal een beetje inschikkelijk moeten zijn. „Men zal inderdaad binnen die dertig uur geen zes maar zeven vakken moeten geven. Op het vwo. kan het ook en dat zijn toch be paald geen eenvoudige examens". Diploma's De diploma's-lbo/mavo gaan in hun huidige vorm verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een getuigschrift, in feite een cijferlijst, waar precies op staat wat de leerling heeft gepres teerd. Voor het grootste deel van de leerlin gen is volgens de staatssecretaris niet het di ploma het belangrijkste, maar of hij terecht kan op een school waar hij naar toe wil. Hij wil met het getuigschrift bereiken dat de leerling meer kansen krijgt om door te leren. „Zo kan het zijn dat je voor het mavo-diploma bent gezakt maar dat je met de behaalde cij fers best nog kunt worden toegelaten tot bij voorbeeld de mts. Als je zo iemand een ge tuigschrift geeft kan hij nog wel worden toe gelaten. Het is dus een meer geïndividuali seerde vorm van toelating. Het begrip diplo ma zal vager worden, terwijl het getuigschrift steeds belangrijker wordt'.' Het diploma zal in de onderbouw van het voortgezet onderwijs nog niet geheel worden afgeschaft, want op basis van de behaalde re sultaten kan in het getuigschrift worden ver meld dat men daarmee tevens het mavo-di ploma ontvangt. Het diploma blijft dus voorlo pig en dat vooral ten gerieve van degenen die na de mavo niet willen doorstuderen maar wil len gaan werken. Zal het blijven bestaan van het diploma naast het getuigschrift geen verwarring wekken? „In zekere zin wel, ja. Maar wat mij betreft kan het diploma ook verwijnen. Het beste zou zijn: geen diploma's meer maar alleen een ge tuigschrift. Want het komt er in de praktijk toch op aan welke vakken op welk niveau je hebt gedaan en welk cijfer je ervoor hebt be haald. Ook in het bedrijfsleven zal men on middellijk gaan vragen naar het getuigschrift. Er zijn mensen uit het onderwijs die zeggen dat het slecht is als een leerling niet meer weet of hij kan slagen of zakken. Op mijn beurt zeg ik dan: okee, als ik jullie daarmee kan helpen dan heb ik er geen bezwaar tegen dat jullie diploma's blijven uitreiken. Daar heb ik niet zoveel problemen mee". De Jong gaat ervan uit dat vanzelf zal blijken dat het getuigschrift veel zwaarder gaat we gen. „Eigenlijk is dat nu ook al zo, want als een leerling solliciteert en met een diploma komt, kijkt de personeelschef onmiddellijk aan de achterkant naar de vakken en de be haalde cijfers. Het begrip diploma zal vager worden, omdat er in de toekomst zoveel soor ten zullen zijn". Keuzepakketten Voor havo/vwo wil De Jong Nederlands en een vreemde taal verplicht stellen als eind examenvak. Daarnaast mogen de verschillen de hbo-scholen als toelatingseis maximaal drie vakken verplicht gaan opleggen. De ech te vrije keus van de leerling wordt daarmee beperkt tot twee vakken. „Ik ben ervan uitgegaan dat ik niet teveel ver plicht moet voorschrijven. Universiteiten en hbo hebben allemaal hun eigen wensen daar over. Als ik nog meer vakken zou gaan ver plichten, heeft de leerling helemaal geen vrije keuze meer. Twee vrije vakken, dat is toch echt het minimum wat ze nodig hebben". Het vervolgonderwijs mag van De Jong drie vakken verplicht stellen, maar ook niet meer dan dat. „Tegenwoordig gebeurt het weieens dat men meer dan drie vakken vraagt. Dat vind ik niet goed. Het moet wettelijk geregeld worden". Voor het vwo betekent die maatregel dat de algemene geldigheid van het diploma gaat verwijnen. Legt de staatssecretaris daarmee niet een zware druk op de keus van het vwo- vakkenpakket? „Je moet na de eerste fase inderdaad goed weten wat je doet. Maar eigenlijk is dat nooit anders geweest, want als je vroeger hbs-a koos, sneed je ook heel wat mogelijkheden af. Toch blijft het ook nu mogelijk om met een bewuste vakkenkeus nog heel wat doorstu- deermogelijkheden open te houden". De Jong realiseert zich ook wel dat de leerling nu nog beter geïnformeerd dient te worden over de mogelijkheden van de verschillende vakkenpakketten. Wij doen hem de suggestie aan de hand een aantal standaardpakketten samen te stellen om die keus wat eenvoudiger te maken. „Dat is niet eens zo'n gek idee. Het zal in ie der geval nodig zijn om een nog grotere infor matiestroom op de leerlingen los te laten". Na beantwoording van de laatste vraag valt de gehaastheid weer over De Jong. Als wij aanstalten maken om te vertrekken is hij al druk in de weer om de stukken van die avond bij elkaar te zoeken. „Het was aangenaam met u te spreken" zegl hij, vriendelijk doch beslist afscheid nemend FRANS WEERTS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 19