ïou, sneeuw, skeletten, sneren en ntploffingen Linda is nog erg speels ét'ti Walvisjagers overleden vooral aan scheurbuik ndl EIDSE ONDERZOEKERS PSPITSBERGEN; Hond zoekt huis"i In deze rubriek wordt een hond (of soms ook wel een kat) beschreven die in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek beschreven hon den zijn óf gevonden, óf door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Ze worden om uiteenlopende redenen afge staan, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschreven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt, tegen betaling van circa 60 gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Diere nasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 411670. Geopend di. t/m vr. 10-12 en 14-17 uur, za. 10 tot 12 en 14-16 uur. Zondag en maandag gesloten. 'AGIN 'AP/REGIO LEIDSE COURANT ZATERDAG 15 NOVEMBER 1980 PAGINA 5 sted ndi 0 TÊ en en- "toon-pgM „Kijk", zegt George Maat. is een schedel van een oude wal- .i J£er- Tijdens mijn verblijf op jae'^erSen ^een eilandengroep aan de dikaiw van de Noordelijke IJszee en de r veeljitische Oceaan) hebben wij gra- gevonden, waarin de skeletten van pensen lagen. Dat waren allemaal /an dejrlandse walvisjagers uit de eerste uitlok-| van de zeventiende eeuw. Een ld hetal daarvan hebben we opgegraven eologieiochten we meenemen naar Neder- Hij legt de schedel weer in één de vijftig dozen, die in een lange mieuMviaan opgesteld op de zolder van het tussenfomisch Laboratorium van de die eli® Universiteit. Op deze zolder vol len ge-Ka51®11 en rekken, is hij zijn vond- praataan het onderzoeken. Rustig pra- haalt hij herinneringen op: „Het terkelijk heel bijzonder wat we [cvonden hebben. Het is het resul- an een paar fascinerende maan- -erschrikkelijk hard werken in lijke omstandigheden." au$. Maat was één van de deelnemers uch }en Nederlands-Noorse expeditie, die I juni met het schip de 'Plancius' naar l4>ergen vertrok. De expeditie werd iet door het Gronings Arctisch Insti- Op 12 juli arriveerde het uit 14 man Bnde gezelschap op het Amsterdam- d op Spitsbergen waar een tenten- werd opgebouwd. Het doel van de litie was meer te weten te komen pe manier van leven van 17e eeuwse flandse walvisvaarders. Daarom er onder meer archeologisch onder- 9.lgedaan. Zo ging men op zoek naar fundamenten, instrumenten en restanten van de behuizing en traanovens van de oucje Hollandse zeevaarders. De zeelieden woonden destijds in kleine houten lood sen. Voor het opgraven en onderzoeken van skeletten waren de Leidse weten schappers meegevraagd. Na een verblijf van twee maanden in de Noordelijke IJs zee keerde Maat begin september in Ne derland terug. George Maat heeft als fy sisch antropoloog samen met de Leidse student Menno Hoogland opgravingen verricht op het eilandje 'Zeeuwse Uitkijk'. „Wij zijn naar dat kleine eiland gegaan, omdat op Amsterdam-eiland het skelet- tenmateriaal niet veel soeps was", vertelt de besnorde onderzoeker. „Toeristen heb ben in de afgelopen decennia veel graven geschonden. Lijkkisten op Smeerenburg (de basis van de walvisvaarders) waren opengebroken om een paar beenderen als aandenken mee te riemen. Er was niet veel meer intact en had het dus geen en kele zin om daar met de opgravingen te beginnen." Brievenbusdier Er moest op Spitsbergen vaak onder zeer slechte weersomstandigheden gewerkt worden. Dr. Maat: „De temperatuur va rieert voortdurend. Van 12 graden onder nul tot een paar daarboven en dat binnen een paar uren. De ellende daarvan is dat bij temperaturen boven nul alles vochtig wordt en je ten alle tijden moet voorko men dat je kleren nat worden, omdat ze dan niet meer isoleren. Het ene moment sneeuwde het, dan was er weer hagel of regen. Dat alles werd nog vérergerd door een ijzige wind. Voorts hing er het groot- uit voersf1 maken lie te e in vd at de 1 zou oorra op het leze ho« ckelijk ?t de „t ar jaar rot dit „kerstl i/orige oor sub )EN Het gaat zo goed het Leids Dierenasiel iet niet eenvoudig is om toad in één van de hok te ontdekken, die er al tijd zit dat uitgebreide S acht ervoor gerecht- vdigd zou zijn. De hoofd ton van deze week zit pas twee weken in het op een nieuw tehuis te 'ten. Op 30 oktober zij door de politie naar siel gebracht, nadat zij ange zwerftocht door de en stegen van Lei- °rp achter de rug had. ond waar het over gaat, de naam Linda gekre-" Toen zij afgeleverd werd, naar vacht erg dik, zij een vlooienbandje en zag er erg verwaarloosd uit. Omdat niemand geïnformeerd heeft naar dit leuke hondje hier een poging om haar aan de man te brengen. Linda is een bastaardpoedel met een lange staart. Inmid dels is zij door de trimster van thet asiel, Carla Schotmeyer, netjes bijgeknipt, zodat zij weer als een dame door het le ven kan en rijp is voor een nieuwe baas. Haar vacht heeft een ietwat onduidelijke kleur die het midden houdt tussen zwart en grijs. Op haar kop overheersen de grijze haren en ook haar poten zijn grijs. Voor een poedel heeft zij lange oren en zij is zes maanden oud. Lin da is een erg lieve en aanhan kelijke hond. Wel druk, be weeglijk en speels, maar dat is logisch gezien haar leeftijd. Zij is een hond die veel aandacht moet hebben en waar veel mee gespeeld moet worden. Vaak binnen zitten is uit den boze voor dit hondje: er moet veel met haar gewandeld wor den. Een gezin met kleine kin deren is heel geschikt voor Linda. Een klein probleem is, dat zij nog niet 100 procent zindelijk is. Zij moet dus nog wel een beetje opgevoed wor den. Nanouk, Tesca en Kazan Nanouk de witte angora poes met het lastige karakter heeft toch nog een tehuis gevonden. Zij zit nu in Leiderdorp. Ook Tesca, de hond van twee we ken geleden heeft een nieuwe baas gevonden. Kazan, de fraaie gitzwarte Groenendaler hééft het minder getroffen. Er zijn wel een paar mensen naar hem komen kijken, maar zij durfden het niet met Kazan aan, gezien zijn toch wel enigs-' zins agressieve karakter. Ka zan »wordt nu een laatste kans gegeven in een opvoedingsge sticht voor honden in Lely stad. Daar probeert men dit soort moeilijke honden weer een normaler gedrag bij te brengen, zodat zij weer onder gebracht kunnen worden. Als dit ook niet lukt, zit er echt niets anders op dan deze Groe nendaler, die al bijna een jaar in het asiel zit, in te laten sla pen. door gebrek aan bescherming geen mo ment langer op ons eiland blijven. Je kan immers zonder een tent niet op de grond gaan liggen en voortdurend rondlopen kan ook niet. Een helicopter kon ons door de mist niet bereiken. De sloep kon ons gelukkig wel ophalen. Ditmaal was er na melijk geen pakijs rond 'Zeeuwse Uitkijk', omdat de wind uit de goede hoek kwam. Maar als het die sloep niet wafc gelukt, dat had het weieens vervelend kunnen aflo pen...." „Ons menu? Enorm veel uitgebakken spek, chocolade, brood en legerrantsoe- nen. In Nederland vind je dat legervoed- sel niet te eten, maar op Spitsbergen smaakte het heerlijk. Wat ik niet mag vergeten is de boter. Volgens Menno aten wij per dag een kilo boter. Wat dat eten betreft was het maar goed, dat hij erbij was. Wanneer ik daar alleen had gezeten, had ik denk ik veel minder goed voor me zelf gezorgd dan noodzakelijk was." Al leen op een dergelijk klein eilandje in het Hoge Noorden onderzoek doen, is volgens George Maat niet aan te raden: „Dat moet je nooit doen. Behalve dat je helemaal nie mand hebt om mee te praten is het ge vaarlijk. De manier zoals wij het gedaan hebben, heeft het voordeel dat je elkaar in de gaten kan houden. Je kan je compag non erop wijzen als hij bevoorbeeld ergens bevriezingsverschijnselen vertoont." Keihard werken De Leidse antropoloog trof in de door hem onderzochte graven een schat aan historische vondsten en gegevens aan. Het was voor de Leidenaars geen eenvoudige zaak om de kisten uit de grond te krijgen. Maat: „Zeeuwse Uitkijk is een eiland dat weinig voorstelt. De oppervlakte beslaat niet meer dan één bij twee kilometer. Ons grootste probleem was de rotsachtige bo dem. Dat had tot gevolg dat we echt kei hard moesten werken. Ik ben ooit nog eens lichtmatroos geweest en toen was het afzien, maar dit was veel erger. Wij moes ten alles met de hand opgraven. Brokken steen van 50 kilo verslepen was heel ge woon. Op je knieën en maar graven. Niet dat ik er spijt van heb, zeker niet. Wat we gevonden hebben is groots. Van die 183 skeletten hebben we er 50 meegenomen voor onderzoek. Het is trouwens niet ge makkelijk om dat van de Noorse regering gedaan te krijgen. Je hebt er allerlei ver gunningen voor nodig. Terecht, want an ders werd alles leeggeroofd. Met het on derzoek zijn wij nog niet erg ver. Duide lijk is al wel dat veel van die dappere vis sers aan scheurbuik zijn doodgegaan. Dat is ook wel logisch, want waar haal je op de Noordpool vers voedsel, dat vitamine C bevat, vandaan? Wat de reis allemaal heeft opgeleverd, zal de tijd leren. Ik ben bijna elke dag met onderzoek bezig. Over een paar maanden komen daar, als het goed is, resulaten uit." MARCEL GELAUFF De 'Plancius' die de onderzoekers naar Spitsbergen bracht. '1 'Vf* Gevaarlijk Na een sigaret afgeslagen te hebben („Ik rook sigaren, dat deed ik daar ook; één per dag. Heerlijk was dat, op Spitsbergen een sigaar roken") gaat hij verder met zijn boeiende verhaal: „Menno en ik zijn een dag eerder weggegaan dan de bedoeling was. Door grote hoeveelheden sneeuw waren onze tenten ingestort en hadden' we geen enkele bescherming meer tegen het weer. We hadden maar één maal per dag radiocontact met de hoofdpost. Het was erg gevaarlijk geworden. We konden ste deel van de dag een dikke mist, waar je alleen maar onderdoor kon kijken. Wij noemden dat kijken tussen die mislagen 'brievenbuskijken' en voelden ons 'brie- venbusdieren'. Wij hebben maar twee of drie keer mooi weer gehad met een hel der blauwe hemel. De nacht duurt op Spitsbergen zo'n negen maanden. Toen wij er zaten was het zomer en was het voortdurend dag. Het besef van tijd raak je zo een beetje kwijt." George zakt wat onderuit in zijn stoel en vervolgt: "Wij sliepen in de tentjes met onze kleren aan. Lang jaeger ondergoed, dikke sokken en een dikke wollen trui. Het was zaak een wapen bij de hand te hebben, omdat er ijs beren rondlopen, 's Nachts spanden we een lijn rond de tent met een paar explo sieven ladingen. De bedoeling daarvan was dat die zouden afgaan, wanneer er zo'n wit beest tegenaan liep. Dan waren we tenminste wakker en konden hem neerschieten. Als zo'n ijsbeer in je buurt komt, moet je dat ook echt doen, want zij zijn van nature agressief. Ze vallen heel snel aan. Gelukkig hebben we er geen last van gehad. Wel zagen we sporen. Dus je liep toch constant met het gevoel rond, dat de beren in de buurt waren. Ik ben wel op een morgen zelf tegen die draad aangelopen. Ik ben nog nooit zo geschrok ken. Met een grote knal ontplofte die han del. Het lawaai leek nog groter door de doodse stilte van ons kampement. Je hoorde niets behalve het geluid dat je compagnon maakte. En dan opeens die explosie....".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 5