repende
lensen
ichten niet...
SINTERKLAASVERTELLING
VOOR GROTEEN HEEL GROTE
KINDEREN DOOR LEO HENNY
hmpende stoomboot kruipt moeizaam voort over de
ize oceaan. Op de voorplecht van het goede schip staat
jote letters „Madrid" geschilderd. Jawel, het is het schip
mt-Nicolaas. Het is op weg naar Nederland en heeft nog
Iel eind te gaan. Op de dekken heerst diepe rust. Er is
ïéén Zwarte Piet te zien en die hangt landerig over de
1ade. De tocht duurt lang en het uitzicht is eentonig. Overal
p is slechts water te zien, hetgeen na enige dagen
jer vervelend wordt. Alle andere Pieten zijn in het ruim
bet het sorteren van de geschenken, maar deze ene Piet,
yiaamd, moet aan dek blijven. Hij heeft de beurt om op de
ffe staan en vindt dat maar knap vervelend. Het eentonig
1 van de golven maakt hem slaperig en hij heeft de
Je moeite om zijn ogen open te houden. Juist op het
dat Luiz bijna in slaap valt verschijnt er niet ver van de
p", een ijzeren buisje boven de golven. Luiz is meteen
Xkker. Zoiets heeft hij nog nooit gezien: een buisje dat
f ineens uit de zee opduiktI Een zeemonster? Neen, denkt
ht kan niet. Zeemonsters zijn niet van ijzer. Hoewel...
[f zijn verrekijker en tuurt erdoor naar het buisje. Ja hoor,
ien metalen pijp, van boven omgebogen. Het vreemde is,
J> aan het uiteinde een groot oog bevindt, dat naar alle
om zich heen loert. Dit vindt Luiz toch wel heel vreemd,
éren pijp met een oog! Misschien is het tóch een monster.
j|asf luid op een nikkelen fluitje en meteen verschijnt Sint-
s zelf aan dek. De heilige, die in de loop der eeuwen
iebenen heeft ontwikkeld, heeft niet de minste moeite om
J de schommelende schuit overeind te houden, al kan hij
%1867 niet meer zonder de steun van zijn staf.
(Sinterklaas", zegt Luiz, „Er is daarnet een ijzeren buisje
i opgedoken en het kijkt met een groot oog om zich
Ir denk dat het een monster is. Kijk, daar is het".
po/aas ziet het nu ook. Hij trekt een verbaasd gezicht,
vreemds heeft hij in heel zijn heilige loopbaan nog nooit
en aa,d" momPelt de Sint> ..Zeer vreemd. Strijk een sloep, ik
iraer r"9 eens van d'cbtb'J bekijken. Dit noopt tot onderzoek".
•af hm\toch niet eigenhandig in een roeiboot stappen?", vraagt
in-H\otwonderd-
lt "te h|' 'k nu iu,st wel". zegt Sinterklaas. „Het is een leuk
itslandr' Van dat 9eban9 'n een kajuit wordt een mens niks
zou bovendien: een heilige bisschop moet zo nu en dan
lünch fn kras staaHje laten zien. Anders gaat iedereen denken
e het livak van S'nterklaas n'ks bijzonders is. Roep alle Pieten
r al drr en ,aat fotos rriaken. ledereen moet zien dat ik nog
jat zijrr duizend iaar mee kan".
t zijn t
gen dl;
'hwftz °°9wenk krl°elt het dek van de Zwarte Pleten. De
en-adi7^ 's °P9ewonden- De Sint gaat overboord, en dat
n|"t7 niet elke dag! Er wordt een sloep gestreken en een
lanks tder overboord gehangen. En kijk: daar slaat de Sint
bonter zijn linkerbeen over de balustrade. En daar
hij al omlaag. Het is een vreemd gezicht: een bisschop,
wapperende gewaden als een goedgeoefende matroos
de omlaag klimt. De Pieten klappen geestdriftig in hun
Ze hadden eigenlijk niet verwacht dat Sint-Nicolaas nog
M(b was. De Sint, die inmiddels in het roeibootje is
)or miLen schijnt hun gedachten geraden te. hebben.
ai dan i0^ niksl roept hij naar boven. .„Moet je eens op mijn
dr roeien letten". Het is inderdaad niet mis. Met krachtige,
dn re s,a9en roe'l de heilige man door het woelige water.
r® p,\buigt hij telkens naar voren. Hij laat de riemen in hei
!nfrnnrnzen en vervolgens veert hij elastisch achterover. Het Is
1/ gezicht en wederom applaudisseren alle Zwarte Pieten.
lünch ïen worden er foto s genomen van dit merkwaardige
In eenf
in grc
Sint-Nicolaas bij het ijzeren buisje aankomt gebeurt er
Schrikkelijks: het buisje rijst plotseling met een vaart
Y Het blijkt vast te zitten aan een reusachtig, grijs
dat met luid geraas uit de golven opduikt. Het monster
het water zo hevig in beroering, dat de sloep van Sint-
is pardoes omslaat. Daar ligt de heilige in het water. De
Staan als vastgenageld aan het dek. Zal de Sint
pen? Dat zou vreselijk zijn.
■en hoor, zo'n vaart loopt het niet. De Sint is een
Ind zwemmer en zwemt al met een forse borstcrawl
irts, weg van het monster. De Pieten houden hun adem
)eurt er weer iets wonderlijks. Op de rug van het grijze
gaat plotseling een klein, ijzeren deurtje piepend open.
i in een ingewikkeld uniform komt naar buiten. Hij houdt
t aan een dun ijzeren hekje en kijkt verbaasd naar de
ende\ bisschop.
eb ik nu gedaan!?", roept de man, „Ik heb een bisschop
ten! Volhouden monseigneur, en niet tobbenI Ik haal een
mpöeU"
tolaas en de Pieten begrijpen er ineens alles van. Het
r is geen monster, maar een onderzeeboot en dat buisje
I periscoop, een soort kijkertje om stiekem te kunnen
vat er boven water gebeurt. En die man in het uniform is
Itein.
Jns", roept de Sint borrelend (want telkens spoelt er een
r zijn hoofd), „Ik laat me even door die man redden. Ik
b nooit aan boord van een duikboot geweest en dit is een
knsje!"
yschijnt de duikbootkèpitein weer aan dek. Hij slingert
Idingsboei met een lang touw eraan naar de Sint. „US -
naat er op de boei, dat is de naam van de onderzeeboot,
i is mooier", denkt Sint-Nicolaas, terwijl hij de
Jjsboei om zijn schouders hangt. Kletsnat stapt hij even
i boord van de onderzeeboot,
ïoed, monseigneur?", vraagt de kapitein.
)oed", zegt Sint-Nicolaas, „al zou een bak hete koffie er
i gaan. Suiker en melk graag".
Natuurlijk", zegt de kapitein, terwijl hij diepe bulgingen
...zelfs de Russische matrozen hielpen de Zwarte Pieten een handje.
maakt. Volgt u mij maar naar de kombuis. En pas op uw hoofd,
het is hier wat krap".
Nadat Sinterklaas zijn tabberd heeft uitgewrongen daalt hij met
de kapitein een smal ijzeren trapje af. Beide mannen komen
aldus in het inwendige van de onzerzeeboot. Langs tientallen
trapjes en door wel twaalf smalle gangetjes bereiken zij eindelijk
de kombuis. Hier gaan de Sint en de kapitein aan een klein
ijzeren tafeltje zitten.
„Weinig volk aan boord", zegt de Sint, „Ik zag maar drie
matrozen".
„Het is poetsdag", zegt de kapitein, „De manschappen moeten
vandaag de atoomraketten, die in het ruim staan, netjes
oppoetsen. Ze waren wat dof geworden en glimmend zien ze er
veel aardiger uit".
„Atoombommen", vraagt Sinterklaas verschrikt, „is dit een
atoombommenschip
„Neen hoor", antwoordt de kapitein, „raketten. Het zijn
atoomraketten. Bijna elke onderzeeboot van de Verenigde
Staten heeft ze tegenwoordig aan boord. Dus heb ik ze ook maar
genomen. Het staat zo gek als de president eens komt kijken en
je hebt ze niet. Dan ga je voor schut".
„Daar kan ik inkomen", zegt Sinterklaas, „maar wat ben je met
die raketten van plan?"
„Niks", zegt de kapitein „tenminste: voorlopig niet. Als de
president zegt dat we ze moeten afschieten is het vroeg genoeg.
Ik voor mij zeg: kalm aan met die dingen, het is geen speelgoed.
Maar als het moet, tja, wie ben ik dan om te zeggen: nee. ik hou
ze hier? Dan moet het".
„En waar moet u dan op mikken?", vraagt Sinterklaas.
„Nergens op", antwoordt de kapitein. „Het zijn volautomatische
raketten. Ze vliegen vanzelf naar Rusland. Als je eenmaal op de
rode knop hebt gedrukt heb je er geen omkijken meer naar. Dan
wacht je gewoon af tot je het in Keulen hoort donderen. Bij wijze
van spreken dan, want ze vallen op Moskou".
„En nemen die Russen dat dan zomaar?", vraagt de Sint, die
bezorgd begint te kijken.
„Ze hebben niks te nemen", zegt de kapitein. „Wij schieten pas
als zij zijn begonnèn. Evengoed blijft het nadeel dat ze terug
zullen schieten. Maar ja, dat heb je nou eenmaal en dat hou Je
toch".
„Ik heb geen trek meer In koffie", zegt de Sint. „Ik heb al
gegeten en gedronken. Ik wil van boord en terug naar mijn
stoomboot. Wilt u zo vriendelijk zijn even langszij te varen? De
touwladder hangt er nog"
„Nou al?" vraagt de kapitein teleurgesteld, „nou hèb ik
Sinterklaas eens een keertje aah boord en nou wil hij niet eens
koffie".
„Het spijt me", zegt de Sint. „Ik vind het hier niet leuk.
Atoomraketten, bah!"
De kapitein verzinkt In een somber gepeins. De woorden van
Sint-Nicolaas, hoe simpel ook, hebben diepe Indruk op de
zeebonk gemaakt.„Luister eens, Sinterklaas", zegt de kapitein
tenslotte, „je hebt gelijk. Het Is te dol om los te lopen. De
raketten bedoel ik. Nu ik er eens goed over nadenk Is het om
beroerd van te worden. Ik denk dat ik er maar mee uitscheld".
„Dat zou ik maar niet doen", zegt de Sint, „Ze zouden je
opsluiten. Ik heb een beter plannetje".
Juist op dat ogenblik komt een zenuwachtige matroos de
kombuis binnendraven. De kapitein kijkt verstoord op.
„Je komt ongelegen, matroos", zegt de kapitein, „ik zit hier met
een bisschop te praten en dan kom je niet zomaar binnenvallen.
Zeker niet als die bisschop Sinterklaas heet".
„Oh, pardon", zegt de matroos, terwijl hij zich uit eerbied voor
de heilige plat op de grond uitstrekt.
„Zo kan die wei weer", zegt Sinterklaas. „Sta maar weer op. Ik
begrijp best dat je me bewondert, maar dit gaat iets te ver. Een
heilige is ook maar een mens, vergeet dat nooit".
De matroos krabbelt overeind en wendt zich tot zijn meerdere.
.Kapitein", zegt hij, „het is niet mijn bedoeling u te storen, maar
er zijn dingen die een kapitein moet weten".
„Zo", zegt de kapitein, „En? Wat schort eraan? Zijn de
compressoren verstopt? Zijn de stabilisatoren
gedecentraliseerd? Of kom je me soms lastig vallen met zoiets
onbenulligs als een vette bougie?"
„Neen", antwoordt de matroos, „Niets van dat al. Het gaat
hierom. We hebben de Russen op de radar, de rakkers, en ze
hebben nog niks in de gaten, denk ik".
Sinterklaas springt op van zijn krukje.
„De Russen?", roept hij. „Dat treft! Dat past precies in het
plannetje dat ik net in je oor wilde smoezen, kapitein".
„Plannetje?", vraagt de kapitein, „wat voor plannetje?". De
heilige brengt zijn mond dicht bij het oor van de zeeman en
begint geheimzinnig te fluisteren. De kapitein, zojuist nog ten
prooi aan diepe neerslachtigheid, begint steeds vrolijker te
kijken.
„Doen we!", roept hij tenslotte uit. „Daar ben ik voor te porren.
Laten we meteen beginnen! Ik zorg er voor dat die Russen met
hun duikboot hierheen komen. Toevallig ken ik de kapitein. Ik
trof hem eens in een havenkroeg en toen zijn we samen..^fijn,
dat zijn geen verhalen voor een heilige".
Er gebeuren nu vreemde dingen. Sint-Nicolaas wordt
teruggebracht naar de „Madrid" en roept alle pietermannen aan
dek. Intussen is ook de Russische duikboot, de W.l. Oeljanov
16.985, aan de oppervlakte verschenen. De Russische matrozen
komen aan dek. Ze zien er opgewekt uit. Ze wuiven naar hun
Amerikaanse collega's en zingen voor de aardigheid het
Wolgalied.
De Sint slaat hierop geen acht, hij heeft er geen tijd voor. Hij
begint te regelen en te organiseren en weldra is het een drukte
van belang aan boord van de goede schuit. Vervolgens roeien de
zwarte knechten wel zes maal naar de Amerikaanse duikboot en
daarna eveneens zesmaal naar de Russische. Op beide schepen
worden grote jutezakken aan boord gesjouwd, die door de
matrozen lachend worden aangepakt. Als het klaar is gaan de
pieten allemaal weer aan boord van de „Madrid". De kapiteins
van de beide duikboten verschijnen nog eenmaal op de dekken
van hun vaartuigen, salueren eerst plechtig naar de Sint, daarna
naar elkaar en gaan tenslotte weer naar binnen. Beide duikbotèn
verdwijnen hierna borrelend onder het wateroppervlak. Slechts
de periscopen blijven boven water uitsteken. Ze verwijderen zich
met grote snelheid en verdwijnen tenslotte aan de horizon. De
Sint en zijn knechten staren ze lang na. Dan vraagt er plotseling
een Piet: „Waarom moesten wij eigenlijk al dat strooigoed aan
boord van die duikboten brengen?"
De Sint lacht geheimzinnig. Eigenlijk moet het een verrassing
blijven, maar omdat jullie mijn knechten zijn zal ik het vertellen.
Maar één ding: mondje dicht".
„Sisisisisi", roepen alle Pieten, dat is Spaans voor „Jajajajaja".
Goed dan", zegt de heilige. „Het zit zo: die kapitein van die
Amerikaanse duikboot had atoomraketten aan boord.
Levensgevaarlijk spul, je kunt er hele steden mee in puin gooien.
En met die Rus was het al idem dito. En toen heb ik die
Amerikaanse kapitein mijn plannetje voorgesteld en hij vond het
meteen leuk. Hij heeft zijn Russische collega meteen opgebeld
en ja hoor, de heer Krwlinszki vond het ook een leuk idee. Hij
wilde meteen meedoen. Aardige vent. Waarom dat strooigoed
naar die schepen gebracht moest worden? Wel, dat hebben de
matrozen in die raketten gestopt, in de Russische en in de
Amerikaanse. De atomen d'r uit en pepernoten erin. En
suikerbeesten, chocolade sigaren en dat soort dingen natuurlijk.
De grap is, dat a/s de presidenten zeggen dat die raketten
moeten worden afgeschoten, dat er dan boven Moskou en
Washington echte Sinterklaasbommen ontploffen. Geen
verwoesting of niks, alleen een regen van snoepgoed. En dan is
de oorlog meteen afgelopen, want als iedereen gaat snoepen
wordt er niet aan vechten gedacht. Bovendien: dan hebben die
lui in Moskou en Washington ook nog eens wat. Ik durf te
wedden dat ze in geen van beide steden ooit taaipoppen hebben
gezien. Nou, wat vinden jullie ervan?"
„Geweldig!", roepen alle Pieten. „Zoiets kan alleen onze eigen
Sint-Nicolaas verzinnen". De Pieten springen in het rond van
plezier en maken er een vrolijke boel van. Eén Piet, een ernstige
ziel, komt op Sinterklaas toe. „Ik zal U voordragen voor de
Nobelprijs Voor De Vrede", zegt hij, „Uw plan is een stap
voorwaarts op de weg naar de wereldvrede. Als iemand die prijs
verdient, dan bent U het wel".
„Je hebt gelijk, Piet", zegt de Sint lachend. Maar ik wil die prijs
niet. Ik heb hem niet nodig. Ik ben namelijk al heilig. En dat vind
ik wel voldoende. Ik heb er mijn handen vol aan".
\e hoh\
:hes,
f 7,51
ticker
terkrui
„Wat heb ik nu gedaanI? Ik heb een bisschop overvaren!".