Wim van Zijll,
een gedreven
zondagskind
Op teamgeest en
personeelsbeleid ben ik nog
trotser dan op Papendal
ALGEMEEN SECRETARIS
NSF GAAT MET PENSIOEN
MR. W. VAN ULSEN, SCHEIDEND DIRECTEUR
VAN DE NEDERLANDSE SPORTFEDERA TIE:
'El
SPORTLEIDSE COURANT ZATERDAG 15 NOVEMBER 1980 PAGINA|QR
SCHEVENINGEN Wim van Zijll, mild gezicht,
artistieke handen: „In deze dagen van mijn afscheid
zijn allerlei mensen zo ontzettend aardig tegen me.
Dan denk ik wel eens, hoe komt dat? Ik ben niet zo
aardig geweest. Ik ben vaak agressief geweest, on
hebbelijk, ongeduldig, te wild. Ik weet dat ik zelfs
mensen heb gekwetst. Dat begrijp ik nu pas, nu ik
ouder ben. Toch heb ik daar nooit mijn nek op ge
broken. Ik denk dat al die mensen hebben gevoeld
dat ik ze nodig had. Ze waren voor mij onmisbaar,
ik had tegenspel nodig, want ik ben niet het type
voor een one-man-show. Mensen zijn een instru
ment in je leven. Ik ben blij dat ze me vaak hebben
gecorrigeerd. Ik ben eindeloos geboeid door men
sen. Kijken, naar beweging, daar ben ik erg gevoe
lig voor. Beweging zie ik als een uitdrukking, als
een expressie van je innerlijk. Ik kan niet bewijzen
dat het zo is, maar ik heb het altijd zo gevoeld".
Een Schevenings hotel. Een
hoekje omringd door goede be
doelingen, waarin herinnerin
gen weerkaatsen tegen jachtte-
keningen. Gedempt licht, een
laag tafeltje, een palm in de
hoek. Verderop Engelse clien
tele. Nee, nog maar even niets
drinken. Hij heeft net heerlijk
gegeten, met een flesje wijn
erbij en nog wat biertjes. Met
een clubje van alleen mannen.
„Mijn vrouw is er niet bij, daar
heb ik morgen een afspraak
mee." Later, serieuzer „Iedere
avond als ik thuis kom, laat ik
mijn vrouw vertellen wat er
allemaal is gebeurd. Dan luis
ter ik alleen maar. De hele dag
ben ik intensief bezig met pra
ten en denken, dan is die rust
's avonds zalig." Brengt de
vingertoppen naar de slapen,
maakt draaiende bewegingen.
Lacht met gesloten lippen.
„Ik mag wel zeggen dat ik een
zondagskind ben. Al die jaren
heb ik in goede gezondheid
doorgebracht en aan mijn
werk heb ik enorm veel
vreugde beleefd. Als ik veel
geld had willen verdienen,
had ik naar het bedrijfsleven
moeten gaan, maar dat vind ik
niet zo interessant. Omdat ik
op zoveel gebieden werkzaam
ben geweest, met zoveel men
sen in aanraking ben geko
men, ben ik er ook vertrouwd
mee geraakt, dat mensen meer
nederlagen lijden dan over
winningen vieren. Er zijn al-
*lerlei dingen die ik niet heb
bereikt, maar waarvan ik wel
heb gedroomd. En mijn over
winningen zijn maar klein.
Mijn voorbeeld is altijd de man
of vrouw, die door jarenlange
inspiratie de top heeft bereikt.
Die heeft zich vaak machte
loos gevoeld, zich vaak echt
een mislukkeling gevoeld. En
als je dat hebt doorgemaakt,
dan geef je niet zo hoog op van
de goede dingen. De werkelij
ke toppers zijn altijd beschei
den mensen."
„Het gevoel van tekort schie
ten en de zekerheid dat je toch
iets hebt bereikt, heb ik altijd
tegelijk beleefd. Heel bewust.
Doe je dat niet, dan ga je de
nederlagen, de teleurstellingen
wegdrukken. En dan wordt
het eng. Dan gaat het ten kos
te van een ander. Nee, dat
streberige heb ik niet. Ambi
tie? Ja, zeker, zeker. Ik ben ai-
tijd heel erg ambitieus ge
weest. Ik- was eerzuchtig, ik
wilde iets bereiken. Niet om
dit of dat te worden. Maar ik
moest wel, ik kon niet ophou
den. Gedrevenheid, beslist. In
mijn familie zitten mensen, die
a-sportief zijn. Voor hen is
mijn wereld ontoegankelijk,
een niemandsland."
Droom
Een droom die een droom
bleef. „Ik hoopte dat er na
1945 een samenleving zou ont
staan waarin de school aan een
dusdanige vormgeving voor de
jeugd zou toekomen, dat er een
gezonde basis voor een gezon-
dè sportbeoefening zou ont
staan. Ik ben bang dat het om
gekeerde is gebeurd. Dat de
sport goedmaakt wat de school
nalaat. Er is in al die jaren niet
zoveel veranderd.' Soms denk
ik dat het zelfs nog minder is
geworden en daar heb ik veel
verdriet van."
„Elke generatie zal mensen
kennen die achter de horizon
willen kijken. De drang om
mogelijk te maken wat onmo
gelijk lijkt, zal er altijd zijn. Er
is behoefte aan creativiteit, het
bewust iets wezenlijks in je ei
gen leven veranderen. Dat
geldt ook voor bonden en or
ganisaties,, want dat zijn struc
turele omhulsels van groepen
mensen. Als de sport zichzelf
niet wil vernieuwen, is ze ten
dode opgeschreven. Klinkt
misschien wat filosofisch,
maar het is eenvoudig toe te
passen. Als de Olympische be
weging niet in staat blijkt op-
Een instituut in de Nederland
se sportwereld verdwijnt. Zo
mag de twee-eenheid Wim van
Zijll - Pim van Ulsen worden
genoemd die vele jaren als res
pectievelijk algemeen secreta
ris (sinds 1959) en directeur
van de Nederlandse Sport Fe
deratie het gezicht van die or
ganisatie bepaalden. Wim van
Zijll gaat op 28 november offi
cieel met pensioen en omdat
de twee-eenheid daardoor
wordt verbroken, achtte Pim
DEN HAAG De gorgelende lach
zal voorlopig nog door de wirwar
schallen, die gevormd wordt door
enige gebouwen aan de Burgemees
ter van Karnebeeklaan. Een doolhof
van trapje op, trapje af, een deur hier
en een schuin aflopend gangetje
daar. Maar het heeft sfeer, dat gebou
wencomplex van de Nederlandse
Sport Federatie en nu al, terwijl hij
nog niet eens op zijn lauweren gaat
ruften maar tot zijn pensioengerech
tigde leeftijd algemeen adviseur
wordt, zegt de per 31 december schei
dende directeur mr.W. van Ulsen, ge
meenlijk Pim genoemd:„Natuurlijk
zullen we in de toekomst naar een
moderne, eerlijk gezegd een normale,
kantoorbehuizing moeten maar voor
mij herbergen deze panden zo veel
herinneringen dat ik het, om emotio
nele redenen, niet erg zou vinden als
dat voorlopig nog wordt uitgesteld.".
Pim van Ulsen heeft dan ook een be
langrijk deel van zijn leven in dat
cryptogram van kamers en gangen
en trappen liggen. In 1962 trad hij in
dienst van de Nederlandse Sport Fe
deratie, sinds 1967 is hij directeur.
Hij draagt die functie over luttele
weken over. „Weloverwogen, omdat
de twee-eenheid wordt verbroken. Ik
bedoel, de samenwerking met Wil
lem van Zijll".
De Nederlandse sportwereld, en vooral de
bestuurders van sportbonden, noemen die
Siamese tweeling van de NSF in één
adem: Wim van Zijll en Pim van Ulsen.
Dat tweetal breidde de NSF van een sim
pel kantoortje met 20 werknemers in
achttien jaar uit tot een „allesweter" van
160 mensen die op alles een antwoord we
ten, de overheid constant op de vingers
tikken, als overkoepelend orgaan van de
gehele sportwereld met zijn meer dan vier
miljoen georganiseerde leden de belangen
van dat sportleger behartigt, kortom, het
hart is van de sportbeweging. Directeur
Pim van Ulsen, altijd onberispelijk ge
kleed, inclusief de immer glimmend ge
poetste schoenen en de pochette, werkt
graag, en goed, met understatements zodat
hij dan ook met een droge trek op zijn ge
zicht kan verklaren op de vraag hoe hij
bij de NSF verzeild is geraakt:„Bij toeval".
En hij verhaalt:„Ik heb in Indië in de,
voornamelijk belasting-, advocatuur geze
ten. In 1957 kwam ik naar Nederland,,
keek eens rond en dacht: dit is me te
klein, hier moet ik weg. Maar dat ging
niet zo gemakkelijk en ik kwam in de ex
port terecht, eerst metaal, later scheeps
verven. Dat had wel tot gevolg dat ik vrij
wel nooit thuis was. Ik stond altijd met
mijn koffertje op Schiphol. Op 31 decem
ber 1961 kwam ik terug uit het buiten
land. Ik had mijn vrouw plechtig beloofd
met de jaarwisseling thuis te zijn. Maar
het vliègtuig had vertraging, we hadden
mensen thuis en ik had nog net tijd om
vóór twaalf uur mijn reiskleding te ver
wisselen voor het zwarte dasje. Toen zei
ik tegen mijn gasten:„Wie weet voor mij
een baantje aan de wal". Binnen een week
kwam een van de gasten naar me toe en
zei:„Ik heb gehoord dat de Nederlandse
Sport Federatie een jurist zoekt". Ik vroeg
hem wat die NSF dan wel mocht zijn
maar dat wist hij ook niet precies. Hij leg
de wel het contact met Willem van Zijll
en op 1 maart 1962 trad ik bij de NSF in
dienst als hoofd van het algemeen secreta
riaat en ik werd belast met de organisatie
van het bureau."
Nu, achttien jaar later, kan gezegd wor
den dat het tweemanschap Van Ulsen-
Van Zijll zeer hoog te schatten diensten
heeft bewezen aan de vaderlandse sport
wereld. „Willem droeg altijd en immer
zijn geniale ideëen bij", aldus Van Ulsen
die voor het gemak maar vergeet dat hij
zelf een organisator mag worden genoemd
met gaven, die voor een directeur van een
zo heterogeen gezelschap als de NSF is -
en waarvan hij toch een onverbreekbare
eenheid heeft gesmeed - van eminent be
lang zijn. Achter de gevels van die voor
malige patriciërshuizen heerst een aparte
sfeer, die menig directeur zich zou wen
sen. „Een gezellioge boel", oordeelt Pim
van Ulsen, waarmee hij bedoelt aan te
vattingen van tien en meer
jaar geleden aan te passen aan
de samenleving, verdwijnt ze.
In de jaren tachtig zal de sport
orde op zaken moeten stelen.
Zich moeten bezinnen op de
relatie met de politiek, het be
drijfsleven en de media. Sa
men worden dat de vier grote
machten, afhankelijk van el
kaar en met wederzijdse beïn
vloeding."
„De sport heeft zich ontwik
keld van een totaal niet ver
plichtende bezigheid tot een
keiharde maatschappelijke
noodzaak. Van de buitenkant
van de samenleving is ze door
gedrongen tot het centrum.
Door allerlei ontwikkelingen -
techniek, urbanisatie, noem
maar op- wordt de mens steeds
minder uitgedaagd om te be
wegen. Er wordt nauwelijks
meer een beroep gedaan op
zijn fysiek. Als je je wilt uitle
ven, je eigen lichamelijkheid
wilt beleven, kun je alleen nog
maar terecht in de sport. Ik
noem maar iets. Dit jaar is er
in de sportwinkels voor de ge
wone artikelen, dus niet voor
boten en zo, al ruim tweehon
derd miljoen meer omgezet
dan in 1979. En dan moeten de
twee drukste maanden nog
volgen. De tachtig miljoen die
in 1979 van het bedrijfslaven
naar de sport stroomde, zal in
1985 zeker 120, maar waar
schijnlijk zelfs 150 miljoen zijn.
Er gaan miljarden om in de
sport. Al weet niemand precies
hoeveel, ook wij var. de NSF
niet."
Even pauze. Ja, nu maar een
pilsje. Hij staat op, zet onopval
lend een bril op en bekijkt de
ingelijste jachttafrelen. Lijden,
dood. Manouvreert handig om
een mogelijke discussie heen.
Praat met liefde over dieren,
maar keert snel terug naar het
uitgangspunt. Hij, geregeld de
felle actievoerder: „Natuurlijk
heb ik een maatschappijvisie.
Daarbij ga ik niet uit van ab
stracte mensen zoals ze alleen
maar in structuren en ideolo
gieën bestaan. Het fundamen
tele van mensen is dat ze niet
gelijk zijn. Niet gelijk zullen
worden en niet gelijk willen
worden. Laat ik het toespitsen
op sport. Dan vraag ik me drie
dingen af. Wat doe ik met me
zelf, wat laat ik met me doen
en wat doe ik met anderen. Ik
van Ulsen zijn tijd gekomen directeur en dr. W. de Heer al
om het directeurschap over te gemeen secretaris. Wim van
dragen aan „de jongere gene- Zijll en Pim van Ulsen verte-
ratië" en de functie van alge- Ien op deze pagina over hun
meen adviseur op zich te ne- levenswerk, én zichzelf,
men. Met ingang van 1 januari
1981 wordt de heer L.Akkers
duiden dat al die 160 mensen graag bij de
NSF werken. Hij wil dan wel toegeven
dat het verloop onder het personeel ui
terst gering is maar hij heeft er belangrijk
tneer moeite mee te beamen dat hij een
zeldzame feeling heeft voor het aannemen
van personeel. Sinds jaar en dag zitten de
functionarissen die de leiding van een van
de vele afdelingen hebben, al op hun post.
En zo is het van hoog tot minder hoog.
Goede plaats
Pim vari Ulsen, met de nodige terughou
dendheid:,^, ze voelen zich' op hun ge
mak, ze zitten allemaal op de goede plaats
en eenieder wordt in zijn menselijke
waardigheid gelaten". Een wellicht min
der bekende maar zonneklaar aanwezige
eigenschap van Van Ulsen: de intermen
selijke verhoudingen - „ik ben dan ook
vrijmetselaar" - gaan hem sterk aan het
hart. Hij heeft dan ook maar weinig tijd
nodig om uit een serie sollicitanten -„we
hebben nog nooit mensen aangetrokken
maar altijd via open sollicitaties" - feilloos
de juiste man te kiezen. Vandaar dat het
uiterst gemengde gezelschap van planolo
gen, koks, medici, leraren lichamelijke op
voeding, drukkers, economen, pers- en
publiciteitsmensen, audio-visuele perso
nen en noem de hele bezetting van de
NSF maar op, bijna als een klit aan elkaar
hangt.„Dat maakt mijn werk ook zo inter
essant, zo'n grote verscheidenheid. De
NSF heeft altijd iemand die het weet".
Daarvan kan de gehele Nederlandse
sportwereld getuigen. Nooit zal iemand de
ding-dongbel naast de grote deur op num
mer 8 aan de Van Karnebeeklaan indruk-
Pim van Ulsen laten praten, doet alles in
een eenvoudig perspèctief belanden. „We
kijken niet op een uurtje. Sommige func
tionarissen hebben een werkweek van
zestig uren. Ik besef dat dit een te grote
claim is maar het enthousiasme en de in
teresse van deze mensen voor en in hun
werk hebben me belet om het te verhin
deren. Ze dóén 't gewoon. We proberen
het te compenseren in tijd maar in de
praktijk komt daar weinig van terecht. En
zo is het van hoog ,tot laag. Ach, iemand
die het razend druk heeft, heeft altijd tijd.
Het klinkt vreemd maar het is zo."
ben altijd ontzettend
geweest op mensen
positie hebben aangeu
de zwakkeren te on<
ken, te manipuleren
gen prestige en eigen
den. Het kunstmati]
houden turnsters, het
met hormonen, anabol
den. Manvrouwen in
tiek, gewichtheffers
lopen, maar zich vo«
gen. Mensen worde
minkt. Het is een aat
de menselijke waardig
de jaren tachtig moet
initiatieven nemen 01
mee af te rekenen,
zou enorm aan presti
nen als ze op eigen kr
zeggen: hier doen we
mee, laten ze ergens
maar uitzieken."
Kritisch
„De kritische opstell
discussie, daar is
voortgekomen. In de
minister Van Doorn
sport in de verdedij
drongen. Sport mocht
werden genoodzaakt
keurig te formuleren
mee bezig waren. Dat
tig. Voor een belangrijl
daaruit de Nota Sport
staan, en dat is ook m
tijd basisliteratuur. D;
intensief contact tu:
sport en de overheid
en daaruit weer het 1
Sport Overleg (NSO).'forig
taten, die werden getn in i
het werk van Wim vpij zo<
Was hij immers niet dhij
„Ik was de woordvoefe ach
die rol ben ik langzijn ka
groeid. In 1948 begonjinnini
'voordrachten op eigeiiaatsel
tief en werd ik uitgen<Fe"f>e
clubavonden, dat soortjkener
Het heeft lang geduuiftn S
dat ik me realiseerdejrs, J
als dè NSF optrad. fi Ba:
heb het nooit als een If die
ervaren. Ik was vrij.plerro
me niet getrouwd gevqop zij
de NSF, wel verbon<J in
mensen. Dat ik me dal als I
moet losrukken, doJoensc
Maar ik heb de tijd gen
ver na ie denken, hetfs Pau
klap van de ene op deendaal
dag. Ik vind, dat ik dhij. Gr
moet zijn dat ik toch mjur aa
mooi leven heb gehaa Een
me soms in de auto jan de
eentje een ongeluk tetrd ma
Ik heb gelezen, dat
soms een leven lang hr~
zich meedragen. Ik 1T^ i
verschrikkelijk kwaaj V L
den, maar haten, nee.
ik het idee, dat er gif L
klieren komt. Als ik 1^
had gehaat, zou ik al laj
zijn geweest." M
DICK HOIJ F
Achter dit bureau hei
mr.W.van Ulsen als
directeur van de NSpn
langste tijd gezeten. I1tegen
trekt in een andere l| opg
achter een ander bufnerkl
om tot zijn pensioen! bes
algemeen adviseur ,,l Kno
organisatie van dienilend
blijven. fc had
*n n tr
O -fj adan
s feil dp
Grote kracht
Dankbaarheid is Pim van Ulsen
vreemd. „De samenwerking tussen het
bestuur van de NSF en het bureau is zo
belangrijk. De grote kracht van het be
stuur. eerst onder Feith en Bakkenist, la
ter onder Quarles van Ufford, Van Dorst
en Valken, was en is de volledige erken
ning van de professionelen als deskundi
gen op hun gebied. Ik geloof dat de NSF
voorop heeft gelopen bij alle organisato
ren in het welzijnswerk om die samen
werking tussen de vrijwilligers, het be
stuur dus, en de professionele deskundi
gen optimaal te maken.
Een ideaal instituut derhalve, die NSF,
waarin alles is gerealiseerd dat de twee
eenheid Van Ulsen-Van Zijll ooit heeft
kunnen dromen en wensen Een verza
meling deskundigen waaraan niets man
keert en niets of niemand hoeft te worden
toegevoegd Van Ulsen: „We hebben nóg
meer deskundigheid nodig op juridisch en
o{j economisch-organisatorisch gebied en
op het .terrein van de algemene beleidsa
nalyse. Gelukkig hebben het bestuur van
de NSF en de ledenvergadering dat ook
onderkend zodat we, gedeeltelijk, hierin
door het aantrekken van specialisten al
hebben kunnen voorzien of dat in de na
bije toekomst nog zullen doen. Als dat ge
beurd is. kunnen we stellen dat we de be
langrijkste velden van de sport in Neder
land kunnen beheersen ofschoon in be
perkte mate nog wel aanvullingen van de
verschillende gebieden nodig zullen zijn
En dan is er nog een van mijn grootste
wensen.één pensioenfonds voor allen die
professioneel in de sport werkzaam zijn:
personeel van bondsbureaus, trainers, coa
ches, terreinknechten, iedereen die in
dienst is van een sportvereniging, sport
bond of een van de regionale geledingen".
Misschien maakt hij het nog mee, de bin
nenkort terugtredende directeur van de
mammoetorganisatie op sportgebied. Het
is een grote wens maar de vervulling zal
niet het hoogtepunt in zijn directeurschap
zijn. „Het zal menigeen verbazen maar dat
was niet de realisatie van ons nationaal
sportcentrum "Papendal". Voor mij is het
hoogtepunt dat ik staat geweest ben een
personeelsbeleid op te bouwen waarvoor
geen enkele werkgever zich zou hoeven
schamen. We begonnen met niks, met be
loningen die nauwelijks salaris konden
worden genoemd, geen behoorlijke pen
sioenvoorziening. Voorts hebben we, on
danks de explosie van personeel, de team
geest weten te handhaven. Daarol
trotser dan op Papendal".
De twee-eenheid van de NSF
een instituut loopt ten einde. Val
:„Die twee-eenheid had tot n
ik in 1967 directeur werd.
achttien jaar vormden Wim vanl
ik een team. Nu hij wegens het
van de pensioengerechtigde leef!
gaat, hebben we overwogen dal
moment is om de algehele leidini
laten aan de jongere generatie.]
dan dr. W.de Heer als algemeen s
en L.Akkers als directeur. Als
vangend secretaris en directeur f
al zo'n anderhalf jaar samengew
twee moeten ook een onverbj
team vormen want Het is onbes
dat je in onze organisatie' optirr
functioneren als je geen goede 4
bent. Je moet weten dat de een I
gen de ander kan worden uitgesn
je elkaar niet overlapt noch dat
valt. Ik treed weloverwogen
vertrek uit deze kamer en ga acl
ander bureau zitten als algemef
seur".
De datum is 31 december 1980.
datum die achttien jaar geleden
de baan aan de wal, die resulteer^
directeurschap.
HERMAN VAN I