„Eerbiedige" blik in interieur van de middeleeuwen „Eros en de eenzame man", een roman van Louis Paul Boon vol obsessies Twee maanden voor zijn dood. op zijn 67e verjaardag, op 15 maart 1979, voltooide Louis Paul Boon zijn laatste roman. Een verhaal over een gruwe lijk leven vol sexuele obsessie, vol eenzaamheid en machteloosheid. Sex, sexuele obsessie, speelt in het werk van Louis Paul Boon een grote rol. Het thema is vaak gekoppeld aan zijn sociale bewogenheid sex Is voor hem een teken van macht die mensen op elkaar uitoefenen, zoals ze ook op andere gebieden van het leven m^cht over elkaar proberen te krijgen of te handhaven. In een boek als „De Kapellekensbaan" is dat op schitterende wijze bijeen gebracht. Aanvankelijk lijkt bij lezing van „Eros en de eenzame man" slechts een ge ringe afspiegeling bereikt te worden van datgene wat eerder in het oeuvre van Boon aanwezig was In dit span ningsveld. Het boek beschrijft de geschiedenis van een jongen, die over zijn eerste herinneringen vertelt en die op deze weg verder gaat tot veel latere leef tijd: wanneer hij ouder dan vijftig is en eindelijk een vaste relatie aan kan gaan. Het stramien wordt snel duide lijk en door de vele variaties (voor zo ver je dat woord kunt gebruiken) op dat ene thema ook wel vervelend: de jongen, later man, is geobsedeerd door de lichamelijke, biologische, sexuele aspecten van het vrouwelijke: als kind ziet hij herhaaldelijk toevallig of moedwillig ontblote meisjes op een heel intieme wijze. Hij de hoofdper soon, de ik van het boek, is een merkwaardig kereltje: zijn moeder is een angstig, bazig, asexueel wezen, zijn vader is er vandoor en vriendjes of vriendinnetjes zijn er niet bij, om dat de moeder zoiets niet toestaat. Dol van eenzaamheid, die steeds gro ter wordt, naarmate de jaren vorde ren. wordt de sexuele obsessie in dringender en overheersender. Op zich is dit thema erg gering. Het is eigenlijk ook te lang uitgebouwd, er is te weinig opbouw. Steeds zijn er her halingen: de jongen, knaap, jonge volwassene bespiedt heimelijk blote meisjes. Hij weet met zijn toekomst geen raad, in tegenstelling tot zijn buurt- en schoolvriend Paul Boonen, die op den duur een gevierd schrijver wordt. De hoofdpersoon, de eenzame man, heeft maar èén ding in zijn le ven: zijn besef dat hij niet in staat is tot een normale sexuele relatie met een vrouw. Terwijl hij daar zo naar verlangt. Hij schildert erotische, zo niet porno grafische beelden. Hij is een soort rommelman, zolderopruimer, van be roep. En het enige wat je over hem leest is zijn obsessie: hoe hij hyste risch en wanhopig tussen schuttingen of struiken of in de bosjes staat en zich exhibitioneert, meisjes en vrou wen probeert angst aan te jagen in zijn armzalige pogingen contacten te leggen. De droefenis van deze ge beurtenissen is erg beklemmend, je hebt op heel sterke manier regelmatig de neiging het boek in walging dicht te slaan en er nooit meer in te kijken. Voornamelijk is dat omdat je in de eerste helft van het boek geen gele genheid krijgt om begaan te zijn met het lot van deze sexueel ontspoorde man. Maar naarmate het boek vor dert krijgt zijn sexuele obsessie wer kelijk mythische kanten: de beelden die Louis Paul Boon schildert in zijn beschrijvingen, hebben de kracht van de gruwelijke, harde, dierlijke houts neden van Frans Massereel of de in dringende afschuw van het leven, die George Grosz in „Ecce Homo" uit beeldt. Eindelijk krijgt het boek van Louis Paul Boon daar adem, kracht, leven. Je mag het niet vergelijken met die zogenaamd pornografische boekjes, die Louis Paul Boon ook heeft uitge geven. „Mieke Maaikes obscene jeugd" om maar iets te noemen. Daar ging het immers om sexuele handelin gen, die als puur genot werden be schreven, die beschrijvingen stonden buiten het leven. Dergelijke handelin gen lijken aanvankelijk in dit boek ook de hoofdzaak, maar de gruwel van het gebrek aan contact wordt door Boon, in zijn beschrijving van die walgelijke lichamelijkheid, die deze vorm van sexueel beleven nood zaakt, op den duur wel uitgetild bo ven de banaliteit, die pornografie of wat zo heet, kenmerkt. Niettemin is het een bepaald onple zierig boek, in deze zin, dat het je af stoot, je haat opwekt, terwijl Boon langzamerhand toch in staat blijkt, naarmate het verhaal vordert, je me dedogen op te roepen.' Het einde, wanneer de man, die de hoofdpersoon is, dan toch een „nor male" sexuele relatie begint, is van een grote tragiek. De ondergang van zijn persoonlijkheid is daar op een in dringende manier gestalte gegeven. JAN VERSTAPPEN Louis Paul Boon: Eros en de eenza me man. Uitgeverij De Arbeider spers. Prijs 25.50 „Stampa mussen"\ Henk Ron Meijer Een weekeindt Brussel, terwii Nederland het] sinterklaasfe* woedt. Een gik mannen en vrouwen, die z het Hiltonhoté, Brussel onderbrengen! de traditionele sfeer van de oerhollandse I gezelligheid fe| ontvluchten, f lekker gaan stappen in de I straatjes van Brussel, zond willen letten geld. Dat Is I verhaal, dat gi verhaal Is, omKI L er in feite geel gebeurtenis in] wordt beschrt van Henk Rot Meijer, dat mli meest aanspré in zijn bundel „Stampende P.." mussen". Miona ws ei Er staan zes verhalen in, P®' lange en vier Volgens de J*Jb,l aankondiging r [n het om twee '"9 j novellen en fvif'eld' verhalen, maaPho"0 verschil zit hoogstens in <Pd re lengte, niet zo P|e8e! structuur. £chlnanci boek om heel Prn0< en rustig te z/l°Pa9 lezen, vind ik. (aval gebeurt in ai verhalen /mmef*lbal weinig, terwijl P°r 64 toch een Pepafu0ua spanning hangfrJe*t de beschrijving**™ van de da* uiterlijkheden, P1*®"' gebeurtenissen* Co zijn overigens fnae' wisselend van Murl van kwaliteit •®'nai bovendien, deirban' zes verhalen. ]n®'nc „Uptown P s?v downbeat" enPanle wedergeboorte"d® Sint Nicoiaas"rjf° 1 de langste Pden verhalen. Het ,en eerste is een verhaal over t ontmoeting më oude vriendenT kennissen, 4/e] wonen in de negerbuurt val New Haven, r ontmoeting zoi effect, misschi was er ook eigenlijk geen wezenlijk doei de personen v het verhaal. H sterkste verha W van „Stampen mussen" vind „De wedergeboorlt Sint Nico!aas". Eind september, begin oktober van het jaar 1489 stierf in Deventer een zekere Fenne Kocks. Een „late" mid deleeuwer, wiens nalatenschap de moeite van het opschrijven waard werd geacht, waardoor we vandaag de dag weten dat zijn huis aan de Polstraat slechts spaarzaam was in gericht, terwijl woon-, werk- en slaap vertrekken niet van elkaar gescheiden waren. In „den yrsten kamer" bevon den zich o.a. een bed, een soort dres soir-op-poten, een klerenkist en tal van huishoudelijke gebruiksvoorwer pen. terwijl „de koeken" o.a. 23 gro tere en kleinere koperen potten be vatte. Dan was er nog een „achter kamer" met opnieuw een bed, terwijl in de „voirkamer" vier zitbanken met-leuning stonden. Op zeker twee plaatsen in het huis kon vuur worden gemaakt dat óf met behulp van vuurslag en tondeldoos werd aange maakt, óf misschien gehaald werd bij de plaatselijke vuurverkoper. Het interieur van een in redelijke wel stand verkerende middeleeuwer: ze ker niet arm in dat geval zou zijn inboedel nooit beschreven zijn maar zeker ook niet rijk. Een man als Dierick van Ghoir of Clawes Timijnck. Onopvallende mensen, die leefden In een periode, die we wel eens als „duister" omschrijven en waarin kerk en kroeg in de meeste gevallen naast elkaar stonden. Boekverkoper Hoe zo'n middeleeuwse woning er uit zag is tot en met 31 december te zien in het provinciaal Overijssels museum aan de Melkmarkt in Zwolle, dit naar aanleiding van het feit dat de stad 750 jaar geleden stadsrechten ver wierf. Voor een man als B.Dubbe re den om ijverig te gaan snuffelen in de archieven van diverse IJsselsteden (Zwolle, Deventer, Kampen, Zutphen en Arnhem) om te trachten een beeld te schetsen aan de hand van boe delinventarissen hoe die „gemid delde" middeleeuwer thuis leefde. En dan komen namen als Griete Fricken, Coert ter Avest, Geert van Beke en zijn neef Gijsbert van Scherpenzeel en Wolter de Hoge op ons af. Ook dr.A.F.C.Koch, directeur van de Athe neum Bibliotheek in Deventer stuitte drie jaar geleden op Wolter de Hoge. Toen ging het er echter niet zozeer om wat meester Wolter aan huisraad in zijn woning aan de Engestraat had, als wel om diens boekenbezit. Want de man, die zich in 1453-54 aan de universiteit van Keulen had laten in schrijven als Walter Hoeghen kwam rond 1457 naar Deventer, waar Mette Aernts hem beschreef als Willem die Boeckevercoper. Overigens had Wol ter niet veel plezier van zijn verhuizing naar Deventer. In de winter van 1458- 49 stierf hij. Waarschijnlijk als gevolg van de pest („zwarte dood"), die ne gen weken lang in de IJsselstad rond waarde en daar dood en verderf zaai de. Nadat hij was begraven werd ook zijn nalatenschap door een stadhuis klerk opgeschreven en deze is van een dermate groot belang, dat dr.Koch hem destijds karakteriseerde als „de ons oudst bekende inventaris van een boekhandel in de Nederlan den, wellicht zelfs ten noorden van de Alpen". Ruim 50 banden bevatte Wolters winkel, een boekerij gelijk waardig aan die van een klein kloos ter. Vervolgens thans volgens Dub- be een „marskorff", waarin hij „prentten ende formen" bewaarde. Waren die „formen" houten stem pels, waarmee eenvoudige prenten en-of teksten werden gedrukt? Dub- be acht het heel wel mogelijk en ver onderstelt dat met dit materiaal ook de 30 stuks „pappiren Hilgen" (heili gen) en de „acht bueke pappiren hil gen (8x24)" werden vervaardigd, die eveneens tot de winkelinventaris be hoorden. Met die „pappiren hilgen" worden middeleeuwse houtsneden bedoeld van in die tijd populaire heili gen als Barbara, Sebastlaan en Chris- toffel. Vooral die laatste werd veelvul dig afgebeeld. Hij moest de midde leeuwse mens o.a. beschermen tegen een plotselinge dood, waarvoor deze een haast panische angst koesterde omdat hij in dat geval, zonder het laatste sacrament te hebben toege diend gekregen, voorbestemd was om in het vagevuur te branden. Uniek Terug naar de Zwolse tentoonstelling aan de Melkmarkt, waarvoor Dubbe ruim 50 boedelinventarissen naploos aan de hand waarvan hij een exposi tie-catalogus kon samenstellen, die ons in staat stelt na te gaan hoe de „gewone" middeleeuwer thuis woon de. met welke dingen hij zich omring de en wat hij op een gegeven ogen blik naliet aan goederen. In het museum zien we vervolgens de fraaie, soms met gotische elementen versierde kisten, de stoere koperen kandelaars, de prachtige tinnen (stads)kannen en het sierlijke „scap- prolken", een in de zgn. briefpanelen- stijl uitgevoerd wandkastje. Dit alles aan de hand van gefotografeerde middeleeuwse panelen, die voor wat betreft het interieur wat ze laten zien, geheel en al zijn „nagebouwd", o.a. met bruiklenen uit andere musea. Behalve prozaïsche zaken als kisten en ander huisgerei zijn er ook dingen te zien, die meer tot onze verbeelding spreken: een eenvoudige aardewer ken spaarpot en een paar (werkko ten, die gebruikt werden bij een spel, waarbij met dit uit been bestaande en met lood verzwaarde voorwerp een aantal andere tegen de muur geplaat ste koten moesten worden omge gooid. Ook zien we een aantal uit gele klei gebakken aardewerken fluitjes. Het ene in de vorm van een clowns- kop, de ander gekneed in de vorm van een vogel. Vervolgens een priktol, waarmee kinderen speelden in de stoffige straten. „In wezen gaat het om een voor Europa unieke exposi tie", zegt museum-directeur drs. J. W. M. de Jong, terwijl hij het oog laat gaan over de 350 voorwerpen, die in totaal staan uitgestald. Uniek omdat er betrekkelijk weinig aan dacht besteed is althans museaal aan de „gewone man" in de mid deleeuwen, een tijdvak dat een soort „revival" schijnt te beleven, tenmin ste in wetenschappelijk opzicht. De tentoonstelling beslaat het tijdvak 1400 tot 1535 en belicht dus de spe cifieke bloeitijd van het middeleeuwse Zwolle. Een van de (artistieke) hoog tepunten van de collectie bijeen ge brachte voorwerpen is de houten sculpture van een vrouw, die haar kind de borst geeft. De Jong c.s. trof dit waarschijnlijk Noordnederlandse stuk snijwerk uit de tweede helft van de 15e eeuw aan in het Fries museum te Leeuwarden, waar het opgesteld was in een studeerkamer van een 19e eeuwse geleerde. Vermoedelijk heeft de anonieme sculpture ooit deel uit gemaakt van een Maria-retabel; het is in elk geval afkomstig uit een kerk te Breda. Het is het „Leitmotiv" van deze tentoonstelling geworden. Eerbied Om de 350 voorwerpen bijeen te krij gen heeft de museum-directie in Zwolle stad en land afgereisd voor bruiklenen, waarbij ze vooral een wil lig oor vond bij de grootste verzame laar op het gebied van gebruiksvoor werpen: H.J.E.van Beuningen in Langbroek. Hij stond 60 stukken tij delijk af uit zijn collectie, waarin de nadruk ligt op archeologisch mate riaal. Ook het Rijksmuseum in Am sterdam verleende medewerking, e- venals de stad Brugge en vele, vele anderen. Met 20.000 bezoekers is men in Zwolle tevreden, al hoopt men op meer. Waarbij het goed is te we ten dat de kracht van de expositie vooral schuilt in de volledigheid van de samengebrachte interieur- en ge- bruiksstukken. Alles overziend kan men concluderen dat het geen ten toonstelling is geworden van het ex- horbitante, het spectaculaire. Dat zou ook niet in overeenstemming zijn ge weest met de betrekkelijke anonimi teit, waarin de middeleeuwse burger, de koopman, de ambachtsman leefde en van waaruit hij vandaag de dag tot ons komt. Nee, de Zwolse tentoon stellingmakers hebben ingetogen, maar zeer bewust en nauwkeurig bij hen naar binnen gekeken en de resul taten daarvan in vijf thematisch inge richte vertrekken gereproduceerd. Een opzet, die getuigt van eerbied voor het verleden. Die geestesge steldheid komt ook tot uitdrukking in de uitvoerige catalogus, die deze ex positie begeleidt en waarin Dubbe's bronnenonderzoek op uitstekende wijze wordt verwoord. KLAAS GOTNGA groep mensen veertig tot bo de zestig onfvlONTï het sinterklaas >mlsc en komt terecl iderir een heel andeferom' ritueel mis: het tegendeel de oergezelligltheiöt die alom in m het Nederland wot an he maar het is to sliticu een nieuw soo entsli gezelligheid: ei >egdh jaloers en giftI olitici. afkatten, vliegfs de afvangen, grofheden na hoofd gooien, loeren draaien Hoofdpersonei ïnsen twee homofiel^ngst t mannen, een chirurg en eenlet bar kunstenaar, ditpor e paar vormen, schaamteloos gaan in hun onderlinge relfyn pa en hun ontmoetingen anderen. Ze schimpen en scheuten aflevkn 50 lem o loord. arm oorna wie dan ook. 1st portret van de n om twee heren dit in het eerste verhaal van dé tui bundel opt redt indac het best getro\ lachts het meest juisl lilitaire deze zes verhit o. Ni Verder gaat I vooral om de sfeertekening i verdriet. Als t Tsjechow, maa^8" bl daar gebeurt tenminste op bladzij nog />eè||pe wat. Bij Henk Romijn Meijer e Uru< sfeer wel aanvjf het maar de gebeurtenissefan Ur handeling van verhaal, daar 1 het niet van. voor de lezer betekent dat bepaald dat I ontoereikend t nen va lang is. Dlsbaa JAN VERSTAP losse lubs Henk Romijn Meijer: „Stampende mussen" - verhalen. Uitg toudinj Meulenhoff. I ƒ29,50. ■t dal ïigde irger nopva erklikk *it op ternem hur itste vergt finlë he Mander een ai telir Bens is Robert Campin (1406-1444) Middenpaneel van een triptiek, het z.g. Merode Altaar, voorstellend De Verkondiging. Voorbeelden van „een ijzeren hoed", helm. Smeedijzer en opgebaggerd uit de Waal nabij het Gelderse Oosterhout. Een smeedijzeren hakmes uit circa 1500 Moeder met kind, houtsculpture uit de tweede helft van de 15e eeuw; Noordnederlands. Het „Leitmotiv" van de Zwolse tentoonstelling „Thuis in de late middeleeuwen", waarin een blik wordt gegeven in het Nederlandse burgerinterieur in de periode 1400 1535.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 20