„Over" ieuwe uziek was iDodzakelijk -•sïSs? «ïfiSS- 3, *t«ssSS MJtos i.F SS91 -M«U SteMt j i%P"> 1 '«OM I I «4»J UiWrtt,*'*1 «fr om uiteraard uitvoeriger in te gaan op de vernieuwingen van Schönberg en zijn beide be gaafdste leerlingen. De korte rol van Skrjabin komt ter spra ke, de onderdrukte experimen ten van de progressieve Rus sen, de problematiek van de micro-intervallen en daarna natuurlijk de spectaculaire bal- letmuzieken van Strawinski die de late werken van Debussy tijdelijk maar ten onrechte in de schaduw stelden. Rake op merkingen maakt Griffiths over aparte talenten als Ives en Bar- tok. Zeer de moeite van het overwegen waard is zeker wat hij schrijft over oorzaak en ge volg van het op tal van manie ren en om tal van redenen toe gepaste neoclassisisme. Na tuurlijk volgt hij verder de ont wikkeling van hef serialisme in de verschillende landen voor en na de laatste wereldoorlog, uitingen van Fransen en Ame rikaans modernisme, de kame leontische stijlveranderingen van Strawinski, de ontdekking en de invloed van exotische muzieken, de opkomst van de elektronica, de invloed van de maatschappeiijke veranderin gen, de toenemende behoefte aan theatrale elementen in de muziek, en wat al niet. Natuur lijk zal niet iedere lezer het met al zijn typeringen en conclusies eens zijn maar wat hij zegt stemt tot nadenken, juist om dat het er hem om ging in per sonen en individuele prestaties de samenhang met de totaliteit van de hedendaagse muziek te ontdekken. Dat hem dit In het eerste deel van zijn boek beter lukt, dan in het tweede, erkent hij zelf. „Muziek vertoont aan het begin van het laatste kwart van de 20e eeuw een verward beeld, dat zich nauwelijks meer historisch laat bespre ken". zegt hij. Hij besluit: „Op namen hebben alles binnen het bereik van bijna alle men sen uit het Industriële westen gebracht, van Gregoriaans tot Stockhausen, van Pink Floyd tot de Japanse Gagaku. In sommige opzichten is er geen behoefte meer aan nieuwe mu ziek. Toch zal de kunst zich ze ker voortzetten en zeker ken nis nemen van deze veelvou digheid van ervaringen". Speelde ons land niet mee? In het boek van Griffiths speelt Nederland geen rol zoals meer landen die op compositorisch gebied geen figuren en presta ties leverden die internationaal erg spectaculair waren. Relin- de Nefkens, die behoudens wat gemakkelijk corrigeerbare schoonheidsfoutjes voor een goed leesbare vertaling zorg de. had daar geen vrede mee. Zij zorgde zelf voor een globale samenvatting van de 20e eeuwse muziek in ons land. Het is een redelijke opsom ming geworden met een cata logus van de Donemusplaten er achteraan. Dit laatste is wat vreemd omdat Griffiths bij zijn beschouwingen helemaal geen discografie geeft, wèl een op Engeland en Amerika afge stemde bibliografie die voor ons land bewerkt ook aange vuld had moeten worden. Maar goed, te wensen is er al tijd wel wat. Het aardig, soms origineel geïllustreerde boek met een zorgvuldig samenge steld register moet maar in de handen van veel muzieklief hebbers komen, niet om overal instemming te vinden maar ook om discussies los te ma ken. Dan heeft Griffiths zijn doel in elk geval stellig bereikt. JOHN KASANDER Paul Griffiths: Componisten van deze tijd. Overzicht van de moderne muziek. De Haan Monografiën. Haarlem-Bus- sum Paperback, 210 blz. Geïl lustreerd. Alleen al door het ontwerp van het om slag van het boek wordt bij de argeloze lezer van de nieuwe roman, „Over" van Mischa de Vreede de indruk gewekt dat het om een soort vervolg gaat van „Ein delijk Mezelf", dat drie jaar geleden uit kwam. In beide boeken zijn omslag en platen van Edward Hopper, met grote overeenkomsten: een vrouw die staat voor de deur van haar huis. Geen Ne derlands huis, dat is duidelijk. In „Ein delijk Mezelf" is de afgebeelde vrouw, die in de openstaande deur van een bungalow van de zon staat te genieten, gekleed in een over de hele lengte openvallende blauwe duster, want zo heet zo'n kledingstuk om merkwaardige redenen. In het omslagontwerp van „Over" zien we ook een vrouw voor een in het ge heel niet Nederlands lijkend huis. Het zelfde goudgele hoge gras. Maar het huis is kennelijk duurder. Bovendien zit er een man, een tanig en doorleefd type, die een dure rashond naar zich toelokt. De vrouw staat naast hem, breed, flinkbeboezemd, in een grijs- MISCHA DE VREEDE SCHIET TECHNISCH TE KORT een zedenschets blauwe japon, die gelukkig niet open valt. Ze heeft haar armen gevouwen over haar corpulentie. Natuurlijk mag je boeken niet beschrij ven, laat staan beoordelen op het om slag. Maar er ligt hier in deze, kennelijk door de schrijfster gewenste indicatie toch een overeenkomst met de inhoud van het vorige boek. Zelfs wordt ervan gesuggereerd dat het drietal boeken van Mischa de Vreede: „13, een meis jesboek", „Eindelijk mezelf" en „Over" een samenhang zouden vertonen. Zo stel je de zaken natuurlijk wel aardiger voor dan ze in werkelijkheid zijn. „Over" is het verhaal van een vrouw, die moeite doet om de belangstelling van haar man te behouden. Ze weet best dat die oude versierder het met de huwelijkstrouw gemakkelijk neemt. Een wat overgeïnteresseerde vriendin neemt het initiatief tot een liefdesnacht met zijn drieën, die echter niet tot het ge wenste resultaat leidt. Wat zou dat re sultaat moeten zijn? Een intensere ver houding tussen het oudere echtpaar? De heer laat zich aan die turbulente po ging tot nieuwe liefde niets gelegen lig gen, en vertrekt de volgende dag naar zijn geliefde die In de Amsterdamse hoerenbuurt woont. Dat veel jongere vrouwtje ziet het ook niet meer zitten en om een aantal niet duidelijk gemaakte redenen, die er kennelijk op neer ko men, dat ze zich niet afhankelijk wil voelen van haar vriend, die maar komt en gaat wanneer het hem bevalt, maakt ze een einde aan die relatie, door hem met rauwe eieren en ander smerig huis houdelijk spul te behandelen, zodat hij bevuild en ontregeld weer bij zijn wetti ge echtgenote terugkeert, die hem rei nigt en weer aan haar trouwe boezem sluit. Ik weet niet wat ik van zo'n ver haaltje, dat technisch nog vrij stuntelig verteld is ook. moet denken, als ik al zin heb erover te denken. De modieusheid druipt er af. de ongeloofwaardigheid straalt je van vele pagina's tegemoet, behalve in het deel waarin de vriendin van de echtgenote een poging doet tot een sexuele gebeurtenis, die de man weer in de armen, het bed en zijn sa mengaan met zijn echtgenote moqt doen belanden. Dat overtuigt me, zoals ook enkele elementen in het verhaal van de vriendin van de man wel aan spreken. Maar daarmee is het verhaal bij lange na niet voldoende of zelfs juist of waar. Zoals de omslagen van die boeken van Mischa de Vreede het al aankondigen: dit boek staat, met andere boeken van haar, net te ver naast de werkelijkheid. Eigenlijk is wat beschreven wordt van een heel innig Hollands realisme, geheel in de binnenkamerstljl die een kenmerk is van authentieke Nederlandse auteurs, maar Mischa de Vreede wil daar kenne lijk geen genoegen mee nemen en ver laat de realiteit en dat realisme op zo danige wijze, dat de verhaalstructuur, het thema en de uitwerking van haar boek erdoor wordenstukgemaakt. Is dat een technisch tekort? Ik hou het daar op, want ik geloof wel in de zuiver heid van de bedoelingen van dit en haar vorige boeken. JAN VERSTAPPEN Mischa de Vreede: „Over" - een ze denschets. De Bezige Bij. Prijs 17,50. - roeplt kvoll' een Op e >trikt >tie. nde eide roon s oleu terei "j. GRIFFITHS LEGT UIT: >n Ci t uiterst intelligente Pierre Boulez ongecontroleerd wordt, kan hij verbale kreten slaken die je niet de kunt nemen. Hij heeft al eens uitgeroepen dat alle A/r//heaters van de wereld in brand gestoken moesten s geut, behalve misschien het Amsterdamse Carré waarop t getP geleden tijdens een vluchtig bezoek verliefd was ge- neen i. Hadden gewelddadige artistieke hervormers destijds dts t$n naar hem laten hangen, dan zou hij vorig jaar geen te h»te „Lulu" hebben kunnen presenteren. Nu dat dus agon -i kon, moest Boulez zich toch opnieuw boos maken. t zowaar serieuze operaliefhebbers die in twijfel trek- ad: /jjCerha'a voltooiing van Alban Bergs meesterwerk artis- )l zo geslaagd is en zelfs geslaagd kon zijn. „Onzin**, kwafirdt Boulez categorisch. „Overbodig getwist. Irrelevan- in" lerkingen. Er is niets anders gebeurd dan dat een 9. Sp.uteerd meesterwerk eindelijk is hersteld en dat kan in te zu/e niet anders dan juist zijn". robe<meneer Boulez, zo lig- n,b kaarten niet. „Lulu" is '!Lfi 'geamputeerd geweest. 'kleeft, om welke reden bk, zijn werk niet afge- nnjK on<jankS vergaand uit- ven ate dramatische en com- schema's en frag- \.aeHij liet twee andere wanOgjties voorgaan en toen )n.sde dood hem de tijd Maar wie garan- apeisdat als hij alle benodig- 5100 had gehad, het voltooi- 00 'k zo zou zijn geworden 'cn .nabestaanden op grond V0n ffyn nagelaten papieren raejr tQ mogen aannemen 1 'an\\ had moeten worden? a«Tjer9 werkelijk zo'n zelf- hL t3e werker dat hij, al 00 "snerend, de twijfel niet mia |S het absoluut on- *n9 aar dat de componist snog geen kans zag de eerste twee actes ipleteren met een slot et alleen een logische, ^rdbare afronding zou jn het voorgaande maar órgaande niet alleen dra- |h maar vooral ook com- jïsch in een bijzonder :ou plaatsen? Kortom: van Op rfjrg. ais het hem gegeven geweest het werk te 00j. iigen op een wijze die bevredigde, geen poten- zijn^terkere afronding heb- 'en wonden dan Cerha in re- Jeid kon construeren? "f^ar sluit Boulez wat his- tUrl d 31 20 Vaak iS voor9eva|- aanzien van „Lulu" ra- 00 uit. Zou hij dan het ge- 00 Jennen waarom Schubert J^LUnvollendete" na wat fatictPes v00r 600 derde dee' te/s i'ï weten waarom Bergs g.' JSchönberg twee van zijn van rze comP°silies. die Per" ontza9'iik veel voor g ^betekenden, in de loop 1 Ze rle ïaren aïmaakte hij telkens beweerde willen en te moeten Weet Boulez waarom na 1926 zweeg en Dukas vrijwel alles wat componeerde, ver- je? De in Oxford opgelei- Jigelse musicoloog Paul n iis bespreekt deze kwes- ue#rr of minder terloops in A concise history of mo- music". Hij suggereert fair 13 a,,e factoren die een rol .°feld kunnen hebben, ook negelijk rekening gehou- worden met het ge- de betrokkenen dat uitdrukkingsmid- tijdens hun werk zo- het veranderen was r zelf geen vat meer op en voor hun werk geen meer zouden vin- de melancholieke ..Jmninow mij zelf niet In aan «rlaeta Uaanea Kn_ alle een trieste Haagse ho- verteld hoe uitzicht- is te componeren als hebt ervaren dat je als scheef in je eigen zegt in zijn boek over die van 1917 tot aan het oratorium en van 1932 aan de opera und Aron", dat beide werken op hetzelfde blijven steken, name- »ai waar adequate muziek wördt verlangd bij Mozes' ver klaring over hef hoogste doel, het één zijn met God. Schrok Schönberg er voor terug deze muziek te schrijven en is dat de reden dat hij deze werken die hij altijd hoopte te voltooi en, nooit wist te beëindigen? Griffiths laat zich niet uit over de voltooiing van „Lulu". Wel schrijft hij over Bergs halfto- naal serialisme in deze opera en wijst erop dat hij het serieel componeren zoals zijn leer meester Schönberg en zijn vriend en mede-leerling We- bern deden, een trage en moeilijke bezigheid vond. Door op een complexe en onortho doxe wijze een eigen methode te ontwikkelen, ontdekte hij hoe hij persoonlijk verder moest. Hij werkte met aan el kaar verwante reeksen cofnbineerde die met de rijke tonale harmonie die nooit in zijn muziek ontbrak. 1 Deze techniek was al aangekondigd in de „Lyrische Suite" waar hij seriële en niet-seriële delen sa menvoegde door penetrante en onheilspellende tonale ele menten binnen te laten drin gen. „De vraag lijkt gerecht vaardigd: wie zou een onvol tooid werk in deze onacademi sche door een hele eigen ex pressie bepaalde techniek ooit kunnen voltooien zoals Berg het gedaan zou hebben, hoe veel materiaal er dan ook voorhanden was? Schönberg en We.bern die zelf worstelden met gelijke idiomatische pro blemen als Berg maar heel an dere aspiraties hadden, zou den het niet hebben gekund en zagen dat ook goed in, evenals Zemlinsky die het drietal zo na^ stond. Neen, het getwist over de voltooiing van „Lulu" is be paald niet zo overbodig als Boulez meent. Het is alleen al nodig om de uiterste betrekke lijkheid van deze voltooiing on der de aandacht te brengen en te houden, want „de acten over dit onderwerp zullen wel nooit gesloten kunnen wor den". Gangbaar idioom ontoereikend Zo kon een bij uitstek actueel muzikaal probleem besproken worden naar aanleiding van de publikatie van een actueel mu ziekboek. Er verschijnen in het Nederlands niet zo veel goede boeken over muziek en zeker niet over moderne muziek. Het hierboven genoemde en geci teerde boek van Griffiths dat twee jaar geleden in Engeland werd gepubliceerd, is nu in een respectabele vertaling opgeno men in De Haan Monografieën, een uitgave van Unieboék in Bussum. In het Nederlands heet het boek „Componisten van deze tijd" en het kreeg als ondertitel mee „Overzicht van de moderne muziek". Eerlijk gezegd ben ik noch met de originele noch met de Ne derlandse titels erg gelukkig want in hun volstrekte neutrali teit zeggen ze niet wat het ka rakteristieke is van Griffiths' boek. Het gaat hem niet zozeer om de componisten zelf, om het leven en hun werk, als wel om hun bijdrage aan de vernieu- Alban rigou G,ovei wing van het compositorische uitdrukkingsmiddel. Naar mijn mening is het Griffiths' grote verdienste dat hij helder en overtuigend laat uitkomen waar de traditionele compo- neertechnieken op het einde van de vorige eeuw te kort gin gen schieten. Het was bepaald niet zo (wat veel concertgan gers nog altijd denken) dat be paalde componisten uit wispel turigheid naar wat nieuws gin- gen zoeken of dat zij dit deden omdat zij het oude beproefde handwerk niet of niet meer vol doende beheersten. Integen deel, al werkend stelden zij eenvoudig vast dat het gang bare muzikale idioom niet toe reikend was om uit te drukken wat zij te zeggen hadden. De vernieuwers in Duitsland en Oostenrijk moesten veel inner lijke weerstand bij zichzelf, ja heel wat gemoedsbezwaren overwinnen alvorens zij het waagden te breken met de glorieuze tradities van hun va derland. Debussy en de Fran sen die na hem kwamen, ging dat gemakkelijker af omdat zij van huis uit veel minder acade misch waren Ingesteld en de traditie in hun spirituele geest minder zwaar woog. Uitgaande van de om twee punten balancerende fluitmelo die in Debussy's „Prélude L'Après midi d'un faune" be spreekt Griffiths hoe Debussy het pad voor de moderne mu ziek effende door het loslaten van de tonaliteit, de ontwikke ling van een nieuwe vrije rit miek, de erkenning van de klankkleur in zijn uiterste nu ances, het scheppen van een nieuwe vorm voor elk nieuw werk. Daarna behandelt hij hoe Richard Strauss. Mahler en Reger met de erfenis van de romantiek omsprongen en de lijn Liszt-Wagner voortzetten, Pierre Boulez, die Cerha' voltooiing van Bergs opera „Lulu" reus verdedigt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21