LOU LICHTVELD: „Ik ben opgevoed in de Vreze Gods en het ontzag voor de Algemene Rekenkamer" ontmoet jHëhnait „Ik kom zo pas uit de rimboe, vergeet dat vooral niet" Geen sterveling op het strand. De baai ligt al te zonnen. Ik zit hier heel alleen. En wacht op niets en niemand: Als oudste van negen kinderen groeide Lichtveld op in Suriname. „Mijn vader was een kleine ambtenaar, een vroom, katholieke man, sterk onder de indruk van de missionarissen. Mijn moeder, die voor haar huwelijk onderwijzeres was ge weest, deed daar braaf aan mee. Mijn grootmoeder daarentegen had nog veel heidense trekken in zich en die kwamen vaak tot uiting, bijvoorbeeld in de verha len die ze ons vertelde. Ze heeft ons nooit éèn vroom verhaal verteld, het wa ren altijd prachtige dierensprookjes en sagen, die vaak teruggrepen op oude heidense gebruiken. Ze was van Indiaan se afkomst en kon lezen noch schrijven. Ze was een heel primitieve vrouw, die met ons omging alsof we kleine dieren waren. Wanneer je van school kwam, moest je altijd bij haar komen ik spreek over de tijd toen ze bijna blind was en dan werden we besnuffeld. „Jongen", zei ze dan, „je bent daar en daar geweest en daar had je niet heen mogen gaan". Dat wist ze feilloos. Als we bij het water geweest waren, kon ze dat ruiken, ook of we gezond waren of niet. Op een gegeven ogenblik zei ze: „Je krijgt vanavond medicijn van mij, want je wordt ziek". En zo'n voorspelling kwam altijd uit". Onbegrijpelijk ,lk ben opgevoed in de vreze Gods en het ontzag voor de Algemene Rekenka mer. De Algemene Rekenkamer was voor mijn vader zo iets geweldigs, dat ik.later gedacht heb, het is maar goed dat hij niet meegemaakt heeft dat die zoon van hem voorzitter van de Rekenkamer van Suriname is geworden. Dat zou de man niet overleefd hebben. Er zou iets voor hem ineengestort zijn". „Nee, als mijn ouders mij nu zouden zien, zouden ze schrikken. Ze zouden waarschijnlijk denken: „Het is onbegrij pelijk dat die jongen deze dingen gedaan heeft, terwijl we een heel ander idee had den van wat hij zou moeten worden en hoe zijn leven zou moeten zijn". Mijn va der dacht in koloniale termen. Toen ik een hoge regeringsfunctie had gekregen, zou hij gevonden hebben dat ik geslaagd was. Maar als hij had moeten waarne men, hoe ik een aantal van deze functies heb laten schieten of ze „en bagatelle" genomen heb, zou hij verontwaardigd zijn geweest en gezegd hebben: „Zie je wel. hij deugt niet, hij gelooft aan God noch gebod, hij gaat zijn eigen weg, ter wijl ik hem altijd geleerd heb om in het gareel te lopen. Hij behoorde te doen wat ik zelf geleerd heb dat belangrijk is". „Mijn ouders keken helaas nooit terug, wat ik wel doe. Ze hadden weinig histo- risch besef, keken alleen naar de toe komst, terwijl ik óók naar achtergronden kijk. Een beetje loens misschien. Ik heb ook wel eens tegen mensen gezegd die kritiek op mij hadden: „Je moet niet ver geten, mijn grootouders, zeker mijn bei de grootmoeders waren analfabeten, ze kwamen uit de wildernis. En mijn over grootouders waren wilden, die liepen moedernaakt «rond in de savanna. En kijk, nu speel ik toch een zekere minima le rol in de West-Europese beschaving. Vergeet dat niet, ik kom zo pas uit de rimboe". Hoge pieten Lou Lichtveld, het kind uit de rimboe van Suriname, zou later zweren: „Hier kom ik nooit meer terug. Het kolonialisme, het ontdekken door wat voor inferieure men sen Suriname geregeerd werd, wie daar de baas spëelden, wie daar de hoge pie ten waren en de wijze waarop de inheem sen van welk ras dan ook, achteruit gezet werden, veroorzaakten die woede". „Ook het volmaakte onbegrip dat er in Nederland heerste over wat daar over zee aan de gang was. Men wist iets van de Oost, ook niet al te veel, maar van de West absoluut niks". Vanuit die verontwaardiging schreef hij toen zijn berucht geworden epiloog van twee pagina's in zijn boek „Zuid Zuid West": „Het bedroeft me niet om veel verloren levensgeluk van mensen, die gij niet kent, maar om het rechtvaardig ge zicht dat ge hierbij trekt, oh voortreffelij ke Hollanders. Inderdaad, gij zijt een achtenswaardig volk, met veel schone leuzen. En de werkelijkheid? Een vader land dat ik verschrompelen zie tot een dorre woestijn. En ik durf het U te zeg gen, zondagsbrave kooplieden: dit Is uw schuld. Want naamt ge bezit van dit land ik wil niet spreken over recht of on recht, God weet dit alleen waarom heeft het uw liefde niet meer, nu gij niet langer spreken kunt over het dividend? Ge kent dit land alleen nog maar als een nadelige post op uw jaarlijkse begroting en herinnert u wrevelig de vette dagen van Mauritius en Sommelsdijk. Gij bere kent skluw hoeveel jaren vrijdom van be lasting de verkoop van dit land u geven kan: Suriname, uw voormalig suikerland, nietwaar? Zo verkoopt ge een slaaf, zo verkoopt ge een kreupel kind. En in uw hoog gestoepte woning aan de groene stadsgracht, of in uw deftige landhuizen aan de Vecht of plas, weet ge niet, hoe eenzaam de verbannen kinderen van dit land zwerven over de aarde. Weet uw dochter aan het romantisch klavier niet, dat mijn Hawaii verschrompelt onder de hete zon? De armste marionet in haar statiejurk zegt zinloze woorden over één volk, één vorst. Onderwijl zitten gehuurde ministers het batig saldo van de Oost te berekenen en te schuimbekken over de schadepost van de West. Zonder uw lief de, zonder de liefde, die uw plicht is - want alle koloniaal bezit is vrijwillig op zich nemen van een plicht r zal er nim mer redding mogelijk zijn. Sinds eeuwen zijt gij dieven. Men zegt: „geoorloofd". Maar weest dan tenminste liefdevolle dieven en geen schurken. Indien ge slechts wist hoe schoon dit land is, hoe innig het leven daar. Maar ach, ik kan u niet meer zeggen, niet meer. En niet schimpen. Mijn arm, arm, arm land". Deze geharnaste taal kostte tientallen ja ren geleden Lichtveld al een beloofd lec toraat aan de universiteit van Leiden kostte. „Een man. die zoiets schrijft", deelde het ministerie van Kolonieën mee, „die veto-en wij. Daar betalen we geen cent voor". Diezelfde geharnaste taal schoot acht jaar geleden een uitgever prompt weer in het verkeerde keelgat. Hij wilde een nieuwe druk verzorgen van „Zuid Zuid West", maar stelde Lichtveld voor om de laatste twee pagina's weg te laten. „Oh nee, in geen geval", ant woordde Lichtveld, „Want intussen Is het met het kolonialisme alleen maar erger geworden". Tegen Tony van Verre verduidelijkte hij nog: „Het Statuut en wat erna is geko men, de uitverkoop van Suriname door de regering-Den Uyl op grond van het toekennen van onafhankelijkheid, dat is een echte uitverkoop geweest, een de- deur-uitschoppen van Surinamers. Het land overleveren aan een handvol schur ken. Het bewijst, dat die liefdeloosheid, die ik als jongeman van 22 herkende, ook vandaag nog bestaat, nu ik het moet constateren als grijsaard van 76". Degenspel De grijsaard Lou Lichtveld, nog altijd een koppige dwarsligger die in het degenspel van het vlijmscherpe woord nog steeds een gedoodverfde winnaar is, probeert zich nu met tegenzin vertrouwd te maken met zijn naderend einde. „Als je de leef tijd hebt bereikt van de zeer sterken", stelt hij gelaten vast, „denk je veel aan de dood. Niet op een benauwende ma nier, maar op een heel reële wijze, vooral omdat je veel van je tijdgenoten verliest en zelfs veel jongeren om je heen ziet sterven. Dat heeft me er ook toe ge- De omslag van het boek „Tony van Verre ontmoet Albert Hel man" bracht een gedicht te schrijven, dat heet „Van oude mensen". Ze glijden allemaal voorbij. Net uniforme goudse pijpen In de schiettent, waar een kinkel zonder kin ze stuk knalt, een voor een. De botte boeresmoelen kijken gapend van verbazing toe: kop, steel of tuit, kapot alleen Is prijst Het was mij liever toen ze zij aan zij aan de verweerde kamerwand nog hingen in het rek als sieraad. Hij voegt er onmiddelljk aan toe: „Oudt ende der dagen zat", zoals het. in de Bij bel heet. ben ik echter nog niet. Van na ture een binnenvetter, ben ik doorgaans stil, noem het maar „stilletjes blij". Voor mij is de dood vrede, een logisch goed einde, dat des te beter is, wanneer het daaraan voorafgaande leven goed is ge weest". Wat dat betreft kan Lou Lichtveld gerust zijn.. Zijn leven, waarover hij met laaien de hartstocht vertelt in het kostelijke, kostbare boek „Tony van Verre ontmoet Albert Helman" is meer dan de moeite waard geweest. De schrijver Helman mag zijn handen dichtknijpen dat hij in het sterke lichaam van een dwarsliggende in diaan uit Suriname onderdak heeft ge kregen. LEO THURING Vaticaan verstrikt in koningskwestie ROME Bij alle zorgen om, pak weg, lastige Nederlandse bisschoppen, uittredende priesters, bevriidingstheologanten, vergrijzende clerici, Poolse onrust, gebrek aan roeph en een er maar op los levend kerkvoltt heeft paus Johannes Paulus II er een r alledaags probleem bij gekregen. Op e luizige maniet Is het Vaticaan verstrikt geraakt in een heuse koningskwestie. gaat om de vraag, wie rechthebbende m de troon van het koninkrijk der beide Siclliën. Weliswaar zijn zowel de troon I het koninkrijk bijgezet in het mausolea van de geschiedenis, maar er vegeteren I edellieden die hopen dat de doden een I zullen opstaan. Dat zijn prins Ferdinand Bourbon, hertog van Castro en Don Ci van Bourbon, die zich tevens hertog vé Calabrië noemt. Twee schimmige figur^ waarvan de eerste de Italiaanse tak vai. Bourbons vertegenwoordigt en de twee* de Spaanse tak. Voor een goed begrip Is het nodig een te nemen in de gecompliceerde i geschiedenis van het eiland dat vier-vijpe van het Jaar ligt te zonnebaden in de Ik blauwe wateren tussen Europa en Afrik* Een eiland ook, dat nooit zichzelf is gevè, I maar altijd vreemde heersers heeft gelfl 1 die maar één ding met elkaar gemeen I hadden: ze kwamen er nooit om iets t&n brengen maar om zoveel mogelijk te hè te In 1442 voegde Alfonso V van Aragon I Zuid-ltalië en Sicilië samen tot één z< koninkrijk, met Napels als hoofdstad: hCc koninkrijk der beide Siciliën. Bij de »l verdeling van het Habsburgse rijk kwatfd Sicilië aan Spanje, dat zijn „rechten" iei meende te ontlenen aan de historie. Spiut< probeerde het eiland even hard uit te zul als het dat met de Lage Landen probeim te doen. Prompt kwamen beide delen k het rijk, ofschoon onafhankelijk van elkiQG in opstand. Bij de Vrede van Utrecht in^ei 1713 viel Spanje toe aan de Franse Jk Bourbons. Napels werd aan Oostenrijk 0| geschonken, Sicilië werd weggegeven ate het huis van Savoye, dat dit later In rullig voor Sardinië. Op hun beurt gaven de weinig geliefde Oostenrijkers het eilands'jt 1735 weg aan de Spaanse Bourbons. dl De Spaanse prins Carlos werd koning v,^ Sicilië en drie jaar later ook van Napelstia Daarmee was het koninkrijk der beide h. Siciliën hersteld. Natuurlijk hadden de ,k c pausen grote invloed op hetgeen zich na afspeelde aan de zuidelijke grens van hin eigen Kerkelijke Staat. Alles gebeurde if époque waarin pausen en koningen Ian en kronen verdeelden alsof het ging om .eri postzegelruil. Voor wat Sicilië betreft haQ dat het ontstaan van de maffia in de h^ne gewerkt. Oorspronkelijk was de maffia h verzetsorganisatie, die de eeuwenlang aar' onder vreemde koninklijke duimen snc gehouden Sicilianen de rechten ver$cha.Qe die hen door hun vreemde overheerser^ werden onthouden. Toen de Sicilianen in 1860 voor de ard zoveelste maal in opstand kwamen tegeF Spaanse Bourbons, kregen ze na de lanL.. in Marsala de steun van Garibaldi en ztL duizend roodhemden. In een mum van LjS( was het gedaan met de Bourbons. Op L-, wat vreemde manier kwam Sicilië bij d£° nieuwe Italiaanse eenheidsstaat als ongewenst kind dat nu nog door veel Italianen als zodanig wordt beschouwd. '9 beschouwen als de „rechtmatige" eigenaars van Sicilië, al zijn de BourborT'^ inmiddels verdeeld over een Spaanse el a. een Italiaanse tak. Ze hopen nog altijd öl. terug te zullen keren in een herboren jt koninkrijk. Daarin ligt de kern van het conflict, dat thans via boze brieven aan Un kardinaal-staatssecretaris Casaroli wordf, uitgevochten over de rug van het Vatic A Onverwacht is de sluimerende kwestie L komen bovendrijven. Tot de veie titels, «L, waarmee de koningen van de beide SicL_e zich mochten tooien, behoorde die van jj. Grootmeester van de Constantijnse Ordl van Sint Gregorlus. Hoewel ze weinig ml,, voorstelt, bestaat de orde nog altijd. Ze (T een duizendtal leden, behorende tot de hoge aristocratie van Europa. Voor alle duidelijkheid: de Constantijnse Orde van. Sint Gregorius heeft niets te maken mev Ridderorde van Sint Gregorius, die somslg door de paus wordt verleend aan je9 verdienstelijke mannen, want vrouwen worden anno 1980 door het Vaticaan n<f| altijd niet méér waard geacht dan een eenvoudig Pro Ecclesia et Pontlfice. HeVZ maar dat u het weet. [V® In mei van dit jaar richtte prins Ferdinati ajj van Bourbon, die van de Italiaanse tak öLd een verzoek aan de paus om een geeste adviseur te benoemen voor de Constantijnse Orde van Sint Gregorius. Kardinaal-staatssecretaris Casaroli schré~j.< een brief terug waarin mededeling werd gedaan van de benoeming van monseignr? Giovanni Muller, bisschoppelijk vicaris vijj de kapel van de Heilige Januarius in Napiz Daarmee was het gedonder in de glazen!? plaats van zich onmiddellijk tot de nieuwr: géestelijk adviseur te wenden tot het P® spreken van een uitputtende biecht, hieFr^ Ferdinand van Bourbon in zijn ballingsoJ? f een juichkreet aan. Uit de benoeming b/a®. immers, dat het Vaticaan hém als [P gerechtigd beschouwt om een geestelijk'** adviseur aan te vragen. Dus, zo meent "vt Ferdinand, wordt hij ook door het Vaticar beschouwd als rechthebbende op de niefz meer bestaande Siciliaanse troon. Bij de Spaanse Bourbons viel de r benoeming in slechte, laten we zeggen ongewijde aarde. Hautain als een SpanjaaC? maar kan zijn schreef Don Carlos van Bourbon een brief op poten aan het Lj." Vaticaan. Verder liet hij de leden van de?£ Constantijnse Orde van Sint Gregorius weten dat hij op geen enkele wijze betrokken was geweest in het overleg of de benoeming van een geestelijk advist Alsof de Bourbons, van welke tak dan c ooit met iemand of over iets overleg hebA gepleegd, bijvoorbeeld met de eeuwenlal door hen geringeloorde Sicilianen. L Het souvereine Spaanse protest bevatte I een stekeligheid aan het adres van pausl Wojtyla persoonlijk. Don Carlos schreef q hij nooit had kunnen vermoeden dat et paus. afkomstig uit Oost-Europa, zich 2 aanmatigen koninklijke rechten te verlet op het grondgebied van Zuid-ltalië. Die z Om het npg ingewikkelder te maken, vrc ook_ de Spanjaard om de benoeming vat een geestelijk adviseur voor de Constantijnse Orde van Sint Gregorius. Het Vaticaan zal veel diplomatiek talent I huis moeten hebben om zich uit de netelt kwestie te redden, wanneer het althans vindt dat het de moeite waard is om een uitgeholde Constantijnse Orde van Sint I Gregorius in stand te houden. Veel bemin gelovigen die er wakker van liggen zijn t niet, maar voor de vertegenwoordigers C beide Bourbontakken levert de kwestie 6 aardige tijdpassering op In hun lege bestaan. PIET TUMMEfa Tony van Verre en Lou Lichtveld (rechts). De obligate foto uit het familie-al bum: Lou Lichtveld als communi cantje. Een 'man van 76 volgt het spoor terug door de bedding van zijn leven. Een vragend, vol gezicht, milde ogen, die nauwgezet registreren: Lodewijk Alp- honse Maria Lichtveld, musicus, com ponist, journalist, criticus en gretige le vensgenieter. Die onder zijn pseudo niem Albert Helman dertig boeken schreef, o.a. De glorende dag, dat hij nu ontmaskert als een jeugdzonde; Zuid Zuid West, dat tot op de dag van van daag herdrukt wordt; Mijn aap schreit; Hart zonder land; Serenitas en Orkaan bij nacht. In een interview heeft hij eens gezegd: „De lezer kan wat mij betreft de boom in", welke krasse uitspraak hij later tij- dens, een' radio-interview met Tony van Verre balsemde met de woorden: „Wan neer ik schrijf, denk ik niet aan het le zerspubliek. Ik vind namelijk, dat je niet moet afdalen tot je lezer. Ik schrijf niet voor een derde, ik publiceer voor een derde. De lezer heeft recht op waar-voor zijn-geld. En dat geld is niet zozeer wat hij betaalt bij de boekhandelaar, maar iets veel kostbaarders, het kostbaarste wat we bezitten: tijd. Tijd is ongelooflijk kostbaar. Naarmate je ouder wordt besef je pas hoe kostbaar. Als dé lezer zijn tijd aan mij geeft, heb ik verplichtingen te genover hem". Magistrale monoloog Lou Lichtveld keek met de geduldige ras interviewer Tony van Verre terug in de tijd waarmee hij een leven lang gewoe kerd en geploeterd heeft. En uit die lange dialoog van uren en dagen, waarvan Van Verre één magistrale monoloog maakte door zijn vragen van de geluidband te wissen, rijst een begenadigde zwerver op, een hartstochtelijke minnaar van mensen, die vol liefde zijn nek uitstak voor eenieder die klem zat tussen de ra deren van onze samenleving. Voortdu rend tegen de stroom oproeiend als onderwijzer, oorlogscorrespondent tij dens de Spaanse burgeroorlog, minister van onderwijs en volksgezondheid in Su riname, voorzitter van de Algemene Re kenkamer van Suriname en gedelegeer de bij de Verenigde Naties bereikte hij tenslotte het Caraïbische eiland Tobago, dat voor hem de afspiegeling is van zijn eigen ziel: warm, bloeiend en ietwat pri mitief, verloren in de oceaan des levens, maar niet ongenaakbaar. „Het steeds wisselende landschap van Tobago, voor al gezien vanaf het terras van mijn wo ning, is voor mij alweer zeventien jaar' een voortdurende bron van inspiratie. Het dwingt mij tot intensief meeleven met de natuur. Vooral omdat ik in tegen spraak met degenen die vinden dat in de tropeh de seizoenen elkander al te uni form opvolgen van maand tot maand daar een serie veranderingen zie optre den met minstens even grote verschillen als lénte, zomer, herfst en winter in Ne derland". De voortdurend aandachtige waarnemin gen vanuit zijn tropische uitkijkpost op het eiland van zijn oude dag vormen ook de inspiratiebron voor zijn latere gedich ten, zoals: Het ruisen van de zee. Zacht ritselen de bomen. Een vogel vliegt voorbij. Daar tjirpt alweer een krekel. De hemel rekt zich uit. Wat wolkjes reizen verder. De einder is een streep. Satijn lijkt wel het water.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 20