GOUDEN
SIMONE
SCHELL:
KINDERBOEKENWEEK
De afstand
tussen
volwassen zijn en
kind zijn
is ontzettend
klein
LEIDSE COURANT
DINSDAG 30 SEPTEMBER 1980 PAGINA 9
Opening
Morgen is in Middelburg de opening
van de 27ste kinderboekenweek, die tot
en met 11 oktober duurt De Zeeuwse
hoofdstad staat de hele dag in het te
ken van het kinderboek. Burgemeester
Wolters zal de week „officieel openen",
wethouder Schoenmakers reikt de Gou
den en Zilveren Griffels en het Gouden
Penseel uit, het Gedeputeerde Statenlid
Boersma opent de Kinderboekenmarkt
in de kloostergangen en in de Vleeshal
is een expositie met werk van verschil
lende illustratoren.
Toverspiegels
Als thema voor de 27e kinderboeken
week is gekozen: „Alle spiegels tover
spiegels". Voor kinderen gaan verbeel
ding en werkelijkheid vaak bijna on
merkbaar in elkaar over. Een woord,
een gebaar, een plaat aan de wand, een
gedachtenflits is voor hen voldoende
om een toverwereld binnen te stappen.
Vandaar
Speciale uitgave
„Spook tussen spoken" van Willem
Wilmink is tijdens de kinderboeken
week voor het zachte prijsje van drie
gulden te koop bij aanschaf van een
kinder- of jeugdboek. De kinderen
Klaas en Martlne beleven daarin
spookachtige avonturen als ze in een
toverspiegel kijken en bun spiegelbeeld
kwijtraken.
Kleintje boek
Tegelijk met de kinderboekenweek ve^
schijnt ook „Kleintje Boek 2". Een
voorlichtingsboekje voor ouders en op
voeders met als voornaamste doelstel
ling: met jonge kinderen (4 tot 8 jaar)
plezier beleven aan het omgaan met
boeken. „Kleintje Boek" kost een rijk»
Bekroond
De Gouden Griffel gaat dit jaar naar Simone
Schell voor haar boek Zeezicht. Zilveren Griffels
gaan naar Shirley Hughes (Knuffel), Doris H.
Lund (Je zou Herberts huis eens moeten zien),
Theo Dubbelaar (Sjanetje), Joke van Leeuwen
(Een huis met zeven kamers), Elfie Donnelly (De
rommelkist van grootvader), a Beekman (Stad
in de storm), Jean Coué (..En de zon werd koud),
Jörg Müller/Jörg Steincr (De beer, die een beer
wou blijven) en Una Jacobs (De geschiedenis van
het muizenvolk). Het Gouden Penseel gaat naar
Joke van Leeuwen voor de illustraties in Een
huis met zeven kamers.
Met vlag en wimpel
Om de aandacht niet uitsluitend te
richten op de tien bekroonde boeken
publiceert de CPNB dit jaar voor het
eerst een zogenaamde vlag-en-wimpel-
lijst De op deze lijst voorkomende ti
tels, in totaal 25, hebben alle tot het
laatste moment een belangrijke rol ge
speeld bij de jurering. Zij steken vol
gens de jury met vlag en wimpel uit bo
ven het brede aanbod van Under- en
jeugdboeken dit jaar. De lijst is gratis
verkrijgbaar bij de boekhandel en ligt
ter inzage in bibliotheken.
Veel herdrukken
Van de kinder- en jeugdboeken, die vo
rig jaar in ons land verschenen, waren
er 596 herdrukken, 826 oorspronkelijk
Nederlands, drie in het Fries en 846 ver
taald. Wat die laatste categorie betreft
werden er 469 vertaald vanuit het En
gels, 164 vanuit het Frans en 132 vanuit
het Duits. Veel lager scoorden Italiaans
(21), Zweeds (15), Tsjechisch (8). Deens
(11), Japans (6) en Spaans (4). Voorts
werden er nog enkele kinderboeken
vertaald uit o.m. het Hongaars en het
Grieks.
De CPNB en het NBLC (Nederlandse
Bibliotheek en Lectuur Centrum) heb
ben samen de Boek- en Jeugdgids 80/81
uitgegeven. Goede kinderboeken staan
er in, met een korte beschrijving van
inhoud en gebruiksmogelijkheid. Er is
een indeling naar leeftijdsgroepen, van
baby tot boven 13 jaar. En een indeling
naar interessegebied.
Markt
Bzztóh organiseert vrijdag 4 en zater
dag 5 oktober een kinderboekenmarki
met 40 stands in de hal van het Cen
traal Station in Den Haag. De markt ia
geopend van 11.00 tot 17.00 uur. Om het
uur voert theater Plok kleine toneel
stukjes op, waarin het kinderboek een
rol speelt Zaterdag is er van 14.00 tot
17.00 uur een zogenaamde voorleesmid-
dag.
•imone Schell,
e opnieuw
winnares van
e een gouden
3 griffel.
van haar schrijverschap dan wel zijn,
komt er dit uit: „De leeftijdsfase van nul
tot vijftien vind ik ongelooflijk boeiend.
Dat is de enige reden waarom ik schrijf.
Vaak zie ik bij schrijvers voor volwasse
nen fragmenten waarvan ik denk: go,
daar zit een kinderboek in. Waarom gaat
iedereen er toch van uit dat kinderen niet
geïnteresseerd zijn in hun eigen leeftijds
fase? En die indruk zou je haast krijgen
als je ziet hoeveel fantasie-figuren en on
werkelijke toestanden er in kinderboeken
worden gestopt, dolle avonturen, valse
veiligheid".
Voor u geen kabouters of betoverde prin
sessen?
„Nee, daar heb ik geen zin in. Ik vind ka
bouters enig, hoor, maar ik schrijf liever
over iets anders..., over hoe het voelde en
hoe het eruit zag, over hoe anderen waren
en hoe ik was. En dat kan gemakkelijk.
De afstand tussen volwassen zijn en kind
zijn is ontzettend klein. Mij kost het ten
minste geen moeite om me weer een meis
je van twaalf te voelen. Ik kan het een
voudig terughalen".
Wat las u dan zelf toen u klein was?
„Dat is nou juist de kern. Aan de boeken
die ik las hield ik sterk de indruk over: er
moet toch meer zijn? Al dat gedoe over
kleine, lieve, wollige beertjes. Dan ging je
met je vader naar de dierentuin en daar
zag je hoe beren echt waren: grote, ver
vaarlijke beesten. Ik kan me een verhaal
herinneren over de muis Cecilia. Ik was
er verschrikkelijk dol op. Maar toen kre
gen we een echte muis in huis. Moeder en
ook ik waren er doodsbenauwd voor. Ge
woon een eng beestje. Er moesten klem
men en giftige korrels aan te pas komen.
We stuurden de poes op hem af. De wer
kelijkheid bleek zo verschrikkelijk anders
dan in die boeken stond".
U voelde zich belazerd?
„Precies. Is that all there is?, het schitte
rende lied van Peggy Lee; is dat nou al
les? Zo'n gevoel. En ik kon er niets mee.
Want als ik in de dierentuin tegen mijn
vader had gezegd: „Hoor 's, ik word thuis
belazerd met die wollige beertjes", zou hij
gekomen zijn mët iets in de trant van:
„Deze beer is toch echt heel lief, hoor".
Hij zou het geïnfantiliseerd hebben, om
een duur woord te gebruiken. Dat doen
volwassenen altijd. We zijn erop uit onze
kinderen te troosten wanneer ze hun neus
aan de werkelijkheid gestoten hebben, net
zoals we dat proberen wanneer ze met de
hand tussen ae deur gezeten hebben".
Laat ze dus hun neus maar stoten?
„In elk geval kun je met schrijven de
werkelijkheid voor ze dichterbij halen. Je
kunt hun angsten of teleurstellingen her
kenbaar maken. Ik was een bang meisje.
Ik hield van veiligheid en ervoer de reali
teit als een aanslag daarop. Mensen gingen
bij je weg, stierven, lieten je in de steek.
En ieder kind heeft dat, hoor, vergis je
niet. Het is een oerangst omdat de mens
nu eenmaal een kuddedier is. Alleen zijn,
dat kan een mens eenvoudig niet, dat zit
niet in hem. Het is een gegeven waarvan
je uit moet gaan en er vloeit ontzettend
veel uit voort, zeker in de kinderfase,
want dan is je afhankelijkheid veel groter
en dus je angst om alleen te zijn veel ster
ker".
Simone Schell is geboortig uit Leiden. De
zomervakanties bracht het gezin vaak
door in het nabijgelegen Noordwijk. Daar
speelt haar nu bekroonde boek „Zeezicht"
dan ook, hoewel de plaatsnaam niet wordt
genoemd en de beschrijvingen nauwelijks
lijken op wat de projectontwikkelaars er
sindsdien van hebben gemaakt. „Ik ben er
niet eens meer wezen kijken. Ik had vol
doende materiaal in mijn herinnering".
Met „Zeezicht" heeft Simone Schell haar
gouden griffel eigenlijk voor het eerst uit
geprobeerd op iets auto-biografisch, al is
het verhaal verzonnen. „Ja, in zoverre...,
de hoofdpersoon, de ik-figuur, het bange,
in haar veiligheid ondermijnde meisje
Lousa, dan ben ik. Ze is me zeer eigen".
En wie mag haar tegenpool wel zijn? De
bedreigende, bijna satanische Etta wier
naam alleen al associaties oproept met het
begrip „etter"? De inhalige aanstaande
Kenau met haar kleine koude groene
ogen die „als uit het niets voor mijsprong
toen ik naar het strand ging?". Etta, zo
blijkt, heeft niet bestaan, maar is een
vlees geworden samentreksel van wat Si
mone Schell, pardon: Lousa, die zomer in
1955 aan beangstigends ervoer zonder te
weten wat haar beangstigde. In de wissel
werking tussen Lousa en Etta krijgen die
angsten tastbaar gestalte.
Past de eerste ongesteldheid die Lousa
overvalt, in het kader van de sluipende,
bijna spookachtige verwikkelingen rond
huize Zeezicht en zijn bewoners, of hebt u
het boek gebruikt om een stukje voorlich
ting weg te geven?.
„Absoluut niet, dat laatste. Geen sprake
van dat ik met de scène van die eerste on
gesteldheid een lesje hebt willen geven,
want dat kun je met een voorlichtings-
boek ook. Ik wilde gewoon vertellen hoe
het ging. Nou ja, misschien dat deze ma
nier zinniger is dan een voorlichtings-
boek. Dat moeten de mensen dan zelf
maar uitmaken. Ik heb het in elk geval
niet zo bedoeld. Ik geef in mijn boeken
geen lesjes. Ik werp me niet op als peda
goge of pseudo-pedagoge. Ik ben voor me
zelf met mezelf bezig. Ik deel mee wat ik
meegemaakt heb en als anderen daar hun
voordeel mee kunnen doen, dan is dat
meegenomen. Wat wel speelde toen ik die
eerste ongesteldheid beschreef, was dat
het er juist voor mijn dochter van elf aan
zat te komen. Ik wilde dat in mijzelf dich
terbij halen".
Maar u schrijft voor de categorie kinderen
tussen 9 en 12 jaar. Kan een kind van 9
zo'n scène bevatten?
„Och, ik vind het best goed dat kinderen
boeken lezen die wat boven hun leeftijd
liggen. Wat ze niet aankunnen schuiven
ze wel opzij. En als ze er rijp voor zijn,
grijpen ze er vanzelf naar terug, mits ze
goede herinneringen aan een boek heb
ben".
Lousa hoopte die zomer vol vaag onheil
dat het een vakantie zou worden als alle
vorige. Maar in het besloten wereldje van
het redelijk overgevoelige kind („een goe
de kenschets van mezelf, ja") barstte Etta
binnen. Ze palmde de moeder van Lousa
in, nam haar vriendjes af en legde zelfs
beslag op haar lievelingsplekje: de zolder
van Zeezicht. Dus beleefde Lousa de aan
wezigheid van haar vakantiegenootje als
een bedreigend gevaar. „En nu komt er
iets heel geks", zegt Simone Schell, plotse-
ling heftig. „Mensen die het boek gelezen
hebben, denken dat Etta een achterbuurt-
kind is dat naar een vakantiekolonie was
gestuurd. Het heeft me geschokt, echt.
Alsof iedereen die brutaal en inhalig is,
per definitie uit een achterbuurt moet ko
men. Uit het boek valt het absoluut niet te
halen. De mensen maken het er zelf van.
Ik zal u iets laten lezen".
Ze gaat van haar glooiende tuin achter
haar Bloemendaalse huis waar we in de
nazomerzon zitten te praten, naar binnen
en komt terug met een brochure. „Griffel
80" luidt de titel. Samengesteld door de
Werkgroep Kinder- en Jeugdlectuur. Het
staat er echt. „Etta is de karikatuur van
een brutaal achterbuurtkind dat zich be
dient van harde methodes om aan vrien
den en warmte te komen..." Simone
Schell met oprechte verontwaardiging:
„Dat komt uit hun eigen brein en niet uit
het mijne. Brutaal betekent achterbuurt;
een associatie van hen en niet van mij. Je
zult mij nooit horen zeggen hoe ik over
achterbuurten denk. En gelooft u nou
echt dat een kind van twaalf geïnteres
seerd is in zo'n achtergrond? Bij mij was
dat in elk geval niet zo. Ik ben mijn ou
ders dankbaar dat ze me zonder dit soort
dingen hebben opgevoed en hetzelfde pro
beer ik met mijn eigen kinderen en in
mijn boeken te doen'
„Zeezicht" is ook aangeboden aan een
Duitse uitgeverij. Die heeft het boek ge
weigerd?
„Ja, omdat er negatieve dingen over Duit
sers in staan en omdat zoiets tegenwoordig
toch niet meer zou moeten kunnen Dat
vind ik erg griezelig. In het boek laat ik
de familie Sonnenberg uit Darmstadt op
draven. De eerste na-oorlogse Duitse bad
gasten in Noordwijk. Die riepen indertijd
onaangename gevoelens bij me op. Haal je
de koekoek. Mijn eerste tien levensjaren
had ik niets anders gehoord dan verhalen
over de oorlog, over Duitsers. Nogal een
wonder dat ze geen positieve gevoelens bij
me opriepen, maar angst. En de stompen
van afgeschoten armen en benen die ze
vaak hadden. Nou: waar gaat het boek
over? Over een meisje van twaalf en haar
gevoelens van toen. Ze vindt Duitsers
griezelig. Kan ze Duitsers wel vertrou
wen? Per slot van rekening is haar ouder
lijk huis, „Zeezicht", in de oorlog door de
Duitsers gevorderd geweest Hun kogelga
ten zitten nog in de muren, hun uitge
droogde drollen liggen nog op zolder. Als
iemand daaruit anti-Duitse gevoelens wil
lezen, dan gaat hij zijn gang maar. Ik zeg
alleen: het is zijn eigen projectie, waaraan
hij mij wil ophangen. Mag ik daarvoor be
danken?".
Over het zoontje van de familie Sonnen
berg merkt een kritiek op: „De schrijfster
wil in de persoon van het kind Ulli laten
zien dat de nieuwe generatie weinig weet
van en geen schuld heeft aan het oorlogs
verleden van zijn ouders. Hierin slaagt zij
niet".
Het gaat Simone Schell steeds hoger zit
ten. „Alweer zoiets vervelends. Zo stom.
Het ligt in de sfeer van: Jantje is geboren
zonder handjes, dus kan hij' niet uit de
jampot hebben gesnoept De gedachte is
nooit bij me opgekomen dat jonge kinde
ren geen schuld hebben aan het oorlogs
verleden en dat ik die stelling dus moet
gaan bewijzen. Welnee. Zoiets heeft toch
geen betoog nodig? Wat ik bedoeld heb
mocht ik iets bedoelen, want ik ben niet
zo'n belerend type is het volgende. In
heel het boek zie je dat de mensen bezig
zijn met iets te verdringen. Iedereen ver
dringt iets en de ouders van Ulli doen dat
ook. Ulli wil weten: wat? Want zolang hij
dat niet weet, kan het van alles betekenen
en het ongewisse is altijd erger dan de
werkelijkheid. Wat zit erachter? Ik weet
het liever dan dat ik moet blijven raden.
Mijn opvatting is dat ieder kind recht op
antwoord heeft op elke vraag. Het zou een
onderschatting zijn te denken dat een
kind een antwoord niet aan zou kunnen.
Nou: aan deze opvatting heb ik Ulli ge
stalte gegeven. De vraag had overal over
kunnen gaan. Hij betreft toevallig het
Duitse verleden omdat het paste in mijn
jeugdherinneringen".
I
1 gouden' griffel die Simone Schell ge-
egen heelt voor „Zeezicht", is haar
eede. De eerste won ze vijf jaar geleden
rolt „De Nacht van de Heksenketelkan-
4-|'. Waar staat die? Ze springt, gedienstig
:iji „U wilt dat ik hem ga halen?". Nee,
jnfar waar heeft ze hem staan? Wat bete-
een gouden griffel voor haar? „Hij
etfat niet op mijn bureau, als u dat be-
KÉlt. Ik heb hem ergens in een kast,
liiiar ik kan hem wel zo pakken, ik hoef
en»et naar te zoeken, de kinderen pron-
er wel eens mee. En zelf ben ik ook
,eiil een beetje trots op die onderscheidin-
^vendien nog twee keer kort achter el-
i tar. Zijn er te veel gouden griffels of zijn
n«te weinig schrijvers van goede kinder-
Ze vindt het een onaardige
;epag. „Daarvoor moet u bij de Commissie
rpr de Collectieve Propaganda van het
te^derlandse Boek zijn, want die kent de
ec'jzen toe, niet bij mij". Later in het ge-
n^ek, toeschietelijker: „Ik zou het echt
ept weten. Ik lees niet alles wat er ver-
hijnt; dat zou een dure grap worden. Ik
Pc» alleen wat ik als moeder van drie op-
Jaoeiende kinderen onder ogen krijg. En
i e toets mijn boeken niet aan die van an-
ircren. Als ik dat deed, zou ik er maar be-
r mee op kunnen houden". Hetgeen aar-
Dg het formaat van de pet aangeeft die ze
haar werk op heeft,
nderzijds een uitgesproken mening over
i zeven boeken die van haar hand ver-
henen zijn, en de twee die nog op stapel
f. In een kritische beschouwing over
oeuvre staat ergens: „De thema's in
werken zijn levensecht en actueel:
geestelijk gehandicapt jongetje dat
een instelling moet; een ontspan-
ngsgebouw dat dreigt te worden ge
topt; aanpassingsmoeilijkheden bij adop-
,dlikinderen; een gevluchte Hongaarse
velppenspeler die werkloos is". Voorts:
.ichriiven voor kinderen beschouwt ze
'nJet als eenvoudig. Het dwingt je de es-
1ej[htie van de dingen te noteren, want zo
^fnken kinderen ook: direct".
haalt de schouders op alsof ze wil zeg-
aa1n: blabla. Wanneer we vervolgens pro-
l04ren vast te stellen wat de kenmerken
pel