Genland/buitenland lusters weigeren dood moeder te aanvaarden 3k vecht voor mijn rechten, laar zonder geweld" R Mist is boven de Klokkenberg blijven hangen pwinding onder gedeeltelijk gehandicapten komt wat laat SYCHO IN ZUID-FRANKRIJK Mummie jarenlang gekoesterd en verzorgd iker ï^walski Poolse ïïtirf: ;ar (Van onze sociaal- i economische redactie) LEIDSE COURANT ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1980 PAGINA 7 cm. I ARY In Alfred Hitchcocks |j|i „Psvcho" onderhoudt Ant- r Perkins vreemde en veront- ft7| tnde betrekkingen met zijn leden moeder, wier stem hij HBert, met wie hij hele gesprek- 5^voert en die zijn leven obses- tel beheerst Het is een film. griezelt een beetje, men aan- dt het en is voldaan. Een fjcho", ongeloofwaardiger dan onderwerp van Hitchcocks heeft zich in Zuid-Frankrijk ïspeeld en psychiaters en psy- ogen proberen een verklaring ipakkt het geval te vinden. toneel: een Provengaals huis gesloten luiken, zoals men zo in het Zuiden ziet. Het ligt dden van een weelderige ve- lie in een bos op enige afstand Sanary, een badplaats aan de lellandse Zee in het departe- t Var. Tussen de tralies van ingangshek ontwaart men een t primitieve hut van gedroog- lalmbladeren, riet, bamboe en tlyptus-takken. Er is een soort ;ant gat bij wijze van ingang. pen in het halfduister een soort ir, versierd met oester- en an- schelpen, die een geheimzin- i geometrische figuur vormen, maar waarvan de> betekenis duis ter blijft Het huis wordt bewoond door twee zusters: Jeanne en Geneviève Bar- baroux, respectievelijk 63 en 61 jaar oud. Enkele dagen geleden meldden twee gendarmes zich aan het ijzeren tuinhek met een nota rieel stuk, dat door de moeder yan beide zusters ondertekend moest worden. Na lang, lang aarzelen en allerlei uitvluchten laten de zus ters de gendarmes toe tot de tuin. Als dezen vragen wat het primitie ve hutje onder een zware pijn boom betekent, krijgen zij tot hun verbijstering te horen: „Daarin ontvangen wij elke avond de Hei lige Maagd." De gendarmes werpen elkaar een veelbetekenende blik toe en schudden bijna onmerkbaar het hoofd; in hun vak komen zij dit soort zaken vaker tegen. Maar zij moeten de handtekening van de moeder hebben. De zusters begin nen in paniek te raken en komen met allerlei uitvluchten aanzetten: zij is op reis; zij hebben haar maanden niet gezien; zij is in een sanatorium, maar zij weten niet waar; zij is spoorloos Tenslotte pogen de vrouwen de gendarmes de weg naar het huis te versperren. Uiteindelijk forceren zij de deur. Een vieze geur slaat hun in het gezicht. Het huis lijkt sedert jaren onbewoond, het is muffig, donker. In het halfduister ontwaren zij zwartgeblakerde mu ren, afval en vuil, gebroken voor werpen, kapotte meubels, enorme spinnewebben. Ten laatste geeft Jeanne Barba- roux toe: „U wilt onze moeder spreken? Goed dan. Maar weest zacht met haar; zij is zwaar ziek!" Jeanne gaat de beide politieman nen voor naar de eerste verdie ping. Zij probeert de mannen te misleiden: „Neen. Zij is er niet. Ze moet uitgegaan zijn". Brigadier Roux verschuift een oude stoel die voor een enorme open haard staat. Op de grond ziet hij een groot pak., 'Iets is gewikkeld in oude mantels, in aan repen gescheurde tapijten en dekens. Zij stoten de luiken open, snijden de touwen door en verwijderen dekens en stukken mantels. Een weeïge reuk, en daar ligt een mummie voor hen. De mummie van de weduwe Helene Barbaroux. „Voorzichtig! Voorzichtig!" roept Geneviève, „Moeder is ziek en wij verplegen haar zo goed als wij kunnen. Elke dag wassen wij haar, wij parfumeren haar en binnen kort zal zij weer helemaal beter ■zijn." De mummie wordt naar een me disch instituut overgebracht voor de lijkschouwing. Het blijkt moei lijk de datum van overlijden met zekerheid vast te stellen. Maar de dood moet drie jaar of vier jaar ge leden ingetreden zijn. Jeanne en Geneviève Barbaroux worden overgebracht naar het psycho-therapeutische centrum van Pierrefeu. Het onderzoek wijst uit dat de moeder van de beide zusters des tijds een tweede huwelijk aange gaan is met een zekere Sylvain Barbaroux, een kleine ambtenaar, wiens laatste baande bankbedien de in Toulon was. Foto's tonen de beide zusters, Jeanne en Geneviè ve als aantrekkelijke jonge meisjes in fleurige jurkjes op het zonover goten strand naDij Toulon, lachend en blijkbaar vol jonge sprankelen de levenslust. En dan de befaamde donderslag bij heldere hemel. Beide meisjes wa ren ongeveer twintig jaar. De Duitsers waren na de geallieerde landingen het tot dan toe onbezet te gedeelte van Zuid-Frankrijk binnengedrongen. En op zekere avond werden Jeanne en Geneviè ve Barbaroux door Duitse soldaten verkracht. In een oud school schrift ontdekt de politiecommissa ris van Sanary enkele zinnen: „Met twintig jaren wilde ik niet; ik mocht niet bevuild worden! Neen, neen, neen. Geen man voor een maagd!" De politie poogt de ge schiedenis te reconstrueren. Zij komt tot de slotsom dat beide zus ters Barbaroux vanaf dat ogenblik elke man uit hun leven geweerd en gebannen hebben. Zelfs de va der. Hij kwam elke zondag een mandje oesters brengen. Maar hij mocht niet binnen. Zijn dochters joegen hem weg en gooiden stenen naar hem. Hetzelfde voor haar broer Louis. Na de ontdekking van het lijk van de moeder is Louis ver dwenen en de politie is er zich be wust van dat zij moeite zal hebben hem te vinden. Tot voor enkele dagen naderde hij geregeld maar voorzichtig het grote huis. Voor het gesloten tuinhek legde hij ge regeld een pakketje met levens middelen néér. Maar hij «moest dan snel verdwijnen, anders wierpen de zusters een regen van stenen naar hem. De politie vraagt zich af of de zus ters Barbaroux deze hele geschie denis op touw gezet hebben om de dood van hun moeder te verhei melijken teneinde haar maande lijkse pensioen van 2.000 francs (ongeveer 1.000 gulden) te blijven opstrijken. Maar een vooraan staande psychiater die het geval bestudeert, meent dat het gedrag van de beide zusters het gevolg is van hun jeugd-drama. Volgens hem hebben zij in het stoffelijk overschot van de moeder boven natuurlijke krachten menen te zien. Hij gelooft de psychologische rijpheid van de zusters op het ogenblik van hun aanranding „ge blokkeerd" is, hetgeen geleid kan hebben tot een zich onnatuurlijk sterk aan de moeder (de bescherm ster) hechten. Zij konden niet aan vaarden dat deze berscherming met de dood van de moeder ten einde ging en dit gedrag heeft hen ertoe gebracht de dood van de moeder gewoon te negeren en het lijk in hun midden te behouden. Maar volgens de psyciaters en psy chologen is het geenszins onmoge lijk dat zij tegen de dode spraken en nog als levend beschouwden. In dit opzicht lijkt de bewering, dat zij het lijk wasten en parfumeer den, plausibel. Jeanne en Geneviève Barbaroux uit Sanary hebben zich drie of vier jaren aan het gemummificeerde lijk van haar moeder geklampt en dit heeft hun wellicht mogelijk ge maakt voort te leven. Sommigen stellen zelfs de vraag of het niet beter zou zijn de zusters de mum mie terug te geven en hen in vre de te laten achter de zware bomen van de tuin. JAN DRUMMEN ir. Ie arbeiders op het irmgsn de Leninwerf In groei; terwijl vrienden en rikkelfden voor de werf zijn estroomd. nbini oject latsct arwiji oaarr Mn FP-verslaggeefster Maryan tl) >K Op de Lenin-scheeps- in Gdansk wemelt het van cers in blauw werktenue. irme luidsprekers galmen imuniqué's van het MKS xkoepelend stakingscomi- toon is krachtig. Het is een rustig hoekje te vin- Kowalski 30 jaar mon- ^Hde werf waar hij al tien jaar ^Begeleidt me tot op een hon- meter van het directiege- I ^Bnder de nieuwsgierige maar f Wnde blikken van de menigte. zitten onder een boom. Rys- [root en corpulent Zijn ronde gaat voor een groot deel chter een dikke snor en een vaardige baard. Hij draagt k in lang. Zijn blote voeten ste ken in scheefgelopen sandalen. Zijn blauwe broek en zijn geruite, flanel len hemd zijn bedekt met stof. Hij draagt dat nu al een week, dag en nacht, want sinds 14 augustus, toen om 08.00 uur 's morgens de staking begon, heeft hij de werf niet meer verlaten. „Mijn eerste nacht? Die heb ik daar doorgebracht". Hij wijst naar een nie tig grasplekje, vlakbij het directiege bouw. „Wij sliepen daar met een man of vijftig zo maar op de grond. De ge beurtenissen wonden me zo op dat ik haast geen oog dicht deed". Hij on derstreept: „Ik wil me er niet van losmaken. Ik heb een vrouw en twee kinderen, Pjotr, 10 jaar, Agnieszka, 7 maanden. Ik was bij de manifestatie in december 1970. Ik heb mijn kame raden zien neermaaien door de vuur stoten van het lager. Een keer is vol doende. Ik vecht voor mijn rechten.- Ik ga tot het eind. Maar zonder geweld, vreedzaam". De terugkeer naar het verleden doet hem peinzen. „Tien jaar later sta ik op dezelfde plek te eisen wat ons des tijds was beloofd. Men heeft ons be drogen. Deze keer zal ik me niet meer laten vangen". Zijn stem is krachtig. Sinds de eerste nacht onder blote he mel heeft Ryszard voor zichzelf wat georganiseerd. Hij heeft een „nest" gevonden in een motorsloep. „Het is hard, ja, maar ik ben er beschut te gen de tocht". Trouwens, zo bena drukt hij, het is niet de slechtste keus: de andere leden uit zijn ploeg, een tiental, slapen in de werkplaats op schuimplastic dat zo op de cemen ten vloer is gelegd met als enige be dekking hun overalls. Ryszard maakt deel uit van een sta kingspiket. „Mijn wacht, zo verduide lijkt hij, loopt van middernacht tot 04.00 uur. Ik houd toezicht op de vaargeul die toegang geeft tot de scheepshelling, om een eventuele provocatie van hun kant (de autori teiten) het hoofd te kunnen bieden". En overdag? Enkele vaste tijdstippen. „Om 9 uur 's.morgens en om 8 uur 's avonds volg ik verplicht de discus sies van het MKS, die per luidspre ker naar buiten worden gebracht. Om 17.00 uur zie ik mijn vrouw en mijn zoon door de tralies van een toe gangspoort. Ze brengen me wat te eten. Dat is het mooiste moment van de dag". Ryszard Kowalski, die van lekker eten houdt maar die al twaalf uur niet meer heeft gegeten, wijst er in dit verband op dat de bedrijfscan- tine functioneert en dat men er war me maaltijden kan krijgen. „Het menu is tamelijk gevarieerd. Wat dat betreft heb ik niet te klagen", zo meent hij. 's Avonds, zo gaat hij verder. „Luiste ren mijn kameraden en ik naar de BBC en naar „Wolna Europa" (Free Europe). Men kan daar de waarheid horen, wat niet hetzelfde is als bij ons waar de waarheid wordt vervormd. Het schandelijk". De rest van de tijd brengt hij door met wat rondwande len, de arbeiders van de andere werkplaatsen bezoeken, discussiëren. Op de vraag: „Je wilt niet naar huis", is het directe antwoord „Nee, nee en nog eens nee, ik ben vastbesloten te staken tot de overwinning. Er moet iets veranderen, men kan niet met leugens blijven leven". Trouwens, zo besluit hij met een lach en wijzend op het feit dat naar huis gaan ondenkbaar is: „Mijn vrouw zou me naar de deur brengen. Ze zou me opdracht geven naar de werf terug te keren om me bij mijn kameraden aan te sluiten". (Van een onzer verslaggevers) BREDA De Amerikaanse Droom van dr. Peter van der Schaar (51) lijkt voorgoed verstoord te gaan worden. In de landelijke rust van zijn Lieropse boerderij heeft hij deze week gesproken met de man, die zijn stukken op het Klok- kenberg-schaakbord opnieuw moet verzetten. En die man, prof. dr. C.O. Greep uit Maastricht, weet sinds maandag dat zijn „koning" nu gevallen is. Wie het Klokkenberg-probleem tracht te analyseren, moet con stateren, dat boven de Bredase hartkliniek steeds, als boven een vulkaan, een sliert rook heeft gehangen, voordat de grote erup ties kwamen. „Er is niet zoveel aan de hand. Groeiziekten", zeiden, toen de eerste conflicten naar buiten kwamen, de mannen, die later on der de lava bedolven dreigden te worden. „Een conflict in de persoonlijke sfeer", heette het later. „Dr. van der Schaar is duidelijk over de schreef gegaan", zei bemiddelaar Greep na de jongste ruzies. Inmiddels hebben de erupties repu taties aangetast, het werk in de hartkliniek ontwricht de flying doctorservice van nu lijkt geen afdoende oplossing voor de toekomst en Van der Schaar s prestige vrijwel in de as ge legd. Dat laatste mag een betreurenswaardige zaak worden genoemd. Het is verre van ons Van der Schaar een plaatsje te wijzen in het koor der engelen. Als echter een Amerikaanse hoogleraar. Don Wukasch uit Houston, die betrokken is geweest bij de oplei ding van een tweehonderdtal hartchirurgen, in een Evaluatie rapport voor het Staatstoezicht op de volksgezondheid consta teert, dat „both Van der Schaar en Bedderman demonstrated surgical skill of the highest standards" (dat beiden chirurgisch vakmanschap van de hoogste kwaliteit toonden), mag men zich afvragen of de delegatie van de kamercommissie voor volksge zondheid Van der Schaar deze week niet al te haastig heeft la ten „vallen". Dat gebeurde weliswaar in de context van de vraag, of het Houston-model (geen operaties, korte ziekenhuisopnamen, kos ten besparen etc.) al dan niet zou kunnen functioneren op De Klokkenberg, maar de kamerleden verzuimden totnutoe met Van der Schaar te spreken. Vragen van de pers daarover bracht de kamercommissie maan dag in grote verlegenheid, en ter plaatse werd toegezegd, dat dat gesprek zeker zou plaats vinden. Op dat moment was het kwaad echter al geschied, en waren de conclusies al getrokken. De kamercommissie, qua samenstelling niet de kwalitatief sterkst denkbare formatie, bleek haar huis werk niet al te best te hebben gedaan. Prof. Greep deelde in die malaise. Het leek hoog tijd te worden, dat de „zwijgplichten" en „spreek verboden" (is het geen grondrecht te mogen spreken?) maar op geruimd worden, zodat voor iedereen duidelijk kan worden, hoe de vork in De Klokkenberg aan de steel zit. Op dit moment worden zaken „mistig" en „mythisch" de woorden werden door drs. Dees van de VVD en prof. Greep in de mond genomen verklaard, die klaar en duidelijk voor de consumenten en pa tiënten van de Klokkenberg uit de doeken kunnen worden ge daan. Daar heeft ook dr. Van der Schaar recht op. Hij krijgt nu dingen in de schoenen geschoven, waarover ook in De Klokken berg geen overeenstemming bestaat. tijd \AG Er is dezer dagen opwin- tstaan onder mensen met een ge- ke arbeidsongeschiktheid en hun ibehartigers. De overheid leek erhoedse aapval op hun wao-uit- e willen doen. Bij een wat rustiger wing is er echter van een onver- ia nslag op het inkomen geen spra- >ui, als men daarvan al kan spre- ig er al enkele jaren. ren, kregen zoveel wao-aanmeldingen te behandelen, dat ze er in de begeleidings feer niet achteraan konden zitten. En de gedeeltelijk invaliden sloofden zich door allerlei oorzaken dikwijls ook niet erg uit om weer (gedeeltelijk) aan de slag te.ko men. Het gevolg was, dat de uitvoerings organen de filosofie gingen huldigen van: ook die gedeeltelijk invalide komt door zijn handicap niet aan de slag, laten we hem maar een uitkering geven alsof hij volledig arbeidsongeschikt is. En dat liet men dan maar voortduren aan de hand? Iemand, die door orzaak dan ook een deel van zijn Begeleiding in om betaalde arbeid te verrich- t verloren, krijgt op grond van de de Arbeidsongeschiktheid (wao) lering naar rato van die invalidi- rondersteld wordt daarbij, dat de ene met zijn restcapaciteit nog een l|n kan verdienen, al dan niet na l ing voor een ander beroep, zodat lotte toch tot een inkomen komt ïg plus loon) dat ongeveer gelijk is Van voor de gedeeltelijke invalidi- In 1976 werd de WAO, die alleen voor werknemers gold, aangevuld met de Alge mene Arbeidsongeschiktheidswet (AWW) voor nagenoeg alle Nederlanders. Bij die gelegenheid werd heel nadrukkelijk be- Caald, dat er in geval van gedeeltelijke ar- eidsongeschiktheid een splitsing moet worden gemaakt tussen uitkeringen we gens invaliditeit en wegens werkloosheid. dat voornamelijk schone theorie iidheid bij werkgevers om gedeel- tvaliden in dienst te nemen, was ■^ter groot, ook al was er een wette- cht om een deel van het personeel loort werknemers te laten bestaan, inen, die de wet moesten uitvoe Strikt geredeneerd betekent dit, dat als ie mand voor 50 pet arbeidsongeschikt is verklaard, hij een halve wao-uitkering plus als hij geen werk heeft een hal ve werkloosheidsuitkering krijgt. Maar, werd er meteen bij bepaald, de betrokke ne moet wel goed worden begeleid, zodat hem een reële kans wordt geboden inder daad weer aan de slag te gaan met zijn restcapaciteit. Lukt het, hem een baan te bezorgen dan komt hij met zijn inkomen deels uit het wao-fonds, deels uit het loon hoger uit dan met een volledige wao-uitkering, die hem tot dan toe ook bij gedeeltelijke invaliditeit (gemakshalve) was toegekend. Maar gedeeltelijke wao plus gedeeltelijke ww pakt slechter uit dan volledige wao. De volledige wao bedraagt immers blij vend 80 pet van het laatste loon, de volle dige ww alleen het eerste halfjaar 80 pet, daarna twee jaar 75 pet en vervolgens moet men een beroep doen op de bijstand, die een nog lagere norm kent, uitgaande van het minimumloon. De opwinding is nu ontstaan, omdat men er thans aan toe schijnt te zijn deze nieuwe formule toe te passen, wat voor sommigen achteruitgang in inkomen zou kunnen betekenen. Proefgebieden Toen namelijk in 1976 de nieuwe wettelij ke bepalingen tot stand kwamen, was men nog niet meteen in staat ze toe te pas sen, want er kwam toen een nieuwe stroom uitkeringsgerechtigden, die beoor deeld moest worden. Eind 1978 was men wel zover en toen ging de Gemeenschap pelijke Medische Dienst, orgaan van de gezamenlijke bedrijfsverenigingen die de wetten moeten uitvoeren, over tot het in stellen van twee proefterreinen om na te gaan of die striktere bepalingen in de praktijk uitvoerbaar zouden zijn. Die proefgebieden zijn Rotterdam en Tilburg. Er wordt (nauwkeuriger) nagegaan, in welke mate iemand arbeidsongeschikt is, op welke wijze hij zijn restcapaciteit nog nuttig zou kunnen maken in zijn oude functie of na omscholing in een an dere baan, of er banen zijn voor die ge deeltelijk invalide, of werkgevers bereid zijn deze categorie werknemers aan te ne men, al dan niet na aanpassing van func tie of werkomstandigheden en of de be trokkene zelf ook voldoende moeite doet om weer aan het werk te komen, via solli citaties en eventueel bereidheid tot om scholing. Er is in die proefgebieden dus een heel, door de wet voorgeschreven proces in gang gezet met inschakeling van medici, arbeidskundigen, speciale bemiddelaars e.d. Het is bepaald niet zo, dat de uitvoe ringsorganen (geadviseerd door de GMD) daarna keihard toeslaat. Als na een perio de van een jaar blijkt, dat een gedeeltelijk invalide als gevolg van zijn handicap voor zijn restcapaciteit écht geen werk kan krijgen, houdt hij vooralsnog zijn volledi ge 80 pet-uitkering. In het najaar hoopt men voldoende inzicht te hebben in het effect van de nieuwe aanpak in de proef gebieden. Het ziet er nu echter al naar uit, dat die aanpak gunstig werkt, dat men het extra begeleidingswerk aankan en dat men weldra in het hele land op de nieuwe basis kan gaan werken. Betere kansen Het is net iets te gemakkelijk om te stel len, dat men thans meer achter de gedeel- teijk wao-ers aanzit om de kosten van de sociale verzekeringen te drukken. Na tuurlijk, alles wat men in deze moeilijke tijden kan uitsparen is mooi meegenomen. En een gedeeltelijk invalide, die het zelf laat afweten, behoeft niet volledig ontzien te worden. Maar meer nog is de nieuwe aanpak ingegeven door de langzamerhand verworven wetenschap, dat het niet meer aan de bak komen, het niet meer meetel len, het in een isolement geraken voor een arbeidsongeschikte nog erger is dan het lijden van een stuk inkomensverlies. Een zieke wordt er nog zieker door. Daarom is het ook zo belangrijk, dat ge deeltelijk invaliden betere kansen krijgen. Thans is reeds zo, dat ondernemers krach tens een uit 1947 daterende wet verplicht zijn om twee procent van hun werkne mersbestand uit minder validen te laten bestaan. Maar dat percentage is te laag en bovendien werkt die wettelijke bepaling niet. De voorschriften zijn zo ruim, dat nauwelijks is vast te stellen of eraan wordt voldaan en er is bovendien geeh strafsanctie aan gekoppeld. Er is nu een wet in de maak, die het percentage op vijf zal brengen en waarvan de uitvoering, mede door de invoering van een straf op niet nakoming, zekerder wordt. Tot dus ver zijn de werkgevers erg schichtig met het aannemen van gedeeltelijk gehandi capten en met het scheppen van aange past werk. Die 5 pet-bepaling zal ook voor de overheid moeten gelden, want die geeft op het moment bepaald ook niet een lichtend voorbeeld; ook zij neemt weinig gehandicapten op, zo kan men bij de GMD horen, ook al predikt zij dat het ac tiveren van restcapaciteit in het belang van de betrokkenen is. Tegen deze situatie richt zich ook met name de ANIB, de organisatie van ar beidsongeschikten. Er is zo weinig bereid heid bij overheid, bedrijfsleven en non- profitorganisaties om mensen met een restcapaciteit in dienst te nemen, dat je de feilen van het systeem niet op de indivi duele wao-er mag afschuiven, zegt zij. Vo lumebeleid is zeker nu er al zo'n 600.000 wao-ers zijn noodzakelijk maar ook onmogelijk als de arbeidsmarkt zo on toegankelijk is voor mensen met restcapa citeit, aldus deze bond. En dat de Dien stenbonden FNV op dit moment proteste ren mag wat vreemd heten, want niet al leen mag verondersteld worden, dat zij de wet kennen maar bovendien zijn zij verte genwoordigd in de besturen van de uit voeringsorganen der sociale verzekerin gen en zouden^ij dus ervan op de hoogte kunnen zijn, dat die wet nu tot uitvoering komt. Maar het zij herhaald: zolang er geen reële plicht is om gedeeltelijk gehan dicapten werk te geven, zolang mag niet bruusk met uitkeringen worden omge sprongen. JO SMITS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 7