„DE TUNNEL"
Uitstekend boek
over speciaal
concentratie
kamp
KUNST LEIDSE COURANT VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1980 PAGINA
y*
!je kunt niet elke avond een nieuwe acteur op de planken zetten..."
ROTTERDAM Nog altijd kan Jan Teulings
zich niet in een warenhuis of andersoortige o-
penbare gelegenheid begeven, of hij wordt wel
een keer vriendelijk op de schouders getikt
met de vraag „heb je 'm al", of een goedbedoel
de hint als „hij zit in die koelkast, hoor!" De
schaduw van Maigret, kortom, waart nog al
tijd rond en de contouren ervan verwijzen on
miskenbaar naar Jan Teulings. Toch is het in
middels alweer zo'n vijftien jaar geleden dat
hij als de vriendelijke Franse politiefunctiona
ris met pijp, gleufhoed en zoveel menselijke
trekjes in zijn karakter, op het VARA-scherm
van de ene ingewikkelde moordzaak in de an
dere rolde. Een bewijs temeer van de myste-
dijk)
l ook
hoe grillig het lot kan zijn voor een acteur in
id.
rieuze macht van het (toen nog voornamelijli
blauwogige medium. Treffend voorbeeld ook
hoe grillig
Nederland
betrekkelijke anonimiteit, en dan, van de ene op
de andere dag liefdevol aan de borst worden ge
drukt van gans een volk dankzij een rol in een tv-
serie. Jan Teulings onlangs 75 geworden
kijkt er met gemengde gevoelens op terug. Echt
gelukkig is hij niet met die hem alsmaar achter
volgende schaduw van Maigret. Doet echter in
dachtig de oude Chinese wijsheid geen pogin
gen meer er voor op de loop te gaan. Kan dan ook
nuchter vaststellen dat zijn succes als Maigret
niets met erkenning, maar alles met herkenning
te maken heeft. Jan Teulings heeft zich er bij
neergelegd, uitgerekend met een rol die hem niet
de minste moeite kostte, nationale bekendheid te
hebben gekregen. Ook al omdat werkelijke erken
ning van prestaties op de planken slechts aan zeer.
weinigen is voorbehouden, aangezien naar het to-'
neel gaan nu eenmaal niet bepaald onze nationale
volkssport is. „Ik ben niet verbitterd, ik ben ver
baasd zegt Jan Teulings dan ook op een gegeven
moment in een gesprek dat we met hem hadden.
En dat slaat dan niet enkel op de ontwikkeling
van het toneel in het algemeen de afgelopen jaren,
maar wel degelijk ook op zijn eigen carrière.
Vriendelijk, maar gereserveerd toonde Jan Teu
lings zich in eerste instantie bij het maken van
een telefonische afspraak. Informeerde nogal arg
wanend naar de aard van de krant en het doel
van het gesprek. Eerst na een wat nadere explica
tie onzerzijds toonde hij zich wat welwillender.
Minder prettige ervaringen met wat hij noemt
„Van der Meyden en z'n Maffia" blijken de ach
tergrond van zijn achterdocht.
„Jarenlang heb ik met die mensen overhoop gele
gen", verklaart hij zich nader in zijn fraai gereno
veerde woning aan een Rotterdamse singel. „Ik
wil geen gerotzooi meer". Voor een gesprek over
zijn vak, zijn carrière en toneel in het algemeen
behoeft hij nauwelijks een aansporing. Terwijl hij
af en toe een klein legertje honden waaronder
een paar Jack Russell's, die in tegenstelling tot
wat hun formaat doet vermoeden wel degelijk
jachthonden blijken te zijn, en een zestien jaar
oude blinde poedel vermanend toespreekt,
kleurt hij de plaatjes van zo'n vijftig jaar toneel in
Nederland.
De man, grootgebracht met de stelregel: toneel is
make-believe, doet niet-begrijpend over stromin
gen als modern realisme. „Als nou in een stuk ie
mand de ogen moeten' worden uitgestoken, dan
snapt natuurlijk iedereen in de zaal dat dat niet
echt gebeurt Al was het alleen maar omdat je niet
elke avond een nieuwe acteur op de planken kunt
zetten (onbedaarlijke lach). Waarom moet je dan
schapenogen over het toneel lateh rollen. Ik heb 't
gehad met een jonge acteur in een stuk dat ik re
gisseerde. Er moest gesuggereerd worden dat hij
gewond raakte in zijn gezicht. Dus ik zeg tegen
hem, gewoon je handen voor je gezicht, dat zegt
genoeg. Maar die jongen, eigenwijs, moest en zou
rode schmink gebruiken. Voor de duidelijkheid.
Ik heb hem gewaarschuwd, doe het niet, want de
mensen gaan onherroepelijk lachen. Hij deed 't
toch... en de zaal lag plat".
Hij vertelt de anecdote met iets van triomf. „Din
gen, die je de mensen wilt laten geloven, werken
vaak schokkender dan de werkelijkheid", voegt
hij daar nog aan toe. Haast zich vervolgens te ver
klaren dat hij beslist niet anti-alles is „Albee en
Pinter, bijvoorbeeld, waardeer ik in hoge mate"
maar windt zich toch nog weer zichtbaar op over
de Actie Tomaat en wat daaruit voortvloeide in
1969.
Tomaat
„Ik repeteerde toen in Felix Meritis (toen ook net
het onderkomen van het Shaffy Theater, red.) en
daar werd toen ook alleen nog maar gediscus
sieerd. Als ik dan vroeg, maar wat willen jullie
dan, zeiden ze, we willen niks, maar dit moet
weg". Hij heft theatraal de armen ten hemel. Sug
gereert opperste vertwijfeling. „Ik bedoel, je kunt
toch niet alles zomaar vernietigen".
Zelf werd hij overigens niet rechtstreeks met de
jeugdige toneelvernieuwers geconfronteerd. Er
voer echter wel van zeer nabij de soms ruïneuze
uitwerking ervan in de gevestigde toneelwereld.
„Er zijn mensen naar de donder geholpen. Han
Bentz van de Berg bijvoorbeeld en Ank van der
Moer. Dat neem ik die mensen nog steeds kwalijk.
Vooral die mensen, die nu keurige heertjes zijn
geworden, big bossjes". Hij zegt niet te weten hoe
hij gereageerd zou hebben als hem tijdens een
voorstelling ook daadwerkelijk de tomaten om de
oren zouden zijn gevlogen. Peinzend: „Ik zou me
in elk geval enorm beledigd hebben gevoeld".
Vertelt vervolgens met smaak het verhaal van
Max Croiset, die op een gegeven moment tijdens
een voorstelling van Oom.Wanja geconfronteerd
werd met jeugdige actievoerders in de zaal. „Hij
„Succes als Maigret heeft niets met erkenning, maar alles met herkenning te maken"
sprong direct over het voetlicht, greep een van die
jongens bij de kladden, sloeg hem links en rechts
om de oren en riep: moet jij aan m'n broodwin
ning komen!" Na een korte pauze: „Ik denk dat
dat het enige antwoord is":
Hij zegt over het algemeen weinig waardering of
begrip op te kunnen brengen voor hetgeen de ver-
nieuwingsgolf uit het eind van de jaren '60 heeft
opgeleverd. „Ja, 't Werktheater bijvoorbeeld, die
zijn erg serieus bezig. Maar dingen als vormingsto
neel, straattheater, wat moet ik ermee. En wat is
nu weer anti-theater. Ik snap daar geen ene moer
van. Overal hoor ik nu ook: je vak, wat is dat. Ta
lent, heb je dat nodig en, ik ben mezelf, ik heb ge
noeg aan mijn eigen uitstraling. Dan blijf ik zeg
gen, neem dan maar een zeepkist en ga daar op
staan met je uitstraling".
Voor Jan Teulings geldt nog altijd de stelregel, dat
je toneel speelt voor publiek. „Dat hoort bij elkaar
als een kip en een ei". Constateert dat, ook na de
vernieuwingsgolf, de zalen niet vol zitten. „Als dat
zo zou zijn, zou ik er vrede mee hebben".
Als hij een vergelijking maakt tussen het toneel
nu en dat van vlak voor en na de Tweede Wereld
oorlog, zegt hij geen wezenlijke verschillen te
kunnen ontdekken. Naar het toneel gaan was toen
geen nationale volkssport en is het nu evenmin.
Ook toen waren er mensen, die het aandurfden
experimenteel toneel op de planken te zetten.
Teulings noemt Van Dalsum. „Die zette de crème
de la crème op het toneel in de Driestuiversopera.
En dan liepen de mensen naar de kassa met de
mededeling dat het nog geen drie cent waard was.
Noodgedwongen moest er dan weer een draak als
Het Chinese Landhuis gespeeld worden. Schouw
burgdirecteuren reageerden soms ook zo. Als een
modern stuk op een gegeven moment niet liep,
dan zeiden ze, kom nou maar weer 'ns met de
Tante van Charlie".
Jan Teulings heeft het allemaal meegemaakt, van
af het prille begin: weinig publieke belangstelling,
bittere armoede in de beginjaren, twaalf faillisse
menten en tenslotte dan ook nog de doorbraak bij
een groot publiek, uitgerekend met een tv-rol,
waarvoor hij naar zijn zeggen geen enkele moeite
hoefde te doen.
En dat alles terwijl kleine Amsterdamse Jantje
Teulings toen hij in de jaren '20 noodgedwon
gen met zijn vader, die bij 't spoor werkte, mee
verhuisde naar Oldenzaal verheven gedachten
had over een carrière bij het Grote Toneel. Olden
zaal was echter niet bepaald de meest ideale
broedplaats voor een ontluikend tonelist. Jan Teu
lings beschouwt die periode dan ook zeker niet als
de plezierigste in zijn leven. „Ik viel er in een bo
demloze put. Er was totaal geen culturele belang'
stelling. Bovendien had men 't niet zo erg op dat
Amsterdamse jochie met kniekousen en ik ver
stond niets van dat Twentse taaltje. Uiteindelijk
leerde ik wel een paar Joodse jongelui kennen en
kreeg wat contacten met andere import-jongeren".
Op de drang om toneel te spelen had dat alles
nauwelijks invloed. Vooral dankzij de stimuleren
de invloed van de Hengelose leraar drs. Wijnand
Frans kreeg Jan Teulings toch de gelegenheid zijn
ambities te botvieren. Er kwam een cabaret van
de grond, met een Latijnse naam. „Zeer ambitieus
waren we", gniffelt Teulings na, „speelden Moliè
re en Tsjechov". De publieke belangstelling was
overigens omgekeerd evenredig aan de onstuitba
re uitingsdrang van de jongelui. Ook al omdat de
voorstellingen plaatsvonden in een zaaltje, dat
niet gelieerd was aan de katholieke kerk. In het
overwegend katholieke Oldenzaal viel daardoor al
een belangrijke potentiële publieksgroep weg. De
pastoor achtte het namelijk niet gewenst „hij
verbood het niet expliciet" dat zijn schaapkens
er een voet over de drempel zetten. Overigens
was de belangstelling uit het ambtenarenwereldje
en van de kant van andere import-Oldenzalers
voor de culturele uitspattingen al evenmin over
weldigend. „Ja, tijdens het bal na", herinnert Teu
lings zich, „dan liep het altijd wél vol".
Dat alles vermocht de jonge Jan Teulings er niet
van te weerhouden de stap te wagen naar het pro
fessionele toneel. Dankzij een introductie van
opnieuw Wijnand Frans. Z'n eerste regisseu
Eduard Verkade. Van hem is Teulings de ui
spraak „toneel is voor de upper ten (thousand
bijgebleven. In de praktijk bleek dat een illusi
„Het publiek was altijd zo op en dan moest
weer een nieuw stuk worden ingestudeerd. H
was gewoon keihard werken voor weinig gel
Bittere armoede ook. Ik had soms dagen geen
voor warm eten".
Maar er waren ook positieve ervaringen. Goedb
doelde lieden bijvoorbeeld, die, hoe amateuristist
in onze ogen nu wellicht ook, zich met hart en zi
inzetten voor een stukje cultuurspreiding. Te»
lings denkt daarbij aan die Zwolse postbode, d
de zogenaamde kwartjesvoorstellingen introdt
ceerde. Een voorstélling voor een kwartje, toegai
kelijk dus ook voor mensen met een smalle beui
„Die man zat dan altijd zelf in de zaal om de mei
sen rustig te houden. Zat voortdurend ssssssttt
roepen. En dan niet alleen bij serieuze stukken
maar ook bij blijspelen. Dus er werd nooit gela
chen. Na afloop kwam hij dan steevast vol tro
achter het toneel met zo'n blik van, ik heb ze
toch maar weer mooi onder gehouden, hè. Toe
was die man op zijn manier heel bewust met cu
tuur bpzig".
De vernieuwingsdrang in de toneelwereld m<
dan nogal wat zaken overhoop hebben gehaald,
basisopvattingen van Jan Teulings over toneel zi
onwankelbaar overeind gebleven. Hij vindt n
altijd dat toneelspelen een vak is, dat je in
praktijk moet leren. Hij vindt ook dat enig respe
voor die oude waarden op zijn plaats is. „Zond
onze voorgangers zouden we immers helema
niet bestaan". Geeft overigens toe dat 't hem z<
ook wel eens stak dat de grote tonelisten van to<
de mindere goden als lucht of zelfs nog mind
behandelden. Herinnert zich dat zo'n vedette li
zich niet eens verwaardigde om hem rechtstree
aan te spreken voor een aanwijzing. „Dat ging cü
via een derde, zo in de trant van, wilt u die jong
man eens vragen wat meer naar links te ga
staan. Hoe gek 't ook klinkt, je accepteerde
toch. Zo ging dat toen. Je had toch respect vo
die mensen".
Mag het een wonder heten dat Jan Teulings soi
met verbazing het huidige toneelgebeuren in N
derland gadeslaat? Zijn ambitie is er overige
nauwelijks door verminderd. Hij wil nog alt
dolgraag. „Al was het alleen maar omdat ik
bescheiden pensioentje heb", laat hij fijntjes
chend, maar in alle eerlijkheid, weten. „Hel.
ben ik op het ogenblik nergens mee bezig. Sin
januari heb ik geen aanzoeken meer gehad. I
stuk, waarin ik het laatst speelde, ligt nog bij
NOS op de plank".
Bij de NOS ligt ook nog een door Teulings i
schreven stuk in de la. Hij heeft er nog geen rei
tie op gehad van die kant. „Heeft natuurlijk o
te maken met het feit dat ze daar^rg druk zijn j
weest met het Holland Festival. Hoewel, ik h
zelf als regisseur ook wel eens scripts in m'n la
ten liggen". Verklaart niettemin met gepaste tr
dat hij in zijn omgeving positieve reacties op
stuk heeft gekregen.
„Ik heb hier een la vol eerste acte's. Verder kwj
ik nooit. Ik ben in wezen een regisseur, denk
scènes en dialogen. Ben altijd met details bez
Daarom kwam er ook nooit een stuk uit. Nu h
ik hulp gehad van een script-writer, Mike
spoel, die heel enthousiast was en met wie ik h
close het stuk heb uitgewerkt".
Jan Teulings, kortom, blijft voorlopig volop n
toneel bezig. Op zijn eigen manier. Aan het ei
van het gesprek zegt hij te hopen niet al te verl
terd te zijn overgekomen. „Al met al heb ik t<
een plezierig leven gehad, afgezien van de eer
tien tot twaalf jaar van mijn carrière. Erg v
succes gehad ook".'
En zo blijft hij dan toch weer een beetje Maigi
de creatie, die hem populair maakte bij een gr<
publiek. Gevraagd naar het geheim van Maigi
zegt hij immers: „Die figuur was nooit blij air
iemand pakte. Hij werd alleen kwaad als men
zijn eigen mensen kwam. Ja, daar zit wel iets
mijn eigen karakter in".
BERT SIEMERd
Het dodenkamp Mauthausen had de laat
ste jaren van de oorlog een nevenkamp-
(je) bij Loibl. aan de grens van Joegosla
vië. Daar werden nog min of meer „intac
te" gevangenen heengezonden om er kei
hard en onder de meest erbarmelijke om
standigheden te werken aan een tunnel
door de rotsen.
Voor een groot deel wa
ren het Fransen die hier te werk werden
gesteld en zij ondervonden na de oorlog
wat zovele concentratiekampers onder
vonden: nauwelijks begrip voor hun lij
den en, in dit geval, geen enkele bekend
heid over dit Loibl-kamp. Maar daarover
gaat het boek over De tunnel niet. De
schrijver André Lacaze beschrijft het le
ven van een zekere Paulo, een Parijse on
derwereldfiguur, die na wegens zwarte
handel te zijn opgepakt in Mauthausen
en vandaar in Loibl terecht komt en het
De auteur heeft zelf ook in het kamp geze
ten en men kan aannemen, zoals hij zelf
trouwens ook in een nawoord meedeelt, dat
alle gebeurtenissen zoals hij die beschrijft
volledig op waarheid berusten. Het is, zoals
alle concentratiekamp-verhalen, een ont
stellende geschiedenis, waarin tot beesten
veranderde Duitsers de weerloze gevange
nen, gereduceerd tot levende skeletten, aan
de weerzinwekkendste beproevingen bloct
stellen. Lacaze beschrijft dat alles gezien
door de ogen van de hoofdpersoon en dat
geeft een apart tintje aan het boek: de ter
men zijn voor een groot deel aan het Franse
bargoens ontleend conform de spreekwijze
van Paulo. Voor de'vertaler moet het een
heidens karwei geweest zijn om hiervan
vergelijkbaar Nederlands te maken en hij is
er in vele gevallen ook niet in geslaagd. Te
vaak wordt het Franse bargoens gewoon
een wat populair aandoend Nederlands
woord en dat is jammer. De auteur zelf
heeft bovendien moeite met het weergeven
van dialogen; zodra hij Situaties beschrijft is
hij in zijn element, als hij gesprekken weer
geeft doen deze nogal gekunsteld aan (of
misschien heeft de vertaler te letterlijk ver
taald). Maar dit zijn bijkomstigheden die
weinig afbreuk aan het boek doen: het is
een buitengewoon goed geslaagde beschrij
ving van een beulenkamp dat een extra di
mensie krijgt doordat de hoofdpersoon, on
getwijfeld opzettelijk, geen verzetsheld is
maar een gladde Parijse jongen. (De auteur
zelf is wel een verzetsman geweest: hij stak
in 1940 naar Engeland over en kwam ais pa
rachutist terug om het verzet te helpen or
ganiseren. Na een arrestatie kwam hij in
Mauthausen terecht.)
De Nederlandse uitgever verdient een paar
flinke standjes. Allereerst vanwege de mis
leidende vermelding op de titelpagina waar
op staat dat het boek gaat over de spectacu
laire ontsnapping van 300 gevangenen uit
een Duits kamp in '43" daarover gaat dit
boek helemaal niet. Het gaat over de onts
napping van drie mannen (Paulo en twee
mede-gevangenen) uit Loibl tegen het einde
van de oorlog. Een tweede onvoldoende,
mag worden uitgedeeld aan de corrector: op
elke bladzijde staat wel een zetfout die on
gecorrigeerd is gebleven. Misschien mag een
kranterecensent daarover niet vallen (kran
ten zijn tegenwoordig helaas verre van fout
loos) maar een krant is een eendagprodukt
in haast gemaakt en een boek niet (mag
men hopen). Desalniettemin: De tunnel is
een belangrijk hoofdstuk uit het Franse ver
zet dat inderdaad niet ongeschreven mocht
blijven.
André Lacaze: De tunnel. Uit het Frans
vertaald door C. Jongenburger. Uitgeve
rij Elsevier. Amsterdam. Paperback.
Prijs:/3L50.
kunst en
kunstenaar
Olivia Manning, Brits r<
schrijfster, is op bijna 70
leeftijd op het eiland
overleden. Zij werd voor
kend door haar trilogie
de strijd op de Balkan
Tweede Wereldoorlog.
Galerie Cowall, Laan
Meerdervoort 107 Den
houdt een zomertentoc
ling met werken van o
Verschuur, W.B. Thole'
Leickert, H. Meurs, H. 1
koek, H.J Wolter. O.l
Jongh en F We'' 1.