Duitse zilverscha tin Keulen
legt de nadruk op Augsburg
Beleggingsfondsen bruikbaar alternatief
KUNST/ECONOMIE
LEIDSE COURANT.
van een onbekende meester.
Tenslotte is er nog een ver
guld schaaltje, dat eveneens
vervaardigd, en dat wellicl
ooit verborgen is tijdens de jo-
denprogroms in Speyer ir
1349. (Het schaaltje was ge
vuld met penningen o.;
komstig uit Straatsburg).
af-
KEULEN Met de presen
tatie van een tot dus ver on
bekende dekselbeker van de
beroemde Akense edelsmid
Hans von Reutlingen (ca.
1465-1547) wordt in Keulen
te.m. 27 juli een zilverten
toonstelling gehouden van
een kwalitatief opvallend
niveau. Onder de titel „Ein
rheinischer Silberschatz
Schmuck und Gerat a us
Privatbesitz" worden zo'n
480 ..zilverstukken" geëxpo
seerd in het Keulse Kuns
tnijverheidsmuseum in het
Overstolzenhaus aan de
Rheingasse. Een artistiek
hoogstandje, waarin het
vroegere centrum voor
edelsmeedkunst Augsburg
in Beieren grote aandacht
krijgt: circa de helft van
alle tentoonsgestelde stuk
ken is uit deze stad afkom
stig. waaronder niet minder
dan 80 thee- en koffiepotten
van de 18e eeuwse meester
Johann Georg Klosze, die
daarmee onweerlegbaar be
wijst dat deze stad van de
vroegste krantenuitgever
Fugger zich in deze periode
specialiseerde in het ver
vaardigen van serviesgoed
uit edelmetaal. Zo zeer
straalde Augsburg roem uit
als stad van de edelsmeed
kunst dat ze soms meer zil
ver- en goudsmeden dan
bakkers huisvestte..
De zilvertentoonstelling in
Keulen roept onwillekeurig
herinneringen op aan de ex
positie van Nederlands zilver
(uit de periode 1580-1830), die
rond de jaarwisseling te zien
was in het Rijksmuseum te
Amsterdam. Die tentoonstel
ling, recentelijk nog te be
wonderen in het Amerikaan
se Boston, kenmerkte zich"
door een veel grotere geva
rieerdheid beslist geen
tientallen thee- en/of koffie
potten van één en dezelfde
zilversmid dan thans te
zien is in Keulen. Ook wordt
duidelijk bij het vergelijken
van de twee exposities op
welk een kwalitatief c.q. ar
tistiek hoog niveau de gra
veerkunst in Nederland
stond. Daarbij komt nog dat
de Keulse tentoonstelling
voor een belangrijk deel ge
wijd is aan bestekzilver, ter
wijl de expositie in het Am
sterdamse Rijksmuseum een
veel breder terrein besloeg en
derhalve ook een beter over
zicht bood van hetgeen Ne
derlandse edelsmeden in hun
ateliers maakten. Dat de Duit
sers dat beseffen wordt duide
lijk uit opmerkingen in de ca
talogus, die de Keulse exposi
tie begeleidt en waarin gezegd
wordt dat er in de Bondsrepu
bliek eigenlijk tot dusver geen
De ineens beroemd geworden dekselbeker van Hans
von Reutlingen, een van de beroemdste zilversmeden
in de late middeleeuwen. Deze Akense edelsmid is
vooral bekend om zijn kerkelijke edelsmeedkunst; de
thans in Keulen geëxposeerde beker is het enige tot
dusver bekend geworden „profane werkstuk" van deze
meester.
wetenschappelijk beschrijven
de catalogi van Duits zilver
bestaan in tegenstelling tot
bijvoorbeeld Nederland,
Frankrijk en natuurlijk Enge
land. Niet voor niets merkte
Carl-Wolfgang Schumann op
dat „de zilvercultuur in ver
gelijking met andere landen
bij ons vaak slechts weinig
ontwikkeld is", gedachtig de
door hem gesignaleerde men
taliteit in Duitsland waarbij
„goud voor ijzer" opgeld doet,
c.q. heeft gedaan. Er is dan
ook veel zilverwerk in Duits
land omgesmolten. Maar hoe
kon het ook anders wanneer
een man als Johann Heinrich
Zedler in zijn 62 banden tel
lende „Grosze volstandige
Universallexikon aller Wis
senschaften und Kunsten"
(verschenen in de periode
1732-1754) opmerkt dat kapi
taal in zilveren en gouden
voorwerpen geïnvesteerd
„dood en vruchteloos is en on
getwijfeld tot geldgebrek
leidt". Zedler vertrouwt in
1743 die woorden aan het pa
pier toe en voegt er aan toe
dat „voornaam Engels tin
goed genoeg is voor een bur
gergezin".
Toch kan ook Duitsland even
als de omringende landen op
een bepaald rijke zilvercul
tuur terugzien. Daar is in de
eerste plaats het vroegere
„zilvercentrum" Augsburg
terwijl ook steden als Keulen,
Düsseldorf en Aken in dit
verband genoemd mogen
worden. Maar zilver als ge
meengoed voor de burgerij is
nooit zo geaccepteerd als bij
voorbeeld in ons land, waar
in vroeger tijden Friezen tij
dens strenge winters de toege-
vroren Zuiderzee overschaat-
sen en „aan de overkant" zil
veren souvenirs kochten.
De opkomst van zilver in het
algemeen hangt deels nauw
samen met de eetcultuur van
een bepaald land maar vooral
met de algehele cultuurzin
van de bevolking. In Duits
land gebruikte voornamelijk
de adel zilveren voorwerpen,
waarbij later na de introductie
van thee, koffie en chocola in
de 17e eeuw, ook zilveren ge
bruiksvoorwerpen voor de ge
goede burgerij beschikbaar
komen. Met de popularisering
van deze (warme) dranken
ontstaat er een grote vraag
naar zowel zilveren als porse
leinen gebruiksvoorwerpen
c.q. serviezen, waarbij het feit
dat Friedrich Böttcher rond
1708 als eerste Europeaan het
Aziatische porselien namaakt,
dat voornamelijk met Neder
landse VOC-schepen naar het
Avondland werd aangevoerd,
een belangrijke rol speelt. Al
spoedig wordt Böttcher's uit
vinding „het witte goud" ge
noemd en de stichting van de
wereldberoemde Meissen-ma-
nufactuur is er een recht
streeks gevolg van. Buitenge
woon fraai is de combinatie
van zilver met porselein,
waarbij in ons land Chinees
porselein uit de Ch'ing-dynas-
tie hier ter plaatse met zilver
wordt „versierd". Ook op de
natie porselein - zilver, waar
bij het de specifiek Duitse
„humpen" betreft. Fraai is
een beker van Meissen-porse-
lein uit 1740, die in Augsburg
een zilveren voetring en een
zilver deksel krijgt. Het blau
we bloemendecor aangebracht
op een oker fond harmonieert
buitengewoon met het zilver,
dat zo'n 25 jaar later is aange
bracht en dat (helaas) deels
verguld is. Ook een zilveren
deksel van rond 1700 dat zo'ji
35 jaar later op een biina 20
cm. hoge, druk beschilderde
beker wordt gezet, is een
voorbeeld van artistiek vak
manschap, waarbij Meissen en
Augsburg elkaar de hand rei
ken. Bij dit alles is het opval
lend dat de vormen van de
serviezen over het algemeen
in de 18e eeuw weinig veran
dering ondergaan. De theepot
blijft zijn buikige vorm hou
den, afkomstig als het pro
totype uit het Verre Oosten,
waar de theeceremonie een
heel aparte plaats in het
maatschappelijk leven in
neemt. De chocola- en koffie
potten zijn peer- dan wel cy-
lindervormig, vaak staande
op drie (zilveren) poten,
waaronder een lichtje om de
drank warm te houden. Zo
ontstaat een ware „hausse" in
de fabricage van allerlei voor
werpen, zoals kopjes en scho
tels, stoofjes, spoelkannetjes,
suikerpotten, lepeltjes, dien
bladen, kannen en potten en
wat al niet meer. Enerzijds
laat men daarbij het oog val
len op het slecht warmte ge
leidende porselein, anderszins
krijgt de edelsmid het druk.
Dekselbeker
De tentoonstelling in Keulen
laat drie gotische stukken
zien, waarvan de (vergulde)
dekselbeker van Hans van
Reutlingen het betreft hier
een toeschrijving, o.a. naar
aanleiding van een vrijwel
analoog uitgewerkt zegeldoos
je, dat behoort tot de Akense
domschat als een histori
sche ontdekking van de eerste
orde geldt. De beker is 18 cm.
hoog en is waarschijnlijk
voorzien geweest van spits-
vormig element op het deksel.
Hans Küpper schat het ont
staan van de beker tussen
1518 en 1520 en beschouwt
het stuk edelsmeedkunst als
voorloper van het al genoem
de zegeldoosje. Vooral de sok
kel, waarop drie putti zicht
baar zijn, wordt beschouwd
als een voorbeeld van laat-go-
tische figuratie, waarbij de
wapenschilden, die eveneens
te zien zijn, tot dusver niet
geïdentificeerd konden wor
den. Nog een gotisch stuk
edelsmeedkunst is een zilver
vergulde kelk (plm. 1330 - '40)
„Süsze Kanne"
Zó is er meer te zien op deze
tentoonstelling in het Ober-
stolzenhaus, waar o.a. ook Ne
derlands c
„de Griek
geëxposeerd is. Van het zilver
noem ik nog in het bijzonder
een zwaar geornamenteerde
zilveren dekselbeker (Deckel-
hump) van Hans Scholier, die
dit forse stuk (hoogte: 24,6
cm) in de periode 1659-'61 in
Leipzig vervaardigde. Een
pronkstuk, waarbij de zilvers
mid diverse begrippen (vlijt,
vrijgevigheid, liefde en kuis
heid) heeft uitgebeeld. „Die
süsze Kanne" werd deze be
ker ooit liefdevol genoemd.
Al met al is deze expositie een
van de eerste grote zilverten
toonstellingen in Duitsland,
waarvan de bewoners ooit
door Tacitus werden geprezen
om hun terughoudendheid
voor wat betreft het gebruik
van edelmetalen voor hun da
gelijks doen en laten. De hui
dige generatie museumdirec
teuren denkt daar vandaag de
dag heel anders over, getuige
de ijver en moeite, die men
zich getroost heeft om uit par
ticuliere verzamelingen de
Keulse tentoonstelling te kun
nen samenstellen.
KLAAS GOINGA
Een pronkbeker van de Duitse meester Hans Scholier
die dit werkstuk medio de 17e eeuw in Leipzig vervaar
digde. Het reliefwerk is buitengewoon krachtig, terwijl
ook deksel en voetring uitbundig versierd zijn. Deze
dekselbeker is liefst ruim 24 cm. hoog.
Winschoten wil
Enraf Nonius
WINSCHOTEN Winscho-
ten wil dat Enraf Nonius
haar nieuwe fabriek in deze
gemeente vestigt en niet in
Veendam of Stadskanaal.
In een brief aan minister Van
Aardenne van economische
zaken wijst het gemeentebe
stuur op de slechte werkgle-
genheidssituatie in Winscho
ten door de sluiting van Okto
(260 man) en de reorganisatie
bij Philips waardoor 120 men
sen minder aan de slag kun
nen. De vestigingsplaatsen
Veendam of Stadskanaal zijn
vorige week door het kabinet
genoemd in een gesprek met
de bestuurscommissie Noorden
des Lands.
Proefproces
tegen HBG over
jaarrekening
AMSTERDAM De Stlch-
ting Onderzoek Bedrijfsin
formatie (Sobi) heeft de
Hollandsche Beton Groep
voor de Ondernemingska
mer van het Amsterdamse
gerechtshof gedaagd in ver
band met de jaarrekening
1979.
De daagvaarding bevat slechts
één punt de HBG heeft de
verliezen van 19 miljoen op
de deelneming Netherlands
Offshore Company (NOC), die
ontstonden bij de liquidatie
van deze deelneming, niet in
de winst- en verliesrekening
opgenomen, maar buiten het
resultaat gehouden. Volgens
de Sobi heeft de HBG door
deze wiize van boeken haar
werkelijk resultaat van circa
f 11 miljoen ten onrechte met
50 „opgehoogd". De Sobi is
van mening dat, wanneer het
is toegestaan om verliezen ge
deeltelijk naar willekeur bui
ten de winst- en verliesreke
ning te houden, de jaarreke
ning voor de normale gebrui
ker elke betekenis mist, en
iaarrekeningsprocedures bij de
huidge wet verder weinig zin
hebben. De andere partners in
de NOC, teweten Volker-Ste-
vin en Bos Kalis (elk voor
40 hebben hun deel in de
liquiddatieverliezen op deze
deelneming wel juist in de
jaarrekening verwerkt, aldus
de Sobi.
AMSTERDAM Terwijl
de Amsterdamse effecten-
markt een kalme aanblik
toont, wordt de positieve on
dertoon nauwelijks ver
stoord. De nog altijd sterke
veerkracht op de Ameri
kaanse beurs, ondanks gelei
delijk slechter wordende be
richten, geeft het Damrak
duidelijk koerssteun. Welis
waar overheerst hier op
sommige dagen het aanbod,
maar op enkele uitzonderin
gen na hebben zich de afge
lopen tijd geen dramatische
koersdalingen voltrokken.
Tal van aandelen bieden
momenteel een aantrekke
lijk rendement. Dat ver
kleint de risico's van scher
pe koersdalingen. Boven
dien bestaat de verwachting,
dat de ruimte voor een be
perkte rentedaling in ons
land nog niet is verspeeld.
Het gemiddelde rendement
op staatsobligaties varieert
momenteel iets beneden de
10 procent. Enkele maanden
terug lag dit rendement nog
op bijna 11,5 procent. Hoe
wel de rentestand zich vanaf
begin april in dalende rich
ting beweegt, ligt het gemid
delde rentepeil nog steeds
boven het niveau van dat
van eind vorig jaar.
Over een langere reeks van ja
ren bezien komen we met de
rente telkens een stapje hoger.
Vooral de laatste jaren hebben
duidelijk gemaakt, dat perio
den van dalende rente telkens
werden verstoord door facto
ren die een nieuwe rentestij
ging stimuleerden. Die ont
wikkeling heeft zich ook ver
taald in de koersen van de
meeste aandelen. Nederlandse
aandelen die, uitgaande van
een onveranderd dividend
over 1980, momenteel min
stens 10 procent dividend bie
den zijn: Akzo, BAM Holding,
Ceteco, Deli-Maatschappij,
Desseaux, HAL, Holdoh, Hol-
landia-Kloos, Hollandsche Be
ton Groep, IBB-Kondor, KBB,
Landré Glinderman, Nefit,
Norit, Orenstein en Koppel,
Philips, Riva, Sanders Behang,
Schuitema, Textielgroep
Twenthe, Twentsche Kabel,
Twijnstra en Gudde, Verenig
de Glasfabrieken, Volker Ste-
vin, Wessanen en Westlan-
d/Utrecht Hypotheekbank.
De stroom bedrijfsberichten
over de gang van zaken in het
eerste halfjaar zal in augustus
op gang komen. De grote con
cerns zullen de bal aftrappen,
waarna de mededelingen van
de financiële instellingen kun
nen worden verwacht. Die be
richten kunnen weer meer le
ven in het beursgebeuren
brengen.
Naast het rechtstreeks beleg
gen in aandelen en obligaties
zijn de beleggingsmaatschap
pijen een bruikbaar alterna
tief. Er zijn er in ons land heel
wat. Daarbij kan onderscheid
worden gemaakt tussen beleg
gingsmaatschappijen, beleg
gingsfondsen en beleggingsde
pots. Allemaal houden deze in
stellingen zich bezig met het
verzamelen en beleggen van
gelden van derden in effecten
of andere vermogensobjecten.
Voor degenen, die vinden dat
ze zelf geen tijd hebben voor
het beheer van hun effecten-
portefeuille of die menen er
onvoldoende verstand van te
hebben kunnen beleggingsin
stellingen een oplossing zijn.
Het voordeel van een beleg
gingsinstelling is, dat de gel
den worden beheerd door des
kundigen. Zij houden zich de
hele dag bezig met de beleg
gingsmaterie, volgen de finan
ciële markten en plegen in het
algemeen goede relaties te on
derhouden. Toch verschilt de
waarde-ontwikkeling van de
beleggingsfondsen grosso
modo niet zoveel van de alge
mene marktontwikkeling. De
waarde van de meeste beleg
gingsinstellingen daalt in
slechte beursjaren en stijgt in
jaren, waarin de beurskoersen
oplopen. Daardoor zijn de
marktontwikkelingen in door
snee doorslaggevend voor de
uitkomsten van de beleggings
maatschappijen.
Het ligt er aan of bij een beleg
gingsmaatschappij een alert of
meer een statisch beleid wordt
gevoerd. Kleine beleggingsin
stellingen plegen het door
gaans wat beter te doen dan de
grote. Dat komt doordat kleine
instellingen flexibel te werk
kunnen gaan en in staat zijn
sneller veranderingen in de
portefeuille aan te brengen.
Het kan echter ook gebeuren,
dat in tijden van teruglopende
koersen hun waardeontwikke-
ling onder het gemiddelde
blijft van de grote beleggings
instellingen. Uit een recent ge
publiceerd overzicht van Sla-
venburg's Bank blijkt, dat gro
te internationaal geörienteerde
beleggingsmaatschappijen als
Robeco en Rolinco zich in de
per eind mei gerapporteerde
periode van twaalf maanden
gunstig hebben ontwikkeld.
Hetzelfde kan worden gezegd
van het nog tamelijk jonge
fonds Esmeralda en van een
fonds als Obam.
Rorento
De laatste weken neemt de be
langstelling voor het rente-
fonds Rorento weer duidelijk
toe. Die hernieuwde interesse
fundamentele her
ziening van het uitkeringsbe-
leid werd aangekondigd. Deze
op Curacao gevestigde beleg
gingsmaatschappij werd in de
zomer van 1974 opgericht, op
een moment dat de rente op
zijn top stond. Rorento belegt
de gelden die zij binnenkrijgt
wereldwijd in obligaties en le
ningen met een hoge rente. In
de eerste jaren maakte Roren
to een voorspoedige ontwikke
ling door. Dat was te danken
aan de stijging van de obliga-
tiekoersen en aan de gunstige
fiscale formule. Buitenlandse
beleggingsfondsen hebben na
melijk niet de verplichting tot
winstuitkering. Voor de aan
gifte van de inkomstenbelas
ting is voor deze instellingen
een speciale regeling getroffen
namelijk die van het zoge
naamde fictieve rendement.
Dat betekent, dat Nederlandse
aandeelhouders in Rorento
voor de fiscus het fictieve ren
dement moeten opgeven. Dat
was tot voor kort 3,6 procent
van de waarde van de aande
len aan het begin van het jaar,
waarover de aangifte voor de
belasting van toepassing is.
Rorento keerde daartegenover
een bescheiden contant divi-
dent uit, dat even hoog was als
de Nederlandse aandeelhouder
aan fictief belastbaar inkomen
moest opgeven. De rest van de
inkomsten voegde Rorento toe
aan het vermogen.
Naast het contante dividend
ontvangen aandeelhouders elk
jaar een belastingvrije uitke
ring in aandelen. Zodoende
bood Rorento de mogelijkheid
van een belastingvrije groei
van de vermogenswaarde, ter
wijl over de inkomsten uit dit
bezit slechts een minimale be
lasting werd geheven. In het
kader van de fiscale reparatie
wet heeft de staatssecretaris
van Financiën in het najaar
van 1978 besloten om het fic
tieve rendement van buiten
landse beleggingsmaatschap
pijen te verhogen van 3,6 pro
cent tot 6 procent. In de Twee
de Kamer is dit besluit al aan
vaard. Wanneer Rorento het
uitkeringsbeleid zou handha
ven, zou dat betekenen dat
to. Rorento is namelijk een zo
genaamde open-end beleg
gingsmaatschappij. Dat houdt
in, dat dagelijks op de beurs
een koers tot stand komt die
ongeveer gelijk is aan de ver
mogenswaarde of intrinsieke
waarde per aandeel. Tot eind
1978 groeide Rorento en moes
ten voortdurend aandelen
worden geplaatst om aan de
groeiende vraag te voldoen.
Daarna heeft Rorento aande
len moeten inkopen. In het
per eind februari afgesloten
boekjaar 1979/1980 werden
ruim 8,7 miljoen eigen aande
len opgenomen.
Rorento vond dat die ontwik
keling zo niet kon doorgaan.
Daarom werd besloten de uit-
keringspolitiek fundamenteel
te wijzigen. De komende jaren
zal Rorento geen dividend
meer uitkeren. Alle inkomsten
worden aan het vermogen toe
gevoegd. Dat heeft tot gevolg
veel meer contant dividend
zou moeten worden gegeven
om de aandeelhouders hun be
lastingverplichtingen te laten
voldoen. Bovendien zou er
minder ruimte overblijven vor
belastingvrije waardegroei.
De fiscale reparatie haalde een
streep door de aantrekkelijke
fiscale formule van Rorento en
veroorzaakte een groot aanbod
van aandelen. Dit aanbod nam
Rorento op tegen de vermo
genswaarde per aandeel, die
elke dag wordt vastgesteld.
Het probleem daarbij was dat
de rente in de loop van 1979 is
gaan stijgen. Om het groeiende
aanbod van aandelen in te ko
pen moest Rorento obligaties
tegen dalende koersen uit ei
gen portefeuille verkopen. Die
ontwikkeling veroorzaakte
aan daling van de vermogens
waarde en daarmee van de
koers van het aandeel Roren-
dat de vermogenswaarde per
aandeel toeneemt en dat daar
door de beurskoers omhoog
gaat. Aandeelhouders worden
bovendien voor dit jaar en
voor 1981 niet fiscaal aangesla
gen, omdat fiscaal verlies
wordt geleden. Daarna wordt
maximaal 6 procent geheven
op de waarde van de Rorento-
belegging. Rorento zal dat elk
jaar bekend maken. Ondertus
sen blijft het mogelijk toch een
inkomen uit het Rorento-bezit
te verkrijgen. Een aandeelhou
der kan voortaan zijn eigen
uitkeringsbeleid bepalen. Jaar
lijks kunnen aandeelhouders
voor een bepaald bedrag een
deel van de aandelen Rorento
verkopen. Op deze wijze heeft
Rorento zich aangepast aan de
veranderde fiscale bepalingen.
Die aanpassing heeft de animo
voor beleggen in Rorento be
vorderd.