Fiscus flessen..., laakbaar maar niet levenslang rte eld i •fa-h doo Jg abonees meisje, bezig met de was in de 3>penzon. Niet onmiddellijk een aanleiding ir Ambon terug te koren... 28 JUI r af. jk ori armelq te r nateril remisj itzky. i 3 gelui rd te van i nl De baai van Ambon in de avondschemering, die in die gebieden maar heel kort duurt De repatriëring van In donesische Molukkers, ongeveer een vierde van de 36.000 in Ne derland verblijvende ballingen, naar hun va derland zit volkomen in het slop. Oorzaak: de Indonesische regering zit niet te springen om nog meer ongeschool den, voor wie toch nau welijks werk is. Boven dien staat men nog al tijd, al dan niet terecht, wantrouwend tegeno ver Molukkers met een opstandig (RMS)-verle- den. En binnen de Mo lukse gemeenschap stelt men zich zeer te rughoudend op als het gaat om financieel aan lokkelijke bijdragen van de Nederlandse over heid in de kosten van repatriëring. Ook uit de volgende cijfers blijkt dat de Molukkers niet staan te dringen op Schiphol. Vanaf 1952 tot 1970 boekten nog 252 gezin nen (1798 Molukkers) een „enkeltje Ambon", maar na de bezetting van de Indonesische ambassade te Wasse naar op 31 augustus 1970, wat beschouwd mag worden als het be gin van de radicalise ring van de ballingen, kwam er stevig de klad in. Want vanaf 1970 tot eind dit jaar keerden slechts dertig gezinnen (162 personen) terug. Dit voorjaar heeft één Moluks gezin van drie personen de koffers durven pakken. Veelzeggend is dat na genoeg uitsluitend ge pensioneerde Moluk kers zijn teruggekeerd. De meesten om op ei gen bodem te kunnen sterven. Voor de Nederlandse overheid betekent deze nauwelijks van de grond gekomen repa triëring een streep door enkele besluiten van de „Akkoorden van Was senaar". In deze ak koorden, in 1975 geslo ten tussen de regering van Nederland en die van Indonesië, besloot men tot een gezamen lijke aanpak van het probleem Zuid-Moluk- ken. Zo kregen staten loze Molukkers twee jaar de tijd te kiezen voor de Indonesische nationaliteit met kans op terugkeer. Tevens werd er een zo geheten „Joint Com mittee" samengesteld uit ambtenaren van binnen- en buitenland se zaken, CRM en een drietal leden van de In donesische ambassa de. De Molukkers kre gen geen vertegen woordiging. Daarnaast besloot pre sident Suharto tot het instellen van Panitia Repatriasi Suku Malu ku. beter bekend als PanMal. Doel van deze, onder het ministerie van binnenlandse za ken ressorterende groep is de terugkeren de Molukkers op te vangen. Ook begeleidt PanMal in samenwer king met de „Joint Committee" de fel om streden oriëntatierei zen. Van meet af aan heeft Indonesië beperkende voorwaarden gesteld aan de mogelijkheid tot terugkeer. Slechts drie categorieën zijn wel kom: Bejaarden, want hun aow garandeert een vorstelijke oudedags voorziening in Indone sië; Geschoolde Moluk kers zouden bij voor keur bij Nederlandse bedrijven in Indonesië aan de slag kunnen; Ongeschoolde repa trianten zouden een plaatsje krijgen In ont wikkelingsprojecten. Met de groep bejaar de c.q. gepensioneer de Molukkers was en is dat geen centje pijn. Maar met de twee, meer kwetsbare groe pen, is het finaal misge lopen. De Nederlandse, in Indonesië opereren de bedrijven zijn alles behalve happig op ge schoolde Molukse re patrianten. „Wat moe ten we met deze ex- landgenoten, gesteld dat ze ons niet zouden bevallen. Kunnen we ze dan zomaar op straat zetten?", is een veelge hoorde wedervraag. Bovendien streven de Nederlandse bedrijven naar een zo groot mo gelijke „Indonesianise- ring" van hun werkvolk. Trouwens, de toch al niet zo dik gezaaide ge schoolde Molukkers staan allerminst voor aan voor terugkeer naar een land met een onzekere toekomst. Ongeschoolde, Indone sische Molukkers zou den bij terugkeer nau welijks een kans krijgen en dus snel verpaupe ren. Aan nog meer pau pers heeft Indonesië geen enkele behoefte. Ook op de Molukken zouden ze snel gedesil lusioneerd raken. Want ook op Ambon pro beert de werkloze Mo- lukker ver buiten de Molukken aan de kost te komen. De meesten trekken naar Sumatra. En voor ontwikkelings projecten in Indonesië heeft men de keuze uit een leger van ruim ze ven miljoen werklozen. Aanpassen Insiders in zowel Ne derland als Indonesië vragen zich zelfs af of de Molukker met zijn Indonesisch paspoort wel gebaat is met te rugkeer naar zijn va derland. In Jakarta ver trouwde een nauw bij de repatriëring betrok ken, maar liever ano niem blijvende ambte naar me toe: „Moluk kers in Nederland zijn te lang weg om zich nog te kunnen aanpas sen. Jongeren kennen de Molukken alleen uit mythe-achtige overle vering. Zelfs ouderen zijn teleurgesteld over de levensomstandighe den op de Molukken. Niet dat de Indonesi sche regering deze pro vincie links laat liggen. De ouderen zitten in eens met de zogeheten „cultural shock", die iedereen krijgt na lang durige afwezigheid, waarin men het verlo ren vaderland is gaan idealiseren. Men is te ver verwijderd van de eigen wortel". Tegenwerpingen als „het is en blijft hun va derland" maken in In donesië weinig indruk. Molukkers, die zich op hun vaderlandsliefde beroepen, worden bo vendien met argusogen bekeken. Méér liefde voor de Molukken dan voor In donesië riekt naar de RMS-ideologie. En daar is men nog altijd aller gisch voor, ook al ont kent men het bestaan van RMS-restanten in alle toonaarden. Indonesië wil zich wel inspannen voor Moluk kers, die zich op kosten van de Nederlandse re gering (CRM betaalt mee) op de Molukken komen oriënteren. In RMS-kringen worden deze reizen „indoctri natie-tripjes" genoemd en derhalve zoveel mo gelijk gemeden. Toch heeft PanMal zijn beste resultaten ge boekt met het begelei den van deze omstre den reizen. Belangrijke RMS'ers als de groep Kuhuwael-Mantouw, het duo Solissa-Thenu en de eenmanstrip van RMS-kolonel Tahapari, hebben zo kennis ge maakt met de Moluk ken anno 1980. Som migen zijn gesterkt in hun streven naar een Vrije Republiek der Zuid-Molukken. Ande ren zijn met wat meer vraagtekens dan voor heen huiswaarts ge keerd. Vraagtekens, zo rede neert men in Indonesië, zijn de kiem van elke bekering. Vandaar dat men medewerking blijft verlenen aan het rond leiden van Molukse „pottekijkers", zoals de groep Aponno, die voor medio juni op het Pan- Mal-programma staat. Nog dit jaar zal ook een groep Molukse stu denten de omstreden reis maken. Tot slot: menig Indone siër die ik sprak over de repatriëring van tot Indonesië bekeerde Molukkers, noemt het dwaas dat Nederland de terugkeer financiert van Indonesische staatsburgers. Wellicht ligt de reden hiervoor in de ontnuch terende uitleg van meergenoemde ambte naar in Jakarta: „Wat is nu goedkoper voor Ne derland: een Molukker in een bejaardencen trum of elke maand de aow-cheque sturen naar Ambon...?" HANS TOONEN heim gehouden rapport van een gepensioneerd directeur van 's rijks belastingen grote verbazing. De strekking van het betoog van de rapporteur is duidelijk. Zijn persoonlijke mening is dat een deel van de Nederlandse bevolking „van nature" ge neigd is tot het kwade. Een stelling die slechts tot de conclusie kan leiden dat de geachte rapporteur eerder in Schopenhauer dan In Hegel gelooft - en dat mag hij. Hem kan evenmin verweten worden, dat de door hem verzamelde feiten in een deel van de pers zo danig verwrongen worden dat bij de lezer een to taal verkeerd beeld ontstaat. Zo viel het op dat een commentator van een overigens keurig lande lijk ochtendblad opmerkte dat twee derde deel van de Nederlandse bevolking belastingfraude pleegt, terwijl toch duidelijk in het rapport vermeld was dat het ging om de tot de belastingaangifte ver plichten. Ook valt het de rapporteur niet kwalijk te nemen dat zijn opdrachtgevers zich zo eenzijdig laten voorlichten. Als een regering besluit een bepaald probleem aan te pakken, dan valt het op dat zij zich In haar besluitvorming laat adviseren door slechts één man. die bovendien het gevaar loopt als gevolg van zijn jarenlange werkzaamheden be hept te zijn met bepaalde vooroordelen. Een be lastinginspecteur die voortdurend geconfronteerd wordt met meer of minder geslaagde pogingen om de fiscus te flessen, zal na verloop van tijd de nei ging vertonen aan de waarheidsgetrouwheid van elke aangifte te twijfelen. En het is dan een kleine moeite om deze twijfel te staven met statistische cijfers. Met dit gegeven hadden de opdrachtgevers van de rapporteur rekening moeten houden. Een dergelijk onderwerp kan slechts bestudeerd wor den door een multi-dlsciplinair team. Dit klemt te meer. omdat aan het rapport zulke ingrijpende be leidsbeslissingen worden ontleend. Heksenjacht... En daarmee komen we toe aan het belangrijkste gevaar, dat dreigt te ontstaan: een volstrekt onge motiveerde heksenjacht op de belastingplichtige, die toch al in een groot aantal opzichten van zijn natuurlijke vrijheden Is beroofd. Onder verwijzing naar het al eerder gestelde onaantastbare goed van het procesrecht, kan gesteld worden dat de Nederlandse burger In het algemeen vrij veel be scherming geniet tegen willekeurig overheidsoptre den. In ons land kan niemand zonder meer van zijn vrijheid beroofd worden, zijn bestraffing volgt pas nadat er een eerlijk proces heeft plaatsgevonden en vóórdien wordt niemand schuldig geacht. Zijn verhoor, de preventieve hechtenis, zijn verweer te gen het overheidsoptreden, dat alles is omgeven met een stringent net van beporkende regels. Dit voor zover het betreft het plegen van „gewo ne" misdrijven. Wie echter de fiscus benadeelt, moet er op rekenen dat op die regels van proces recht belangrijke inbreuken gemaakt kunnen wor den. De Fiscale Inlichtingen- en Opsporings Dienst, kortweg FIOD, heeft vergaande bevoegdheden, die verre uitgaan boven die van een andere opspo ringsambtenaar: oom agent. Een van de belang rijkste „voorrechten" die een van belasting,,frau de" verdachte mist, is bijvoorbeeld het recht om te zwijgen. Men is verplicht de FIOD naar waarheid te antwoorden op gestelde vragen. Doet men dat niet, dan pleegt men een afzonderlijk misdrijf. Op zich is dit weer een inbreuk op de goede ge woonte, dat een verdachte niet tot zijn eigen ver oordeling behoeft bij te dragen. Als blijkt, dat men de fiscus inderdaad heeft benadeeld hetgeen niet in eerste instantie ter beoordeling wordt voor gelegd aan de rechter kan de belastinginspec teur meteen de straf bepalen (doorgaans 100 pro cent van het bedrag dat men de belastingen door de neus heeft willen boren). Men kan tegen deze beslissing wel in beroep gaan. maar intussen is men wel verplicht die boete te betalen. Een door breking van het adagium: geen straf zonder mis drijf (de tweede stelling van Anselm von Feuer- bach). Schuldig... En ais men uiteindelijk of door de strafrechter of door de belastingkamer definitief schuldig wordt bevonden, dan blijkt er opeens sprake te zijn van een bestraffingsmethode, die zich in de loop der westerse geschiedenis maar eenmaal, gedurende een vijftal jaren, heeft voorgedaan: het verfoeilijke systeem van de Code des Peines vlak na de Fran se Revolutie: op elk misdrijf - ongeacht de persoon van de dader dezelfde straf. De fiscus krijgt vol ledige schadevergoeding en bovendien moet men die honderd procent boete betalen, zelfs als zou men daarvoor tientallen jaren lang met het gehele gezin in de bijstand geraken. Deze onverbiddelijke bestraffingsmethode, toegepast op de „gewone" vermogensdelicten, zou zeer terecht een storm van protesten uitlokken. In elk geval in strijd zijn met de thans levende opvattingen over het nut van de straf. Al deze inbreuken op het normale procesrecht ver dedigt men met de stelling, dat het benadelen van de fiscus en daarmee alle medeburgers dus, een zodanig laakbare handeling is, dat er streng moet worden opgetreden. Nu, na het uitbrengen van het genoemde rapport, gaan er stemmen op om dit specifieke misdrijf nog zwaarder aan te pakken. Nu is het een feit. dat belastingfraude in welke vorm en op welke schaal ook gepleegd een mis drijf blijft, dat gericht is tegen de gemeenschap en daarom bestrijding behoeft. In stede van er met „de botte bijl" op in te hakken, zou het voor de beleidsvoerende en wetgevende instanties aanbe velenswaard zijn het volgende te overwegen: meer controle op de opsporende en vervolgen de instanties, zulks tot haar eigen bescherming. De wijze van werken van FIOD, inspecties en be lastingkamers onttrekt zich momenteel aan de openbaarheid. Zij beschikken evenwel over een grote macht ten opzichte van de individuele bur ger. Oncontroleerbare macht doet steeds het ver moeden rijzen dat er misbruik van gemaakt wordt. Een zo groot mogelijke openheid is dus niet hin derlijk, maar kweekt meer begrip bij het publiek voor het ongetwijfeld moeilijke werk; vervolging van belastingfraude dient zo veel mogelijk voor de gewone strafrechter te geschie den. Het bevordert de openbaarheid, dient daar door ook de generale preventie (want slechts wei nigen weten welke ellende hun jarenlang boven het hoofd kan hangen wanneer ze de fiscus flessen) en voorkomt dat de berechting verzandt in een belas tingtechnisch debat, waarin aan de persoon des daders geen enkel recht wordt gedaan; afschaffing van het 100 procent-systeem. De strafmaat dient aangepast te worden aan de om standigheden waarin de dader verkeert. De huidi ge bikkelharde straftoemeting heeft niets te maken met vergelding, nog minder met de mogelijkheid tot resocialisatie. een multi-disciplinaire aanpak van het pro bleem, vooral nu uit de eigen waarnemingen van de rapporteur blijkt dat het misdrijf op zo grote schaal plaatsvindt en daarvoor moeten toch oorza ken gevonden worden; vereenvoudiging van het belastingstelsel; training van belastinginspecteurs in de benade ring van het publiek. Bij een verkeerde aangifte gaat men er te snel vanuit dat de belastingplichti ge er werkelijk óp uit is de fiscus „te pakken", ter wijl het wellicht in even zovele gevallen slechts een kwestie Is van onkunde, gebrek aan inzicht of verkeerde adviezen van derden. In het algemeen: het terugbrengen van dit mis drijf tot zijn ware proporties: een laakbare hande ling. die bestraffing behoeft binnen het gehele sy steem van onze rechtsregels. GERT VALKENBURG AAG Sinds de Franse revolutie zijn yyjeleerde heren elkaar in de haren gevlcgen t vermoedelijke nut van het strafrecht. Is de ding" al dan niet de reden van het be- Valt dat te rechtvaardigen? Is strafopleg- fit juiste wapen om ongewenst gedrag te inen? In onze samenleving betwist men dat hinaliteitsbestrijding in handen moet worden I van slechts één discipline, de justitie. Zij izich immers voornamelijk bezig met de I op het „uiterlijk vertoon" der misdadig- 'e' te schending van het recht. Wordt daardoor £°|cort gedaan aan de bron van het kwaad? sociologen en antropologen niet meer. of 3: Uitsluitend, worden ingeschakeld bij de po- om de wetsovertreder tot het door de sa- Jrl |ing verlangde gedrag te brengen? Men slin- ^or|kaar met moeilijke woorden als depenalise- v social engineering om de oren. De hart- va%lijke twisten leiden tot ettelijke rechtsge- »L"sch0,en" en zul,en volgens een voor- 010 prognose zeker in deze eeuw niet wor- igelost. >valt is ondanks alle onenigheid, dat vrijwel "1 skundigen het eens zijn over tenminste één P van het strafrecht: beteugeling van de °9 van de overheid over haar burgers. Immers, afrecht bestaat niet alleen uit een droge op- M? 09 van een groot aantal menselijke hande- ,CJ" die niet aanvaardbaar worden geacht en 3n daarom een straf is gesteld (men noemt „materiële" strafrecht). Maar in elk beetje lafd land zal ditzelfde wetboek ook regels en van procesrecht: wanneer mag iemand ch| steerd en vervolgd worden?, hoe kan de zich daartegen verweren?. De mate van de- itie, waarin een staat verkeert, herkent men aans het beste aan zijn geldend procesrecht, it met een voorbeeld te verduidelijken: niet It dat men in een dictatoriaal geregeerd land IJven tegen de staat strafbaar heeft gesteld de verontwaardiging (dat is in ons land ook tval), maar de laakbaarheid schuilt daarin dat in die alleen maar verdacht worden van het i van zulke misdrijven zonder verder bewijs- laal worden opgepakt, langdurig in voorar- erblijven en dan worden gemarteld teneinde bekentenis" af te dwingen. Om zulke uitwas voorkomen, zijn er regels nodig en die vindt i het strafwetboek. "te verbazing... licht bezien wekt de reactie op een vorig jaar iracht maar gedurende te., lange tijd ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 19