Grootgrutter Henk de Wit toverde uit het niets gen miljoenen imperium „Een snelle jongen kan een ander ook snel geld afhandig maken" (Malt ect at sbeht c •nkelii aani ERDEN Zoals gewoonlijk nam Henk {Vit vanmorgen om half zeven in zijn bzijn op het verlaten fabrieksterrein jWoerden het dagelijks ochtendappèl in zijn bevoorradingstroepen. In gefor- tempo inspecteerde hij de witte reu- de blikgroenten, de zakjes blauw en heebuiltjes, de pretletters en de dui- I en èèn andere kruideniersartikelen, :ot aan de hoge zoldering liggen opge- eld. Toen hij daarna in de richting van sobere werkkamer op de eerste etage ide, dacht hij in een flits: op het ogen- lopen hier vijftien mensen rond, die de deren verzendklaar maken voor onze en. Dat lijkt me rijkelijk aan de hoge L Volgens mij kan hetzelfde werk ook ban worden met minder personeel, r moet een methode voor te bedenken a p later, achter zijn bureau, kreeg hij npt weer een visioen: mijn zaak is I zamerhand te groot geworden voor 'man. Ik kan best iemand naast me ge ien. Een eenmansbedrijf kan op den niet goed gaan. Ik maak dagen van !n uur en lig vaak nachten wakker, it die zaak me niet loslaat. En als ik :eer per jaar zeven dagen op vakantie ib ik de privènummers van alle filiaal- Iers In mijn binnenzak en bel ze om de klap vanuit Zuid-Frankrijk op om te in, hoe het die dag is gegaan met de lel. Daar moet op korte termijn veran- ig in komen. Want anders ga ik er on- iepelijk onderdoor. de Wit dacht op dat moment niet meen doctorandus. „Want die koop je h pnwoordig per kilo. Aan dat soort figu- iheb ik geen fluit. Nee, waar ik behoef- ku&an heb, is een goeie vent, een boeren- le n§en zoals ik, die recht toe recht aan dokt. En als ie gezond in mekaar zit, mag mij best een paar keer flink op zijn., ■aks; vallen. Dat is mij ook vele malen ge- frd en ik ben van die glijpartijen nooit hter geworden. Ik heb meer aan men- vanjdie met vallen en opstaan wijs zijn ge- Kopen, dan aan figuren in een dure bla- arnldie hun kennis uit de boeken hebben r? kald". htigi re g»a| tragi de Wit, 37 jaar, één van de 15 kinde- 'an een groenteboer uit het Zuidhol- Reeuwijk, heeft zojuist zijn elfde Prijzenhal in Arnhem met gepast jedruis geopend. De bloedstollende haijalen over recessie, inflatie, nullijnen, vanfloosheid en buikriemen, die steeds gaatje verder worden aangetrokken, een Int hij vooralsnog voor kennisgeving En professionele zwartkijkers, die zon waarschuwen voor het naderende erbde van de welvaartsstaat, snoert hij de en. Cd met zijn privé belijdenis: „Met vak- oefpschap, zuinigheid en een scherp oog n, h$ de markt, kun je in dit gekke land een gouden toekomst opbou- ofd ial ipaalbaarheid van dit geloof tegen de in heeft hij inmiddels overtui- I bewezen. Twaalf jaar geleden reed h og met een bakfiets vol winterpeen en nheimers door de ingewanden van wori -Holland. En toen hij kort na zijn ne- Is iönde verjaardag vaste verkering 3 refg en tegen zijn vader zei, dat hij zo »st, esaan eens voor zichzelf wilde begin niet kreeg hij te horen: „Mijn zegen heb je c. Maar ik kan je helaas geen cent in {geven. Als je er trek in hebt mag je de ik iets meenemen". ■aals die wetenschap stapte De Wit regel- wont naar een bank en sloot hij een lening s irPor het ongehoorde bedrag van 20000 iet sen. „Die geef ik alleen, omdat ik je va- to goed ken", zei de bankdirecteur er bij, „die man heeft altijd eerlijk zaken lan. En daarom vertrouw ik jou ook", dat krediet kon de zoon vervolgens foude woonboot kopen voor 1200 gul- ng «en een bruiloft geven, die hem 5000 lant&n kostte. oud Btfde kreeg-ie daarna ook nog te ho- n 'an de grossier die hem voor een paar ofterd gulden handel op de pof gaf. „Je Wa^ dat je vader zo'n nette kerel is", zei n, g .want anders zou ik er niet over ge- hebben om met je in zee te gaan", n tdk die man had gelijk", zegt De Wit jaar later, „vader is in feite te goed j rtf deze wereld". iar i viidi alle basis het geld, dat toen nog van de lening lg >erde, kocht hij via een oom wat twee- nds meubels en op die smalle basis vintjB h'j vervolgens welgemoed de eerste OkTvoor z'in miljoenenimperium. Hij be- uurjmet d® verkoop van groenten en fruit qq orpen en op markten in Zuid-Holland M lat lukte wonderwel. Een kwestie van jg ,en en vangen. „Een snelle jongen", Jqci uidelijkt hij, „kan een ander ook snel afhandig maken". on nige tijd kwam zijn broer Aad hem as- ren en daarna volgden in snel tempo p rader en zijn broers Joop, Kees, Hans, en Bert. „Meer smaken hebben we riln de familie", verontschuldigt hij zich. de Markthof in Den Haag", herinnert b ich nog glashelder, „Is het pas goed lens geworden. Op een dag zeg ik te- vader: „Pas jij even op de han- jdan ga ik even kijken bij de Konmar". Elke werkdag om klokslag half zeven 'a morgens kun je grootgrutter Henk de Wit vinden In zijn immense magazijn In Woerden, waar hij in razend tempo zijn bevoorradingstroepen inspecteert. Dat was een nieuwe zaak, waar ik de dol ste indianenverhalen over gehoord had. En ik wilde nou wel eens met mijn eigen ogen zien. of die niet wat overtrokken wa ren". „Het was een gewone doordeweekse werkdag. Niks bijzonders dus. Maar toen ik die winkel binnenkwam zag ik een horde mensen, die niet normaal meer was. Ze delen de boel hier zeker gratis uit, dacht ik nog een moment. Maar nee hoor, het ble ken wel degelijk klanten te zijn, die aan de kassa keurig afrekenden". „Op dat moment kreeg ik het pas goed te pakken. Wat die Verstraten van de Kon- mar presteert, kan Henk de Wit ook, dacht Ik". „Ik had toen al voor zestigduizend gulden de boerderij van Arie Vermeulen in Reeu- wijk gekocht. Maar niet met de bedoeling om daar een handeltje te beginnen, ik wil-, de alleen lekker rustig buiten op het land wonen. Die avond heb ik dat Idee rap la ten varen en binnen de kortste keren had ik de oude koeienstal volgegooid met krui deniersspullen". „Ik zie het tafereel nog vóór me: op een donderdag opende ik mijn eerste Witte Prijzenhal. En bij voorbaat had iedereen in Reeuwijk om het hardst geschreeuwd, dat ik het hooguit vijf maanden zou volhou den. „Het is de zoon van boer De Wit goed in de bovenkamer geslagen", zeiden ze, „die denkt zeker, dat we voortaan op een boerderij buiten het dorp onze bood schappen gaan halen. Nou. daar vergist meneer zich dan lelijk in. Het is gedaan met de koopman". Ik dacht ondertussen: laat ze maar kletsen. Want ik ken de Reeuwijker van binnen en van buiten. Die houden niet van stunts en grote woorden., Maar ik was er wel van overtuigd, dat het zou lukken. „Die Witte Prijzenhal" voor spelde ik mijn vrouw, „let op mijn woor den: dat is het ei van Columbus". Op het laatsté moment had ik nog een feestelijk lint gekocht en vóór de deur van de boer derij gehangen. Want dat hoorde zo, als je een zaak opende, hadden ze verteld. Maar toen het zover was, was er nergens een schaar te bekennen en ging de voorstel ling niet door". Verkeerschaos „Pa komt de volgende dag terug van de Markthof in Den Haag en kan Reeuwijk niet meer in, omdat honderden auto's de weg blokkeerden. Hij denkt: wat is hier in vredesnaam aan de hand? Want hij had geen flauw benul, dat die verkeerschaos het werk was van mensen, die in mijn Wit te Prijzenhal hun inkopen kwamen doen. En het regende die dag ook nog. En niet zo zuinig". „Na die opening In R,eeuwijk kreeg Ik de smaak goed te pakken. En binnen de kort ste keren waren er ook Witte Prijzenhallen in Arnhem en Amsterdam. En daar was het ook al de hele dag „kassa". Achteraf geef ik graag toe dat ik toen te hard van stapel ben gelopen. Ik wilde gelijk door dreunen en daarom maakte ik fouten". „Mijn vierde zaak lag aan de rand van een bestemmlngsgebied in Maassluis. Maar ik nam de gok en redeneerde: „Als ik een maal draai, laat het gemeentebestuur het wel uit zijn hoofd om me weg te Jagen". Die zaak in Maassluis was een plaatje. Daar zat zelfs een complete slagerij in. Ik gooi op donderdagmorgen de deur open en een uur later krijg ik een telegram van het gemeentebestuur, waarin onmiddellij ke sluiting bevolen werd. Ik bel mijn advo caat in Den Haag en die zegt: „Open blij ven De Wit". Ik vond dat een puik advies- Je, want het zag inmiddels zwart van de mensen". „Om één uur komt er een postbode met een telegram. „Sluiten", stond er In. „Doorgaan", zei mijn advocaat, „niet op reageren". Een kwartier later werd de elektriciteit afgesneden. Maar daar zat ik niet mee. Binnen de kortste keren had ik een noodaggregaat op de kop getikt en konden we weer verder draaien". „Om drie uur werden de kassa's in beslag genomen. „Open blijven", zei mijn advo caat, „Je rekent maar gewoon af, zoals het vroeger ging. Met de geldtas op je buik". Om half zes kwamen er wat mannen van gemeentewerken, die een hek om mijn zaak bouwden. Op dat moment, ik beken het eerlijk, heb ik een moment gedacht: nou ben ik verloren. Ik had voor twee en een halve ton in die winkel geïnvesteerd en zo'n financiële klap kon ik op dat mo ment niet verwerken". Steenbok „Nou ben ik gelukkig op vier januari gebo ren. Ik ben dus een steenbok. En die zijn gewend om door te drammen". „Kort daarop krijg ik de volgende dreun. Ik loop tegen een leuk pandje in Gouda op en denk: de formule is ondertussen be kend, dus wat let me om hier een Witte Prijzenhal te beginnen". „Die zaak loopt nu als een trein. Dat is een gouden winkel. Maar toen ik hem open gooide kwam er geen hond op af. Het leek waarachtig wel, of er vaten met giftige stoffen onder de vloer lagen. Ik kijk het een paar weken aan, maar d'r zat geen merkbare verbetering in. Ik kreeg die zaak maar niet van de grond. Sluiten, heb ik toen gedacht, is de weg van de minste weerstand. Daar word ik geen cent wijzer van. En 85 jaar roepen, dat je de goed koopste bent helpt ook niet, want als Gou da er In het 86e Jaar eindelijk achter is, dat je niet hebt zitten snoeven, ligt De Wit al hoog en breed onder de grond". „Om te redden wat er te redden was heb ik de zaak drastisch laten verbouwen en ben ik er met nog scherpere prijzen tegen aan gaan beuken. En toen kwamen ze in eens in drommen over de drempel. Weet je, wat er fout was aan die winkel: ik had hem te mooi gemaakt. En daarom dachten ze in Gouda: als zo'n sjieke winkel de spul letjes zo goedkoop van de hand doet, zal er wel een luchtje aan zitten. Dat wist Ik dus voor de volgende keer". Knokken Henk de Wit staat nu eenzaam en zeer al leen aan het hoofd van elf kassamagneten in Reeuwijk, Gouda, Barendrecht, Zalt- bommel, Amsterdam, Almelo, Utrecht, Hengelo, Alphen aan den Rijn, Woerden en Arnhem. Hij heeft 500 mensen in dienst onder wie dus bijna alle broers en zijn 67- jarige vader. En dit jaar is de omzet ge raamd op 260 miljoen gulden. „Een kwestie van agressief inkopen doen en eerlijk blijven door dik en dun", legt hij grootmoedig uit, „hier aan deze tafel wordt geknokt voor tienden van centen. Want denk asjeblieft niet, dat die miljoe nen als manna uit de lucht komen vallen. Nee, daar moet dag en nacht voor ge sjouwd worden. De handel weet donders goed, dat bij De Wit de stukken er altijd afvliegen tijdens de onderhandelingen. Maar ze weten ook, dat ik ze geen oor aannaai en altijd prompt betaal, wat ik ze schuldig ben. Als je eerlijk zaken doet en je afspraken nakomt, hoef je elkaar maar één keer per jaar te zien om „zalig Nieuw jaar" te wensen". Henk de Wit rijdt per jaar gemiddeld 100.000 kilometer in zijn witte Mercedes en kent alle medewerkers van haver tot gort. Tenminste één keer per veertien da gen brengt hij aan elk filiaal een bliksem bezoek en als hij dan ziet, dat het winkel personeel de handen vol heeft, trekt hij graag zijn colbertje uit en vult hij de stel lingen met nieuwe koopwaar. Koopparadijs Het filiaal, dat zijn onoverwinnelijk elftal compleet heeft gemaakt is kortgeleden in Arnhem geopend. Op een oppervlakte van 27.000 vierkante meter is daar in de re cordtijd van vijf en een halve maand een gigantisch koopparadijs uit de grond ge stampt met een Witte Prijzenhal van 4000 vierkante meter, waar supersnelle kasre gisters harde banknoten kraken met de wassende stroom vaste klanten. Voorts zijn er een reisbureau, een banketbakkerij, een reformwinkel, zaken, waar foto-appa- ratuur, films en platen worden verkocht, een sportwinkel, een drogisterij, een gara ge met 14 benzinepompen en zeven auto wasserettes, een parkeerterrein voor 500 auto's en een zelfbedieningsrestaurant met 350 zitplaatsen. Kosten van dit ambi tieuze project: 20 miljoen gulden. „Zaken doen", zegt hij nogmaals, „Is een voortdurend gevecht om fracties van cen ten. Want de prijs is de kurk, waarop je succes blijft drijven. Het is een gevecht op leven en dood. maar dat houdt de zaak tenminste spannend. Ik kan natuurlijk ook op zeker spelen, maar dan is voor mij de lol er af. Ik houd van de uitdaging. Ik moet die hete adem van het noodlot in mijn nek hebben om me senang te kunnen voelen". Het is dan ook niet verwonderlijk, dat De Wit alweer met omlijnde plannen rond loopt voor nieuwe sneeuwwitte grutterspa- leizen in so.mpige weiden, „ledereen, die een geschikt pandje voor me weet, kan me desnoods 's nachts uit mijn bed bellen", belooft hij, „of het daar dan lukt. zien we later wel". Peetvader De Wit, die zijn vrije dagen het liefst temidden van broers en zusters doorbrengt In het ouderlijk huis in Reeuwijk, bagatelliseert zijn ongehoord werktempo ondertussen graag tot een on schuldige liefhebberij. „Maar ik realiseer me wel degelijk", geeft hij na enige aarzeling toe, „dat dit succes tot nog toe te veel het werk van één man is geweest. Als ik dus op een kwaaie dag door mijn hoeven ga, zou het prettig zijn. als een ander klaar staat om mijn stoel warm te houden". „Ik weet nog steeds niet, of ik zo'n figuur kan strikken. Mij mag je namelijk niet meerekenen. Ik ben mijn leven lang een rommelaar geweest, die altijd wat onder handen moest hebben. Op de lagere school maakte ik net zolang trammelant, totdat ik naar huis werd gestuurd. En daar was het me nou juist om begonnen, want ik wist, dat vader het werk niet aan kon en dringend Iemand nodig had om hem te helpen bij het hooien en het melken". „Diep in mijn hart ben Ik in feite nog steeds dat knulletje van de lagere school, die stampij maakt, omdat hij weet, dat er ergens anders een hoop werk op hem ligt te wachten". „Zolang Ik nou maar op die weg naar bo ven zit kan me weinig gebeuren. Het is een weg, die ik graag aan iedereen aanbeveel. Je ziet namelijk nog eens wat als je naar beneden kijkt". LEO THURING Foto: MILAN KONVALINKA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21