Sportvissers zijn niet gek, maar om het te worden moetje eerst wel een beetje gek zijn... Willem Zandstra en zijn drijvend „vishotel" mm Hl ■H - Vissen Is niet alleen vis vangen, zoals velen ten onrechte menen. Net Ie ook één zijn met de na tuur en de elementen. weest, maar neemt het niet abso luut. Het beroep zal op de een of andere manier toch via de sportvis- serij-federatles Ingeschakeld moe ten blijven. „Er moet een bepaald aantal vissen weggevangen wor den." En hij wijst dan op onderzoe ken van het Rijks Instituut voor Vis serij Onderzoek waaruit blijkt dat bevissing noodzakelijk is. „Viswater moet net als een stuk land bewerkt worden. Nu immers al wijst alles er op dat het misgaat. We vangen min der, terwijl er veel meer via Is. Hoe rijm je dat nou?" Willem Zandstra gelooft dat de wtt- vls, de brasem, de voorn, de snoek baars aan het degenereren Is. Door de veelheid van vis in het water ver andert het voedselpatroon van de dieren en daardoor vangt de sport visser vrijwel niets meer. De baardige Sneker heeft daar een goed voorbeeld van. „Vroeger vin gen we snoekbaars In het voorjaar op het ondiepe gedeelte met mos- selbanken en dergelijke. Nu nog, maar niet meer alleen In het voor jaar. Vanuit de diepere gedeelten waar snoekbaars normaal anders te vinden was wordt de vis nu ook 's zomers en In de herfst naar de rietkragen gedreven. Daar kan hij zijn aasvis nog vinden. Het aanbod beneden in de diepte heeft kennelijk te veel concurrentie". De snoek baars zoekt dus kennelijk andere Jachtgronden dan hij tot nu toe ge wend was te doen. Blubber Zandstra herinnert zich ook een on derzoek gedaan in de Grote Wielen, een geliefd stekkie voor de Friese sportvissers. Er bleken kanjers van brasems rond te zwemmen. Er was voldoende vis. Te veel vis zelfs en toch werd er niet gevangen. Bij een maagonderzoek bleek dat de dieren een totaal ander voedselpatroon hadden. Ze leefden hoofdzakelijk van de blubber... Voorts werden er wespen en andere beesten gevon den die een vis niet zo gauw zal op peuzelen. „Het Is beslist niet z^ wanneer er niet meer gevaH wordt er nodig vis uitgezet i worden", aldus Zandstra. Zijn clusie Is dat er nog veel niet beL is over het beheer van visw»e maar dat er In elk geval meer g^fn terd moet worden naar menserflieu de praktijk. Verhalen dat spooort sers concurrenten zijn voor [ch« roepsvissers vindt hij onjuist. -ig gebeurt natuurlijk wel eens dal. t je lukt op een dag tientallen sn"ei baarzen te vangen, maar dat i)* ei leen de meest bedreven sportvi^^ beschoren". Willem Zandstra werkt met n< keurige kruispeilingen om op meer de juiste plekken (tob mosselbanken) terug te kunnen den. „Iemand die een paar m verder ligt vangt niets. Maar er natuurlijk ook dagen dat wij t< niets vangen. Lang niet elke dl het raak". Van de andere kant hij een uitvoerig pleidooi hoi voor het afschaffen van de gesl tijd (15 maart-31 mei) en is da reëel genoeg om te zeggen dat voor zijn bedrijf ook erg welkom j, zijn. Het seizoen zou volgens jffl aanzienlijk verlengd kunnen worjgjjj „In de paaitijd wordt al zoveel bfejl door natuurlijke oorzaken vernieJ| (met name door paling), dat de ||p vissen die door de sport zoi worden gevangen er niet meer doen. Nee, ik vind het onzin vooral voor de jeugd vind ik het onbegrijpelijke zaak. Wat hin het nu dat de jongens In april of al vissen. Je verbiedt daarmee jeugd een stuk vermaak en he volgens mij zinloos". Garnalenvlsser Willem Zandstra begon zijn Ic baan op 17-jarige leeftijd als "n neman. Hij had bepaald geen hi aan het militaire leven maar het Hl terde eigenlijk nooit tussen hem zijn superieuren. De vrijheidsdru. liet zich niet knechten door het rMA tante. Hij werd garnalenvlsser."?1 Harlingen en stapte daarna als r*J* ste over op de sportvisserij op „Dat was een leuke tijd, maar nfjj®] het wel wat anders geworden. B"e gingen echt weg om te vissen. O9.® zorgde ik wel voor, maar nu kije,a de „sportvissers" eerst naar de' en naar de ruimte. Het gevolg isi de schepen te groot zijn en meer bij' een ruggetje of op ondr.. gedeelten kunnen komen. Verin" sen is er nu bijna niet meer bij.rj voeren net zo lang totdat wer° vonden". ES: Een paar jaar geleden switi Zandstra van zout naar zoet... zag wat dat betreft een gat li markt. „Kijk", zegt hij, „ik zit maal vol op een enkel weekt na." En toch wil hij niet meer sen dan acht tegelijk. Zijn redt ring is dat de mensen er voor len en dan ook de nodige a; moeten hebben. Vierentwintig ui hij bij zijn gasten aan boord. Het tekent dat hij 's nachts maar paar uren slaapt. Overdag heeft het druk met ontbijt, lunch en me hap en daarnaast de zorg 1 hengels, aas en vissers. Als de sers In de volgbootjes op het r zijn uitgezwermd is zijn contact niet verbroken. Via walkie-talkie hij de vissers aanwijzingen ge „Als het bijvoorbeeld niet wil kan ik ze helpen bij het verkassei raad geven over aas of aasaanr ding". MARINUS DE BQ De ruisvoorn („rooie rijer** of „ruiser"), Neerlands mooiste sportvis, leeft in ondiep wa ter, langs de randen van me ren en plassen, in polders, in weteringen. Hij houdt van zuurstofrijk en helder water en bemint zware planten groei. Op warme zomeravon den vooral nipt de ruisvoorn vliegen van het wateropper vlak. Tientallen kringen en sóms lange v-sporen werpt en trekt hij in het water. Sa men met zijn vriendjes speelt hij als een jolige kleuterklas in het pierebadje. De ruisvoorn is een moeilijk te vangen vis. Rust, rust en nog eens rust is brood(vlok)nodig. Geen gehol langs de water kant; geen harde schreeuwen; geen gestamp in een bootje; geen rammelende viskoffers en vooral geen knetterende ra dio's. De ruisvoorn maakt zich terstond „uit de vinnen", hij wenst niet in zijn avondover peinzingen te worden ge stoord. Zo om een uur of vijf, zes op die windstille zomeravonden is de ruisvoorn zichtbaar actief. Dét is ook de goede tijd eens een kunstvlieg of een brood- vlok ter consumptie aan te bie den. Hoewel? Met een natte vlieg of een nimfje kun je over dag ook goede sport beleven. Nu zijn er ook onder sportvis sers snobs, die de ruisvoorn alleen maar met de kunstvlieg willen belagen. Dat is dan on zin. Veel vaker kan het gebeu ren dat de ruisvoorn juist die avond de broodvlok op het menu heeft staan. En een dotje maden als toetje wordt graag geaccepteerd. De grote jongens rulsvoorns van zo'n veertig centimeter, een pondje zwaar zijn schu we makkers. Het spetterwerk laten ze aan de jeugd over en zelf houden ze zich schuil on der rietkragen, pompebladen en andere waterplanten. Pas als ze zeker van hun zaak zijn, schieten ze te voorschijn en bijna onzichtbaar snappen ze hun buit weg. Soms ook zwemmen de grote jongens onder een kolonie kleuters. Als je dan zorgt voor een snel zinkende broodvlok, heb je alle kans de grote jon gens te bereiken nog voor de jeugd haar maaltijd is begon nen. Trouwens, dat snel laten zinken van die broodvlok bete kent dat hij hoogstens twintig centimeter diep moet stoppen. En nu nog even een tipje. Vis je op rulsvoorns ga dan niet Dansende muggen en vliegen; trillende korenaren; uitbundig bloeiende wilde bloemen; een rimpelloze wetering ot poldervaart; nijvere waterhoentjes; dromende knotwilgen; goudflitsende zonnestralen; snorrende libellen en», spetterende vissen. Dat is het schitterende decor, waarin iedere rechtgeaarde sportvisser zich thuis voelt Nog even geduld, nog slechts een week, en dan mag het weer». Maar denk er wel om, dat op de eerste dag de oude vergunning een verplichting is. Natuurlijk moet de inhoud van de viskist grondig op zijn waarde worden bekeken. Geknakte dobbers, verroeste haken en totaal verkreukelde onderlijntjes, nauwelijks meer draaiende warteltjes en andere toestanden moeten nagekeken en desnoods vervangen worden. Maar daarover willen we het niet in de eerste plaats hebben. Iedere goede sportvisser weet wat hem te doen staat en wil hij zich oriënteren wat de „nieuwtjes" betreft, dan kan hij altijd terecht bij de vakman, die hem met raad en daad terzijde zal staan. Wij zochten het dit jaar eens ver van huis en zijn gaan praten met Willem Zandstra uit Sneek, die van het sportvissen zijn hobby èn zijn werk heeft gemaakt. In zijn uitspraken neemt hij geen blad voor de mond. En mocht u naar een oorzaak zoeken van geringe vangsten, ook daarover heeft Zandstra die overigens een vurig voorstander is van het afschaffen van het gesloten seizoen zo zijn eigen mening. terstond meters ver inwerpen. Dat is meestal verkeerd, want de vissen die vlak aan de kant zwemmen verjaag je zo onmid dellijk. Je hebt je dan bezon digd aan het "overwerpen" van de vis. Praat maar eens met uitgesproken wedstrijdvis sers. Die kennen die kneepjes! wel. Lokkertjes Kun je nou ruisvoorns lokken? Ja. heel goed zelfs. Sommige sportvissers werpen brood korstjes op het water. Dat kan wel, maar meestal zijn eenden en meeuwen de ruisvoorns voor. Een betere mogelijkheid is droog voer op het water te laten meedrijven. Dat droge voer is nauwelijks te werpen. Een heel klein beetje vochtig maken helpt om het voer op de plaats te krijgen waar de rulsvoorns zich ophouden. Trouwens, oude, dus verpopte maden, zijn ook aJ een prima voertje voor ruisvoorns omdat die blijven drijven en de paar die toch zinken lokken de ruis voorns wel naar boven. En als je nou niets aan de op-- pervlakte ziet spetteren? Denk je dan dat er geen rulsvoorns rondzwemmen? Dat Is dan wel eens een misvatting. Soms ben je gedwongen dieper te vissen, bijvoorbeeld met een natte vlieg of met een nimfje. En ja, natuurlijk, de broodvlok ter grootte van een gulden, kan ook dan wonderen doen. Nou hebben we het steeds ge had over kunstvliegen (de Pal mer zwart, wit of bruin Is een goede keus) en over broodvlokken. Een beetje sportvisser weet of kan weten dat de hengel waarmee Je kunstvliegen serveert een an dere is dan die waarmee Je broodvlokken wegzet. Trou wens de werptechniek verschilt ook hemelsbreed- Voor het vissen op rulsvoorns met de vlok gebruikt men SNEEK Praten met Willem Zandstra (47) uit Sneek, Ie praten met een sportvisser in hart en nie ren. Wanneer het straks 31 mei is, gaat hij de opening van het vissei- zoen „vieren". Als een kloek zijn kuikens, zo verzamelt hij de vader landse pers rondom zich en bij het krieken van de dag zwermen boot jes het Sneekermeer op. Sportvis sen is zijn beroep, sportvissen is zijn hobby. „Ach man, ik vind het machtig mooi werk". Zijn beroep bestaat hieruit dat hij in zijn opge bouwde zandaak „Friesland" elke keer acht gasten herbergt en met hen een lang weekeinde of vier doordeweekse dagen gaat vissen. „Ik wil niet meer gasten hebben. Dat kan ook niet ledereen moet zijn aandacht hebben". Een varend vishotel dus. Het is een apart wereldje dat Willem Zandstra op die manier om zich heen heeft gebouwd. Tachtig pro cent van de gasten komt elk jaar weer terug en daarbij zijn zeer trou we klanten. „Ik heb een directeur van een groot computerbedrijf on der mijn vaste gasten. Die man moet er zo nu en dan eens uit. Ik krijg dan een telefoontje van zijn vrouwIs er nog een plaatsje voor Piet?". Plaats is er dan niet altijd, maar een eigen boot geeft dan wel uitkomst". Sportvissers vormen van nature een apart volkje. „Sportvissers zijn niet gek, maar om het te worden moet Je eerst wel een beetje gek zijn", is een vaak gehoorde kreet. Willem Zand stra maakt daarop geen uitzonde ring, hij heeft ook „een tik", maar staat desondanks met beide benen nog stevig op de grond. Hij doet dan ook gemakkelijk uitspraken, waar van anderen zeggen dat ze ge zien zijn beroep niet zo verstan dig zijn, maar daar heeft hij maling aan. Voor hem komt op de eerste plaats het vangen van vis, gezonde vis in gezond water en wat dat be treft zijn er momenteel nog al wat vraagtekens. Overbevissing Zo gelooft deze visserman In hart en nieren niet In overbevissing. „Ik heb die wijsheid niet van mezelf hoor, maar door veel te luisteren naar be roepsvissers en door dat te combi neren met Je eigen bevindingen kom Je een heel eind". Zo gelooft hij bij voorbeeld niet In het „leegvissen" van meren en kanalen met snoek baars. „Ik heb het dan niet over de polders, want die zijn door de diep- bemaling op vele plaatsen al totaal verpest, maar dat Is noch de schuld van de sportvissers, noch de schuld van de beroepsvissers". HIJ erkent dat de schelding van schub en aal een goede greep is ge- de molen Is gemonteerd na tuurlijk), hij Is fijn strak en toch soepel genoeg om tere aasjes te werpen. Met de vlieg En dan de vliegvisserij. Niet zo met de sportvisserij bekende mensen staan vaak vreemd te kijken als een vliegvlsser zijn werplijn door de lucht laat zwiepen. Het grappige bij vliegvissen is, dat Je niet in de eerste plaats het aas (de kunstvlieg in dit geval dus), maar de lijn werpt. In vrijwel alle gevallen heeft die lijn een lengte van tien tot vijftien me ter en het kost enige moeite zoveel lijn in de lucht te hou den én om zuiver te werpen. Aan die werplijn zit een super- dun stukje „gewone" nylonvis- lijn: de „leader". Aan die "lea der" Is de kunstvlieg ge knoopt. Vis Je nou met een drijvende kunstvlieg (men zegt dan „droge vlieg") dan wordt die eerst ingevet en de „lea der" eveneens. Vanzelfspre kend gebeurt dat niet als er met natte (zinkende) kunstvlie gen wordt gevist. Nou zet Je, na enig oefenen overigens, eindelijk je eerste kunstvlieg op het water, mid den in een veld waterlelies. Je hebt de ruisvoorns zien spette ren en spelen, dus maak je kans op een interessante aan beet. De kunstvlieg blijft ke op het water liggen en plo ling schiet een ruisvoorn Je trekt snel en vinnig aan lijn en de ruisvoorn buigt hengel krom. Dat is het ment waarop je hebt gewa< De ruisvoorn knokt goed ter maar tegen de veerkracht de hengel kan hij niet op. hij moe is, pak je hem met i te handen aan nog liever laat hem in het water er onthaakt hem. Je bedankt h voor de goede sport en je hem voorzichtig naar zijn m kers terugzwemmen. Je eer ervaring vergeet Je nimn net zomin als je eerste scfi rel... BOB BIFÉtv hoofdzakelijk lichte en mijns' inziens te korte spinhengeltjes. Dat kan allemaal wel, maar het échte ruisvoornvissen vereist toch een aangepaste, snelle wat langere werphengel, ge middeld zo'n 2.30 meter lang. En als dat werphengeltje zo'n honderd gram weegt, waarmee je lijntjes van veertien- tot achttien-honderdste kunt wer pen, zit je goed. Met een der gelijk snel rapiertje kun Je, zo is de ervaring, de aangetikte ruisvoorn beter „sturen". Kies in elk geval een hengel met „midden-actie", althans als je met de vlok wilt vissen op ruisvoorns. Die hengel ligt lekker in de hand (als de goe Min i Rust, rust en nog eens rust is nodig om een ruisvoorn te verschalken». 3$f|||

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 20