Meeste meisjes jn gelukkig Olierampenplan om vogels te redden jJnieke tentoonstelling Utrecht ja alt de dood uit taboesfeer Genland NDBLAD PEILT LEEFWERELD (LEZERESSEN: !)A: uitstel beslissing ïr Lauwersmeer Vaststelling jaarverbruik remt invoeren nieuw energietarief STAATSBOSBEHEER STELT DRAAIBOEK OP Marine geschenk voor museum LEIDSE COURANT VRIJDAG 23 MEI 1980 PAGINA 15 EM Meer dan de helft van de meto» d 13 en 18 jaar, namelijk 63%, is „heel ,erg" gelukkig. Slechts 8 is „niet zo tkig" of „helemaal niet gelukkig". Tot ïclusie komt het meisjes-maandblad een onderzoek heeft ingesteld naar de reld" van zijn lezeressen. tie van „Club", baseerde haar onderzoek ran de in totaal 3.976 reacties die werden aar aanleiding van een schriftelijke De leeftijd van de deelneemsters varieert 3%) tot 20 jaar en ouder (2%), maar het unt ligt toch heel nadrukkelijk op de 14-, ■jarigen (Respectievelijk 20, 22 en 22 pro- it opleidingsniveau betreft, ligt de nadruk (22%), Havo (21%) en Atheneum/Gymna- 6). Hoewel de ondervraagden dus niet re presentatief zijn voor het vrouwelijke bevolkings deel in deze leeftijdscategorie, wordt toch op 'zijn minst een indruk gegeven van de leefwereld van het Nederlandse meisje. De vraagstelling is vooral gericht op immateriële zaken, alledaags en herkenbaar. De ervaring van het „meisje-zijn" is in dat verband natuurlijk we zenlijk. 90% van de meisjes is tevreden met deze lotsbestemming. Opvallend is echter dat de overige 10% liever een jongen had willen zijn. Bij de meis jes die een huishoudschool bezoeken ligt dat per centage nog hoger, namelijk 15%. Bij de vraag „hoe denk je over jezelf?" kon een keuze worden ge maakt uit elf goede eigenschappen. Een aardige vergelijking kan hier worden gemaakt met de le zeressen van het weekblad Margriet, die twee jaar geleden dezelfde eigenschappen kregen voorge legd. De „volwassen vrouw" bleek over een zeker zelfvertrouwen te beschikken door in meerderheid te kiezen voor de eigenschap „liefhebbend". De meeste meisjes bij het Club-onderzoek noemden echter als hun karakteristieke eigenschap „behulp zaam" (19%) en „vroliik" (18%). „Liefhebbend" kwam met 14% op een derde plaats. Of hun even tuele vriendjes nu jammerlijk onrecht wordt aan gedaan is niet te zeggen. Niet nagegaan is hoe de percentages liggen bij de meisjes met een vaste vriend. Uit het onderzoek blijkt wel dat naarmate de meisjes ouder worden, de behoefte om „vast te gaan" groter wordt. Toch heeft nog 16% van de meisjes tot en met 13 jaar opgegeven een vaste vriend te hebben. Bij de groep van 18 jaar en ouder is dit meer dan de helft, namelijk 59%. Als je kijkt naar de stijgende lijn in de percentages, blijkt dat 16-17 de leeftijd is waarop veel meisjes aan een vaste verhouding beginnen: 15% van de 15-jarigen heeft een vriend, bij de 16-en 17-jarigen is dit al 40%. Onduidelijk is natuurlijk wat je onder „vaste vriend" moet verstaan. Dat zal dan ook wel uiteen lopen van handje vasthouden tot vlammende hart stocht Wat de sexualiteit betreft9% van de 15-ja rigen is wel eens met een jongen naar bed geweest Van de 16- en 17-jarigen heeft 20% die ervaring, en van de 18-jarigen is nog maar de helft maagd. Een andere belangrijke relatie, die met de ouders, brengt voor de meeste meisjes opvallend weinig problemen met zich mee. Natuurlijk bestaan er wel kleine meningsverschillen, maar echte problemen zijn er zelden. Een klassiek meningsverschil is na tuurlijk het kibbelen over het tijdstip van naar bed gaan. Dit is duidelijk een leeftijdskwestie: 72% van de 18-jarigen heeft daar geen problemen mee, van de 13-jarigen is echter maar 22% tevreden met hun bedtijd en geeft dat ook herhaaldelijk morrend te kennen. Wat ook opvalt is de positieve houding van de meisjes tegenover leren: slechts 7% heeft hier helemaal geen zin in, terwijl de meerderheid dat wel heeft. Sterker, 71% is zowaar „blij tot heel blij dit te mogen doen." Treffend, tot slot, is het antwoord dat een 16-jarig meisje geeft op de enige open vraag in de steek proef, over gelukkig zijn: „Ik voel me gelukkig omdat ik kan lopen, dansen, springen, praten, zoe nen, leren en liefhebben." In schrille tegenstelling hiermee staat de reactie van een andere 16-jarige: „Gelukkig ben ik niet zo erg. Omdat ik tWee keer een poging tot zelfmoord heb gedaan, kwam ik in een psychiatrische afde ling van een ziekenhuis. Daar liep ik na twee we ken weg. Daarna kwam het op mezelf aan. Ik heb weinig vertrouwen in de medemens en in de we reld.". JOS VISSCHER ;ECHT Het lijkt een wat md, zelfs morbide, onderwerp een tentoonstelling: De dood, het •aven, het sterven en rouwen. Toch t het Centraal Museum in Utrecht die onderwerpen uitgekozen voor expositie die duurt tot 6 juli. Wie tentoonstelling gaat zien, zal het der vreemd vinden. De moderne de moderne mens heeft of ht dat te doen de dood terugge- kt of helemaal weggedrukt. Er gt een taboe over de dood. Men it er liever niet over, evenmin als praat over dingen die de dood tot lg kunnen hebben, ziekten, zoals ker, ongelukken, branden. Het is gstens even een object van sensatie, ir daarmee houdt het ook op. Aquarel van een begrafenisstoet in 1787 te Utrecht Er is ook zoveel veranderd rond het sterven. Vroeger ge beurde dat in negen van de tien gevallen thuis, omringd door familieleden. Buren na men de rouw aan, hingen la kens voor de ramen. Een rouwstoet ging lopend of, bij langere afstand, in koetsjes, stapvoets naar het kerkhof. De hele wijk of het hele dorp was op de hoogte, leefde mee, rouwde mee. De dood was een vertrouwd onderwerp van alledag. Nu is een begra fenis zeer vaak een crematie geworden, een begrafenis stoet een snelle rit in zwarte limousines. Het sterfhuis is meest het ziekenhuis of ver pleeghuis. De buurt weet am per dat mevrouw X of me neer Y gestorven is: „Ach gut, daar wisten we niets van". Nee, want het taboe rond sterven, dood en rouw heeft bijna absurde vormen aangenomen. De dood is uit de samenleving uitgestoten. Vraag is wanneer dat proces is begonnen en waarom. De conservator van het Utrecht se Centraal Museum, dr. D.P. Snoep, hierover: „Aan het eind van de achttiende eeuw winnen nieuwe visies terrein, waardoor de mens zich als onderdeel van een nieuw denksysteem op een totaal andere wijze in het wereld stelsel geplaatst ziet Juist dan ook ontstaan de theo rieën over dood en rouwen, die zulke vérstrekkende ge volgen hebben gehad. Waren het bijvoorbeeld wel de hy giënische opvattingen alleen, die het verwijderen van de doden uit kérken en steden propageerden? Betekende de wens van de nabestaanden, om in de kerken niet langer boven de resten van hun do den te verkeren, niet een groeiend taboe rond de dood? Was de toen al bepleite ver eenvoudiging van het rou wen wel enkel en alleen be doeld om begrafenis-onkos- ten voor velen dragelijk te maken? Hield de inrichting van de begraafplaats met zijn parkachtige beplanting niet op zich al een camouflering van de dood in? Met andere woorden: zou de verstoting van sterven en rouwen, die onze eigen samenleving ken merkt, niet al tegen het eind van de achttiende eeuw een aanvang hebben genomen? Opmerkelijk is overigens wel, dat ondanks achttiende eeuwse aansporingen tot ver sobering, in de negentiende eeuw juist een intensivering als nooit tevoren van het rouwbetoon plaats vindt. Cri tici uit de twintigste eeuw be tichten onze negentiende eeuwse voorouders van de leegheid van die gebruiken rond sterven en rouwen. Een rigoureuze opvatting dat die rouwcultuur met recht is verdwenen, heeft veel navol ging gehad. Openbaar rouw betoon en het tonen van ver driet zijn in onze ogen niet langer geaccepteerd. Sterven en rouwen dienen veel meer een individueel gebeuren te zijn. In die zin heeft het pro testantisme van nu zijn calvi nistische oorsprong niet ver loochend. Waar in de vroege negentiende eeuw J. Boeke al erkende, dat alle plichtple gingen rond het rouwen „be moeiingen zijn die aan de droefheid een heilzame aflei ding geven", zo mag hier op zijn minst wel gesteld wor den, dat het tegenwoordig ontbreken van die plichtple gingen tot een isolement van de stervenden en rouwenden heeft bijgedragen". De aanleiding tot de Utrecht se tentoonstelling vormt het feit, dat de Utrechtse Alge mene Begraafplaats 150 jaar bestaat. Vanaf 1830 gold een verbod, de doden nog langer in de kerken te begraven. Daarom werd een terrein buiten de stad aangekocht Onder invloed van deze nieuwe begraafgebruiken vonden ingrijpende verande ringen plaats, zowel van or ganisatorische als van finan ciële aard. De tentoonstelling, die 2ich beperkt tot alles rond de dood van 1700 tot 1900 geeft antwoord op vragen als: op welke wijze werd men met de realiteit van de dood in het dagelijks leven gecon fronteerd in die tijd. Wat wa ren de doodsoorzaken. Waar stierf men. In welke vormen vond stervensbegeleiding plaats. Wat waren de opvat tingen van katholieken, pro testanten en joden ten op zichte van dood, rouw en be graven. Hoe werd de begra fenis geregeld. Hoe werd er gerouwd, en op wat voor ma nieren werd de herinnering aan de doden levend gehou den. In welk opzicht mani festeerde zich het bezig zijn met dood en rouw in litera tuur, bellettrie en het kinder boek? In een vijftal lezingen tijdens de tentoonstelling wordt on der meer vanuit theologische, medische, psychiatrische, so ciaal-maatschappelijke hoek de huidige situatie belicht. Een tentoonstelling voor ie der, die de dood niet vreest. GERARD CRONé (Van onze parlementaire redactie) 'AAG De inrichting van een deel van het Lauwers- ebied (Marnewaard) als militair oefenterrein mag Pginnen als er een bevredigend oplossing is gevonden jle ontwatering van het gebied in natte perioden. De re- «n van de onderzoekingen in verband met de drainage et terrein moeten daarom eerst afgewacht worden. Dit [strekking van een motie, die gisteren in de Tweede werd ingediend door de CDA'er Couprie. 'kelijk zou gisteren gestemd worden over twee moties oppositie, waarin werd aangedrongen op uitstel van de og van de Marnewaard als militair oefenterrein. Dit met op de nog lopende beroepsprocedures tegen de Defensie- 1 (o.m. van de provincie Groningen) en het nog niet ge- pjnde drainage-onderzoek. Staatssecretaris Van Eekelen W) had echter eerder deze week al toegezegd, de beroep- dures te zullen afwachten. Daarom kwam Couprie giste- ■t zijn motie waarin alleen wordt gevraagd om uitstel van «zaamheden. nde week wordt over alle moties met betrekking tot het tosmeergebied gestemd. (Van onze parlementaire re dactie) DEN HAAG Omdat het erg moeilijk is, vast te stel len hoeveel energie (gas en elektriciteit) een gezin per woning jaarlijks gemiddeld nodig heeft, wordt de invoe ring van een nieuw, zogehe ten progressief tarief, ver heid energie (kubieke meter gas of Kwu elektriciteit) die méér wordt verbruikt, steeds méér gaan betalen. Naar die benodigde basis- hoeveelheid wordt thans een nieuw onderzoek ingesteld. Dat schrijft de Algemene Energieraad (AER) in een ad vies aan minister Van Aarden- ne (economische zaken) over invoering van oplopende gast- arieven. De 'basishoeveelheid gas is vooral moeiiijK vast te stenen omdat de bewoning, het wo ningtype eventuele isolatie, soort verwarming (centrale- of blokverwarming, eigen ka chels) en soort brandstof (gas, olie, electricteit) per huis ver schilt. Oplopende tarieven, die energiebesparing bevorderen, zouden behalve voor gas ook voor electricitett en oliepro- d uk ten moeten gelden. Omdat nadere studie gewenst lijkt, pleit het advies tegen de invoering van oplopende tarie ven op dit moment Van Aar- denne is het, zo blijkt uit een brief aan de Tweede Kamer, eens met de AER- conclusies. De bewindsman toont zich be reid op korte termijn de door de AER aanbevolen studie op te zetten. DEN HAAG Het Staatsbosbeheer werkt in samenwerking met een aan tal andere natuurbeschermingsorgani saties aan een „olierampenplan" voor het Nederlandse kustgebied. Het plan is bedoeld, om de gevolgen van een olieramp op zee voor de dieren- en plantenwereld aan de kust zo goed mogelijk op te vangen. De hulpverle ning aan diverse vogelsoorten neemt in het ontwerp-plan een belangrijke plaats in. Dit staat in het jaarverslag van Staatsbosbeheer over 1979. Het olierampenplan wordt uitge werkt in samenwerking met de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, (NVBV) het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN), het Nederlands Instituut voor Onder zoek der Zee (NIOZ) en de directie Noordzee van Rijkswaterstaat Volgens C. Smit, medewerker van het RIN op Tessel, is een grote olierarap voor de Neder landse kust beslist niet uitgesloten, omdat er een drukke zeevaartroute langs onze kust loopt Maar dankzij literatuurgegevens en ervarings feiten uit landen die veel meer te maken heb ben gehad met grote olierampen, zoals Enge land en Frankriik, is het mogelijk geworden een preventief plan op te stellen. Bedoeling is dat het plan een soort draaiboek wordt waarin richtlijnen zijn neergelegd, die door de betrok kenen bij een eventuele olieramp voor de Ne derlandse kust moeten worden gevolgd. Bij voorbeeld welke mensen telefonisch advies kunnen geven, ter plaatse kunnen assisteren, of hoe moet worden voorkomen dat olie de wad denzee binnendrijft, zo vertelde de woordvoer der van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer. De mogelijkheden voor het redden van met oliebesmeurde vogels zijn echter maar heel klein; over het algemeen kan slechts tien tot vijftien procent gerevalideerd worden. Maar er moet toch wat gedaan worden, je kan die vogels niet op het strand laten creperen. Deze opzet voorkomt trouwens dat welwillende, maar on deskundige mensen, met gevonden vogels gaan rondsollen, of een verkeerde behandeling ge ven", aldus De Haan. Wadplaatsen Bij het Rijksinstituut op Tessel wordt binnen kort een apart onderzoek gestart naar de in vloed van olie op de wadplaten. Enkele wad platen zullen daarom worden nagebouwd in grote bassins, waarin eb en vloed zal worden nagebootst. Nadat bepaalde organismen zoals pieren, algen en andere planten in de wadpla ten zijn ingebracht, wordt er een olielaag aan gebracht om de invloed daarvan na te gaan op de organismen. Smit wist niet zeker of hierbij ook ook vogels gebruikt zouden worden. Dit onderzoek verkeert echter nog in een voorbe reidend stadium en zal enkele jaren gaan du ren. Iepziekte Vogels Volgens N. de Haan van de Nederlandse Vere niging tot Bescherming van Vogels, heeft zijn organisatie de afspraak gemaakt dat deskundi gen die weten hoe ze de revalidatie van de met olie besmeurde vogels kunnen aanpakken, ten tijde van een olieramp kunnen worden opge roepen. „We denken aan het opzetten van een drietal asiels langs de kust waarheen de met olie be smeurde vogels die van het strand zijn gehaald worden gebracht. Vanuit die asiels zulen de vo gels dan naar een centraal punt moeten gaan, om daar door deskundigen te worden verzorgd. Of, wanneer ze geen kans meer hebben op her stel, humaan worden afgemaakt". In het jaarverslag wordt voorts gesteld, dat Staatsbosbeheer bezorgd is over de wijze waar op in verschillende gemeenten de iepziekte wordt bestreden. Deze ziekte, veroorzaakt door een kleine kever, heeft if* afgelopen jaren al vele tienduizenden iepi-a in Nederland aange tast De opsporing en hst rooh n van zieke ie pen, in de gemeenten een task van de plantsoe nendienst, laat vooral in kleinere gemeenten nogal wat te wensen over. Ook is Staatsbosbe heer bezorgd over de handel in besmet iepe hout (voor de open haard), waardoor de ziekte zich gemakkelijk kan uitbreiden. Volgens het jaarverslag zijn vorig jaar met subsidie van Staatsbosbeheer 140.000 iepen geveld. Vooral in de provincies Groningen, Friesland en Noord- Holland, waar de iep karakteristiek was voor het landschap, heeft dat tot een verarming van het landschap geleid. Inplaats van de gerooide iepen zijn veel jonge eiken, populieren en essen geplant. Staatsbosbeheer heeft goede ervaringen opge daan met nieuwe „maaischema's" om de weg bermen in Gelderland en Noord-Holland een gevarieerder en bloemrijker aanzien te geven. Voor Groningen, Overijssel en Zuid-Holland zijn nu ook soortgelijke maaischema's in voor bereiding. In het Amsterdamse Scheep vaartmuseum heeft directeur H. Hazelhoff-Roelfzema uit handen van schout bij nacht Stoltz namens de Koninklijke Marine een astronomische pendule ontvangen. De pen dule werd in 1875 gebouwd door de klokkemaker Andree Ho kwu en werd vroeger ge-, bruikt om scheepsklokken gelijk te zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 15