Van Gilse's opera „ThijI"
symboliseert ons verzet
tegen vreemde overheersing
Jan van Gilse (1881 - 1944).
okt.,|
n M.F|
pderlandse Operastichting
het Holland Festival zeven
jllingen van de dramatische
„Thijl" die Jan van Gilse
heeft voltooid maar waar
in de eerste twee acten
il in concertvorm zijn uit
en die nog nooit com-
in tonele werd gebracht.
mière van dit stuk muziek-
wordt donderdagavond 5
n het Scheveningse Circus-
auit, tussen half acht en
iur, integraal door de NOS-
itgzonden. Eindelijk wordt
n langlopende ereschuld
t jegens een componist die
3UT,%iuziekleven nooit overeen-
i.op&j zijn verdiensten aan bod
te™%men en die ook als ver-
goe<jljn al vee! eerder erkenning
^'Vdiend. Dit temeer omdat
'69 efanezan9 handelt over het
i-Jverzet in Vlaanderen tegen
NKRi^anse dwingelandij in het
geiijktran de Tachtigjarige Oorlog
iat 35,Uilenspiegel sinds bijna vijf
n in vrijwel heel West-Euro-
1 symbool is van de vrije
n Roiegen politieke en geestelij-
Franhnie.
is op 8 september 1944 dat
eind kwam aan het zwaar
- jfde maar strijdvaardige le
ft de autoritair lijkende maar
Breij voelende componist en diri-
in van Gilse. Nog geen jaar
hadden de Duitsers zijn
ions vanwege hun verzet te-
MPiNb bezetting gefusilleerd. Het
■94.U slag die de vader ondanks
e geest niet te boven kon
Op hemzelf werd sinds
inieh!1942 onafgebroken jacht ge
ien in| omdat hij bij Seyss Inquart
iterisfedig durfde protesteren te-
sportgt antisemitisme en omdat hij
korzitter en mede-oprichter
250 p Genootschap van Neder-
[Componisten een felle actie
ervertvoren tegen de Kultuurka-,
was ondergedoken in
vrijstieest, bij de ouders van zijn
hae collega Rudolf Escher. Na
Ch^d van zijn zoons ging zijn ge-
miidstoestand zo sterk achter
hij moest worden opgeno-
schïiJ het Leidse Diaconessenhuis.
hij, maar ter bescher-
wie hem zo lang verbor
Gedeelte uit een brief van Van Gilse aan zijn librettist Hendrik Lindt. Op
16 september 1939 bedankte hij deze voor de toezending van het slot
van diens tekst. „Welk een vreugde was die derde acte voor mijt Eén
en al leven en een prachtig symbolisch elotl", schreef de componist.
gen hielden, moest hij onder een
valse naam ter aarde worden be
steld. Pas na de bevrijding kon zijn
graf zijn eigen naam gaan dragen
en nog later kon de beeldhouwer
Mari Andriessen, zelf verzetsman
van het eerste uur, er een monu
ment voor maken. Dat monument
verbeeldt persoon, leven en werk
van de in Duitsland opgeleide en in
het begin van zijn carrière nauw
met de Duitse cultuur verbonden
musicus. Een gevallen held ziet het
zwaard aan zijn hand ontglippen
maar met zijn andere hand weet hij
de lier tot het laatste ogenblik hoog
te houden.
Bijna vergeten
Wat zegt de naam Van Gilse van
daag de dag de gemiddelde con
certganger of operaliefhebber?
Weinig of niets. Dat valt wel te ver
klaren. Tot ongeveer zijn dertigste
jaar voltrok zich zijn ontwikkeling
en boekte hij zijn opmerkelijkste
successen buiten onze grenzen.
Wat hij daarna wèl voornamelijk in
zijn -vaderland verrichtte, stond
voor een deel helaas niet onder een
gelukkig gesternte. Het werd
hoezeer ook ten onrechte na de
Tweede Wereldoorlog spoedig ge
heel vergeten, mede natuurlijk om
dat zich al gauw een nieuwe, heel
anders georiënteerde componeer-
kunst aandiende.
Van Gilse werd 11 mei 1881 in Rot
terdam geboren. Als jongen van
zestien werd hij naar Keulen ge
stuurd om daar op het conservato
rium een opleiding te krijgen voor
piano en compositie. Hij bereikte
snel het beoogde resultaat en be
sloot zijn studies af te ronden in
Berlijn bij Humperdinck, die eens in
Bayreuth Wagner had geassisteerd
en nu nog voornamelijk bekend is
als componist van de opera „Han
sel und Gretel". Aansluitend werkte
Van Gilse enkele jaren als operadi
rigent, eerst in Bremen, later ook in
andere Duitse steden als München
en Berlijn.
Al in zijn conservatoriumjaren was
Van Gilse begonnen met het com
poneren van werken voor grote be
zettingen. Hij was nauwelijks twintig
toen hij zijn eerste symfonie voltooi
de en even later kwam hij met de
cantate „Sulamith" voor de dag,
die weldra door Amsterdamse stu
denten zal worden uitgevoerd. Niet
alleen zijn eerste symfonie, ook zijn
zes jaar later voltooide derde sym
fonie werden met belangrijke Duitse
prijzen onderscheiden. De derde
«BpiegeJ zoals hij is afgebeeld op ©en houtsnede in het oudste volksboek dat over hem is bewaard ge
in boek dateert uit 1515 en beschrijft 95 voorvallen uit zijn leven. Het is geschreven in het Nederduits
v gedrukt in Straatsburg. In Antwerpen verscheen het eerste volksboek over Uilenspiegel korte tijd la-
symfonie gaf hij de titel „Erhebung"
en hij nam er twee sopraansoli in
op met teksten uit het Hooglied. Bij
een dergelijke opzet lag in die. da
gen het voorbeeld van Mahler voor
de hand.
Natuurlijk kon de jonge Van Gilse
ook niet heen om de nog sterk na
werkende invloed van Wagner ter
wijl in harmonisch opzicht Reger
zich liet gelden. Desondanks getuigt
bijvoorbeeld een extatisch en ex
pansief werk als „Eine Lebensmes-
se" op tekst van Richard Dehmel
en gezet voor achtstemmig koor,
kinderkoor, vocale solisten en groot
orkest, zowel van een knap vak
manschap als van een overtuigende
artistieke bezieling.
Rond zijn dertigste jaar had Van
Gilse in Duitsland al relatief veel
weerklank gevonden. Hij meende in
staat te zijn zich tot het compone
ren te beperken en zijn vierde sym
fonie „Der Frühling" uit 1914 de
monstreert dat hij bezig was zich te
bevrijden van de invloeden van zijn
grote voorbeelden, met name van
Mahler. Rondzwervend, nu eens ge
vestigd in Rome, dan weer in Ne
derland, schreef hij zijn eerste ope
ra op een zelf vervaardigde, om
praktische redenen in het Duits ge
stelde tekst over „Frau Helga von
Stavern". Liederen op teksten van
Tagore en een nonet voor vijf strij
kers en vier blazers lieten blijken
dat hij ook behoefte kreeg aan ka-
mermuzikale verfijning.
Wespennest
Van Gilse, die na zijn terugkeer in
ons land ook de stoot gaf tot de
oprichting van het Bureau voor Mu-
ziekauteursrecht (nog altijd bekend
als het Buma), heeft blijkbaar niet
voorzien in welk wespennest hij zich
stak toen hij in 1917 de functie aan
vaardde van dirigent van het artis
tiek en organisatorisch nogal aan
lager wal geraakte Utrechts Stede
lijk Orkest. Dit ensemble werd toen
al verscheidene tientallen jaren be
heerd door de sociëteit Tivoli, waar
van het bestuur een dringend nood
zakelijke vernieuwing in de weg
stond. Bovendien kreeg Van Gilse
al spoedig te maken met de jonge
muziekcriticus Willem Pijper, die er
absolutische opvattingen op na
hield en op geen enkele wijze reke
ning wenste te houden met omstan
digheden waaronder een uitvoering
tot stand moest komen.
Pijper begon niet alleen een harde,
maar ook een systematische cam
pagne tegen Van Gilse, die zich ter
dege te weer stelde, maar op ette
lijke fronten tegelijk moest vechten
en na vijf jaar abrupt ontslag nam
toen hij merkte dat hij in Utrecht ei
genlijk van geen enkele kant op vol
doende steun kon rekenen. Door
dat Van Gilse nauwkeurig vastlegde
wat er allemaal gebeurde het
Haags Gemeentemuseum bewaart
het manuscript van zijn nooit geheel
afgemaakte „Levensherinneringen"
die in klein schrift zo'n 450 foliovel
len omvatten kon zijn weduwe in
1963 een omvangrijk boek publice
ren over deze moeilijkheden. Het is
nog altijd een oprecht en treffend
„document humain", dat bovendien
een goed beeld geeft van wat zich
vóór 1940 achter de schermen van
een deftig Nederlands symfonieor
kest kon afspelen.
Intussen had Van Gilse in Utrecht
beslist niet alleen vijanden ge
maakt. Integendeel: wat hij met zijn
energieke optreden, ondanks alles,
had weten te bereiken, bleef bij ve
len in herinnering. Toen in 1933 het
conservatorium en de muziekschool
in deze stad zonder directeur kwa
men te zitten, werd op hem een be
roep gedaan. Evenmin als het or
kest floreerden deze pedagogische
instellingen erg bevredigend, zodat
opnieuw veel van Van Gilse werd
gevergd. Ook hier zette hij zich vol
ledig in en het mag nog wel eens
gememoreerd worden dat het Van
Gilse was, die toen al de leerlingen
vertrouwd wilde maken met een op
treden in omroepstudio's en voor
microfoons, en die een plan opstel
de om jazz en amusementsmuziek
in het vakonderwijs te betrekken!
Daarmee deed hij in de jaren dertig
pionierswerk, maar hij had het tij
niet mee en omdat hij niet bereikte
wat hij meende te moeten bereiken,
trad hij in 1937 af. Dat belette hem
overigens niet zijn schouders te blij
ven zetten onder de zogenaamde
Maneto-concerten, de manifestaties
van Nederlandse scheppende toon
kunst, die onder meer het werk van
Matthijs Vemeulen zijn eerste kan
sen gaven.
Volksheld
Tussen de twee perioden met
Utrechtse activiteiten is Van Gilse in
binnen- en buitenland als gastdirl-
gent opgetreden. Hij bleef ook
componeren. Na eerst nogal wat
liederen te hebben gemaakt, kwam
hij voor de dag met een trio en met
dansen voor piano en klein orkest.
Het enige grote, ambitieuze werk in
die periode ontstond in 1929. Het
heette „Der Kreis des Lebens" en
gebruikte teksten van Rilke in een
compositie voor sopraan, tenor,
koor en orkest.
Anton Kersjes, de dirigent van het Amsterdams Philharmonisch Orkest,
die de opvoeringen van Van Gilse's opera „Thijl" zal leiden
Pas toen Van Gilse zijn werkzaam
heden aan het Utrechts conservato
rium had beëindigd, vond hij de tijd
om aan een tweede opera te begin
nen. Dat hiervoor de figuur van Tijl
Uilenspiegel hem sterk aansprak,
behoeft niet te verbazen. Wat zich
in Duitsland, dat toch zijn tweede
vaderland was geweest, in die da
gen afspeelde, schokte hem diep.
De grafsteen voor Tijl Uilenspiegel
zoals die is afgebeeld in het eer
ste Antwerpse volksboek. Daarin
wordt verteld over de begrafenis
van de populaire schelm. Eén van
de banden waarmee de kist in het
graf werd gelaten, brak, waardoor
de kist overeind kwam te staan.
„Laat hem zo staan", zeiden de
omstanders, „want wonderlijk was
zijn leven en wonderlijk wil hij zijn
na zijn dood". Op het graf werd
een steen geplaatst met een uil,
ais het symbool van de wijsheid,
en onder diens klauwen een spie
gel zoals de overledene die zijn
medemensen altijd had voorge
houden.
Maar was Uilenspiegel deze olijke
grappenmaker met zijn radde tong
en zijn vaardige geest geen Duitse
boerenzoon geweest, geboren in
het dorpje Kneitlingen in het Saksi
sche Brunswijk en, naar men aan
neemt omstreeks 1350 gestorven in
de buurt van Lübeck?
Het waren overigens niet de, volks
boeken die eerst in Straatsburg,
daarna in Antwerpen, Keulen, Lon
den en Parijs in de eerste helft van
de 16e eeuw werden gedrukt, waar
op Hendrik Lindt, de librettist van
Van Gilse, zich ging baseren. In
deze volksboeken is Tijl Uilenspie
gel een handige, gewiekste schelm
vol grollen en grappen, een brutale
schavuit waarin eenvoudige mensen
zichzelf graag wilden herkennen.
Deze Uilenspiegel was eigenlijk
geen aanklager van maatschappe
lijke misstanden en evenmin een
vrijheidsstrijder. Dat werd hij pas
toen Charles de Coster zich met
hem ging bezighouden. Deze zoon
van een Vlaamse vader en een
Waalse moeder die in München
werd geboren maar aan de Brussel
se universiteit studeerde, publiceer
de in 1867 in het Frans zijn gefanta
seerde versie van de oude Uilen
spiegel-legende.
De Coster maakte van een gesle
pen en ongebonden deugniet die
de speelse guitigheid belichaamde,
een echte volksheld. Hij verplaatste
het legendarische personage van
de dertiende of veertiende eeuw
naar de zestiende eeuw en maakte
hem tot symbool van vurige vader
landsliefde en vrije geest, tot inspi
rator in de strijd van de Nederlan
den tegen Spanje. Precies zoals dat
in het boek van De Coster en trou
wens ook al in de oude volksboe
ken het geval is, bestaat het libretto
van Van Gilse's opera uit een afwis
selende reeks losse scènes die de
aandacht moeiteloos vasthouden
ondanks de omvang van het ge
heel.
Van Gilse heeft de drie bedrijven,
voorzien van een proloog en een
epiloog, stuk voor stuk doorgecom-
poneerd wat de muzikale eenheid
ten goede kwam. Overigens zijn de
afzonderlijke gedeelten, de soli, de
ensembles, de koren wel duidelijk
onderscheiden. Uiteraard hand
haafde Van Gilse zijn traditionele,
laat-romantische idioom, maar zijn
sterk geëngageerde muziek bezit
toch vaak een eigen klank en in elk
geval een grote intensiteit en een
sterke zeggingskracht. De invloed
van Reger en Mahler, in de vierde
symfonie nog vaak overwegend,
lijkt hier vrijwel overwonnen en
plaats te hebben gemaakt voor
aansluiting bij de Italiaanse opera,
zodat soms de indruk ontstaat van
een Puccini die een noordelijker,
pittiger en krachtiger taal spreekt.
Hoe dit zij, de aanstaande opvoe
ringen zullen een betere oordeels
vorming mogelijk maken. In elk ge
val zullen we in het juiste verband
de treurmuziek kunnen horen, de
enige episode uit de opera die al
een bescheiden bekendheid heeft
gekregen. Aan het eind van het der
de bedrijf is over Thijl liet doodvon
nis uitgesproken. De eeuwige vrij
gezel jan alleen nog worden gered;
als, naar oud gebruik, zijn ware lief
de onder de galg verklaart hem als
man te willen aanvaarden. Dat doet
Nele, maar haar redding komt te
laat. De voorafgaande spanning is
voor Thijl te veel geweest en leven
loos zinkt hij neer in de armen van
zijn geliefde. Hier zet de al enigs
zins bekende en bewonderde treur
muziek in, met zijn bewogen, elegi
sche melodiek en zijn sterke inner
lijke spanning. Deze muziek vormt
de overgang naar de epiloog waarin
Thijl herleeft omdat de personifica
tie van de Vlaamse vrijheid moet
blijven voortbestaan.
Ander libretto
Het lijkt alsof Van Gilse zelfs na zijn
dood de moeilijkheden niet be
spaard bleven. Toen hij zeer tot zijn
tevredenheid met librettist Lindt sa
menwerkte, kon hij niet weten dat
deze na de bezetting de kant van
de Duitsers zou kiezen. De weduwe
van de componist was begrijpelij
kerwijs van oordeel dat daarom
diens tekst in de opera van haar
man niet mocht worden gehand-
hafd. Zij vroeg Manuel van Loggem
een nieuw libretto te schrijven dat
deze in 1946 afleverde. Natuurlijk
had Van Loggem zijn tekst aange
past aan de bestaande muziek,
maar dat is gemakkelijker gezegd
dan gedaan en het behoeft nog niet
te betekenen, dat die nieuwe tekst
daardoor zonder meer bruikbaar
zou zijn. In elk geval is de nieuwe
tekst niet gebruikt bij het vervaardi
gen van het materiaal dat trouwens
bij de concertuitvoering in septem
ber 1976 zoveel onduidelijkheden
en fouten bevatte, dat de voorbe
reiding ernstig werd vertraagd en
de derde acte achterwege moest
blijven. Ook bij de komende scènl-
sche opvoeringen wordt het oor
spronkelijke libretto gehandhaafd.
Alle bezwaren ten spijt, is dat mo
gelijk de beste praktische oplossing
om het nu eenmaal in deze vorm
bestaande kunstwerk volledig recht
te kunnen doen.
JOHN KASANDER
Het uitgeven van
verhalenbundels
of
„Het houden
van
vrouwen"
Som9 denk je wel eens
dat nieuwe verhalenbun
dels van nieuwe auteurs
door uitgevers be
schouwd worden als
proefballonnetjes, en dat
ze ook geen enkele ande
re waarde hebben. De uit
gever heeft wat werk van
een auteur, die nog niet
publiceerde, in portefeuil
le. Er wordt wat gepro
beerd met verhalen in li
teraire bladen en als er
misschien best wat verza
meld is, misschien zelfs
al een eerste roman in
manuscript, komt de
proef: een verhalenbun
del. Acht tot tien verha
len, naar inhoud en vorm
geving liefst wat geva
rieerd, in een boekje. In
pers en boekhandel aan
kondigen als een interes
sant debuut, vol beloften,
dergelijke bewoordingen.
Reacties afwachten. Kri
tieken, andere meningen.
Daar kristalliseert zich dan
iets uit: het derde en acht
ste verhaal vindt iedereen
aardig, goed, persoonlijk,
vol zeggingskracht. Derge
lijke bewoordingen. Debu
terend auteur en uitgever
weten nu welke weg moet
worden ingeslagen bij een
volgende publikatie. Nog
eenmaal nieuwe verhalen
(die dan gerichter zijn,
zoals bij Zwier), of direct al
de eerste roman, die dan
misschien wordt „bijge
steld" op grond van de re
sultaten van de eerste ver
halenbundel. Een verha-
lendebuut als consumen
ten-onderzoek dus.
Ja, je krijgt wel eens rare
gedachten als je boeken
leest. Dat overkomt me
weer bij het lezen en na
denken over het boekje
„Het houden van vrou
wen" het literaire de
buut van Theo de Jong.
Een verhalenbundel dus.
Drie weken geleden gele
zen en als je me nu vraagt
wat voor verhalen er in
stonden, kan ik er twee
opnoemen. En ik ben niet
zó kort van memorie. Uit
mijn hoofd dus: het eerste
verhaal, het titelverhaal
ook, is een bizarre gebeur
tenis in het leven van een
meneer, die op een be
paald moment de kriebel
in zijn keel krijgt, dan na
een hoestpartij een klein
bloot vrouwtje uitspuwt.
Dat gebeurt, tot zijn ver
warring, een aantal malen.
.lij spoelt de vrouwtjes
door de wc of raakt ze op
andere manier kwijt, maar
intussen geneert hem deze
kwaliteit zo, dat hij zich te
rugtrekt in zijn relaties met
anderen, bijvoorbeeld
vriendinnen. Pas als hij
twee vrouwtjes uit zijn keel
bewaart en in een soort
terrariumbak in hun kleine
blootje laat rondlopen,
staakt de produktie. Hij
houdt dan wel twee vrouw
tjes, maar de vrouwen in
zijn leven is hij kwijt. Het
houden van vrouwen.
Het slotverhaal staat me
ook nog bij: een meneer of
een mevrouw, dat weet ik
na drie weken niet zo pre
cies meer, bivakkeert aan
het Loch Ness en maakt
kennis met allerlei onder
zoekers en instanties die
achter de waarheid van het
monster willen komen of
het monster commercieel
exploiteren. Hij of zij ont
dekt aan het slot wat de
werkelijkheid is: het mon
ster is een rubberdier, dat
opgeblazen kan worden,
met motoren wordt voor
gedreven. Einde.
Boekje erbij pakken: „gro
te inventiviteit" lees ik op
de omslag. En: „reminis
centies aan Roald Dahl en
Belcampo", verder nog:
„een geheel eigen ge
zicht". Het is niet zo aardig
een boekje te beoordelen
op de uitgeverskreten van
de omslagtekst, maar ze
lijken me hier werkelijk in
dianenverhalen. Grote in
ventiviteit? De vondsten uit
de twee verhalen die ik
hierboven beschrijf zijn
daarvoor al te mager.
Roald Dahl en Belcampo?
Nee, daar ontbreekt nog
veel te veel voor, met
name het vasthouden aan
de consequenties, die de
bizarre vondst oplevert.
Een geheel eigen gezicht?
Het doorbladeren van de
andere verhalen (er zijn er
nog elf), waarbij ze weer in
de herinnering terugschui
ven, geeft me geen duide
lijk beeld van een gezicht,
in welke betekenis ook,
laat staan dat het heel dui
delijk is.
Auteur Theo de Jong kan
best allerlei kwaliteiten
hebben, maar in deze
zwakke verhalenbundel
mislukt de proef van de
uitgever. Er is te weinig om
het spoor voor Theo de
Jong aan te geven.
JAN VERSTAPPEN
Theo de Jong: „Het hou
den van vrouwen ver
halen". Uitgeverij Meulen-
hoff. Prijs ƒ24,50.