„Colas Breugnon of God in Frankrijk" bij Haagse Comedie in HOT 13 ersoonlijke /ormgeyingin ilosofische 'oman TSJECH PAVEL KOHOUT BEWERKTE ROMAN VAN ROLLAND HIEUW BOEK JOS PANHUIJSEN ikl n is naar Voor 0 w- Regisseur Zdenek Kraus: „Een pleidooi voor menselijkheid'' binnen onze samenleving opeens „gecompliceerd" is geworden, „moeilijk". Waarin niets meer „een voudig" is, „gemakkelijk", „mogelijk" of „duide lijk". En bovenal de jaren waarin „alles anders moet". Ik wil niet stellen dat er nooit problemen waren, dat ze er niet zijn of zullen komen, maar het Is belangrijk vanuit welk gezichtspunt we naar die problemen kijken, ze beoordelen. Vanuit welk ge zichtspunt we erop reageren. Moeten we klagen over tekortkomingen of blij zijn met successen? Aan elk muntstuk zitten twee zijden en het is be langrijk niet voortdurend naar één kant te kijken. Niet steeds ontevredenheid uit te schreeuwen, maar soms ook tevreden te glimlachen van geluk. „Blijheid", „lichtheid",„losheid", „plezier" zijn verboden, of van alle kanten verdoemde begrip pen geworden. Die zware „levenslast" is niet al leen te herkennen in de culturele wereld, maar in heel onze samenleving van alledag. We „klagen" alleen maar, „protesteren", „eisen", „dwingen", praten alleen over „rechten" en ga zo maar door. Terwijl we vergeten dingen „te waarderen", „te bewonderen" en er blij mee te zijn". Kraus: „Nogmaals, het stuk is niet alléén maar blij en gelukkig. Het eindigt als Colas, nadat hij zijn vrouw en zijn huis verloren heeft, door zijn mede burgers tot koning gekroond wordt. Koning Carna val dan, wel te verstaan. Hij houdt dan een speech waarin hij de mensen als koning toespreekt en be veelt vrij te zijn, zegt dat ieder van ons recht heeft op een stukje zon en op z'n eigen schaduw. Ik heb dat gerelativeerd. Hij zegt dat zonder dat er men sen zijn, er hangen alleen nog maar carnavalsmas kers. En zijn kleindochterje Glodie roept dan wel enthousiast „Leve de koning", maar doet dat al leen om opa vrolijk te maken". Biertje De latere stukken van Pavel Kohout bevatten vaak een sleutel die ze toepasbaar maakt op de situatie in de wereld of in engere zin die in zijn geboorte land Tsjechoslowakije. Vrijheid en onvrijheid, macht en willekeur zijn thema's van uiteenlopende parabelachtige stukken als „Arme moordenaar", „August August, August" en „Oorlog op de derde etage". In hoeverre geldt dat voor Colas Breug non? Zdenek Kraus: „Politiek kun je natuurlijk nooit buitensluiten. Het biertje dat ik hier drink heeft ook met politiek te maken. Bijvoorbeeld door de prijs die er voor gevraagd wordt. Natuurlijk kun je Tsjechoslowakije, zijn historie en zijn huidige „beschermer" terugvinden in het Bourgondische land van de houtsnijder Breugnon dat evenveel te lijden heeft van z'h vijanden als van zijn „vrien den". Kraus lijkt dat aspect In zijn stuk niet te wil len benadrukken. Hij is zéker geen politiek regis seur in engere zin. Datzelfde bleek al vorig jaar, bij de twee Tsjechische eenacters die de Haagse Co medie door omstandigheden kort op het repertoire had: Havels „Audiëntie" en Kohouts „Brand in het souterrain". Kraus veralgemeende de daarin neer gezette situaties door te stellen dat het géén sleu telstukken waren, maar „een beeld van onze ab surde samenleving". Hij stelt nu in zijn inleiding: „En dit stuk is een protest, een uitdaging, een oor logsverklaring aan al die ons die hoop, dat geloof in het leven willen ontnemen, die willen kleineren en kapot maken". Maar hoe zit het met Kohouts eigen functie tijdens het proces van dramatisering van die 65 jaar oude roman? Kraus: „Kohout heeft voor drie kwart exact de dialogen van Rolland uit het boek overgenomen. Hij heeft samengevat, an dere accenten gelegd. Het sterkste verschil is dat hij Breugnon bewust alléén het raadhuis in brand laat steken. In Rollands roman is Colas tijdens die daad één van de menigte.. Ik heb mijn visie trou wens meer aan het boek ontleend dan aan het stuk. De roman is een dagboek. Een persoonlijk beeld gezien door de ogen van Colas. Dat element zit heel sterk in deze voorstelling. Via silhouetten, een soort Wajang-effect, kan ik tegen een scherm op de achtergrond de gebeurtenissen rond Colas vergroten en verkleinen. Een kanon kan minuscuul worden omdat hij dat uit de verte ziet, een soldaat meer dan levensgroot omdat hij dat zo onder gaat". De voorstelling, waarin Pieter Lutz als Breugnon wat je noemt een „dragende" rol heeft en niet van het toneel af komt en gesteund wordt door acteurs Wim van den Heuvel, Leo den Har- togh, Lucas Dietens, Rick Nicolet, Hans Nergens, laat me dat maar voorop stellen, heb ik bij het lezen van de nieuwe roman van de nu 80- jarige Jos Panhuijsen het gevoel gekregen dat er iets humoristisch aan was. Mijn verbazing en de twijfel aan mijn leeservaring werd achteraf dan ook gewekt door de flaptekst, waarin deze roman, "Lof der kuisheid" als „grotendeels humoristisch" wordt getypeerd.. Nu zijn er verschillen van humor, allerlei gradaties bovendien. Achteraf kan ik van dat „humoristische" wel iets begrijpen, als ik me realiseer, dat hier iemand een boek schrijft, die rotsvaste zekerheden over geloof en moraal heeft gekend in zijn jeugd en het grootste deel van zijn leven, zekerheden die de laatste vijftien jaar duide lijk hun tegendeel zijn geworden. De vraag doet zich dan voor naar de betrekkelijkheid van alles, de vraag die Pirandello stelde over de waarheid, die voor ieder anders is. Je mag aannemen dat Panhuijsen meer dan eens bij het maken van deze roman aan Pirandello ge dacht heeft. In het verhaal staat een man centraal, die het grootste deel van het boek dood is. Het verhaal begint op de dag van zijn begrafenis, er is een flashback naar het jonge verleden, tijdens zijn ziekte, waar de dood op volgde. Die nog jonge man is een dichter, Jacques Woerd, een man met een opvallend lelijk uiterlijk, die overigens met veel vrouwen een vrijmoedige en intieme relatie heeft gehad. De man die het verhaal vertelt Is ouder. Hij is een gepensioneerd leraar in een provincie-plaats (mèt enige nadruk wordt die gelokaliseerd in de omge ving van Hengelo en Enschede). Hij is weduwnaar en zijn leven is in rust en zekerheid vergleden, al was de andere aard en achtergrond van zijn over leden vrouw, een Belgische uit het Waalse deel van het land, een bron van spanning. De gebeurtenis sen van het verhaal zijn kort samen te vatten: al lerlei gebeurtenissen uit het leven van Jacques Woerd worden in allerlei gesprekken naverteld. Daarmee kom ik aan een van de meest merkwaar dige aspecten van „Lof der kuisheid". In deze vormgeving is het een boek waar ik geen weerga van ken, een boek dat eigenlijk volstrekt uniek is in zijn soort. Een soort die bij gratie van dit ene boek bestaat. Wat is er aan de hand? Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste, waar van de titel luidt: „In de hel" bestaat, na een kórte introductie uit twee, woordelijk weergegeven ge sprekken. Het eerste vindt plaats op de dag van de begrafenis van Jacques Woerd en wordt ge voerd tussen de gepensioneerde leraar en de offi ciële verloofde van de gestorvene. Tussen deze gelieven heeft dan wel een erotische band be staan. maar ze hebben elkaar nauwelijks aange raakt, sex is ver van hun omgang gebleven. De le raar en het wat ouwelijke meisje praten uiteraard over het wezenlijke van de persoon, die zojuist is gestorven. En wat wezenlijk aan hem was, ver schuift voor de lezer al in het volgend gesprek, nog steeds uit het eerste deel, dat een korte tijd voor de dood van Jacques Woerd plaatsvindt: het laat ste gesprek dat de zieke voert met de oude leraar. Allerlei herinneringen gaan daar over en weer, filo sofieën ook, gedachten over geloof en godsdienst, erotiek, sexuele moraal, wat al niet. Jacques Woerd stelt zijn opvoeding verantwoordelijk voor zijn sexuele vrijheid en „amoralitelt": zijn ouders hadden een zogenaamd „gemengd huwelijk" en hij had het gevoel dat zijn moeder hem afwees. Het tweede en langste deel van het boek heet „Gesprek met Dora" en is dat dan ook: een pre cieze weergave van een gesprek over Jacques dat de leraar gaat voeren met Jacques' moeder, maanden na de begrafenis. In dat gesprek op nieuw herinneringen. Dat worden vaak „verhalen in het verhaal", die een eigen leven leiden, waarin dan soms weer heel letterlijk een wijdlopig gesprek wordt geciteerd, of een preek, of een uiteenzetting van deze of gene. Een merkwaardige vorm, van vertellen. Het doet in zekere zin denken aan de roman in briefvorm, waarin de sprekers of schrijvers ook in extenso de gelegenheid krijgen hun verhaal te vertellen. Ik wil niet beweren dat deze vorm in deze dialoogroman i dezelfde mogelijkheden geeft er zit natuurlijk j iets geforceerds in de realiteit van het weergege- ven gesprek: dat iemand bladzijdenlang aan het i woord is, zonder onderbroken te worden door de persoon tegenover hem, of dat iemand een herin nering ophaalt, waarvan hij slechts van horen zeg gen weet waar de gesprekspartner een hoofdrol in speelt. Het Pirandelliaanse thema ontwikkelt zich In het tweede deel van het boek steeds duidelijker: de vraag die de leraar zich stelt over het wezen van de persoon Jacques Woerd wordt steeds groter. Het antwoord dat hij voor het gesprek met Dora Woerd meent te kunnen geven op die vraag wor'dt steeds onwaarschijnlijker: was het wel zo dat Dora haar zoon afwees? Waren er geen bijkomstighe den en misverstanden die geleid hebben tot een kloof tussen moeder en zoon, die door geen van •beiden gewild is en pas te laat door de moeder werd beseft om er nog Iets aan te kunnen doen? In het laatste deel van het „Gesprek met Dora" neemt zij het woord en vertelt zij haar verhaal over haar zoon, haar huwelijk, haar man. De gepensioneerde leraar verlaat haar woning met nieuwe twijfels en misschien toch ook wel nieuwe zekerheden. Mildheid en afstand nemen. Dingen opnieuw op hun juistheid en waarde toetsen. Een oude man die de gebeurtenissen uit zijn leven, zijn opvattin gen over het leven en de betekenis ervan herwaar deert. Daartoe in elk geval een poging doet. JAN VERSTAPPEN Jos Panhuijsen: „Lof der Kuisheid", uitgave van Elsevier-Manteau. Prijs 17.90. Pieter Lutz, niet van het toneel te slaan als de houtsnijder Colas Breugnon, hier tijdens de eerste kostuumrepetitie nog zonder de rossige pruik en baard die hem bij de première zullen sieren. (Foto's Milan Kovalinca). Gaston van Erven als banketbakker Florimond kijkt hoe schoonvader Pieter Lutz zijn echtgenote (Rick Nicolet) begroet in Pavel Kohouts 'Colas Breugnon alias God in Frankrijk'bij de Haagse Comedie. Rooyaards, Nanni Vermeer. Gaston van Erven, Wim de Haas, Reinier Heidemann, Guusje Eybers, Anne Oostveen, Guido Jonckers en Kees van Lier, werd van decor en kostuums voorzien door Harry Wich, die vooral de warme intimiteit van het stukje Bourgondië rond Colas heeft willen vangen. Naar z'n eerste idee in een met stro gestoffeerde platte landsfeer, maar toen bleek dat de Haagse brand weer dat niet gedoogde, met gestileerder mate riaal. De muziek, met onder andere een Bourgon disch drinklied, is van de hand van huiscomponist Jurriaan Andriessen. Die ging van eenzelfde sim pele, volkse intimiteit uit en belandde opvallender wijs bij het anachronistische geluid van de accor deon. „Colas Breugnon of God in Frankrijk" zal door de Haagse Comedie tot half december van dit jaar op het programma gehouden worden. Het stuk gaat niet „op reis", tot grote opluchting van regisseur Kraus. „Toneelgezelschappen moeten stukken ma-' ken voor een eigen theater. Met reisvoorstellingen gaat veertig procent van je artistieke bedoelingen en kwaliteit verloren, omdat elk stuk als een uur werk in elkaar zit. Als een acteur in z'n eigen thea ter drie passen moet doen, en in een vreemdq schouwburg opeens acht, valt een hele mise-en- scène uit elkaar. Als Groningen toneel wil zien, moet het een eigen theater met een eigen gezel schap hebben. De situatie hier zou moeten zijn als in Duitsland en Tsjechoslowakije waar een groep alleen in het eigen theater speelt én repeteert. Dat laatste moet hier vaak in slechte repetitielokalen zonder belichtingsmogelijkheden, zonder iets. Je gaat toch ook niet tegen een chirurg zeggen: Ope reert u hier maar, in café de Posthoorn. Daar zal niemand over piekeren. Zo'n man werkt met het menselijk lichaam. Maar toneel werkt ook met de geest, en daaraan kun je heel wat meer schade aanbrengen dan met een scalpel." BERTJANSMA ur Zdenek Kraus instrueert hoofdrolspe ler Lutz, alias Colas Breugnon. iG Het kan gek lopen met een literaire lobelprijswinnaar Romain Rolland schreef 7 vl,,an ••^0,as Breugnon" in 1914-1915. Oor- t en waarin de behoefte aan Gallische vrolijk- t*»"- it startpunt werd voor de fictieve geschiede- dagboekvorm van de Bourgondische houts- Jolas, ireerd door het werk van Rabelais, cre- Rolland een pragmatische levensgenie- zonder vooringenomenheid, wijsgerig én zijn tijd en zijn leven doorzag en het gezag benaderen durfde. Anno 1975 bewerkt de JÉfij Pavel Kohout „Colas Breugnon" tot een to- ik. Kohout, begonnen als gevierd jong-com- Isch auteur, zich sinds het midden van de itlg steeds meer afzettend tegen het Stali jn met zijn „August, August, August" in sterkst inzettend voor een andere, huma- ;iale werkelijkheid, schuift dan al steeds in „dissidente" richting. Hij wordt nog ge- I, maar gecontroleerd, beperkt in zijn ui- lot hij als Charta-ondertekenaar In 1977 definitief ongewenst maakte in zijn land. •rig Jaar is de terugkeer naar zijn land hem i, nadat hij eerst mèt toestemming naar ier Burgtheater vertrok om er als drama gaan werken. Hetzelfde seizoen als waarin igse Comedie zijn bewerking als „Colas ion, of God in Frankrijk" op het repertoire onder regie van een andere, in Nederland lende Tsjech, Zdenek Kraus. Woensdag 23 de première in het HOT-theater, met in de •I Pieter Lutz, en het is Kraus' eerste regie lij vorig jaar, ondanks de steun van zijn ac- protestacties terzijde werd geschoven als- leider van de vanuit Drachten opererende ir Compagnie, een gezelschap dat daarna liquldeerd en Ingewisseld tegen een hand- hoc-produkties voor de noordelijke toneel- ling. „Colas Breugnon". een positief stuk Is zo sterk gebonden blijkt aan negatieve idigheden. Hoe zit dat? Kraus: „Colas Breugnon is een ode aan n, een pleidooi voor menselijkheid. Een •r een man die ondanks alles durft te zeg- it het mooi en goed is te leven met alles wat L lij hoort, kinderen te hebben, te vrijen, te *Ji, te lachen, blij te zijn, maar ook te huilen, die je vandaag bijna niet meer zeggen idat je dan voor reactionair en maatschap- Btigend wordt uitgemaakt. Colas is een op mar daar houdt het stuk natuurlijk niet nAnders zou het een reclame-boodschap banaal verhaal van alleen maar vrolijk- leeft in een van de moeilijkste tijden van geschiedenis. Oorlogen, geloofstwisten, «n difterie waren rond. Zijn hoop verzwakt til) raakt vermoeid, maar hij gaat de proble- le lijf om ze te overwinnen. Hij dóet dat niet met een soort joodse, soldaat Schwejk-ach- ilosofie en humor, hij stelt ook een daad. Hij >won 'iet hu,s ®n bran{J waarin de rovers en plun- van lrs die zi'n dorp cn z'Jn huis hebben verwoest ll_ iloten zitten. Een verschrikkelijke daad, maar irj. en principiële daad. Dat die sympathieke Co- ,0* staat is ook dat te doen, dat maakt hem des ietr Jnselijker. Romain Rolland schreef zijn liefdes- aan het leven aan het begin van de Eer- ildoorlog, in een niet zó florissante wereld- vert ie. Bovendien was hij bekaf van tien jaar uit- ide arbeid aan zijn roman-cyclus Jean-Chris- qr^ En dan komt Kohout die dat stuk optlmis- - lf i levensblijheid gaat dramatiseren op een v nt dat zijn vrouw gevangen gezet wordt en ura|, hulsarrest krijgt en compleet geïsoleerd ndia()En dan ik zelf. Na die enorme teleurstelling Noorder Compagnie, is dit stuk ook voor mij ewuste keus. Het is mijn positieve opstelling lieve samenleving, tegenover CRM. Ik re- r Colas Breugnon niet alleen maar om m'n te verdienen. Het is Iets veel persoonlijkers den. Ik heb niet voor niets als een soort han- Iziger met het stuk rondgesjouwd. En wat ibllek betreft hoop Ik dat deze Colas het de- helpende hand kan bieden in de ook niet zo lijke situatie van vandaag. Pas op, dat opti- imag niet als een slaapmiddel werken. Juist m iet moet een pepmiddel zijn". wfg Haat uit de inleiding waarmee regisseur zijn zestien acteurs bij de Haagse Comedie gef Ie eerste lezing van het stuk te lijf is gegaan: fyen zeventig zijn de jaren waarin het leven Ti

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 21