Mees
erwey
ichtig
ió&Qowumt
leuk idee. Maar hij zei er wel bij, dat we er geen
ruchtbaarheid aan moesten geven".
„Op vier mei komt hij dus het schilderij hier bij me
thuis ophalen en dan treft hij een journalist aan en
een fotograaf. Ik heb toch al de naam, dat ik een
lastig persoon ben en dan kan dat er ook nog wel
bij. Ik beschouw het maar als een kleine revanche,
waar ik het volste recht op heb".
„Weet u, wat nou zo eigenaardig is: als er van je
beweerd wordt, dat je lastig bent, hoef je zelf niet
meer lastig te zijn. Mijn hemel, ik zou willen, datik
met iedereen overhoop lag. Dan had ik op mijn
oude dag tenminste nog wat te doen".
„Nu moet u wel eerst even lezen, wat ik onder dat
schilderij heb geschreven. Want daar zit namelijk
een klein pesterijtje in verborgen. Daar staat: „Dit
is het door mij destijds geschilderde portret van
koningin Juliana op 45-jarige leeftijd. Het is een
voorstudie, die ik in de huiskamer van de koninklij
ke familie in Soestdijk maakte naar aanleiding van
een opdracht tot het maken van een staatsiepor
tret van Hare Majesteit voor het gouvernements
gebouw te Willemstad op Curapao. In herinnering
aan het feit, dat ik thans op 20 april tachtig jaar
word en precies 50 jaar Haarlemmer ben, bied ik
dit portret aan de gemeente Haarlem aan ter
plaatsing in het stadhuis". Heb je dat addertje al
gezien? Vijftig jaar Haarlemmer. Juist. En geen en
kele reactie van het gemeentebestuur. Dat vraagt
toch om een zoete wraak, zou ik zo zeggen".
Gemene streken
„Nee, wat dat betreft heeft die dekselse Carel Wil
link me heel wat gras voor de voeten weggemaaid.
Bij mij is nog niemand van de televisie geweest,
maar meneer Willink kreeg wél een groot program
ma. En ook nog eens ellenlange stukken in de
kranten. Kijk, dat zijn natuurlijk gemene streken.
Ofschoon ik er direct bij zeg, dat Willink er nauwe
lijks schuld aan heeft. Want hij kan het ook niet
helpen, dat hij eerder tachtig was dan ik. Daarom
heb ik hem ook een telegram gestuurd met mijn
beste wensen. En daar kreeg ik prompt een vrien
delijk briefje op terug van Carel. In die dingen
moet je niet kleiner zijn, dan je al bent, vind ik".
„Ik weet ook niet, waar dat aan ligt. Willink zoekt
de publiciteit en ik ontwijk hem juist zoveel moge
lijk. En als je dét weet, is het des te knapper, dat
ik na de koningin de meest gefotografeerde Ne
derlander ben. En dat heb ik niet bereikt door mijn
vrouw in exentrieke jurken de straat op te sturen.
Ze zou me trouwens zien aankomen. Nee, hij heeft
die Mathilde duidelijk misbruikt. Het was altijd Wil
link mét Mathilde. En kijk, voor zulke stunts ben ik
te oud. Je wordt toch wat voorzichtiger, als je té
gen de tachtig loopt. Dan denk je al gauw: blijf er
nou maar met je handen af".
„Ik wil u trouwens nóg.wat aardigs laten zien. Kóm
maar eens mee".
Zie verder de volgende pagina.
is de pers tuk op, nietwaar? De pers wil nieuws en
ik doe mijn best om daar voor te zorgen".
„En als het de pers niet bevalt, verzinnen ze het
zelf. Zo is het toch? De mooiste uitspraken in in
terviews met mij zijn helaas niet uit mijn mond ge
komen. Dat is jammer, want er zitten best aardige
tussen. Ik zou eens voor een groot, leeg doek heb
ben gestaan en tegen een dame van de pers heb
ben gezegd: „Je kunt me beter Lou Lap noemen".
Ik was daar zelf nooit opgekomen, maar ik vind,
dat ie er wel mee door kan".
„Wat is uw mening? Ik bedoel er dit mee te zeg
gen: uit mijn mond komt zelden iets, dat de moeite
waard is. Dat zult u trouwens zelf gauw genoeg
merken. Als u de oren gespitst houdt, zal het u ze
ker niet ontgaan, dat er van mijn kant weinig bij
zonders uitkomt. En in zo'n geval kan de pers be
ter het heft in eigen hand nemen en de hele rim
ram bij elkaar liegen. Op die manier krijg ik ten
minste nog een paar opmerkelijke uitspraken op
mijn naam".
Een borrel
„Wat mij betreft dus geen bezwaar: u gaat uw
gang maar. Als u maar niet gelijk begint met het
Vanaf het moment, dat de monu-
deur van zijn grachtenhuis aan het Haar-
Spaarne week tot aan het afscheid uren la
de stoep heeft Kees Verwey de donkere
waar hij zijn gast heenleidde, onafgebro-
met een vaag, ontwijkend gemompel,
meest op het murmelen van een zee,
storm van dagen nog niet de tijd heeft
om volledig tot rust te komen. Waar-
wilde Verwey er alleen mee duidelijk ma
de boodschap, die in zijn monkelende
verborgen lag, exclusief bestemd was
die zich in blind vertrouwen
open stelden,
begroeting in de lange, hoge gang, die
lijkt door de tientallen schilderijen tegen
„Kijk, dit is een schilderijtje, dat ik in
gemaakt; ik heb sindsdien eigenlijk maar
bijgeleerd" gaat hij voorop, bedacht-
schuifelend als iemand, die voor het eerst in
op Friese doorlopers het ijs betreedt,
de trap, wit en steil, die kreunt onder
voeten, zegt hij: „Ik heb wel wat
voor u. In denk tenminste dat u het aardig
In elk geval hebt u de primeur. En daar
stellen van vragen. Ik kom namelijk pas op dreef,
als er koffie is geweest. En voor een borrel is het
helaas nog wat aan de vroege kant. Dus in die
richting hoeven we ook niet te zoeken voor de op
lossing van mijn probleem".
Via de overloop leidt hij me een kamer binnen, die
hij vleiend „'mijn tempeltje" noemt. Stoelen, een
ronde tafel, schilderijen tegen de wand.
„Hier zit ik het liefst", zegt hij „in deze stoel bij het
raam. Als je dat maar lang genoeg volhoudt zit je
tenslotte ongemerkt in de zon. Die komt hier pas
tegen tweeën. Maar dat is geen bezwaar, want wat
moet je anders doen, als je op een haar na tachtig
bent? Dat gaat op de twintigste april gebeuren en
op die dag is Hitier ook geboren. Dat is natuurlijk
geen opwekkende gedachte, maar daar staat te
genover, dat Chaplin er ook één is van twintig
april. Laten we het er maar op houden, dat er geen
peil op te trekken is".
„Omdat we hier aan de achterkant zitten, hoor je
het geraas van de auto's ook nauwelijks. Dat is
een winstpunt, dat we niet over het hoofd mogen
zien. Ik heb dubbele ramen aan de voorkant laten
maken, maar daar schiet je niet veel mee op. ik
kan natuurlijk ook de
gordijnen dicht doen en
dan zie je die auto's
niet meer. Maar dat
lijkt me toch struisvo
gelpolitiek. Nee, ik
moet eerlijk bekennen,
dat ik wat aftob in deze
wereld".
„Maar wacht eens
even: ik had u nog wat
aardigs beloofd en dat
ga ik nu gelijk halen".
Hij sloft weg en komt
even later terug met
een schilderij achter
glas, dat hij tegen een
tafelpoot zet. „Ik heb
drie maal een opdracht
gehad om de koningin
te schilderen", zegt hij,
„en ik kan niet anders
zeggen: het is een aller
aardigste vrouw. Ze
doet zo gewoon, heet
dat dan direct. Dat is
een eigenschap, die je
niet van een koningin schijnt te mogen verwach
ten". „En toch is het meest typerende aan haar,
dat ze juist een echte koningin is. Ze praat bijvoor
beeld heel leuk met je, maar op een afstand. En
nooit te lang. Op een gegeven moment denk je:
wat is er aan de hand? En als je daar eindelijk
achter bent, sta je alweer buiten. Begrijpt u? Het is
namelijk niet de bedoeling, dat je je uitvoerig met
een koningin onderhoudt. Daar is een koningin
ook niet voor. En omdat van haar gast niet ver
wacht wordt, dat hij zelf het initiatief neemt, kan ze
de lengte van het onderhoud in de hand houden.
Als de koningin zwijgt moet je opkrassen. Nee, dat
ging wel even anders, dan ik verwacht had, moet
ik bekennen. Ik had nog willen zeggen: „Majesteit,
wat heeft u een leuke jurk aan", maar daar kreeg
ik de kans niet voor".
Als een biet
„Ondertussen hebt u natuurlijk allang gezien, dat
de persoon op dit schilderij de koningin is. Want
deze lijkt namelijk. Dat vind ik tenminste. En als u
zich afvraagt: waarom is ze zo rood?, dan kan ik
daar dit op antwoorden: zo was het ook. De konin
gin had tot aan mijn komst in de paleistuin zitten
zonnen en daardoor had ze een kop als een biet.
En dat moet je dan ook schilderen, vind ik".
„Nu is dit in feite een voorstudie, die ik gemaakt
heb naar aanleiding van een opdracht om een
staatsieportret te maken voor het gouvernements
gebouw in Willemstad. Dat is op Curapao en dat
behoort tot de Nederlandse Antillen. Ik heb ten
minste nog niet gehoord, dat we het al kwijt zijn.
Als dat zo is, zou ik dat schilderij graag nog eens
terug willen zien en ik zal u ook zeggen waarom: je
krijgt zo'n opdracht nu wel, maar de koningin po
seert hooguit een uur voor je. En daarna moet je in
je atelier met een model, dat je toevallig bij de.
hand hebt, aan de afwerking beginnen. Ik hoef u
niet uit te leggen, dat zo'n werksituatie verre van
ideaal is".
„Op dat portret in Willemstad heeft de koningin
bijvoorbeeld duidelijk de neus van mijn vrouw. En
dat stoort mij hevig. En daarom wil ik graag nog
eens aan dat neusje gaan werken, want nu kan het
nog. Mevrouw Vink, die jaren lang onze buurvrouw
is geweest, heeft ook wel als model gefungeerd
voor een staatsieportret. Dat moet dan uit wan
hoop zijn gebeurd, want mevrouw Vink lijkt net zo
min op de koningin als u en ik. Maar alia, ze is nog
steeds in leven en ik stel voor om aan te nemnen,
dat ik indertijd een gegronde reden heb gehad om
haar voor die delicate taak uit te kiezen".
„Ik schilderde er ook nog een kroontje bij, zodat
het toch een waardig geheel werd. En achteraf was
ik niet eens zo ontevreden over het resultaat".
„Toen kwam Albert van Dalsum bij me op bezoek.
Een goede vriend van
me, Albert. Hij ziet dat
schilderij en zegt: „Me
vrouw Vink begint al
aardig te lijken". Ik ver
tel u dit om duidelijk te
maken, hoe er over
mijn portretten geoor
deeld wordt. Op een
dag komt Maaskant, de
architect, bij me. Een
echte Rotterdammer.
Rotterdammers zeggen
wat ze bedoelen. En
dat is een zeldzaam
heid bij mensen. Hij
had het provinciehuis in
Den Bosch ontworpen
en dat was hem prima
gelukt. Ik vind het ten
minste een juweel van
een gebouw. „En u
maakt een portret van
de koningin voor in de
Statenzaal", zegt hij.
„Meneer Maaskant",
roep ik, „u weet toch,
hoop ik, welke naam ik zo langzamerhand heb ge
kregen op het gebied van portretten". Maar daar
had deze reus allang rekening mee gehouden. Een
echte Rotterdammer dus. Dat schilderij werd na
melijk zestien meter boven de begane grond neer
gehangen. En op zo'n hoogte is het nauwelijks
meer belangrijk of het lijkt. Ja, die Maaskant had
zijn maatregelen wel genomen. Want je moet in
derdaad je nek verrekken om er een glimp van te
kunnen opvangen".
„Weet u, wat het voordeel is, als een schilderij zo
ver weg hangt? Dat zal ik u zeggen: ik kon vol
staan met het beschilderen van een rond ei en
daar heb ik een neusje ingezet. Nou ja, neusje. Het
was een neus van toch gauw vijftig centimeter".
„Bij de officiële opening kwam de commissaris van
de koningin naar me toe om te zeggen, dat de ko
ningin me even wilde spreken. Ik denk: grote God,
die gaat natuurlijk zeggen, dat het weer eens ner
gens op lijkt. Maar dat viel achteraf best mee. Ze
zei alleen: het is anders, dan ik verwacht had".
Pesterijtje
„Maar nu de verrassing, die ik u beloofd heb. Dit
schilderij van koningin Juliana bied ik op vier mei
aan de stad Haarlem aan. Haarlem doet namelijk
niks voor mijn tachtigste verjaardag. Ik heb de
burgemeester nog gebeld en gevraagd: „Gebeurt
er nog iets?". En toen zei hij: „Niet dat ik weet,
meneer Verwey". „Goed", zei ik, „als Haarlem dan
niks voor Verwey doet, draaien we de rollen om.
Dan doet Verwey iets voor Haarlem. Hoe denkt u
daar over?". Nou, dat vond-ie eigenlijk best een
Op zijn reizen van de huiskamer naar zijn atelier
en het tempeltje op de eerste etage passeert
Verwey onvermijdelijk zijn eigen hoofd, dat als
een steen des aanstoots tussen de tientallen
schilderijen staat.