„We kunnen hier haast geen oranje meer zien 4/2 ton Pieck 85: Een liefdevolleandere wereld ri Drie kapsels voor Beatrix Van Willem I tot Beatrix DRIE MILJOEN BEATRIX BALLONNEN „EEN KWESTIE VAN OMLIJSTING" INNENLAND LEIDSE COURANT DONDERDAG 17 APRIL 1980 PAGINA 15 minj tc op P lat< en s( 1 apr in vt gent ienco ale e jaar ongr ve w en n 'gr- e Rij scho 1 vo n, d ris-g ïdeel fiscl velij en u hieoli rech doo twe iiene pau pagi 'aulij 10 pa men orde :h b nne •ter In deze tijd van neergaande conjunctuur is de troonswisseling economisch gezien, zo gek nog niet. Het bedrijfsleven heeft er gretig op ingehaakt met de fabricage van penningen, buttons, hangertjes, wandborden, lepeltjes, ballonnen, balpennen en wat al niet meer met de afbeelding van koningin Juliana of prinses Beatrix erop. Door de korte tijd tussen het bekendmaken van de troonswisseling en de dag van de inhuldiging moet er in sommige bedrijven onder hoog spanning gewerkt geworden. De Enschedese ballonnen-leverancier Willy Sannemann jr. is ie mand die daarover kan meepraten. ROTTERDAM „Kappen is •en kwestie van omlijsting, van vormgeving", vertelt John Postmus, 60-jarige coiffeur uit Rotterdam, die ENSCHEDE „Als je zes weken lang dag in dag uit al leen maar oranjekleurige ballonnen onder ogen hebt gehad, dan komt er een mo ment, waarop je die kleur haast niet meer kan zien. Maar het eind is gelukkig in zicht. Ik wil de bestellingen die in die laatste week van april komen natuurlijk nog best aannemen hoor, maar dan zeg ik er wel bij dat ik absoluut niet kan garande ren. dat de ballonnen nog vóór de 30ste worden gele verd". Twintig mensen, inclusief di recteur Willy Sannemann jr., verdienen hun boterham bij Wisa BV in Enschede. Tus sen de 500.000 en 750.000 ballonnen, voorzien van een feestelijke opdruk, verlaten het bedrijf aan de Esstraat. „Om de zaken even duidelijk te stellen: wij zijn geen bal- lonnenfabrikant", vertelt Sannemann, we bedrukken ballonnen die we importeren uit voornamelijk Italië en Spanje. In ons land is het door het hoge loonpeil nog nauwelijks mogelijk om zelf ballonnen te produceren. Daarbij kan de kwaliteit van de buitenlandse ballonnen hier niet overtroffen wor den". Ook in 1966 Ons bedrijf is het historisch gezien ook wel verplicht om ter gelegenheid van de troonswisseling oranje-bal lonnen te bedrukken, want in 1966 bij het huwelijk van prinses Beatrix met prins Claus deden we dat ook al". „Toen voerde mijn vader nog de directie", vertelt Willy jr., „en waren we trots op een weekproductie van 75.000 stuks, een aantal dat we nu gemakkelijk in één dag kunnen halen. Maar ja, wat wil je ook, we hebben in tussen meer en veel betere machines gekregen". Zakelijk gezien vindt Sanne- man het tijdstip waarop hij kennis nam van de troons wisseling aan de late kant. „Als je ziet hoeveel tijd er gaat zitten in de voorberei- Sannemann (links) en zijn „rechterhand" Bram Breu- kers trekken een allerminst bedrukt gezicht, wanneer ze hun bedrukte ballonnen tonen. ding van je productie, dan hou je veel te weinig ruimte over voor de productie zelf. Voor we met 't bedrukken konden beginnen, moest er nog heel wat gebeuren. We moesten een geschikte foto kopen via de Rijksvoorlich tingsdienst, er moesten tek sten gemaakt worden, we moesten cliché's hebben en we waren genoodzaakt om met grote opdrachtgevers te bespreken, dat een deel van hun bestellingen zou worden opgeschort. Voordat we daadwerkelijk aan het druk ken konden slaan met de Beatrix ballonnen, was er al zowat een maand voorbij. De hele productie moesten we in zes weken persen. Zo kan je wel nagaan wat voor zenu wentoestand dat hier is ge weest. Daarbij waren bepaal de andere orders zó tijdge bonden, dat ze absoluut ■voor moesten gaan. Je kunt de feestelijke opening van een groot bedrijf toch niet uitstellen omdat wij zonodig Beatrix-ballonnetjes moes ten drukken? En reken maar dat onze leveranciers in Italië even vreemd hebben opge keken toen ik hun hele voor raad oranje ongeveer een miljoen stuksopkocht en tegelijk opdracht gaf voorlo pig alleen maar oranje te le veren. Haha, of die lui in Olanda iets in hun bovenka mer mankeerden, vroegen ze. En toch: ze leverden, hoor!". Maar goed, het eind is nu in zicht. Tussen het vele oranje zien we steeds vaker een ander kleurtje opdoe men bij onze machines". Drie miljoen oranjekleurige ballonnen hebben de dames achter de zestien drukmachi- nes straks voorzien van een fotoportret van de aanstaan de koningin met de tekst „Lang leve de koningin!". Maar een flink aantal van de drie miljoen is en wordt ver vaardigd in opdracht van op eigen initiatief drie kap sels voor prinses Beatrix heeft ontworpen. „Maar dat was geen gemakkelijke op gave", zegt hij. „In tegen stelling tot haar zuster Irene, die telkens de laatste Parijse haarmode volgt, draagt Beatrix al twintig jaar hetzelfde kapsel. Vol gens mij duidt 't wel op een sterke persoonlijkheid als zij tegen de stroom van de voortdurend veranderende mode ingaat. Maar het ver zinnen van een ander kap- derden, die hun eigen tekst #0' dat b'J ^aar zou kunnen J J kiezen. „We hebben Beatrix- ballonnen bedrukt voor bij voorbeeld slagersorganisa ties, schoenwinkeliers, ban- °P"' ken, en oranjeverenigingen". passen en dat ze zou kun nen accepteren werd er daardoor niet makkelijker Ballon blijft „Het zijn drie verschillende kapsels voor de prinses ge worden, het ene klassiek, het Door de jaren heen zijn de andere sportief en het derde producten waarmee uiting is er-tussen-in", maakt hij wordt gegeven aan een fees- duidelijk. Er hoeft voor twee telijke stemming nogal ver- J":~ 1 anderd. Behalve de ballon. Daarvoor is de belangstelling in de loop der tijden zelfs steeds toegenomen. „Leg voor een kind eens een dub- Dat twee van de drie teke ningen lijken op prinses Irene en prinses Christina, beitje en ballon naast elkaar kan hem niet deren. „Want en laat het kiezen. Tien te- dan kan je tenminste zien gen één dat het de ballon dat ze familie van elkaar kiest. Voor een kind blijft zijn", is zijn redenering, een ballon een fantastisch stukje speelgoed en voor de zakenman een erg goedkoop en gewild artikel. Een be drukte ballon kost tussen de tien en vijftien cent. Welk ar tikel is zo goedkoop? En met een bedrukte ballon wordt je naam ook nog eens door de hele stad gesjouwd, zodat ie dereen die kan zien". „Overigens hoef ik prinses Beatrix echt niet zelf te knip pen", zo beweert hij, „maar ik wil haar wel graag van ad vies dienen. Daarom stuur ik de foto's van de ontwerpen binnenkort naar de prinses toe. met een geinig briefje", aldus de Rotterdamse coif feur. Drie journalisten: Hënk Brinkman, Aat de Kwant en Bert van der Ros, van pro testantse huize, hebben een boekje samengesteld „Van Willem I tot Beatrix bij de gratie Gods". En daar heb ben ze goed aan gedaan, want bij de talrijke Oranje uitgaven van het moment was er tot dusver niet één bij die de kwestie waar het om draait zó fundamenteel en toch zo populair behandelt. Het gaat namelijk hierom: Wét is het democratische koningschap zoals wij het thans kennen en wat bete kent dit voor ons land en volk? Zoals met vele dingen, kun je dit alleen begrijpen vanuit zijn historisch perspectief. Vandaar dat de auteurs met koning Willem I beginnen, waarbij ze het groeiproces aan de hand van drie konin gen en drie koninginnen la ten volgen: Willem I, Willem II en III, de regentes Emma, koningin Wilhelmina en ko ningin Juliana. En dan zien we hoe het begrip van de constitutionele monarchie door deze mensen gevormd is en hóé zij het met terzijde stellen van hun eigen ambi ties vaak, gehanteerd heb ben. De schrijvers zijn daarbij vol komen eerlijk te werk ge gaan zonder persoonver heerlijking (die met de sym pathie voor een vorstenhuis zo dikwijls gepaard gaat), maar ze keren zich, en dit te recht, tegen hen die menen de democratie te dienen door modder te smijten naar, wat iemand onlangs nog noemde: de meest kwetsbare familie in Neder land. Men gaat niets uit de weg en schenkt volop aan dacht aan degene die meer voor een republiek dan voor een koninkrijk voelen, maar via het „geijkte konings chap" en „de begrenzing van de koninklijke macht", stelt men vast hoe republi keins dit Nederlandse ko ningschap eigenlijk is: Het volk doet zijn wil kennen, het volk maakt in feite de wet maar de koning moet die wet goedkeuren: de wetgevende macht berust bij de Staten- Generaal én de Koning. Een verstandig samenspel: geen democratie die zóver door gevoerd kan worden dat zij tot chaos leidt maar ook geen autocratie van één of 'n paar personen. staatsvorm toch de beste achten. Vanuit hun religieuze overtuiging, en die is in dit geval zeker de algemeen- christelijke, zien de samen stellers van het boekje, dat enkele goede illustraties be vat, de nieuwe koningin in dienst van God, de hoogste majesteit. Naar onze smaak echter had nu juist dit hoofd stukje iets meer uitgebreid moeten worden en hadden we een fundamenteler visie verwacht, b.v. een antwoord op de vraag waarom het hoofd van Staat kan en mag regeren (leiding geven) bij de gratie Gods. Maar afgezien van dit tekort: een goed boekje en niet alleen voor „Oranjeklanten". Henk Brinkman, Aat de Kwant en Bert van der Ros: „Van Willem I tot Beatrix". (Uitg. J.P.van den Tol, Dordrecht; prijs 10,50) LAREN „Anton Pieck, 85, een wonderlijk fenomeen". Dat is de titel van wat zo'n beetje de defini tieve overzichtstentoonstelling is geworden van het werk van de schilder-tekenaar in vier zalen van het Singer Museum in het „schil dersdorp" Laren. Het is tevens de titel van een gecombineerde boek- catalogus uitgave die Holkema en Warendorff tegelijkertijd op de markt bracht. Gisteren vond in Laren de uitreiking van het eerste exemplaar aan de bejaarde teke naar plaats, maar door in de boe kenwereld unieke omstandigeden kwam het boek al eerder op de markt. Resultaat: Eerste oplaag van (naar schatting) 25.000 exem plaren uitverkocht; een tweede druk blijkt al direct nodig. Het be wijst nog eens de unieke populari teit die Anton Pieck in Nederland geniet. Dezer dagen is het druk rondom hem. Zaterdag viert hij zijn 85ste verjaardag, is dan weer zoals gebruikelijk op zijn schep ping De Efteling te vinden, het sprookjespark dat dan weer ijn „werking"treedt en waar hij een nieuw kabouterstraatje opent, maandag 28 april zendt de Avro-te- levisie een documentaire over zijn werk uit. Het bewijst nog eens de unieke popu lariteit die Anton Pieck in Nederland geniet. Een schilder die door velen verguisd is, wiens krullerige prenten uit voornamelijk de oude doos vaak op de grote hoop van de oubollige kitsch werden geveegd, wiens am bachtelijkheid bijna als een schande werd gezien, maar die als enige kun stenaar doordrong tot het allergroot ste publiek met prenten, kalenderpla ten en boekillustraties. Een man van wie minister Gardeniers het verhaal doet dat in het Rijksmuseum een paar Amerikanen aan de balie ver schijnen en daar verbaasd roepen. „We hebben jullie Rembrandts ge zien. Prachtig, hoor. Maar waar zijn nou jullie Anton Piecks?" Een man wiens naam in zijn levenslange car rière al zo'n gemeengoed is geworden dat hijzelf glimlachend stelt: „Een hoop mensen denken dat ik allang dood ben". Pieck is springlevend. Hij ziet er typisch uit als de gepension- neerde leraar die hij in feite is, heeft niets van de Schilderachtige Kunste naar (een woord dat hij trouwens zelf met gemengde gevoelens gebruikt), en stelt: „Ik heb mijn hele leven al ontzettend veel tentoionstellingen ge had. Overal. In zalen, bibliotheken, kunstkringen en musea. Maar dit slaat alles. Toen ik hoorde van de plannen en daar mijn toestemming voor moest geven, voelde ik me ei genlijk een beetje beschaamd voor al die aandacht. En nu ik hier sta, voel ik dat nog precies zo." Oester Het is tekenend voor de bescheiden opstelling van Anton Pieck, een man die weinig loze woorden vuil maakt aan zichzelf en zijn werk. „Gesloten als een oester" zeggen zijn vienden. Werkend in zijn knusse kleine werk kamer, omgeven door kleine mooie voorwerpen die hij van zijn reizen heeft meegenomen en die hij koeste rend tentoongesteld heeft. „Mijn schelp" noemt hij dat atelier, en als je daar met hem aan de praat raakt, is er een andere Pieck. Een man die met ongelooflijk veel liefde over het vak kan bomen. „Als mijn werk geen aanspraak zou kunnen maken op de naam kunst kan me dat niets schelen. Ik wil werken zoals ik dat wil en niet zoals een ander dat wil of de geest van de tijd dat wil." Het houdt in dat Pieck bijna steeds in een „andere we reld" bezig is. Een wereld die niet meer bestaat en misschien ook nooit bestaan heeft. Een wereld van mooie, fijne dingen, donkere winteravon den, warm verlichte antieke bak kerswinkels, geveltjes, paardentrams en sprookjesachtige figuren. De offi ciële erkenning van Piecks talent mag dan uitgebleven zijn, in het net uitgekomen catalogus-boek doet Dr. Mr. O ter Kuile, conservator van het Rijksmuseum, en auteur van o.a. „500 jaar Nederlanse schilderkunst" een pionierspoging daartoe. Hij stelt zeer terecht: „Met zijn verhalend bedoel de, tot in details uitgewerkte voor stellingswijze, roept hij meestal een verleden op waarvan de authentici- Piecks voorliefde voor oude ambachten: Een antieke weverij, aqua rel uit zijn kalender voor 1976. teit niet overtuigend is." Het is type rend voor Pieck, zoals het ook type rend was voor Engelse tekenaars als George Cruikshank (die evenals Pieck Dickens illustreerde). Pieck, de introverte individualist, die zijn eigen wereld schept, met oude dingen die hij uit het kunsthistorische verleden en uit zijn eigen herinering vast heeft gehouden als mooi en de moeite waard. „Ik zou best rond negentien honderd willen leven" heeft hij eens gezegd. En als er dan de verwijten komen dat het toen ook niet allemaal botertje tot de boom was, stelt hij: „Natuurlijk weet ik dat. Natuurlijk weet ik dat ik het moeilijk zou heb ben in de tijd van de Camera Obscu- ra. Maar toch." Toeback Zwervend door steden die hij van oudsher kent, zoals vorig jaar door Den Haag waar hij met zijn ouders na Den Helder is gaan wonen en waar hij zijn opleiding kreeg, dwaalt hij voortdurend terug naar zijn herinne ring. Ziet gevels, straten en huizen die er niet meer zijn, en mompelt zachtjes verwensinkjes voor zich uit als hij weer een projectontwikkelde reus ontwaart op een dierbare plek. Meningen over die nieuwe kolossen geeft hij niet, net zomin als over mo derne schilderkunst die hemelsbreed van zijn werk verschilt. Ach, het is gewoon mijn wereld niet" zucht hij simpel. De Vlaamse schrijver Gerard Walschap schrijft over Pieck: „Hij vermijdt angstvallig elke maatschap pijkritiek en leunt bij geen enkele wereldbeschouwing aan. Hij geurt naar de toeback van Felix Timmer mans en de vertedering van Pallieter voor het artistenleven in begijnen hoven met trapgeveltjes, maar maakt er geen dogma van". Dilettant „Pieck pretendeert niet meer te zijn dan een liefdevol dilletant" stelt Ter Kuile en verwijst naar jeugdinvloe- den als van de Engelse illustratoren als Arthur Rackham, die merkwaar dig genoeg wél een hoge vlucht na men in kunstkringen. Liefdevol, dat is typisch Pieck. Aan die indruk ont kom je niet als je door de vier zalen van Singer zwerft. Of het nu zijn vele prenten van Amsterdam zijn (Burgemeester Polak: „Een groter minnaar van Amsterdam is nauwe lijks voorstelbaar"), zijn boekillustra ties (waaronder de gedetailleerde Dickens-prenten en zeer fantasievol le Gijsbreght-tekeningen), of zijn schilderwerk, dat de meeste Pieck- liefhebbers niet zo goed kennen. De Europa-zegel die Pieck ontwierp, kreeg een fanmail, die volgens Drs Leenman, Directeur-Generaal der PTT „omvangrijker dan ooit was". Liefdevol. Hetzelfde geldt voor zijn 29-jarige bezigheid aan De Efteling. Hij tekende niet alleen de ontwerpen, maar was er geregeld te vinden, pra tend met bezoekers, adfviezen ge vend, en - zo gaat het verhaal - af en toe knikkend als een gebogen oud heertje er zijn hoed voor hem afnam. „Ken je die" vroeg zijn vrouw dan. "Ja", glimlachte Pieck, „dat is een oud-leerling". Burgerlijk Want naast tekenaar-schilder is Pieck het langst leraar geweest. Te kenleraar aan het Kennemer Ly ceum. Geen wilde artistieke escapa des, maar de zekerheid van een vast inkomen en een "pensioen. „Dat had ik nodig om in alle vrijheid mijn werk te doen," stelt Pieck „voor een ander soort leven ben ik waarschijn lijk te burgerlijk". Dat was dan het enige werk dat hem niet zo aan het hart gebakken was, al deed hij het volgens oud-leerling Vogelesang met overgave. Een dagelijkse plicht, die hem in staat stelde te tekenen, te schilderen, te etsen. Van dat laatste vak zei hij vertederd: „Rembrandt deed het net zo". En van schilderen „Jammer, daar heb ik te weinig tijd voor gehad." Juist die schilderijen vallen op. Een doorkijkje doet aan oud-Hollandse meester denken, een gezicht op Amsterdam heeft iets van Breitner die opeens een nette bui heeft gekregen. Wat je ook mag den ken van zijn werk, van zijn latere ka rikaturale vertelprenten, waarin hij ook een beetje met het perspectief sjoemelt, je laat je ter plekke door zijn kunde, zijn ambachtelijkheid, zijn zalige details en die wereld die voor een heel groot deel toch écht be staan heeft, volkomen inpakken. Al is die wereld ook van elk vreemd smetje vrij. Je kan het vergelijken met wat hij van het oude Vlaanderen schreef, waar hij rondzwierf en zijn aan-tekeningen maakte. Pieck: „Het was zo verschrikkelijk vuil maar zo verschrikkelijk charmant." En dat laatste tekende Pieck. In al zijn werk. BERT JANSMA Conté-tekening van de Notre Dame de Paris. Een typische „Pieck": Amsterdams straattafreel uit de achttiende eeuw, aquarel uit de Pieck-kalender 1981.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 15