Grondvester Europese
leschaving werd
ijftienhonderd jaar
eleden geboren
=l/ie was Benedictus?
Het
miraculeuze
leven van
Sint-
Benedictus
Benedictus, de
triarch van het
iters monniken-
n, is eigenlijk wei-
bekend. De enige
mnen voor de ken-
van zijn leven zijn
„Dialogen" van
Gregorius de
tte (zie ook elders
deze pagina). Be-
lictus is naar men
ineemt in het jaar
geboren uit een
zienlijke familie in
Italiaanse Nursia.
idaar dat dit jaar
1500-ste geboorte-
wordt gevierd. Hij
I in Rome stude
ren, maar onvluchtte
de stad wegens het
toenemend zedenbe
derf daar. Het Romein
se Rijk liep namelijk
op zijn laatste benen,
met alle decadente
toestanden van dien.
Hij ging naar Enfide,
om zich geheel te wij
den aan het geestelijk
leven. Daar werd zijn
deugdzame levenswij
ze door een wonder
bekend, dus vluchtte
hij in de eenzaamheid
en verbleef drie jaar
als kluizenaar in Su-
biaco. Ook daar werd
hij ontdekt, zodat
mensen van heinde en
verre kwamen om zijn
raad te vragen. Monni
ken van een nabijgele
gen klooster vroegen
hem abt te worden.
Maar een totaal ver
schillende opvatting
over het monnik-zijn,
plus nog een poging
van de monniken hun
abt te vergiftigen, dre
ven Benedictus weer
de eenzaamheid in.
Een aantal leerlingen
was hem echter trouw
gebleven. Voor hen
stichtte hij kloosters,
voor een bevolking
van per klooster maxi
maal twaalf man met
aan het hoofd een abt.
Zelf bleef hij een soort
„algemeen overste".
Omstreeks het jaar
529 trok Benedictus
naar een oude burcht,
halverwege Rome en
Napels. Dit Monte Ca
sino zou de bakermat
worden van de orde
der Benedictijnen. Op
Monte Casino schreef
hij ook zijn beroemde
kloosterregel. Hij stierf
op 21 maart 547 (waar
schijnlijk). Op die da
tum wordt nu, in 1980
het Benedictusjsar ge
opend.
ijke I'
de STERHOUT Geen koninklijke dynastie,
ie n onderneming, staat of instelling kan zich in
lerdom meten met de kloosterorde van Sint-
«dictus van Nursia. Vijftienhonderd jaar ge-
sn werd deze monnik geboren. En (bijna) vijf-
ihonderd jaar hebben de leden van de Bene-
l tijnse familie (monniken en monialen) een
I te onderschatten en nauwelijks te óver-
latten invloed uitgeoefend op Europa en
de Europese beschaving. Toch zei nog tij-
is Vaticanum II de toenmalige aartsbisschop
ar- i Londen, Heenan, (het was onder het debat
et schema 13, „De Kerk in de moderne we-
dat het voor het Concilie geen nut had
beroep te doen op mensen uit het klooster,
van seminarie of universiteit. Met andere
orden: Die kennen de wereld nauwelijks. Abt
Btz van de beroemde abdij van Beuron dien-
hem daags erna van repliek: „Misschien wis-
l de monniken die ééns werden uitgezonden
van de Engelsen Engelen, te maken, niet
I van de wereld. Maar het was wél een mon-
ire die de eerste primaat van Engeland werd:
justinus van Canterbury. En het is wél een
nnik die morgen door de paus (Paulus VI)
dt uitgeroepen tot Patroon van Europa",
was In oktober 1964. Sindsdien is er in de
k (en dus ook in de kloosters) heel wat ge-
ird. Tal van gelovigen verlieten de Kerk; tal
kloosterlingen hingen hun habijt aan de wil-
uiEr waren er ook die het met de „Regel"
ten de kloostermuren niet meer zagen zitten,
sr erbuiten wel. Zij probeerden kleine leefge-
inschappen op te zetten, maar vaak bleken
te steun van een convent, een communauteit
Ite kunnen missen. En zonder iets af te doen
ide waarden van de constituties van talrijke
lere religieuze gemeenschappen van mannen
vrouwen, moet toch worden geconstateerd
de Regel van St.-Benedictus hoe ook
iterpreteerd door de eeuwen heen zijn
)er larde heeft bewezen en ook nu nog een stevig
)9 wast biedt aan hen die hem als richtsnoer
lef)3r het reli9'euze leven hebben gekozen. Bin-
in i of buiten de kloostermuren.
een tussenvorm"
is Gregorius de Grote, die zo tegen het jaar
I het leven van Benedictus te boek stelde,
|t dat diens Regel gekenmerkt wordt door
i „wijze matiging". En de talloze commenta-
lerop het woord exegese zou hier niet
istaan spreken alom van eenvoud* volle
heid en soepelheid. En het is juist dié soepel-
d, die in de Regel neergelegde mogelijkheid
aanpassing, die ervoor heeft gezorgd dat de
ledictijnse familie nog steeds springlevend
Godfried Bomans, met zelf een broer en zus
iet klooster, zag het wel wat somber in, toen
In 1966 schreef: Waarom een conceptie
enlang Europa beheerst heeft en waar-
;athedralen zijn opgebloeid, het plotseling
meer doet, is een van die raadsels, waar-
r niemand een oplossing te bieden heeft, of
s maar probeert te geven. Men praat over
Inkorten van zusterkappen en de afschaffing
habijten, alsof het een zaak van louter tex
ts... Twee standpunten zijn mij duidelijk. Of
i blijven, maar dan ook anders leven dan in
wereld daarbuiten, of eruitgaan. Een vorm
irtussen tekent zich voor mij niet af".
srlevingskansen
toch is het juist die „vorm daartussen", door
nedictus in zijn Regel gegeven, de aanpas-
9, die „zijn" kloosters de overlevingskansen
Bft geboden. Gebruiken die verouderd ble-
i, werden afgeschaft. Zo was het, om een pit-
esk voorbeeld te noemen, in de Paulus-abdij
Oosterhout tot in de jaren vijftig de gewoonte
vier converserende monniken tijdens de re
latie twee aan twee tegenover elkaar liepen,
ee bewogen zich voorwaarts, twee achter
arts. Aan het einde van de kloostergang ver-
derde de volgorde van deze gewijde reidans,
k schreef Benedictus in zijn regel dat de
nnik dag én nacht gehuld moest zijn in zijn
ÜJt. Bidden en werken, eten en slapen, alles
hetzelfde gewaad. Het moet een ware ver
ging voor de reukorganen zijn geweest. Nu
er ook pyjama's.
eefkader voor beginners"
jezlen van de uiterlijkheden en ondanks alle
"passingen is de essentie van de Regel van
nedictus onaangetast gebleven. De grondleg-
van de Benedictijnse familie heeft zijn con-
tutie zelf omschreven als een soort„leefkader
m beginners". Hij stelde aanwijzingen op,
erdoor de monnik voortdurend met God be-
I kan zijn: mét en in gebed, mét en tijdens de
Mie, mét en in stilte, mét en in handenarbeid.
1 vooral: mét en In het Goddelijk Officie; het
Jig Dienstwerk.
tot de vereniging met God staat bij Benedic
tvoorop. Zijn Regel is alleen hulpmiddel. Ook
r' daarin vervatte gehoorzaamheid aan de abt
3| 's die nu niet meer blindelings, zoals vroeger)
j de gematigde strengheid van de levenswijze
y bij Benedictus slechts één doel: de ziel
Innig mogelijk te verenigen met haar Schej>
per. Daaruit vloeit weer voort dat het monastie
ke leven niet een leven is van niets doen, maar
van hard werken. Geestelijk en lichamelijk. Ie
mand die denkt: ik ga het klooster in en mijn
kostje is gekocht, loopt er binnen de kortste ke
ren hard gillend uit. Romantiek is er ver te zoe
ken.
Elk woord hóeft niet
Vanuit de Adelbert-abdij in Egmond zond het
IKON zondag 9 maart de Vespers uit. In de kerk
waren ook leerlingen van de christelijke kweek
school te Amsterdam. De reactie van een van
de meisjes: „Het is wel mooi, al die zingende
monniken, maar ze zingen zo maar wat voorge
schreven woorden weg, er is niets van henzelf
bij, het gaat zo automatisch". Dom van den
Heuvel, prior van de Paulus-abdij in Oosterhout:
„Het gaat om de sfeer van het gebed, je hóeft
niet elk woord tot de kern te doorgronden; dat
zou trouwens doodvermoeiend zijn. Het kan ge
beuren dat je er één woord, één zin, één begrip
uithaalt, waarmee je de hele dag en ook nog an
dere dagen bezig bent. Nu in het Nederlands
wordt gezongen en gebeden, is dat nog veel
sterker dan vroeger met het Latijn".
Wie echter mocht menen dat de Benedictijnen,
van oudsher hoeders van de Gregoriaanse tra
ditie. het Latijn en daarmee de gewijde zang
van de Romeinse Kerk overboord hebben ge
zet, zit fout. De Conventsmis, het dagelijks
hoogtepunt van het monastieke leven, wordt
nog steeds in het Gregoriaans gezongen. En
ook de melodieën van de in het Nederlands ver
taalde psalmen en gezangen zijn getoonzet naar
Gregoriaanse traditie. En toch moet het katho
liek opgevoede oor daaraan wennen.
Nieuw bloed
Al zijn de zogenoemde kleine uurtjes (primen,
terts, sext en noon) vervangen door één groot
uur, al zijn tal van uiterlijkheden verdwenen, al
lopen sommige monniken buiten kerk en refter
„in burger", toch houdt men van een bezoek
aan de Paulus-abdij in Oosterhout het gevoel
over dat dit convent toch iets méér is dan zo
maar een leefgemeenschap van 39 mannen.
Voor dat „méér" he6ft Benedictus zelf gezorgd.
Al vijftienhonderd jaar terug.
Van die 39 man is de oudste 89, de jongste 23.
De jongste behoort met een iets oudere mede
broeder tot de twee postulanten die het kloos
ter nu telt, en die voor nieuw bloed moeten zor
gen. Prior Van den Heuvel: „Het is nu niet direct
een aanwas om de vlag over uit te steken, maar
er zijn kloostergemeenschappen die er slechter
voorstaan".
Het staat er met de volgelingen van Benedictus,
over de hele wereld gezien, inderdaad niet be
roerd voor. Er zijn nu, in deze tijd, vijf keer zo
veel monniken als pakweg honderd jaar gele
den, namelijk tienduizend. Maar daartegenover
staan maar liefst dertigduizend (30.000) vrouwe
lijke religieuzen die eveneens de Regel van Be
nedictus hebben aanvaard.
„Heilige driehoek"
Een van hen is abdis Agnes van Griensven die
aan het hoofd staat van de O. L. Vrouwe-abdij,
eveneens in Oosterhout, op steenworp(je) af
stand van de Paulus-abdij. (Bijzonderheid: Te
genover de Benedictinessen hebben de Norber-
tinessen hun klooster: St. Catharinadal. Reden
voor de oudere Oosterhouters het geheel van
de drie kloosters te betitelen als „De Heilige
Driehoek").
Abdis Agnes: „Juist zoals tussen Benedictus en
zijn zuster Scholastica bestaat er een sterke
verwantschap tussen de Benedictijnerkloosters
voor mannen en die voor vrouwen. Benedictus
was zijn tijd ver vooruit. Hij heeft namelijk nooit
een aparte Regel voor vrouwen afgekondigd.
Wel hadden die een speciale taak. De Benedic
tijnen hebben kijk maar naar Augustinus van
Canterbury en onze Willebrord altijd meer
aan de weg getimmerd. Ze hebben gemissio
neerd en les gegeven. Wij hebben tot voor kort
„achter de tralies" gezeten, waar we ons alleen
en uitsluitend op God bezonnen".
De laatste jaren echter zijn ook de Benedicti
nessen meer naar buiten getreden. Niet tot on
verdeeld genoegen van abdis Agnes overigens.
Ze zegt: „Het is wel zo, dat je overal kunt con
stateren dat er een grote vraag is naar bezin
ning op de diepere waarheden van het leven en
ook een vraag naar gebed. Maar Ik vind als ab
dis dat we een beetje moeten oppassen. Na
tuurlijk staat de gastvrijheid I jog in het Bene
dictijnse vaandel géschreven; je kunt zelfs zeg
gen dat het een van de grondvesten van de Re
gel is. Maar daar moet ik wel tegenover stellen
dat we onze stilte en onze bezinning niet moe
ten gaan gebruiken als een soort exportartikel
van onze kloosters. Dat zou afbreuk doen aan
onze eigen identiteit".
Hetgeen overigens niet wegneemt dat de O. L.
Vrouwe-abdij in Oosterhout beschikt over een
alleszins comfortabel gastenhuis. Mét telefoon.
Maar die wordt slechts een paar uur per dag
opgenomen.
LEO VAN DER MEEL
BIJ gelegenheid van
het vijftiende eeuw
feest van de geboor
te van Benedictus
van Nursia, ver
scheen In opdracht
van de abdijen van
de Nederlandse con
gregatie van de Be
nedictijnen zijn le
vensverhaal. zoals
het beschreven staat
In het tweede boek
van de Dialogen van
Gregorius de Grote.
Het boek Is uit Latijn
vertaald en ingeleid
door F. van der Meer
en G. Bartelink, met
een nawoord van de
abt van de abdij van
Egmond. A. Zegveld.
Het is een kostelijk
geschrift, allereerst al
omdat men er de
meesterhand en eru
ditie van Frits van der
Meer weer eens In
ontmoet, te beginnen
met het portret dat
hij tekent van de Ro
mein Gregorius, de
praetor urbanus die
van ambtenaar mon
nik werd, dan nuntius
In Constantinopel en
tenslotte in 590
paus, tot zijn dood in
604. De vier boeken
van zijn dialogen met
de diaken Petrus, die
als een soort aange
ver optreedt, dateren
van rond 593 en wa
ren in de middeleeu
wen als ,,Het leven
en de mirakelen van
de Italische vaders"
befaamd. Aan Bene
dictus, die toen pas
zo'n veertig jaar
dood was (hij stierf
tussen 547 en 550;
dat zijn geboortejaar
480 was, is trouwens
ook niet zeker) werd
het gehele tweede
boek gewijd, achten
dertig hoofdstukken
van gemiddeld een
pagina.
Deze dialoog nu over
„het leven en de
wonderen van de
eerbiedwaardige Be
nedictus, stichter en
abt van het klooster
genaamd „De Burcht
van de provincie
Campanië" (dat is de
beroemde abdij op
de Monte Cassino)
geeft vooral de infor
matie weer. die Gre
gorius optekende uit
de mond van vier van
Benedictus' leerlin
gen, de abten Kon-
stantljn, Valentinia-
nus, Simplicius en
Honoratus. De verha
len zijn miraculeus,
naar inhoud zowel als
vorm, een sobere,
doeltreffende vertel
trant, klaarblijkelijk
uit het leven gegre
pen, uitermate
boeiend, en, om met
de diaken Petrus te
spreken: Wat u
zegt, ik geef het toe,
vind ik prachtig". En
dat is precies het
passende woord.
Wonderen roepen
vandaag een beken
de vraag achteraf op:
erg mooi allemaal,
maar wat is er van
waar? Dom Zegveld
bouwt zijn antwoord
op een citaat uit de
dialogen: „Men moet
het leven zelf, niet de
uiterlijkheid van teke
nen zoeken". Het
ging Gregorius niet
om een biografie in
de moderne zin van
het woord, meent hij,
maar wat men er le
gendarisch aan kan
vinden betekent niet
dat het hier om pure
fantasie zou gaan.
Legende betekent
letterlijk: (dat) wat
gelezen moet wor
den, en aldus was het
Gregorius' streven,
om voor de lezer een
zo levend en levendig
mogelijk beeld op te
roepen van een man,
die vanuit zijn idealen
'voorbeeldig heeft ge
leefd.
Het boek doet dat
overtuigend, en er is
maar één ding wat
spijtig aan: dat niet
tegelijk ook een her
druk Is opgenomen
van de vertaling van
de beroemde Regel
voor monniken,
waarvan Gregorius al
getuigt dat Benedic
tus hem schreef „in.
wijze matiging ongeë
venaard, van taal
kristalhelder" (een
vertaling daarvan
door Fr. Vromen
OSB verscheen in
1974). De lezer zou
dan het inspirerend
vergelijkings- en stu
diemateriaal meteen
bij de hand hebben
gehad.
„Het Leven van Be
nedictus" door Gre-
gorius de Gróte, in
geleid en vertaald
door F. van der Meer
en G. Bartelink. Geb.
144 blz. met talrijke
aantekeningen en
register. Uitg. B.
Gottmer, Nijmegen,
24,90.