Brandwondenpil
niet het eind
van alle leed
BEHANDELING
VAN INFECTIES
EIST NOG
VEEL STUDIE
In Nijmegen
wippen
depressieve
en
vrolijke
studenten
uiteen
kaartenbak
grote probleem it om infecties verre te houden van patiënten met brandwonden.
-
i
BEVERWIJK In Engeland verwacht
men over enkele jaren te kunnen be
schikken over een „brandwondenpil".
Daaronder verstaat men een pil of vac
cin, die snel bescherming kan bieden te
gen bacteriën, die de bij brandwonden
zo beruchte infecties veroorzaken. Dr. R.
P. Hermans, brandwondspecialist en
werkzaam in het Rode Kruisziekenhuis
in Beverwijk, twijfelt er echter aan of hier
van een echte doorbraak in de behande
ling van brandwonden sprake is, aldus
de Stichting Bio-Wetenschappen en
Maatschappij.
Nederland heeft drie brandwondencentra
en het Rode Kruisziekenhuis In Beverwijk
is er een van. Deze centra hebben de laat
ste jaren aanzienlijke successen geboekt,
mede dank zij de toepassing van huid
transplantaties en de mogelijkheid huid te
bewaren in een „huidbank". Het betreft
vooral de behandeling van keuken- en
campingverbrandingen. De laatste jaren
eisen immers heet-waterverbrandingen,
ook bij kinderen, een steeds zwaardere
tol.
Een groot deel van de sterfgevallen bij
verbrandingen is te wijten aan bijkomende
infecties. Deze infecties worden veroor
zaakt door verschillende ziekteverwekkers,
zoals bacteriën. Nu bestaan er wel bacte-
riëndoders (antibiotica), maar sommige
bacteriën zijn in staat daartegeh een weer
stand (resistentie) te ontwikkelen. Daarom
maakt men tegenwoordig steeds meer ge
bruik van een andere methode om ziekte
verwekkers aan te pakken, namelijk vacci
natie. Men kan dan óf de specifieke anti
stoffen tegen een bepaalde ziekteverwek
ker inspuiten (passieve immunisatie), ofwel
men spuit gedode of onschadelijk ge
maakte ziekteverwekkers of hun schadelij
ke produkten in. Dat heet dan actieve im
munisatie: het lichaam reageert op deze
schijnaanval met de aanmaak van antistof
fen. Bij een eventuele aanval van levende
ziekteverwekkers ligt het „afweergeschut"
dan al te wachten. Dit gebeurt met name
bij inentingen tegen difterie, kinkhoest, te
tanus, polio, rode hond, mazelen en
hondsdolheid.
Vaccins zijn niet perfect. De werkingsduur
verschilt per ziekteverwekker. Pokken is
door een intensief vaccinatieprogramma
zo goed als van de aardbodem verdwe
nen, maar de tetanusbacterie, die bij
wondinfecties een giftige stof afscheidt,
leeft, ook na de vaccinatie, in de darm ver
der; het vaccin grijpt namelijk alleen het
gif aan en niet de bacterie
Er wordt veel onderzoek gedaan om vac
cins tegen verschillende ziekten te ontwik
kelen. Bij apen is een vaccin tegen malaria
al werkzaam gebleken, maar bij mensen
heeft het nauwelijks succes. In heel de we
reld zoekt men de mogelijkheid van een
vaccin tegen kanker. Bij proeven met mui
zen heeft men enig succes gehad. Toepas
sing van een kankervaccin op mensen
blijft nog heel verre toekomstmuziek. Hoe
veel perspectief biedt nu het onderzoek
naar het nieuwe brandwondenvaccin?
Pseudomonas
Dr. Jones in Birmingham is in 1972 begon
nen om een vaccin proberen te maken te
gen de pseudomonas-bacterie en aanver
wante ziekteverwekkers, die veel bij
brandwonden voorkomen en een veelzijdig
vermogen hebben om allerlei weerstanden
te ontwikkelen. Jones Is terecht gekomen
bij een snel werkend vaccin, dat volgens
New Scientist beter voldoet dan de be
staande antibioticabehandelingen. Thans
is hij bezig te proberen om dit vaccin in
pilvorm te brengen.
Het vaccin is al na twee dagen werkzaam
en deze werkzaamheid is na twee tot drie
weken het grootst. Jones liet een mede-
Over deze zwaar verbrande handen is, netvormig, nieuwe huid aangebracht.
werker de pil slikken en in diens bloed-
plasma werd nadien een grote hoeveelheid
antistoffen gevonden. Dit plasma (bloed
zonder bloedcellen) zou in noodgevallen
aan slachtoffers, die al ernstig geïnfec
teerd zijn, kunnen worden toegediend.
Jones denkt aan nog meer toepassingen
voor zijn vaccinpakket. Brandweerlieden,
piloten of arbeiders op brandgevaarlijke
posities zouden het vooraf kunnen krijgen.
Men denkt ook aan toepassingen bij pa
tiënten, die een zware operatie achter de
rug hebben en, door hun sterk verminder
de weerstand, sneller infecties kunnen op
lopen. Ja zelfs heeft men gedacht aan toe
passingen in de ontwikkelingslanden, waar
de mensen, vooral de kinderen, door on
dervoeding weinig natuurlijke weerstand
tegen infecties hebben. Nogal gezocht,
want het is natuurlijk tien keer beter én
menselijker om te proberen die ondervoe
ding te bestrijden...
Terug naar dr. R. P. Hermans. Deze heeft
zo zijn twijfels. Hij wijst er op, dat vaccins
tegen infecties bij verbrandingen ook nu al
worden toegepast. Dat hiervoor een pil
ontwikkeld wordt is inderdaad nieuw. De
vraag is evenwel hoe effectief zo'n pil of
algemeen vaccin is. Juist in een ziekenhuis
hebben bacteriën een andere vermom
ming, zodat steeds andere antistoffen no
dig zijn om hen aan te pakken. Dat wil dus
zeggen: steeds andere vaccins. Zeker zo
belangrijk vindt dr. Hermans het aanpak
ken van „kleinere verbrandingen", zoals
gebeurt in de drie brandwondencentra in
Nederland: Beverwijk, Rotterdam en Gro
ningen.
Verbrandingen traden vroeger overwe
gend op bij bedrijfsongevallen. Vandaar
het brandwondencentrum in Beverwijk
(vlak bij Hoogovens). Het percentage ver-
brandingen-door-bedrljfsongevallen is nog
slechts om en nabij de 20. Het overgrote
deel van de verbrandingen heeft thuis
plaats of op campings (60 tot 70 pet), de
resterende 10 tot 20 pet zijn het gevolg
van verkeersongelukken.
In Nederland komen jaarlijks 4000 geval
len van ernstige verbranding voor, waar
van 200 met dodelijke afloop. De ongeluk
ken met de hoge-druk-pan en andere
huishoudelijke apparaten zijn niet van de
lucht. Voor heet vet is men nog altijd
bang, maar met heet water, dat doorgaans
diepere verbrandingen veroorzaakt, wordt
heel wat minder omzichtig omgesprongen.
Vooral bij kinderen komen ongelukken
met heet theewater en badwater veel voor.
Juist deze verbrandingen kan men met
nieuwe chirurgische methoden tegenwoor
dig vaak geheel pijnloos behandelen, zon
der dat er littekens achterblijven. Daarbij
maakt men gebruik van de huidbank van
de Nederlandse Brandwonden Stichting.
De huidbank bewaart huid van overlede
nen bij een temperatuur van -190 graden
in vloeibaar stikstof. Voor brandwondpa
tiënten is huid de enige werkelijk goede
bescherming tegen infecties, waarbij men
dan als tijdelijk hulpmiddel eventueel var
kenshuid gebruikt. Dit alles noemt dr. Her
mans méér een doorbraak dan de brand
wondenpil, die zijn verdiensten nog moet
aantonen.
Vier graden
Verbranding treedt op door contact met
vaste, vloeibare of gasvormige stoffen van
hoge temperatuur. Maar ook extreem lage
temperaturen, elektrische schokken en bij
tende chemische stoffen kunnen brand
wonden veroorzaken, evenals een teveel
aan stralingsenergie.
Verbrandingen verdeelt men in vier gra
den: men spreekt van een eerste-graads-
verbranding als de huid rood en warm
aanvoelt. Soms is er enige vochtophoping
onder de huid.
Bij een tweede-graadsverbranding kan er
blaarvorming optreden. De vloeistof in de
blaar is serum (bloed zonder bloedcellen
of vezelstof). In ernstige gevallen is de
overgang naar derde-graadsverbrandlng
moeilijk vast te stellen.
Bij een derde-graadsverbranding is de
huid gedood en zijn soms ook dieper gele
gen weefsels beschadigd. Men voelt de
verbrande huid, die er grijs-wit tot zwart
uitziet, dan niet meer. Door vocht- en ei-
witverlies ter plaatse reageert het lichaam
met vochtverplaatsing naar het beschadig
de gebied. Dit kan leiden tot een shock
toestand.
De vierde graads-verbranding is de ern-
stigeste situatie. Er is dan verkoling opge
treden. De gevolgen kunnen tot diep in de
weefsels en zelfs tot in het bot doordrin
gen.
Eerste- en minder ernstige tweede
graadsverbrandingen kan men het beste
nat houden onder koud stromend leiding
water. Bij alle ernstiger verbrandingen: de
arts inschakelen en eventueel een steriel
gaasje aanbrengen. Brandzalven zijn uit
den boze.
NIJMEGEN Nederlanders kunnen veel
beter toneel spelen dan ze denken. Tot
die conclusie moet je haast wel komen
na de ervaringen die Tonko Tomeï en
Theo van der Biessen opdeden. Ze vroe
gen in een advertentie om mannen en
vrouwen die dachten dat ze konden ac
teren. De respons was redelijk; de kwali
teit van het „aanbod" ronduit verbluf
fend. Van der Biessen, produktieleider
bij de audiovisuele dienst van de A-fa-
culteiten van de universiteit van Nijme
gen, wijst veelbetekenend naar de goed
gevulde kaartenbak op zijn bureau. „Al
lemaal goeie, bruikbare acteertalenten.
Amateurs pur sang, met wie het voor
treffelijk werken is".
Hoe is het zo gekomen? „De aanleiding
was een film die we bezig zijn te maken
over het studeren in z'n algemeenheid. Be
doeld voor jongeren die naar de universi
teit komen. Deze film wordt geregisseerd
door Th. van Haren Noman. Het blijkt na
melijk dat maar weinig aspirant-studenten
er enige notie van hebben wat studeren
inhoudt. Daarom willen we via die film iets
vertellen en laten zien over het systeem op
een universiteit en over de sociale proble
matiek, aldus Van der Biessen. „De hoofd
rollen worden gespeeld door vier studen
ten, die allerlei dingen beleven. Dat viertal
en ook de meeste andere acteurs en actri
ces hebben we geput uit het aanbod dat
we na de advertentie kregen".
„We hebben met iedereen die zich aange
meld had uitgebreide screentest gemaakt.
We hebben stukjes opgenomen in een
voor ieder identieke situatie: een thera
peut-patiënt-relatie. Verder hebben -we
een stemproef afgenomen. Die was niet zo
succesvol, maar dat viel ook te verwach
ten, want.de meesten van ons hebben wel
een accent. Tenslotte heeft iedereen nog
een stukje geïmproviseerd spel gedaan.
We hebben alles kritisch bekeken en er
veertig van de vijfenveertig kandidaten uit
gehaald".
„We hebben geprobeerd die te selecteren
naar type-casting. Dat wil zeggen: ieder
een draagt bepaalde typeringen met zich
mee', die specifiek voor een of andere rol
nodig kunnen zijn. Nu hoeven we de kaar
tenbak maar te raadplegen om binnen de
kortste keren een depressieve student te
voorschijn te halen, om maar een voor
beeld te noemen. Hoewel, het is tegen
woordig niet zo moeilijk aan een depres
sieve student te komen. Je kunt ze bij wij
ze van spreken van de straat plukken. La
ten we het maar op een vrolijke student
houden. Die zijn heden ten dage heel wat
moeilijker te vinden, maar... onze kaarten
bak brengt ook hier zonder twijfel uit
komst".
Het duo Tonko en Theo boekte dank zij de
advertentie ook succes in wat je al haast
een slepende kwestie kunt noemen. „Er is
een groot onderzoeksproject voor de stu
dierichting psychologie aan de gang,
waarvoor we op video allemaal korte, da
gelijkse voorvallen vastleggen en waarmee
onderzoek gedaan wordt, hoe kinderen
emoties herkennen. Kijken ze alleen naar
de situatie of kijken ze ook naar gelaats
uitdrukkingen. Dat soort zaken allemaal.
We hadden voor die opnamen mensen no
dig die expressies op hun gezicht konden
zetten. Pats: verdriet. Hup: walging. Dat is
ontzettend moeilijk".
„We hebben gezocht en gezocht, maar
gelukkig meldde zich via de advertentie
een man aan, die werkelijk geknipt bleek
te zijn voor wat wij vroegen. Perfect! Hij
droeg een snor; die moest eraf, maar dat
had hij er best voor over. Kun je je dat
voorstellen? Goed, hij krijgt er wat geld
voor, maar daar word je beslist niet rijk
van. En wat houdt het acteren in? Dat hij
nu In allerlei huis-, tuin- en keukensituaties
allemaal grimassen staat te trekken. Dan
denk je bij jezelf: wat voor lol Is daar nu
aan? Maar hij vindt het heel plezierig. En
wij zijn ermee uit de brand".
„Op een gegeven moment hebben we nog
gedacht om een beroepsacteur voor die
opnamen aan te trekken. Gerard Cox bij
voorbeeld zou het best kunnen. Maar dan
kom je te zitten met een vervelend neven
verschijnsel. Hij is té bekend en kinderen
worden daardoor beïnvloed. Ze gaan op
heel andere dingen letten dan de bedoe
ling is. Dat effect kun je zelfs hebben als
een bekende man of vrouw het commen
taar bij een film inspreekt".
Audiovisuele middelen zijn bij het onder
wijs niet meer weg te denken, vinden To
meï en Van der Biessen. „Vroeger liet de
hoogleraar in een college kunstgeschiede
nis het boek met een bepaalde plaat rond
gaan. De dia, die nu
van die prent ge
maakt wordt, heeft
exact dezelfde func
tie. Er is alleen spra
ke van een audiovi
suele schaalvergro
ting. Maar niet alleen
voor colleges met
veel studenten zijn
de audiovisuele
hulpmiddelen van
belang, ook het Indi
vidueel onderwijs
profiteert ervan.
Denk maar aan de
mediatheken binnen
de universiteiten,
waar studenten de
hele dag door pro
gramma's kunnen
zien over onderwer
pen die hen interes
seren. Ons vakge
bied heeft zonder
twijfel veel vernieu
wende elementen In
het onderwijs ge
bracht. Als ik kijk",
vindt Tomeï, „hoe ik
vroeger mijn vreem
de talen heb geleerd
en hoe het nu gaat...
We zijn bijvoorbeeld
een programma aan
het maken over dra
matische expressie
binnen het vreemde-
talen-onderwijs".
„Onze filosofie daarbij en ook bij al
onze andere produkties is om zo min
mogelijk gebruik te maken van de kunst
matige omgeving die een televisiestudio
nu eenmaal is. Vandaar: als een docent
ons laat weten dat hij in de Duitse les aan
dramatische expressie doet op een school
in Venlo, dan gaan wij dat ter plekke op
nemen. Als je dat soort films in het onder
wijs brengt, dan krijgt de student een veel
duidelijker beeld van hoe het er in het veld
aan toe gaat".
Wie mocht denken dat de audiovisuelé
diensten in het wetenschappelijk onderwijs
voortdurend de boer op zijn om grote film-
AUDIOVISUELE
MIDDELEN
BIJ
HET
ONDERWIJS
NIET MEER
WEG TE DENKEN
produkties te maken, komt bedrogen uit.
Van der Biessen: „Er zit ook een flink stuk-
dagelijkse service bij. Vrijwel elke av-afde-
ling is opgebouwd uit een sector fotogra
fie, een tekenkamer, een technische dienst
en een produktieteam. Als je nu naar de
dagelijkse werkzaamheden kijkt, dan zie je
dat de directe dienstverlening hoofdmoot
is. Dat betekent voor de technici films pro
jecteren, bandrecorders repareren, video
opnamen maken van televisieprogram
ma's. Voor de tekenaars houdt dat in gra
fieken tekenen, waar weer dia's van ge
maakt kunnen worden. Voor de fotografen
betekent dat veel reproduktiewerk. We
maken gemiddeld drieduizend dia's per
maand. Al met al kun je onze werkzaam
heden voor een groot deel samenvatten
onder de noemer „men vraagt en wij
draaien".
Andere manier
„Als regisseur bij een audiovisuele dienst
ben je duidelijk op een andere manier be
zig dan bij een omroep. Als je hier pro
gramma's maakt, dan kun je als regisseur
nooit verantwoordelijk gesteld worden
voor de inhoud. De opdrachtgever, de we
tenschapper, heeft de verantwoording.
Waar je wél verantwoordelijk voor bent
en dat is een heel belangrijk gebied, vindt
Tomeï is hoe je de inhoud van de
boodschap overbrengt aan de kijker.
Daarbij gaat het om de vormgeving in de
meest brede zin van het woord. Want bij
vormgeving wordt ten onrechte altijd aan
„Schönfilmerei" of aan mooie dingen ge
dacht. Wij verpak
ken een boodschap
die moet óverko
men. Je kunt dat
binnen het onderwijs
ook heel nauwkeurig
toetsen".
„De audiovisuele
middelen zijn intus
sen niet meer weg te
denken binnen de
universiteiten en ho
gescholen, al zijn er
zeker nog mensen
die er wars van zijn
of die er nog niet
aan toe zijn. Maar
we kunnen de men
sen die er wél aan
toe zijn amper be
dienen, dus wat dat
betreft is er meer
dan genoeg werk
aan de winkel. Per
soneelsuitbreiding?
Was het maar waar.
We zouden best heel
wat meer mensen
kunnen gebruiken en
er zijn er ook ge
noeg met een be
hoorlijke vakoplei
ding. Ik hoef alleen
maar te denken aan
de filmacademie,
waar jaarlijks tussen
de twintig en dertig
mensen afstuderen".
„Een behoorlijk per
centage van hen komt direct terecht in de
sociale uitkeringssfeer. Dan denk ik, maar
dat zal wel. veel te simplistisch zijn, laat ze
dat geld van die sociale uitkeringen maar
overhevelen naar de ministeries van on
derwijs en wetenschappen, zodat we uit
dat potje meer personeel kunnen betalen..
We hebben hier werk genoeg. Ze mogen
direct aan de slag. Dan wil ik wel iets min
der hard werken en ik wil er nog wel wat
voor inleveren ook. Maar we mogen nie
mand meer aanstellen. Zelfs als er een
personeelslid weggaat, moeten we ervoor
knokken om die plaats te kunnen vervan
gen. Maar die tendens geldt voor het hele
universitaire bestel".
FRANS VAN DEN BRINK