i 't Oude Vierde verwacht nog 250 reünisten op vliegkamp Valkenburg Behoefte aan 67 hallen, 32 zalen, 92 zwembaden, 7 atletiekbanen en één overdekte wielerbaan iiN<TAD/REGIO PROVINCIALE SPORTRAAD ZUID-HOLLAND IN NOTA: Minister De Ruiter opent E.M. Meijers- colloquium LEIDSE COURANT WOENSDAG 9 JANUAFI 1980 PAGINA 5 3BC Ze konden aardig hard lopen, die jongens van het vierde Regiment Infanterie, op die tiende meidag van het oorlogsjaar 1940. 's Morgens om vijf minuten voor zes kwam in Noordwijk het bevel door: „In looppas naar Katwijk aan den Rijn". Altijd nog een flinke afstand voor een rennende zandhaas. Een „meeloper" uit die dagen: „Spoedig transpireerden wij alsof we in de hondsdagen waren.." In looppas werd het dorp aan den Rijn bereikt: halt en ransels afleggen en opstapelen langs de huizen. Een wacht werd niet bij de ransels achtergelaten. Waarom zou dat ook nodig zijn De gelegenheidssoldaten i hadden geen flauw benul I van wat hun nog te wachten stond. Dan "klonken er schoten uit de richting van het vliegveld. Geen paniek, al vlogen de kogels over de hoofden. Een eind verder een groepje met de rug naar, de vijand, zonder sergeant of korporaal. Recruten uit Leiden die met „de bus" waren gekomen, 's Avonds lagen de eerste gewonden in de Anna kliniek in Leiden. Nog een paar dagen, toen is het gebeurd: de geschiedenis van 4 R. I. „sinds 1814" liep ten einde. Maar nog in 1980 vind je vergrijsde oud - gedienden die blijven zeggen: 't Oude Vierde is niet dood, het leeft nog steeds, nu al 166 jaar lang... In '45 werden nog twee bataljons met oorlogsvrijwilligers van 4 R. I. naar Indonesië gezonden. Na hun demobilisatie had het regiment opgehouden te, bestaan. Zeker, je mag wel zeggen, dat de traditie van 4 R. I. wordt voortgezet door het regiment Menno van Coehoorn in Havelte (met een klein museum ter ere van de historie), maar het „echte" Oude Vierde is een schim geworden, een schim die om de vijf jaar opdoemt „omdat de oude garde nooit sterft". Dan komen veel overgeblevenen bij elkaar onder de last der jaren om zich weer een dagje één te voelen. Dat is dan de reünie van het enig echte „Leidse regiment", dat vanaf 1860 tot mei 1940 in Leiden, in de Morspoortkazerne, voor de verdediging des vaderlands werd afgericht en zo goed mogelijk daartoe opgeleid. Verder blijft het een grijs beeld, met Waterloo, de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen, de mobilisatie '14 - '18, de mobilisatie van '39 en de vijf meidagen van '40 en een stuk politionele De vaandel- wacht van 4 R. bij de viering van het 125 - ja rig bestaan in 1939; het vaandel werd in de meidagen van '40 bij Noordwijk verbrand, want het mocht niet in handen j van de be- zettere val- Op zaterdag 36 januari is het weer zover. Dan komen er weer enkele honderden ouwe jongens van 4 R. I. (en van het „oorlogsregiment" 28 R. I., als „doublure" van 4 R. I.) naar de ontmoeting. Ditmaal naar de kantine van het marinevliegkamp Valkenburg - waar zowat de laatste strijd gestreden werd - om weer even terug te zijn in het oude gareel van de puttee's en het veldgrijs, als Neerlands argeloze glorie. In de Morspoortkazerne kunnen ze niet meer terecht, want dat is geen kazerne meer. In de oude Morspoort zelf, even buiten de voormalige kazerne, is een koperen gedenkplaat ingemetseld die sinds 1939, toen het 125 - jarig bestaan van het regiment werd gevierd, op de kazerne prijkte. „Daarmee hebben we een herkenningspunt gered voor de nog overgebleven mensen van 't Oude Vierde", zegt de heer Jan G. Crabbendam, sinds een jaar of twintig voorzitter van de reüniecommissie 't Oude Vierde". „In 1964 hadden we nog 1400 reünisten. Op het moment zijn er niet zo gek veel meer over. In de kantine van Valkenburg kunnen we ruim 250 mensen herbergen. Mochten er meer komen, dan zullen er teleurgesteld moeten worden. Het is een uitstervend geval natuurlijk. De jongsten lopen tegen de zestig jaar. De Morspoortkazerne, die nog niet zo lang geleden werd gesloten, zullen ze moeten missen. Daar heeft het regiment 80 jaar lang z'n opleiding gehad. Indertijd hadden we 24 regimenten, die tijdens de mobilisatie een „doublure", een verdubbeling kregen. Voor 4 R. I. was dat 28 R. I., maar ook die jongens kregen hun eerste oefening in het Leidse garnizoen. Dat was wat het Vierde zo „Leids" maakte. Het 28ste lag tijdens de oorlogsdagen van '40 rond de Moerdijkbruggen, zelf was ik daar ook, maar we zijn in feite altijd van het Vierde geweest", aldus de heer Crabbendam (67), die toendertijd reserve eerste luitenant in het 28ste was en in '45 met de Jagers naar Indië ging en zijn dienstverband beëindigde als rese.-ve luitenant - kolonel bij de Jagers. Maar in zijn hart is overste Crabbendam een Oude Vierde - man gebleven: „al onze mensen kwamen uit het Zuidhollandse, uit de streek rond Leiden. Zo eens in de vijf jaar komen we op onze bakermat terug. In 1975 waren het er nog 400 ongeveer. Het zijn reünisten die vaak in groepjes bij elkaar zitten of rondzoeken naar bekenden. Dat zijn er dikwijls niet zo veel meer, want je hebt te maken met een leeftijdsregio van 55 tot 80 jaar. Per jaargang zijn dat ongeveer tien mensen en het is een toevalstreffer als ze elkaar kennen. Maar ze hebben allemaal dezelfde omstandigheden gekend, dezelfde officieren en dezelfde onderofficieren. En daaraan kunnen ze hun hart en vooral hun herinneringen ophalen". „Old soldiers never die, they just fade away..." Echte oude soldaten sterven nooit, ze vervagen alleen maar. Dat geldt ook bij de infanteristen van 4 R. I. 28 R. I. het 4e Grensbataljon, het 4e Depotbataljon en de O. V. W. - bataljons Satoe - Ampat en 2 - 4 R. I. Een mondvol, maar de "jongens" rechten nog hun ruggen als die aanduidingen vallen. Op 26 januari zullen er ettelijken zijn die „Valkenburg" Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. terugzien. De kogels vliegen niet meer om hun oren, maar een stuk van hun bewustzijn is er wel altijd gebleven. Het „gerecht" verschilt enorm met dat uit die meidagen. In 1980, veertig jaar later, hoeven ze zich niet meer te dekken tegen inslaande projectielen uit Duitse gevechtsvliegtuigen. Er zijn geen makkers meer die kermend proberen weg te duiken, half gek van angst. Waterloo en de „Tiendaagse" stonden in het (in 1940 verbrande) vaandel geborduurd; op 14 mei begroeven de overlevenden van het derde bataljon van 4 R. I. hun doden, meer dan dertig. Een aantal, dat na alle volgende verschrikkingen niet eens meer zo'n indruk maakt. Maar het waren er altijd nog dertig te veel. Vandaag de dag vertoont de schim van het Oude Vierde zich als een vriendelijke geest die bijna is uitgedroomd. Op de reünie worden de nog resterende manschappen en hun uitgedund kader, hun laatste spaarzame officieren, vergast op een probleemloze ontvangst. Dat is ondermeer een filmpje over het vroegere Leiden, een uurtje (tussen 5 en 6) met „wat zouden oud - 4 R. I. -ers om deze tijd doen - wat waarschijnlijk weinig met rats, kuch en bonen te maken zal hebben - en een „marinesnertmaaltijd". De avonduren zullen heengaan met een gezellig samenzijn „met Loterij, Bingo en een Muziekje". Daarna keren de resten van het Oude Vierde terug naar hun haardsteden. Met „demob" dus. Hoe lang nog Oud - overste Crabbendam zou het niet weten. „Of er nog behoefte aan is Ach, persoonlijk niet zo zeer, maar zolang er belangstelling blijft bestaan gaan we door. Vooral de ouderen stellen die dingen nog wel op prijs. Als er geen interesse meer is, stoppen we ermee. Overigens is het geen mannenaangelegenheid meer, ook de dames zijn van harte welkom". Inderdaad, het Oude Vierde is niet zo manmoedig meer. Het zit er zowat voorgoed op. Maar die „ene dag weer even soldaat" doet het nog wel. De „verbitterde gevechten" en het „de plannen van de aanvallers volledig ontzenuwen en de bodem in slaan" liggen alleen nog maar vast in verblekende communiqué 's. 's Lands Oude Vierde Regiment Infanterie rust in vrede. Daar helpt ook geen Menno van Coehoorn meer aan. ii 21 DEN In een uiterst lijvig rapport ?r eft de Stichting Provinciale Sportraad nfeid-Holland (PSRZH) dezer dagen een e leidsnota het licht doen zien, waarin i aantal opmerkelijke conclusies glordt getrokken. In het meer dan 100 pa- eiina's tellende werkstuk, dat tot stand pi ram na vijf openbare regionale verga- e ringen en waartoe het college van Ge- jl puteerde Staten eind 1977 de stoot gaf, lt imt een grote behoefte aan accommoda- <5S naar voren. Zo heeft een werkcom- ieissie, bestaande uit de heren ir. J.P. t alker (lid dagelijks bestuur PSRZH), >eM. Hendriks (hoofd sport en recreatie en Haag), P. van der Kruk (bestuurslid iRZH), W. Kruys (voorzitter sportraad ordrecht), A. Wiersma(directeur >RZH), geconcludeerd dat er uitgaande in bepaalde normen 67 sporthallen, 32 lortzalen, minimaal 29 en maximaal 66 'erdekte zwembaden, 26 onoverdekte irembaden (totaal dus 92), zeven atle- i ekbanen en één overdekte wielerbaan 1 KÜg zijn in Zuid-Holland. I halve de constatering van dit tekort aan 1 commodaties heeft de werkcommissie, die viezen kreeg van drs. O.A.L.C. Atzema- rovinciale Planologische dienst Zuid-Hol- nd), dr. W. de Heer(Nederlandse Sport Fe- ratie), drs. W.G McLennan(Provinciaal )bouworgaan Zuid-Holland) en drs. E.W ïscam Abbing(directeur Provinciale Raad X)r de Volksgezondheid Zuid-Holland), n aantal beleidsaanbevelingen gedaan. ;rste advies is een eenvoudige provinciale bsidie-regeling te bewerkstelligen. Voorts eit de nota voor uitbreiding van het perso- lelsbestand van de Sportraad met een kon- lent op het gebied van sportieve recreatie, n konsulent voor speciale doelgroepen ehandicapten, ouderen) en een medewer- ir op het gebied van kaderwerk. Boven- en meent de Sportraad in de nota dat er ïhoefte is aan een informatiebulletin, dat ir 1 januari 1980 zesmaal per jaar zou moe- n verschijnen in een oplage van 1200 templaren. sn andere aanbeveling van de Sportraad is streven naar overleg tussen Provinciaal estuur en alle betrokkenen over leegstand in sportaccommodaties bij militaire en on- irwijsinstellingen. Het toekennen van sub lies dient beperkt te blijven tot primaire, et-commerciële accommodaties met prio- teit voor overdekte voorzieningen, waarbij vens de voorwaarde dat een accommoda- e van regionaal belang moet zijn dient te ervallen. Bovendien moet het maximum an 50.000 gulden per geval aanmerkelijk orden verhoogd. oor het bestuderen van het probleem van terk verschillende gebruikstarieven dient en werkcommissie te worden ingesteld, al- us de nota die eveneens een dergelijke verleggroep suggereert voor wat betreft de >ekenning van subsidie aan sportactivitei- tn van hoog niveau. Wat betreft de medi- :he begeleiding meent de Sportraad in zijn ota dat de kosten van de sportkeuringsbu- >aus dienen te worden gedragen door >ortbeoefenaars, de gezamenlijke sportor- anisaties en de betrokken gemeentelijke verheden. Vier miljoen fc nota van de Sportraad geeft in een al- icmene inleiding aan welk belang er dient te worden gehecht aan de "sport". Nederland heeft momenteel 76 sportbon den met vier miljoen leden en bijna 500.000 vrijwillige kaderleden. In Zuid- Holland zijn er 71 bonden met 800.000 le den en 80.000 kaderleden. Bij de Sport raad Zuid-Holland zijn 49 bonden aange sloten met 750.000 leden, waarvan 420.000 tot 18 jaar. Dit geeft, aldus de nota, nog geen volledig beeld, omdat mag worden aangenomen dat ongeveer een even groot deel nog regelma tig of incidenteel buiten sportorganisaties om sport bedrijft. Onder meer door de raak vlakken met andere gebieden meent de Sportraad dat de behandeling door de pro vinciale overheid van de sportsector gelijk moet zijn aan die in andere sociaal-culturele sectoren. De nota geeft aan dat de bemoeie nissen van de provinciale overheid met de sport tot dusver niet duiden op een samen hangende beleidsvisie, waarbij wordt bena drukt dat het particuliere initiatief een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in het berei ken van wat er aan overheidssteun is ver kregen. Door de snelle ontwikkeling in de sport op lokaal, regionaal en provinciaal ni veau wordt de behoefte aan een duidelijk sportbeleid steeds meer gevoeld. Ter illu stratie van die ontwikkeling een paar getal len en gegevens: in 1962 werd begonnen met een zogenaamde subsidieregeling van 50 cent per jeugdlid per jaar, in 1972 was dat 1,25 en voor 1980 is een bedrag van 1,50 voorzien; op jaarbasis vergt dat een bedrag van 650.000 gulden. Nadat in 1955 de parti culiere Provinciale Jeugdraad Zuid-Holland was opgericht, werd in 1967 de in zijn huidi ge vorm bestaande PSRZH in het leven ge roepen. De directe uitgaven waren toen 1961,36 gulden, terwijl in 1978 de begroting was opgelopen tot 262.400 gulden. Accommodatiesubsidie ceerd waarin werd geconstateen 200 miljoen nodig zou zijn om het toen bestaande tekort aan accommodaties op te heffen. Doordat dit op basis van een vijfjarenplan een bedrag van 40 miljoen per jaar zou vergen en dit bedrag niet te realiseren bleek werd een andere rege ling ontworpen. Zo werd het mogelijk vanaf 14 maart 1969 een provinciale bijdrage van 10.000 gulden per clubgebouw te verkrijgen. Begin 1972 werd deze regeling beëindigd, omdat er te véél geld mee gemoeid was en Gedeputeer de Staten van oordeel was dat de grootste knelpunten waren verholpen. Voor de be ëindiging ontstond nog een stortvloed van aanvragen (359), die alle werden behandeld en waarvan er 292 werden toegekend, ter wijl er 67 werden afgewezen of door de clubs werden teruggetrokken. Een paar ge tallen op het gebied van de overdekte zwembaden: 14 maart 1969 instelling subsi die-regeling van 50.000 gulden per bad; op 9 juli 1971 ingetrokken door in werking tre ding rijksregeling; er waren tot dan 32 aan vragen ingediend en 24 toegewezen voor een totaalbedrag van 1,2 miljoen gulden. In het kader van de herziene regeling van het fonds accommodaties (die in de plaats kwam van de eerdere regeling subsidie clubgebou wen), waarvoor in 1974 voor de eerste maal 150.000 gulden op de begroting werd uitge trokken, zijn tot en met 1978 73 aanvragen ingediend, 23 afgewezen en 36 gehonoreerd voor een totaalbedrag van 1.474.585 gulden. Veertien aanvragen waren per 1 januari 1979 nog in behandeling. Na de beëindiging van de subsidieregeling clubgebouwen in 1972 bleef het gevoel dat een aantal vereni gingen gedupeerd was, waartoe een fonds bijzondere voorzieningen in het leven werd geroepen, waarvoor jaarlijks een bedrag van een ton werd begroot. Tot en met 1978 werd hierop 63 keer een beroep gedaan, waarvan door GS 24 werden afgewezen en 27 geho noreerd voor een bedrag van 212.799 gul den. Op 1 januari 1979 waren nog twaalf aanvragen in behandeling. Ter afsluiting van het subsidiebeleid nog enig cijfermateri aal wat betreft de steun aan manifestaties. Op 20 februari werd een begrotingspost van 10.000 gulden uitgetrokken, welk bedrag voor vorig jaar tot 40.000 gulden was opgelo pen. Tot en met 1978 waren er 64 aanvra gen, 12 afwijzingen en 44 toewijzingen voor een bedrag van 69.988,20. Er waren begin vorig jaar nog acht aanvragen in behande ling. Enig overlegorgaan In zijn nota geeft de Sportraad aan wel ke organisatiegraad inmiddels is bereikt. Op 151 gemeenten in Zuid-Holland zijn er 64 plaatselijke en regionale sportra den, waarbij de PSRZH het enige provin ciale overlegorgaan is. Voor wat betreft de sportieve recratie zijn er in deze pro vincie 116 plaatselijke actiecomités (PAC's) actief. De nota wijst er op dat in vrijwel alle ande re provincies de vele cursussen worden ge coördineerd door de Sportraad, behalve in Zuid-Holland, terwijl er een landelijk tekort bestaat van 77.500 kaderleden. In andere de len van het land worden experimenten uit gevoerd om in die behoefte te voorzien, in Zuid-Holland door gebrek aan financiën en mankracht niet. De nota meldt verder dat bijvoorbeeld in Den Haag 23% van de sport keuringen wordt gedaan bij de huisarts. In 1977 werden landelijk 303.346 keuringen verricht, waarvan 64.476(21,3%) in Zuid- Holland in de 39 bestaande sportkeuring sbureaus. Voor een wat meer uitgebreide keuring bestonden medio 1978 vijftien sportmedische adviescentra (SMAS), terwijl er 20 in ontwikkeling waren. In Zuid-Hol land, waar tot dusver op dit terrein nog geen subsidieregeling bestaat, functioneer den SMAS in Leiderdorp, Zoetermeer, Schiedam en Rotterdam, terwijl er plannen zijn voor Den Haag en Dordrecht Buiten beschouwing Bij de bepaling per 1 januari 1979 van de tekorten aan accommodaties zijn buiten beschouwing gelaten de privézaken, gy mzalen, sportvelden en tennisbanen. Er blijven, aldus de nota, dan nog 15 soorten accommodaties in de 151 Zuidhollandse gemeenten over. Zuid-Holland telde per 1 januari 1979 83 sporthallen, inbegrepen de vijf hallen in aanbouw en exclusief de Leidse Groenoord- hal, de Haagse Houtrusthallen en het Rot terdamse Ahoy en elf specifieke tennishal len. De 83 sporthallen betekenen afgerond één hal per 36.800 inwoners. Bij de bepaling van de behoefte wordt uitgegaan van een aantal standaardnormen, waarbij er voor Zuid-Holland een tekort ontstaat van 67 hallen. Als deze behoefte wordt opgevuld betekent dat één hal per 20.400 inwoners. Wat betreft de sportzalen, er zijn er 52 in Zuid-Holland met de minimale afmetingen van 16x28x7 meter, kan er worden gecon cludeerd dat er een tekort is van 32 zalen. In Zuid-Holland zijn 93 overdekte zwemin richtingen. hetgeen een bad per 32.944 in woners betekent. De nota tekent hierbij aan dat in tegenstelling tot de behoefte aan spor thallen de noodzaak voor baden zich niet explosief ontwikkelt, maar geleidelijk en zelfs hier en daar afneemt. Mede aan de hand van dit gegeven kan worden gesteld dat er in Zuid-Holland minimaal 29 en ma ximaal 66 overdekte baden bij moeten ko men. Slechts enkele De provincie telt 24 atletiekaccommoda- ties, waarvan slechts enkele met een kunststoflaag. Uitgaande van een "draagvlak" van gebruikers van 100.000 zou Zuid-Holland nog zeven atletiekba nen nodig hebben. Wat betreft kunstijs banen meent de nota dat er buiten de be staande in Den Haag, Rotterdam, Leiden en Dordrecht behoefte is in de regio's van Alphen aan de Rijn, Gorinchém, Hellevoetssluis en Gouda. Door de nota met enige nadruk met de kwa- lifikatie "open" aangeduide golfterreinen zouden moeten komen in het midden en oosten van de provincie. Over het onder werp jachthavens meldt de nota dat er op dit gebied aan accommodaties betrekkelijk weinig méér is te doen dan het houden van toezicht op huurprijzen en dat het beheer in handen moet worden gegeven van water sportverenigingen. Kwaliteitsverbetering zou moeten worden nagestreefd bij de voet balaccommodaties van 10.000 zitplaatsen of meer en de ren- en drafbanen voor de paar- desport in Wassenaar en Nootdorp. De wielersport heeft wel behoefte aan kwantitatieve uitbreiding. Er is slechts één overdekte (Rotterdam) en een onoverdekte (Schiedam) en deze dekken de behoefte in geen enkele mate voor de in totaal 25 Zuid hollandse wielerverenigingen. De conclusie ligt voor de hand, aldus de nota, dat er plaats moet zijn voor één onoverdekte wie lerbaan, in de Haagse regio. Tot slot de sportvliegterreinen, waarvan er drie zijn in deze provincie. Er wordt gesproken over sluiting van een of meer terreinen, waarbij dan onmiddellijk een tekort aan accommo datie zou ontstaan. Voor wat betreft de kano- en roeibanen, schietaccommodaties en ruitercentra, meent de Sportraad in zijn nota, zijn er geen problemen. FRANK WERKMAN LEIDEN Ter herden king van de honderdste geboortedag van prof. mr. E.M. Meijers houdt de faculteit der Rech tsgeleerdheid morgen en vrijdag in respectieve lijk het Groot Auditori um en de filmzaal van het Academiegebouw aan het Rapenburg 73 een colloquium over de betekenis van prof. Meijers voor de rech tswetenschap voor Ne derland en andere Euro pese landen. Prof. Meijers was de grond legger van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Mi nister van Justitie mr. J. de Ruiter zal de bijeen komst officieel openen, waarna een zevental sprekers uit binnen- en buitenland het woord voert. Het programma meldt de offi ciële opening om kwart over tien, gevolgd door een voor dracht van mr. K. Wiersma, raadsheer in de Hoge Raad. Om twaalf uur wordt de cata logus van de Meijers-biblio- theek aangeboden aan de bi bliothecaris van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Om twee uur is er een voordracht door prof. Gilissen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Brussel en een rede van mr. A.R. Bloembergen, raadsheer in de Hoge Raad. Het pro gramma voor vrijdag meldt om half tien een voordracht door prof. dr. T.B. Smith uit Schotland, om kwart over elf een rede van prof. dr. W. van Gerven uit Leuven en 's mid dags voordrachten van prof. dr. A.E. von Overbeck uit Duitsland en mr. R. Feenstra uit Leiden. Na de sluiting is er om kwart over vijf een ont vangst door de rector magnifi cus van de Leidse Universiteit in het Academiegebouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1980 | | pagina 5