„Ons museum reikt tot grote
hoogten, maar je moet het
wel draaiende weten te houden"
Geertje Olivier gaat op
honderdste nog tegen
haar
de keer in
Eerste boom
geadopteerd
voor Alphens
Luierpark
STAD/REGIO
LEIDSE COURANT
DONDERDAG 3 JANUARI 1980 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag piensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
(ALPHEN AAN DEN RIJN De aktie „Een baby, een
|De eerste boom in het kader boom" houdt in dat het gedu-
yan de aktie „Een baby, een rende dit jaar voor ouders of
jboom", is gistermorgen gea- een ander familielid mogelijk
jdopteerd door Alphenaar C. is om bij de geboorte van hun
N. Snippe die woont aan de J. kind een boom te adopteren.
W. C. Bloemstraat 3. Hij Deze boom, een loofboom,
kwam als eerste in dit nieuwe wordt (is) geplant in het recre-
jaar aangifte doen van de ge- atiegebied Zegersloot aan de
jboorte van zijn tweede kind, noordelijke oever van de Ze-
zoon Frank, dat op 1 januari gerplas. Naar verwachting zul-
È;r wereld kwam. De aktie is len er dit jaar in Alphen zo'n
oor Openbare Werken geor- negenhonderd kinderen wor-
ganiseerd omdat deze dienst den geboren. Eenzelfde aantal
Wjfentwintig jaar geleden bomen wordt geplant in Ze-
zelfstandig ging opereren. gersloot. Het gebied waar deze
bomen komen te staan is in
middels gedoopt in „Luier
park". De kosten die aan de
adoptie verbonden zijn bedra
gen 25,-. Het geld dat hier
door binnen komt (ruim
20.000,- als iedereen mee
doet) wordt bestemd voor Uni
cef.
Het adoptieplan is gisteren
goed ontvangen door de tien
vaders die hun kind kwamen
aangeven. Na betaling ont
vangt men een certificaat ter
wijl er op de boom een bordje
komt met de naam en geboor
tedatum van het kind.
Openbare Werken houdt dit
jaar nog meer aktiviteiten
rond het jubileum. De „Club
25" die zich hiermee bezig
houdt zal naast festiviteiten
voor het personeel, ook „iets"
voor de bevolking op touw zet
ten. Deze festiviteiten zullen
geconcentreerd worden in de
maand april.
Vader C. N. Snippe kwam
met zijn dochtertje aangif
te doen van de geboorte
van zoon Frank. Hij adop
teerde als eerste een
boom van hetLuierpark".
Energie-kompas
voor
burgemeester
Kolfschoten
LEIDSCHENDAM Carna
valsprins Neptunus van de
„Damzwabbers" heeft burge
meester E. J. M. Kolfschoten
van Leidschendam tijdens een
zeer druk bezochte nieuw
jaarsreceptie gisteravond een
energiekomp&s en een zuinige
zaklantaarn aangeboden.
Naar aanleiding van de chaos
tijdens de begrotingsdebatten
na het middernachtelijk uur
adviseerde de prins de burge
meester voortaan het licht uit
te draaien en verder met de
zaklantaarn te werken. De
vier windstreken op het kom
pas verwezen volgens Prins
Neptunus naar de vier wet
houders van wiens medewer
king de burgemeester afhan
kelijk zou zijn. Wethouder H.
L. van Dongen die „oost"
kreeg toegewezen, het gebied
waar volgens de provincie een
groot aantal huizen moet wor
den gebouwd, zou voortaan
weten „van welke kant de
wind zou komen".
I—P—«—1111 II il«.np—l——
PROF. DR. P. H. POTT: 25 JAAR MANAGER VAN „VOLKENKUNDE" EN OOK WETENSCHAPSMAN
wetenschapsman en toch
manager blijven van een
„middelgroot" bedrijf. „Dat
is de frustratie van een
museumdirecteur, die niet zo
veel tijd meer kan vinden
voor studie. Toch heb ik nog
aardig wat gepubliceerd,
moet ik zeggen. In '58 28.
000 bezoekers het gerichte
„ten toonstellingsbezoek'
niet meegeteld), nu zijn het
er 56. 000, met een top van
tegen de 100. 000 aan. Erg
veel jongeren, scholen. De
kinderen nemen de ouders
mee naar het museum, een
heel curieus verschijnsel. De
jeugd wordt door ons
enthousiast gemaakt. Dat
was vroeger andersom".
Steeds meer en meer. Dat
moet frustraties in de hand
werken onder de huidige
omstandigheden Prof. Pott:
„Meer werk bij het constant
blijven van de ruimte, de
(geld) middelen en het
personeel - dat zelfs is
teruggelopen. Het betekent
ook: steeds meer plannen,
tot in de kleinste details. Tot
aan
overbelastingsverschijnselen
Het museum leve.., zijn
zakelijk leider, de directeur,
zakt verder in de put. Daar
is professor P. H. Pott met
z'n filosofie: „Overal leven
mensen, met hun eigen
cultuur. Daar staan wij
buiten. We moeten elkaar
bijeenbrengen, maar dan zal
je wel iets van die culturen
moeten begrijpen. Het gaat
om de levende medemens,
als lid van zijn gemeenschap
die door hem als essentieel
wordt ervaren. In de Loge
in Leiden, de
Vrijmetselaarij, ligt een
ondergrond waarin mijn
respect voor die ander tot
uiting komt: van „vreemd"
brengen tot begrijpbaar.
Verder kunnen we niet
gaan. Dat is al een hele
stap".
Dat zegt de instructief en
exact denkende mens Pott,
nu 61 jaar en geboren op de
derde oktober in '18 („maar
die dag ziet men mij niet in
Leiden"). Liefhebberijen:
één: bergbeklimmen, maar
daar is geen tijd meer voor.
Op Volkenkunde is het
aanpoten. Als hij een vrouw
had, zou die eeuwig op hem
kunnen blijven wachten,
want het huiselijk leven
komt op de tweede plaats.
„Ik ga wel merken, dat ik
aan het einde van mijn
mogelijkheden ben. Het is
een zware opgaaf. Aan een
opvolger denken Dat zal
wel moeten. De eisen
waaraan je moet voldoen
worden steeds hoger. Maar
het vinden van een opvolger
is geen gemakkelijke zaak.
Een adjunct, daar is geen
ruimte voor. 's Morgens om
kwart over acht zit ik hier
al, om kwart over zes 's
avonds vind ik het welletjes.
Dat is het dagelijks
tijdsbestek van een directeur
van Volkenkunde. En dan
nog de weekeinden. En de
representatie. Je krijgt wel
wat voor je kiezen. Gebruik
maken van de VUT-regeling
Ik zit tegen het plafond,
maar ach, we zien wel.."
Prof. dr. P. H. Pott bij een „brons" in zijn werkkamer op „Volkenkunde": een
tweearmige meester in de magie van het boeddhisme. Tibet en Leiden: daartus
sen ligt meer dan een wereld....
Volkenkunde te noemen) in
Leiden. „Er staat me iets te
wachten, inderdaad, dat heb
ik gehoord", zegt prof. Pott
en hij verlegt z'n verguld
vulpotlood een decimeter
naar rechts. Roken ho maar,
drinken nog minder. Maar
plannen maken en uitvoeren
des te meer en het hele rijtje
invullen dat daar in onze tijd
bij hoort: coördineren,
combineren, deduceren,
entameren, propageren,
eventueel delegeren,
animeren wellicht,
inspireren zeer zeker. Komt
daar nog bij recherchewerk
bij aankopen, representatie,
tot op het internationale
vlak, vertrouwensman zijn
als „personeelschef" over
een bestand van ruim zestig
mensen. „De baas spelen".
Maar ach. Pótt wilde, dat
iets uit die beker van hem
zou worden weggenomen,
dat hem meer tijd gegeven
was voor zijn
wetenschappelijke
bezieldheid. Em het woord
frustratie valt voor de eerste
keer.
Vijfentwintig jaar stuurman
(want de kapiteins staan aan
wal in Den Haag) van
Volkenkunde. Een zilveren
terugblikken, dat materieel
alleen al een „melkweg"
verschilt van wat menigeen
met een zelfde termijn
achter de rug overweegt als
hij zolang slager is geweest,
of boekhouder, of journalist.
Dergelijke lieden doen
nagenoeg nog precies
hetzelfde als ze die eerste
dag deden. Maar zo niet
directeur Pott. Die heeft in
dat bestek, een era
doorgemaakt die z'n sporen
heeft nagelaten; een
ontwikkeling binnen meer
dan vier muren die tot een
ware omwenteling heeft
geleid. „Een steentje
bijdragen tot een betere
wereld". Jawel; dat deed en
doet P. H. Pott, maar hij
heeft niet voor de meest
eenvoudige manier gekozen.
Men heeft hem leren
kennen als een stuk
persoonlijkheid, laverend
tussen de ethnologische
klippen bij het samenvoegen
van verschillende
cultuurtechnische patronen,
bij het opheffen van
tegendelen, bij het
samenbrengen tot synthesen.
Administratief en
bestuurlijk nationaal rijzend
tot grote hoogten. Een
markant en vitaal specimen
van museumleven in
Nederland. Een individualist
als batterij voor de hele set.
Ergens in Volkenkunde
wordt de laatste hand gelegd
aan de een jaar lang durende
tentoonstelling van de
overdekte markt, de bazaar
van noordelijk Afghanistan,
die eind deze maand wordt
geopend. Vandaag erg
actueel. „Althans
Afghanistan" zegt Pott
„een schrikbarende
actualiteit. Maar waar wij
het over zullen hebben is
een verdwijnend
verschijnsel, nu men in dat
aziatische land zelf de bazaar
wil opruimen en doen
vervangen door
supermarkten". Directeur
Pott (laten we in het midden
of hij als Piet Hendrik dan
wel als Paul Hendrik door
het leven gaat) poseert eerst
even naast een brons: een
leermeester in zijn kamer,
tweearmig, en uit de
Tibetaans - boeddhistische
wereld. Niet Pott's
evenbeeld, maar wel zijn
liefde hebbend; zoals wij
ruim een week lang hebben
gekeken naar het Kind in de
kribbe. Demonisch; zegt
leerzame leven. Al in '55
had hij studenten in
opleiding uit de, wat we nu
noemen
„ontwikkelingslanden".
„Dat betekende, dat ik veel
directe instructie heb
moeten geven omdat men
geen Nederlands verstond.
Daardoor heb ik een „extra
training" gekregen, zodat de
Unesco het zelfs interessant
vond om me naar
verschillende landen uit te
sturen als „consultant", een
soort voorlichtende
instructeur. Zo kwam ik in
Liberia terecht, in Nepal.
Het was het begin van mijn
internationale contacten".
Prof. Pott - in '73 benoemd
tot hoogleraar in de
Museologie aan de
rijksuniversiteit in Leiden -
vroeg zich steeds meer af:
„hoe kan ik mensen
opleiden die bekwaam zijn
beleidsuitvoerend te
werken, zonder direct
toezicht dus? En toch
behoorlijk betaald. Dat was
het probleem. Een
uitvloeisel daarvan was in
'76 de Reinwardt Academie
in Leiden, 's lands eerste en
nog steeds enige hogere
opleiding voor
museumpersoneel; uniek
door het systeem. Werkelijk
een beestachtig zware
opleiding, lichamelijk ook.
En niet ten onrechte. Zeker
in de kleinere musea wordt
van dit „middenkader"
bijzonder veel gevraagd. Het
is geen vak voor
zwakkelingen. Je moet
weten waaraan je begint,
want je wordt daar wel voor
de haaien gegooid. Het lijkt
wel aardig, maar kijk uit
In '51, '52, reizen naar het
indo - Tibetaanse
grensgebied. Pott zag er de
„duivelsdans", een
mysteriespel dat hij filmde
en analyseerde. Een
Als je zo tegenover de
heer P. H. Pott zit,
gespitst luisterend om
iets wijzer van hem te
worden, begrijp je niet
onmiddellijk dat de
professor bijna elk
moment zich bewust is,
dat hij blootgesteld is
aan een potentiële
lawine. Je hoort het
gerommel niet, dat
boven van de berg
komt. Trouwens, de
„lawine" gericht op
Pott, dreigt eerder van
onderaf, aan de basis
zogezegd. Een
museumdirecteur. Wat
kan zo'n man in
hemelsnaam gebeuren
Maar hij gaat gebukt; al zit
hij kaarsrecht achter zijn
zorgvuldig opgeruimde
bureau. Leuk, dat spelen
met collecties en ze ordenen,
vijfentwintig jaar lang.
Vergeet het maar; de
ascetisch voorkomende Pott
doet een boekje open over
een museaal leven dat je
horen en zien doet vergaan.
Het gaat over een
wetenschapsman, die het
grootste deel van zijn
beschikbare tijd moet
besteden aan het runnen
van een onderneming; die
daar niet onderuit wil, maar
er toch grote moeite mee
heeft. „Een steentje
bijdragen tot een betere
wereld, dat doen
Volkenkunde en Pott". Het
n citaat van iemand uit
Pott's naaste omgeving; van
iemand die het kan weten,
zal ik maar zeggen. Een
groots ideaal, maar voor de
Pott een wereldzware
dat aan de vooravond
van een zilveren jubilee.
Morgen komen velen
om officieel te
iren het feit, dat prof. dr.
H. Pott een kwart eeuw
directie voert over het
Pott. Wij zeggen weer wat
anders, als we het Kind
bedoelen tenminste.
We laten de boeddhistische
wereld even voor wat ze is,
terwijl Pott ongetwijfeld in
gedachten blijft bij de
„uitverkorene in de
Lotusbloem": ommani pad
me hum, de alwijze. Het
Leidse museum dringt en ik
zal Pott moeten tekenen.
Het liefst ten voeten uit.
Maar dat zal niet meevallen.
De hooggeleerde Pott steekt
docerend van wal en ik
noteer. „Een museum te
laten blijven lopen is een
moeilijke zaak. Bij ons zijn
het ongeveer zestig mensen,
bijna allemaal specialisten
en individualisten. Dat is het
curieuze van het geval. En
allemaal gemotiveerd. Als
directeur heb je alles in een
zodanig kader te
rangschikken, dat de
werkzaamheden tot de
gewenste resultaten voeren.
En dat rond een collectie
van ruim 400. 000 objecten,
voorwerpen, waarvan
slechts twee tot drie procent
in het museum staat
opgesteld. Juist, dat is onze
ijsberg, waarvan maar het
topje - dat steeds verandert
weliswaar - te zien is.
Telkens zijn er wisselingen.
En daar komt dan nog bij al
die documentatie: de films,
foto's, lichtbeelden,
geluidsbanden,
videobanden.."
De informatiestroom, zeker
op Volkenkunde, is veel
groter geworden dan 25 jaar
geleden. „Dat kunt u zich
wel voorstellen: in '55 waren
er in ons land 38. 000
televisietoestellen, vandaag
zijn het er 3,9 miljoen. Dat is
honderd maal zoveel. De
mensen van de educatieve
dienst kunnen niet meer
voldoen met het uit het
hoofd geleerde lesje
afdraaien, maar ze moeten
inspelen op wat er actueel
aan kennis en inzicht al
aanwezig is. En dan heb je
met een museum drie
soorten van kennis nodig:
die van het
wetenschapsgebied, de
kennis van de beeldvorming
(op wat voor manier stelt de
Nederlander zich het leven
en het bedrijf van de
medemens elders voor), en
de kennis van de
methodieken die je moet
gebruiken om het museum
een brugfunctie te laten
vervullen tussen het
wetenschapsgebied en de
onderwerpen daaruit die het
publiek op de een of andere
wijze kunnen interesseren".
Mensen zoals
museumdirecteur Pott
breken zich het hoofd over
de manier waarop ze het
publiek van dienst kunnen
zijn; hoe ze de mensen
kunnen benaderen, Ook
„romantisch": „want men
komt in een totaal andere
wereld en dat is erg
belangrijk voor een volk. Je
komt in een museum en
daarbij leeft de wens, je voor
een bepaalde tijd te begeven
in een andere sfeer dan die
van alledag. Dat wil ook
iedere bioscoopbezoeker. Dat
is een normale reactie. Maar
je moet wel een
sfeeroproepende presentatie
kunnen leveren, alsof je deel
van het geheel uitmaakt.
Kijk straks maar naar die
bazaartentoonstelling, maar
ook naar onze Mexico-
opstelling, naar de Japanse
zaal".
Prof. Pott is een indoloog:
hij die kennis heeft van de
Indische wetenschappen.
Proefschrift over „Yoga en
Yantra", over de invloed
van deze
meditatietechnieken en de
hulpmiddelen die daarbij
worden gebruikt op het hele
terrein van de Indische
archeologie. „Daarbij vond
ik een systematiek van het
"pantheon", het totale
godenstelsel van het latere
boeddhisme en de daarin
voorkomende demonische
en veelarmige figuren". Dat
is lang niet alles in Pott's
enkel geval. Ze moest het op haar
verjaardag alleen stellen zonder
familieleden. Er is nog een neef,
maar ja, die hoef je niet ieder jaar te
verwachten. Geertjes enige nog
levende broer van 96, die nog steeds
zelfstandig een huisje in
Voorschoten bewoont, kon er ook
niet bij wezen, want die had z'n
been gebroken nadat ie op een stoel
was geklommen om iets te pakken.
Honderdjarige Geertje woont nu al
zeven jaar in Huize Vreewijk, waar
ze een ongekende populariteit
geniet. Ze verzint versjes bij de
vleet en declameert er lustig op los.
Wat een gezegende talenten, waar
een jongmens jaloers op mag zijn.
Geertje, die een eind weegs tot in de
eeuwigheid reikt, is nog steeds dol
op zoet en koekjes, die ze achter
elkaar naar binnenslaat. Tenminste,
aldus luidt mijn informatie. En dan
zijn er tegenwoordig al madelieven
van nog geen twintig die als biotisch
georiënteerde kluizenaars slechts
naakt smörrebröd tot zich nemen,
vanwege de lijn. De lijn, daar heeft
Geertruida zich nimmer om
bekommerd, en ze leeft steeds meer
op, temidden van haar 25 mede-
Vree wijkers.
's Morgens om een uur of tien raakt
ze al in overtreding. Dan daalt ze de
trap af naar beneden waar de
jongens en meisjes van ver onder
haar leeftijd zitten maar dan wel
tegen de regels in: achterstevoren.
Dat mag ze helemaal niet, maar dat
kan Geertje niet verdrieten. Dan is
het koffietijd. En een lekkere bak
gaat er altijd in. De nu
honderdjarige grapt daar beneden
aan één stuk door en lijkt op een
meisje van tachtig. Ze blijft
ondernemend, al begint mejoffer
Olivier wat „dovig" te worden.
Toch is er nog steeds een stuk
verleden, dat niet gelokaliseerd is.
Vroeger wanneer dat ook was
werkte Geertje in Leiden in een
winkeltje in kleding en katoen van
een meneer H. B. Paats. Er is nog
een oude foto van die winkel, maar
niemand weet meer waar die heeft
gestaan. Geertje doet nu een beroep
op iemands „beter weten". Waar
was die winkel van Paats
Och, Geertje is hooguit wat
vergeetachtig geworden, maar
verder is ze kerngezond. Ze moet
zich aanpassen. Maar, zoals gezegd,
ze gaat nog steeds achterstevoren de
trap af, en daarna lol trappen op de
koffieclub. En haar 96-jarige broer
(nu even „onthand") uit
Voorschoten, behartigt nog steeds al
haar zaken. Geen enkel probleem.
God, wat een kinderen heeft U af
en toe Zo blijft het nog misschien
een tijdje nieuwjaarsdag voor
Geertje Olivier.
Op Nieuwjaarsdag werd juffrouw
Geertruida Olivier, vertoevende
in Huize Vreewijk aan de
Vreewijkstraat in Leiden,
honderd jaar. Je kunt niet zeggen,
dat Geertje Olivier de dag van
haar leven had, want dat waren
er al zo veel. Maar wel waren
daar als levende hoogtepunten
burgemeester Vis en zijn vrouw.
En dat vond Geertje Olivier toch
wel erg guitig. Al waren er geen
gaven van wierook, goud en
mirre, de heer en mevrouw Vis-
Hommes brachten op hun reisje
wel fijne woorden, een damestas,
bloemen en lekkernijen mee.
ertje Olivier gaat nog dagelijks achterstevoren de
p af.
Geertruida zat te gniffelen, want
dat zijn zakën waarmee ze nog
steeds buitengemeen in haar nopjes
is. Trouwens: wat is helemaal
bejaard Geertje Olivier in geen