AMSTERDAM Net als een jaarwisseling is ook de overgang van de jaren zeventig naar die van tachtig eigenlijk alleen maar een datum in een lan ge reeks. Het is geen dag, waarop de ontwikkelin gen in de wereld, in ons land, in ons persoonlijke leven opeens een keer nemen, ook al laden wij ons aan de vooravond van een nieuw jaar, een nieuw decennium, op met de allerbeste voornemens. Toch heeft het wel zin om af en toe eens terug te blikken en in de geest na te gaan wat we van de komende tijd moeten verwachten, vrezen mis schien. Aldus kan men een basis leggen voor het" reageren op die ontwikkelingen. Iemand, die zich reeds heeft bezonnen op de jaren tachtig i? Wim Kok, de voorzitter van de Federatie Nederlandse Vakbeweging. Zijn doelstelling voor de komende tijd is: Vechten tegen een dreigende werkloosheid in de jaren tachtig. Het spreekt vanzelf, dat hij ook heeft nagedacht hoe de tactiek van de vakbewe ging moet zijn. Die vraagt ook om herbezinning aan het eind van $en jaar, waarin arbeidsconflicten hoog oplaaiden. Conflicten, waaraan georganiseer- den flink deelnamen al stond hun bond er niet (vol ledig) achter. Over dit alles laten we de heer Kok hier aan het woord. ,,Aan alles is te merken, dat onze samenleving toe is aan een nieuw antwoord op indringende, voor een deel ook nieuwe problemen. In de jaren zeven tig, die we nu bijna geheel kunnen overzien, zijn er radicale, onomkeerbare veranderingen opgetreden in de economische ontwikkeling in Europa en in de wereld. De economie is een wissel gepasseerd. Of we het leuk vinden of niet, er is een eind gekomen aan de snel'e groei van de welvaart, die we in de jaren vijftig en vooral in de jaren zestig hebben meegemaakt. Voortzetting van de groei in de zo genaamde „grote stijl" van de jaren zestig zit er gewoon niet meer in". „Het zou afstuiten op energieproblemen, of afzet- problemen, mede door verscherpte concurrentie uit Derde Wereldlanden. Het zou ook op gespan nen voet staan met de steeds scherpere eisen, die we stellen aan het behoud van het milieu". „Met een tragere groei is op zichzelf best te leven. Maar dan moeten we wel tijdig de consequenties daarvan onder ogen zien. Dat geldt voor ons eigen doen en laten als vakbeweging, maar ook voor het doen en laten van werkgevers en overheid. De economische politiek van met name de overheid zal een gedaantewisseling moeten doormaken. De politiek kan en mag er niet meer van uitgaan dat de economische problemen door groei worden op gelost. Er ligt vooral de opdracht tot een nieuwe werkgelegenheidsstrategie, tot het organiseren van de werkgelegenheid". „Er is In de loop van de jaren zeventig door de groeivertraging, maar niet alleen daardoor, een gi gantisch werkloosheidsprobleem ontstaan. Een probleem, dat nog veel groter is dan het lijkt. Offi cieel hebben we nu 200.000 werklozen. Als je daar de niet-geregistreerde, verborgen werkloosheid bijtelt, dan kom je vermoedelijk uit in dé buurt van de 400.000 werklozen. Het Is zo duidelijk als wat, dat je zo'n werkloosheid op een andere manier te lijf moet dan vroeger gebruikelijk was. Er moeten nieuwe wegen worden ingeslagen. Eén zo'n nieuwe weg is de herverdeling van arbeid door verschillen de vormen van arbeidstijdverkorting". „Het is misschien wel de tragiek van dit moment, dat er nog zo weinig besef is hoe groot het werk loosheidsvraagstuk is, dat in de jaren '80 op ons afstormt. Misschien komt dat doordat de onderne mers, die toch eigenlijk via ingrijpende maatrege len blijk zouden moeten geven de ernst van de si tuatie in te zien, doorgaan alsof er niets aan de hand is. Maar als we niets doen loopt de huidige werkloosheid de komende jaren scherp op. We moeten dan ook met alle middelen die we hebben vechten tegen een dreigende massawerkloosheid in de jaren '80". „In de eerste plaats staat vast, dat er de komende vijf a tien jaren een forse toename zal zijn van het aantal schoolverlaters. Voor enkele honderddui zenden jongeren moet werk worden gevonden, want de geboortegolf van vóór 1965 (na dat Jaar daalden de geboortecijfers door de introductie van de pil) zal zich de komende jaren op de arbeids markt melden. Een tweede ontwikkeling is de emancipatie van de vrouw, waardoor steeds meer al dan niet gehuwde vrouwen buitenshuis willen gaan werken. Als onze samenleving werkelijk gelij ke rechten voor mannen en vrouwen wil scheppen, zullen er meer banen moeten worden gemaakt voor vrouwen. Met als doel en gevolg, dat het werk binnen het huishouden en buitenshuis eerlij ker over mannen en vrouwen wordt verdeeld. Meer mannen zullen arbeidstijdverkorting moeten accepteren om vrouwen een grotere kans te geven op een betaalde baan en dus een stukje zelfstan digheid. Dat biedt dan weer aan de mannen de plezierige mogelijkheid van korter werken en dus. meer contact in bijvoorbeeld hun gezinnen". „Het energievraagstuk is de derde zaak, die zijn stempel zal drukken op de jaren tachtig. Niet dat de energie dan echt opraakt, maar wel zullen de olieproducerende landen steeds hogere prijzen blijven vragen. Nederland staat er met zijn eigen aardgas, dat eveneens steeds duurder wordt, nog niet eens het slechtst voor. Maar ook onze aard gasbel raakt op. En indirect zullen we de energie- schaarste ook voelen in ónze economie. Want die schaarste belemmert de groei in landen, die heel sterk varv olie-invoer afhankelijk zijn en als het in die landen slechter gaat dan heeft dat invloed op ónze export en ónze groei". „Er is geen reden voor bangmakerij, maar ook In Nederland moeten we drastisch gaan werken aan energiebesparing. En dat werkt weer door in de structuur van onze economie. De groei van ener gieverslindende en vaak de welvarendste bedrijfstakken wordt afgeremd. Ook In het vervoer zullen we de consequenties merken: openbaar ver voer in plaats van particulier vervoer". „En als we het over de werkgelegenheid hebben dan zien we als vierde zorgenpunt de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Te denken valt dan aan het al of niet ontwikkelen van kernenergie, aan de ontwikkeling van de telecommunicatie: de be nauwende bedreiging van commerciële radio- en tv-stations, aan de ontwikkeling in de biochemie: Maar vooral valt te denken aan de ontwik kelingen in de wereld van de elektronica: de op mars van de „chip", de microprocessor. Die chip kan op revolutionaire wijze de arbeidsomstandig heden en de omvang van de werkgelegenheid be ïnvloeden. We moeten ons voorbereiden op gevol gen, die ingrijpender zijn dan die van de opmars van de computer in de jaren zestig. De chip zal op alle mogelijke en onmogelijke manieren in ons dagelijkse leven binnendringen. We hoeven niet bij voorbaat een afweerhouding aan te nemen, daar mee stop je de technologische revolutie niet. Je moet er juist bij zijn voor de noodzakelijke sociale begeleiding en correctie. De chip kan ook positie ve gevolgen niet zich meebrengen, het is maar hoe de mogelijkheden worden gebruikt. Bij een ver standige toepassing kan een heleboel zwaar, on aangenaam en monotoon werk worden verlicht of zelfs overbodig worden.gemaakt. Dan is er zonder meer sprake van een winstpunt. Maar we moeten lessen trekken uit de computerervaring. De com puter maakte veel saai werk overbodig. Maar door de computer is ook een* heleboel werk juist saai geworden. Een stukje eigen creativiteit werd ver vangen door voorgeprogrammeerde opdrachten, die geen of nauwelijks ruimte lieten voor eigen ini tiatief. Mensen werden gedegradeerd tot knoppen drukkers. Die gevaren bedreigen ons ook bij „ver- chipping": massawerkloosheid en degradatie van het werk. Anderzijds levert de verchipping ook werk op: de produktie, verkoop en nieuwe toepas singen zijn werkverschaffers. Maar dan moet men zich weer afvragen of die nieuwe produkten wen selijk zijn. De verchipping mag ons niet van een betere maatschappij afhouden". doelstellingen zouden laten varen. We zullen moe ten doorgaan met waar we de afgelopen jaren met vallen en opstaan mee zijn begonnen: de herver deling van arbeid vla vormen van arbeidstijdver korting. We laten ons niet afkopen met geld, al zul len wij ook weer niet nee zeggen als de werk gevers zelf met de geldbuidel staan te zwaaien. Maar extra looneisen zullen toch vooral worden benut voor meer werkgelegenheid. Of als een her waardering voor zwaar, vies en onaantrekkelijk werk zolang dat werk niet uit te bannen valt". „Een flink verlies aan arbeidsplaatsen in de jaren tachtig zit er dik in. Of het verchippen de kwali teit van het werk gaat beïnvloeden is onzeker. Het is dan ook onduldbaar, dat de ontwikkeling zich achter gesloten deuren afspeelt. De samenleving en de werknemers, wie het direct aangaat, hebben geen werkelijke invloed op de toepassing van de chips: zij worden alleen met de gevolgen opge scheept. Als er ooit een argument is om verant woordelijkheid in het economisch leven te delen, dus zeggenschap aan de werknemers en de ge meenschap te geven, dan Is het wel de opkomst van de chips". „Onze opdracht voor de komende tijd Is dus: wer ken aan werk. Alle mensen, die willen en kunnen werken aan een baan helpen In de Jaren tachtig. Dat betekent de noodzaak tot het behoud en crea tie van werk en een eerlijker verdeling van werk. Van groei alleen kan het niet komen. Er Is een nieuwe werkgelegenheidsstrategie nodig. Daarvoor is een nationale inspanning vereist onder leiding van de overheid. Van het huidige kabinet Is echter niet veel te verwachten. We moeten ons ook niet van de wijs laten brengen door de werkgevers, die het fijn zouden vinden als wij ons beleid zouden toespitsen op hogere lonen en andere arbeids voorwaarden en als wij onze werkgelegenheids- „De jaren tachtig zullen dus geen wolkeloze he mel te zien geven maar ik hoor toch niet tot de pessimisten en ondergangsfilosofen. De economi sche mogelijkheden mogen dan beperkt zijn, er komen ook jaren met nieuwe kansen en nieuwe uitdagingen. We moeten nu sociale winst zien te behalen: korter werken, beter werk, betere werk omstandigheden, betere kansen voor een werkelij ke sociale emancipatie van de vrouw. In de jaren '60 en '70 hebben wij ons niet onbetuigd gelaten in het binnenhalen van welvaartsverbeteringen voor "de werknemers. Daar schaam ik me geen ogenblik voor. Het hoort tot onze taak om ervoor te zorgen, dat de werknemers een zo groot moge lijk aandeel in de groei en in de materiële welvaart krijgen. Maar we hebben in die decennia de groei mede laten gebruiken voor de opbouw van een stelsel van sociale en collectieve voorzieningen. Daarvoor hebben we welbewust financiële offers gebracht. Daar zat ook een stuk eigenbelang bij, want een hoog loon is prachtig, maar het is niet af zonder sociale zekerheid. Een hoog loon is slechts betrekkelijk als er geen behoorlijke voorzieningen zijn op het gebied van onderwijs, gezondheids zorg, wonen. Zonder immateriële welvaart is onze samenleving onleefbaar, hoe hoog het loon ook is. Onze wereld, die van de vakbeweging dus, stort niet in elkaar omdat er in de jaren tachtig op materieel gebied minder te haien zal zijn. we kun nen ook in die jaren aanzienlijke sociale verbete ringen voor de werknemers realiseren. We kunnen zo'n formidabele kracht opbrengen, dat werk gevers en overheid niet om ons heen kunnen. Zo'n gezamenlijk vakbondsoptreden vereist wel een goede structuur, een juiste communicatie en een goed bondgenootschap binnen de vakbeweging". „In een grote democratische massa-organisatie als de FNV is er een onvermijdelijke spanning tussen centralisatie en decentralisatie, tussen het met zijn allen samendoen en democratie aan de basis. Ge zamenlijk formuleren en invullen van beleid heeft het onvermijdelijke nadeel, dat het moeilijker wordt om precies aan te sluiten op wensen en ver langens van Individuele leden. Maar je kunt dan weI veel beter een vuist maken. Een centraal vast gesteld beleid is zeker niet per definitie ondemo cratisch, ook al moet je dan wat van je persoonlij ke wensen en Inzichten Inleveren om een grootste gemene deler te vinden. Dit offer aan persoonlijke Invloed kan echter de prijs dubbel en dwars waard zijn als daarmee de kansen op succes groter wor den. De spanning, waarover ik het had, zal in de )aren tachtig eerder groter dan kleiner worden". 11 „Aan de ene kant is er de groeiende behoefte ai schaalvergroting in de besluitvorming, omdat i steeds meer problemen zijn, die niet meer op onjote dernemingsniveau opgelost kunnen worden, ma< een nationale, soms zelfs internationale aanpa behoeven. Daarom moet er in de komende tijd ec sterke, effectief werkende internationale vakbewejchl ging worden opgebouwd. De beweging nai schaalvergroting wordt doorkruist door een bewepsti ging en een duidelijke groeiende behoefte aan di schaalverkleining in de besluitvorming. De menseijspe worden mondiger en zelfstandiger in hun oord* en laten zich niet meer zo gemakkelijk de wehR voorschrijven. Ze eisen invloed en directe zeggei schap in de zaken, die hen direct raken. De b< hoefte aan deze schaalverkleining zal in de jare tachtig nog wel toenemen. Bijvoorbeeld als h( gaat om kwaliteitsverbetering van de arbeid. Da: kun je nog veel moeilijker werken met eenheidsrelulf cepten dan bij eisen van materiële aard. Over t; van zaken kun je gezamenlijke beginselafsprakeij^ maken in FNV-verband maar echt beleid op poterel zetten, dat kan alleen in de bonden en In de verfe, schillende geledingen van de bonden". „Gelet op de spanning tussen „samen staan wfc. sterk" en de sociale wenselijkheid, dat de menseiaC| hun eigen lot kunnen bepalen, hun eigen positief, verbetering kunnen bevechten, zullen er onvermij eicj delijke tegenstellingen opduiken. Onze bestuur ders zullen tegen een stootje moeten kunnen^ Maar we moeten wel zorgen, dat de vakbeweging, het instrument van onszelf blijft, dat ze niet een i strument van groeperingen buiten de vakbeweging wordt. Men kan begrip hebben voor de onlust on^ der de Rotterdamse havenwerkers en voor de ont$|jt ladingen, die dan loskomen. Dat men dan kritie uit op het vakbondsbeleid is ook nog begrijpelijl Maar dat men vervolgens de bestuurders ondemt cratisch handelen verwijt, dat is onredelijk ere kwaadaardig, want zij voerden uit wat de meerder held der leden verlangde". D0 F* „Nogmaals, tegenstellingen mogen er niet toegestaan kan worden, dat die tet gen de vakbeweging en haar slagkracht t gen. Een verscheurdheid op hoofdpunten I wij ons niet veroorloven, onze tegenstanders 2 den dat wel graag willen. Wij willen geen bep belangenbehartiging met èlle nadruk op de l< Daarmee zouden wij onze doelstellingen van kerheid en solidariteit verraden. De beslissing* die In de komende Jaren moeten worden genonr over de koers van de economie en de inrf van de samenleving zijn te belangrijk om j anderen over te laten of ze voor een bord Ur verkwanselen". JO SMIT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 18