Slank voor dank ach tynamisch r van het jong vorm van pvërwichc atbaar milde vorm vat van overwicht medisch aar milde vorm van ovei ven onder de terreur vat \t dynaipisch blijven we 1 vanJË jong zijn het verwicht medi oelaatbaar we leven ong zijn het dynamise onder de terreur van aisch blijven milde vc oelaatbaar milde vorr isch toelaatbaar mil zijn het dynamisch b ®ar we leven onder de in het dvnam-L' WAGENINGEN Voor het volksdeel dat in deze dagen van kerstboter 's morgens vol huiver plaats neemt op de weegschaal dan wel 1 januari 1980 ziet naderen als de grauwe datum waarop allerlei goede voornemens betreffende afslanken, vermageren, lijnen en matigen dienen in te gaan, heeft de psycholoog drs. Koen J. Blokker, voorlichtings- deskundige aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, een blijde boodschap. „Wat mij drijft", zegt hij, „is onder meer het volgende. Ik wil de mensen bijbrengen dat overwicht niet zo schadelijk is als ze denken. Er wordt almaar verband gelegd tussen te zwaar zijn en verschillende ziektes, vooral van hart- en bloedvaten. De vraag rijst dan: welke vorm van overwicht brengt duidelijk risico's met zich mee? Is dat aangetoond? Het antwoord blijkt negatief te luiden. Ik ben psycholoog, geen medicus, maar ik heb er de vakliteratuur op nagekeken en die is éénstemmig: Er is niets bewezen. Niemand kan zeggen wat er precies aan een hartinfarct vooraf gaat. Het hartinfarct valt fysiologisch niet te verklaren. Nou, dan raadpleegt men bij gebrek aan beter de statistieken. Daar ziet men dat afwijkingen aan hart- en bloedvaten relatief meer voorkomen bij personen met overwicht en dan is men al gauw geneigd te zeggen: aha, er moet een samenhang bestaan. Maar het blijft een slag in de lucht". twintig procent van de 25- tot 35-jarige Nederlanders, bij dertig tot vijfendertig procent van de 40- tot 55-jarige mannen en bij dertig tot vijfenveertig procent van de vrouwen tot 60 jaar. „Milde vormen van overwicht zijn medisch toelaatbaar", zegt drs. Blokker. „Dat vind je terug bij alle deskundigen. De een beschouwt twintig procent boven normaal als een milde vorm, de ander dertig procent. Laat ons dus het gemiddelde van vijfentwintig procent boven normaal een milde vorm van overwicht noemen dan zitten we goed. Wat betekent het? Een goed lichaamsgewicht hangt voor een belangrijk deel af van lengte, lichaamsbouw, geslacht en leeftijd. Zo is voor een vrouw boven de dertig met een lengte van 1 meter 72 en voor een man boven de dertig met een lengte van 1 meter 80, beiden middelzwaar gebouwd, een gewicht van rond de 75 kilo ideaal. Maar ze mogen tot 90 kilo wegen zonder dat ze medisch gesproken gevaar lopen. Let wel: dan mag er verder niets aan de hand zijn. Ze mogen geen hoge bloeddruk hebben, niet lijden aan glucose-intolerantie en geen te hoog lipidengehalte in het bloed vertonen, om de voornaamste •afwijkingen te noemen. Maar bij mensen die voor het overige kerngezond zijn, kan een overwicht tot vijfentwintig procent geen kwaad. Nogmaals: arts ben ik niet en ik loop met deze uitspraak het risico dat ik ruzie krijg, maar het is een vast gegeven; je vindt het overal in de vakliteratuur terug". Drs. Blokker: „Ik wil dat overwicht niet zo ken". Vier procent van de volwassen Nederlanders vindt zichzelf te licht, 61 procent is tevreden met zijn gewicht en 34 procent (nog altijd 2,5 miljoen mensen) zou minder willen wegen. Drieënveertig procent (3,2 miljoen Nederlanders) heeft wel eens op een of andere manier aan de lijn gedaan. de mensen bijbrengen, schadelijk is als ze den- vind ik een zeer aanzienlijke groep. Het komt omdat overwicht behalve een medische ook een culturele kant heeft. Kijk naar primitieve volkeren. Daar zie je dat juist corpulente dames de meest begeerde huwelijkspartners zijn. Zo'n lekkere mollige vrouw vormt als het ware een statussymbool. De omgeving zegt: die familie moet het wel naar den vleze gaan. Ook in Nederland ging trouwens nog niet lang geleden de voorkeur uit naar vrouwen die goed in het vlees zaten, zoals dat heette. Maar met het toenemen van de welvaart is corpulentie als statussymbool overbodig geworden. Er zijn andere dingen voor in de plaats gekomen..., de mode kunnen volgen, in bikini op de surfplank kunnen staan, je een wintersportvakantie kunnen veroorloven. Allemaal bezigheden die een slank, jeugdig lijf veronderstellen. De reclame springt er handig op in en zo zijn we een beetje komen te leven onder de terreur van het jong zijn, het dynamisch blijven. Vooral vrouwen worden er het slachtoffer van. Mannen zie je nauwelijks hun opwachting maken bij diëtisten en afslankclubs, maar een heleboel vrouwen proberen al jaren de gekste dingen aan hun gewicht te doen zonder dat ze duurzame resultaten bereiken. De teleurstellingen die ze daarbij ondervinden, de kopzorgen die ze zich maken, zijn volgens mij veel schadelijker voor de persoon dan het beetje overwicht. Het is vaak één grote lijdensweg. Er spelen zich op de spreekuren van diëtisten ware drama's af". Vijftig Brabantse vrouwen wisten gemiddeld vijf kilo gewicht kwijt te raken. En dat zonder lid te worden van een dure slankmakersclub en zonder kwellende kuren. Wat ze deden, was zichzelf in de hand houden, zichzelf controleren. De nieuwe aanpak waar het hier om gaat, werd naar Amerikaans idee door de Wageningse voorlichtings- deskundige drs. K. Blokker voor ons land uitgewerkt. „Ik kon de provinciale Noordbrabantse kruisverenigingen interesseren voor mijn project", aldus drs. Blokker. „Samen met hen zocht ik een paar wijken uit in Breda, Roosendaal en Goirle waar we een proef zouden nemen. Uiteraard gaven we tijdens de cursus voorlichting over gezond eetgedrag. Dat gebeurde door diëtisten die ik speciaal had getraind. Maar veel belangrijker was het onderdeel zelfcontrole. Dat begon met het aanleren van het waarnemen van het eigen eet- en drinkgedrag. De cursisten moesten nauwkeurig bijhouden wat ze aten en 3 vorm onder de terreur van hè dynamisch blijven we leven ür van het jong zijn het dynj vorm van overwicht medisch Flaatbaar milde vorm van ove: van overwicht raedis<Ai toel^ atbaar milde vorm van overwii leven onder de t^S r van het dynamisch b: erreur van het joi ilde vorm van overwicht! sdisch toelaatbaar we 1< n het jong zijn het dyi leven onder de terreu: t dynamisch blijven mil< disch toelaatbaar milde .cht medisch toelaatbaar èt jong zijn het dynaraisi xlaatbaar we leven rr. i i n onde dvn dronken, wanneer, met wie, in welke stemming, op welke plaats. De volgende stap was het leren beheersen van eet- en drinkprikkels. Zo moesten de cursisten bijvoorbeeld alle lekkers onzichtbaar opbergen en steeds strikt op dezelfde plaats eten. In de laatste fase probeerden we het eet- en drinkgedrag te veranderen. Stap 10 luidt: ruim, als u klaar bent met eten, de overgebleven etenswaren, dus ook de restjes, meteen goed op. Blijf niet zitten napraten aan een tafel waarop nog allerlei etenswaren staan, want dan wordt de verleiding om nog iets te nemen, grotèr. U moet uzelf duidelijk laten zien dat de maaltijd afgelopen Uit diverse onderzoekingen blijkt dat de kans op succes bij vermageren toeneemt wanneer de betrokken persoon steun uit zijn omgeving ondervindt. In het bijzonder is het bevorderlijk wanneer iemand uit de omgeving eveneens meedoet aan zo'n vermageringspoging. Door de wijk-gerichte aanpak neemt de kans toe dat een deelnemer iemand kent die de cursus ook volgt en het is dus waarschijnlijker dat hij steun zal ondervinden. „We moeten er voor waken het dik zijn per definitie als een groot gevaar af te schilderen", zegt drs. Blokker. „We moeten de mensen niet zomaar aanpraten dat ze slank dienen te zijn. Zo zeggen de Brabantse diëtisten het ook: kiest u zelf maar wat u wilt wegen. Afvallen op last van de dokter heeft helemaal geen zin als u zelf niet wilt afvallen. Dat hebben we tijdens de cursussen gemerkt. Met mensen die door de dokter waren gestuurd, werd het niks. Maar als de mensen echt vanuit zichzelf gemotiveerd zijn, bereiken ze met de methode van zelfcontrole betere resultaten dan met de gebruikelijke manieren, en dan bedoel ik vooral: meer duurzame resultaten. De orthodoxe methoden neem de dieetmethode zijn er niet op uit het voedingsgedrag te veranderen. Ze veranderen alleen de hoeveelheid en de samenstelling van de voeding. Ze laten de mensen anders eten. Wij daarentegen beogen het aanleren van een ander eetgedrag. Laat ik hier meteen een waarschuwing aan vast knopen. Wij bieden geen wondermiddel. De methode van zelfcontrole is een ontzettend moeilijke weg. De manier waarop we ons voeden, hebben we helemaal aangeleerd gekregen. Hij zit vastgeroest en je verandert hem na dertig jaar niet zo gauw. Bovendien vormen eten en drinken een wezenlijk onderdeel van heel ons sociale gedragspatroon. Wanneer ik u geen koekje bij de thee geef of geen pilsje na de koffie, vindt u me maar een raar soort gastheer en zult u niet gauw weer op bezoek komen. Wanneer u omgekeerd het koekje of het pilsje weigert, ben ik geneigd te denken: wat onbeleefd, of: wat een ongezellige gast. Met het veranderen van voedingsgedrag verander je de duvel en z'n grootmoeder". Wanneer een kind zich verdrietig voelt, eenzaam is of pijn heeft, krijgt het snoep als troost. Op deze wijze leert een kind bij onlustgevoelens te snoepen. Voorts worden zoete kinderen beloond met snoep. Het zat duidelijk zijn dat op deze wijze veel van ons voedingsgedrag is aangeleerd. Drs. Blokker: „Dus proberen we de cursisten een ander voedingsgedrag aan te leren in plaats van het oude. Zit het nieuwe gedrag er eenmaal in, dan blijf je zo eten en kun je een constant gewicht handhaven. Je valt niet terug. De methode van zelfcontrole is een vorm van gedragstherapie. Daarom maakt hij ook heel wat los. Laat ik het voorbeeld van die Brabantse vrouw nemen. Ze verveelde zich. Ze voelde zich in huis opgesloten. Ze dronk en at te veel en was behoorlijk te zwaar. Toen ze van onze cursus hoorde, is ze ermee begonnen; voornamelijk om er eens uit te komen. Moet je haar nu zien. Ze is actief in het buurthuis. Ze gaat naar lezingen. Ze heeft contacten bij de vleet. Drinkt niet meer. Heeft haar rotte tanden en kiezen laten vervangen door een kunstgebit. Blaakt van zelfvertrouwen. Maar is ondertussen even veertien kilo afgevallen ook, in een tempo dat varieerde van een paar ons tot een kilo per week. Helemaal opgebloeid. Weer aardigheid in zichzelf. Daar is het ons met de methode van zelfcontrole om te doen. Helaas gebeurt het omgekeerde ook. De omgeving werkt tegen of de problemen binnen het gezin zijn zo groot dat ze dit er niet nog eens bij kunnen hebben. Ik herhaal: de methode van zelfcontrole kost verschrikkelijk veel moeite". Het is belangrijk dat de diëtiste ertoe bijdraagt dat de deelnemers ervaringen met elkaar uitwisselen, bijvoorbeeld over de stappen die ze hebben uitgevoerd. Ook moeten ze proberen ertoe bij te dragen dat de deelnemers elkaar steunen, elkaar suggesties doen ter oplossing van gerezen problemen. „De eerste stap, die van zelf-observatie, is verschrikkelijk belangrijk", constateert drs. Blokker aan de hand van het Brabantse experiment. „Dan ontdekken de vrouwen: ik eet op een bepaald moment van de dag omdat ik me verveel of omdat ik me eenzaam voel. Wanneer dit tijdens een cursus ter sprake komt, praat je opeens niet meer alleen over voedingsgedrag, maar over heel de rol van de vrouw in de maatschappij. Opvallend is dat een groep waarbinnen zich een dergelijk proces afspeelde, een gewichtsverlies van zeven kilo vertoonde; ver boven het gemiddelde. Die vrouwen zijn na afloop van de cursus dan ook zelf doorgegaan. En een groep plattelandsvrouwen die los van de cursus allerlei andere activiteiten zijn gaan ontwikkelen, bleek een gewichtsverlies van maar liefst 8,1 kilo te zien te geven. De bewustwording van jezelf speelt een heel grote rol. Begrijpelijk. Wanneer je niet weet aan welke invloeden je onderhevig bent bij je voedingsgedrag, kun je er ook geen vat op krijgen. De resultaten van de zelfcontrole methode hangen sterk samen met de vraag of een groep al dan niet goed werkt, of het al dan niet tot een goed gesprek komt ook buiten de cursus en na de cursus; of er ook over andere zaken gepraat wordt dan over voeding. Want een foutief eetgedrag vormt slechts een onderdeel van het totale gedragspatroon".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 31