Vij eten liever
iud brood dan
lat wij de auto
aten staan
pepmidd
dbwpvan
nsumptii,
|van dei
et pepmiddel van de consumptie het pepmiddel van de consumptie
:et pepm
middel van
ie het
m pe
am/ pepm iddel van de TH
i ^-cónsumptie het pepmiddei^sl
ft dnsümptie het pepmiddel van de CcSi
m l van de consumptie het pepmiddel vü
y de consumptie het pepmiddel VAN de CONS
J^jsulH
IcONSUl
IDDEL VAN DE
JONSUMPTIE
IET PEPMI
m DE C
bPMIDDEj
ÉÉL VAN
ii
[MPTIE HET PEPMIDDEL VAN DE CONSUMPTIE HET PE
LEL VAN DE CONSUMPTIE HET PEPMIDDEL VAN DE
[SUMPTIE HET PEPMTBnyx van gE CONSUMPTIE;
T5^ PEPMIDDEL
Im *PTIE HET]
-?MI!
ilE
>E
AN DE
UMPTIE
Z?PEL
'ET
MI
F>TÏE!
pN DE
MPTIE
IDDEL
STERDAM De consument
i de tachtiger jaren zal een
nakzuchtige genotzoeker zijn.
strijdt met de gedachte van een
uwe Levensstijl, gepropageerd
ir de Raad van Kerken, maar
roziger beeld vermag prof. dr.
lak nauwelijks te schetsen,
ilmatigheid en nuttigheid
men niet langer de
jrslaggevende maatstaf bij de
ipgewoonten van de
lerlander, stelt hij vast. Het
Itige, gemakkelijke, niet zo
nele, toch status verschaffende
kei heeft de toekomst. De
nsen willen van hun geld hoe
ger hoe meer ,,de geneugten des
ins" kopen. Hobby's, sport, hi-
pparatuur, doe-het-zelf,
imetica, maar bovenal de
lantie en de auto, daarvoor zal
consument van de tachtiger
in bereid zijn de portemonnee te
iken. Bij de te verwachten
inge groei van het reële inkomen
et dit wel ten koste gaan van de
itedingen aan levensmiddelen,
sector vertoont al een scherpe
ing (in de jaren vijftig gaven we
procent van het gezinsbudget
i levensmiddelen uit; nu zijn we
hard op weg naar de 40 procent) en
de curve zal verder zakken. Grof
gezegd: de Nederlander gaat liever
oud brood eten dan dat hij de auto
laat staan.
Die richting dwalen we het
komende decennium af, voorspelt
prof. Bak. Hij doceert praktische
planologie aan de faculteit der
sociaal-culturele wetenschappen
van de Vrije Universiteit te
Amsterdam en is een erkend, druk
geraadpleegd deskundige op het
terrein van consumentengedrag.
Over de auto wil hij nog wel wat
meer kwijt. „Daarvoor geldt naar
mijn mening een dramatisch
verhaal. Het wordt met
mondjesmaat gedoseerd, zodat we
de pijn slechts scheutsgewijs
voelen. Maar ik vrees dat de
benzine, gerekend in guldens van
nu, tegen het einde van de tachtiger
jaren een rijksdaalder, zo niet drie
gulden per liter zal kosten. Ik vrees
dat je dan onder de 30.000 gulden
geen middenklas wagen meer kunt
kopen. Het gezinsbudget zal, gezien
de economische verwachtingen,
niet in gelijk tempo meegroeien. De
mensen zullen toch auto willen
blijven rijden. Nou: dan zullen ze
Prof. Bak: „Juist de categorie
bestedingen neemt geweldig in
omvang toe".
ergens anders op moeten
besnoeien. Uit de praktijk blijkt dat
het de meeste Nederlanders weinig
kan schelen hoezeer de auto inhakt
op het gezinsbudget. Bijna niemand
rekent uit wat het bezit van een
wagen hem precies kost. Ook in de
tachtiger jaren zullen we aan geen
enkele bestedingscategorie zoveel
geld uitgeven als aan de auto".
En aan de vakantie..., daarvan is
prof. Bak evenzeer overtuigd. Door
heel het gedrag van de consument
anno nu speelt een onstuitbare
drang naar vrijheid mee. De
vakantie valt er nauwelijks minder
uit weg te denken dan de auto.
Binnenland
„Maar dan gaan mijn vermoedens
wel sterk in de richting van de
binnenlandse vakantie", profeteert
prof. Bak in een terzijde dat
minister Andriessen van Financiën
met zijn angstwekkend negatieve
toeristenbalans van 4 miljard
gulden zal doen opveren. „Bij de
buitenlandse zonnevakanties
voorzie ik enorme prijsstijgingen.
Veertien dagen Torremolinos zullen
evenveel gaan kosten als
momenteel veertien dagen op de
Bahama's. Het komt enerzijds door
de hollende inflatie in de
vakantielanden zie Spanje en
anderzijds door de steeds duurder
wordende vliegtuigbrandstof.
Alweer gerekend in guldens van nu
is een verdubbeling van de ITE-
tarieven in de tachtiger jaren de
alleraardigste meevaller die we
kunnen verwachten; voor hetzelfde
geld wordt het een
verdrievoudiging".
Deze ontwikkeling zal de
consument er evenmin van
weerhouden zijn gemak en genot
na te jagen, waar dan ook. Je bent
jong en je wilt wat, je bent
middelbaar en je wilt nog meer, je
bent 65 plus en moet het dan
afgelopen zijn met willen? Zo
draven we met z'n 14 miljoenen
door en als het niet uit de lengte
kan, dan dient het maar uit de
breedte te komen. Reeds nu loopt
bij de zogenaamde bulk-
levensmlddelen (brood,
aardappelen, rijst, peulvruchten) het
gebruik aanzienlijk terug. De
waardering voor het dagelijks eten
vermindert. In veel gezinnen laat
men de warme maaltijd een paar
keer per week achterwege.
Prof. Bak: „We blijven wel eten en
drinken, maar dan liever banket en
ijs, bier en wijn. Een duidelijke
verschuiving naar genotmiddelen
ten koste van voedingsmiddelen.
Zo gedraagt zich de hedendaagse
consument. Wat het betekent
wanneer de reële welvaartsgroei in
de jaren tachtig slechts een tot
twee procent en volgens sommige
deskundigen zelfs nul zal bedragen
in plaats van de drieëneenhalf
procent per jaar waaraan we
gewend zijn geweest, laat zich
raden. Het consumentengedrag is
niet degelijk en doelmatig meer,
maar grillig en modieus. Ik denk dat
het in de tachtiger jaren nog sterker
die kant uit zal gaan. Juist de
categorie bestedingen waarvan
niemand zich Schijnt af te vragen in
welke mate ze het gezinsbudget
beïnvloeden, neemt geweldig in
omvang toe".
Gemakzucht
Gemakzuchtige genotzoekers...;
prof. Bak staat vierkant achter deze
omschrijving. „De consument is
hedonistisch en niets anders". (Het
woord is afgeleid van het Griekse
hèdonè ofwel genot en slaat op een
wijsgerige leer die het genot als
enig motief voor zedelijk handelen
aanprijst, de lust als hoogste goed;
rond 400 voor Christus voor het
eerst gepredikt door de filosoof
Aristippos van Cyrene).
Hoe zit het dan met de Nieuwe
Levensstijl die de Raad van Kerken
verkondigt?
Prof. Bak haalt de schouders op.
„Wanneer je daaronder vrijwillige
versobering verstaat, dan zie ik er
als praktisch planoloog, mijn vak,
niks in. Nul komma nul. Natuurlijk is
de mens wel flexibel. Natuurlijk kan
hij de weg terug, maar dan moet hij
gemotiveerd zijn, bijvoorbeeld door
uitzonderlijk heftige morele druk
van de omgeving. Ik noem iemand
die werkt in een sloppenwijk van de
derde wereld. Dan schroom je voor
het vertonen van welvarend gedrag.
Ofwel je kunt gemotiveerd zijn door
de wil om je aan te passen aan je
omgeving. Een Nederlander in de
Arabische wereld weet dat hij met
alcoholgebruik de Islamitische
samenleving choqueert en zal dus
op dat punt versoberen. Ofwel je
versobert doodeenvoudig omdat je
de tering naar de nering moet
zetten, omdat je niet vrij over
bepaalde consumptiegoederen kunt
beschikken. Maar in alle gevallen zit
er een element van dwang in die
van buiten komt".
Bij ontstentenis van dwang blijft
versobering achterwege, meent
prof. Bak. „In vrijwillige versobering
geloof ik niet. De contra-krachten
zijn veel te groot. Ik noem het vrij
krachtige vertrouwen in de
continuïteit van de welvaart. Na
tientallen jaren van groei-economie
is het voor de mensen razend
moeilijk de gedachte te aanvaarden
dat ze terug moeten. Het vraagt
een nauwelijks op te brengen
voorstellingsvermogen. Ten tweede
ontbreekt het aan geloof in de
doeltreffendheid van versobering.
Het effect is weinig zichtbaar. Men
heeft niet goed in de gaten wat er
met het bespaarde geld gebeurt.
Men twijfelt aan het nut wanneer
men leest over een schip vol
melkpoeder dat zes weken voor
noppes in een ontwikkelingsland
aan de kade ligt, of over de
beschuldigingen van fraude en
verduistering bij het Leprafonds.
Het maakt de mensen bijzonder
achterdochtig wanneer ze merken
dat anderen slimmer of slechter zijn
dan zij zelf".
Vicieuze cirkel
De aandrang tot vrijwillige
versobering zou sterk kunnen zijn,
aldus prof. Bak, wanneer er
duidelijk sprake was van een
collectieve actie, alom
waarneembaar. Zoiets ontbreekt,
vandaar de vicieuze cirkel waarin
we ronddraaien. „Volgens mij
redeneren veel mensen: ik zou wel
willen versoberen als iedereen het
deed, maar dat zie ik niet gebeuren
en dus ben ik zelf ook niet erg
gemotiveerd. Dat is laf en
misschien wel immoreel".
„Maar het is ook verrekt menselijk.
Een nieuwe levensstijl kan gewoon
niet iets marginaals zijn. Het kan
.alleen iets fundamenteels zijn. Ik ga
verder. Vijf procent of tien procent
versoberen heeft geen zin. Wil je
echt een nieuwe levensstijl, een
herwaardering en herverdeling van
de welvaart in de hele wereld, dan
zul je moeten denken aan een
inleveringsmanoeuvre van vijftig,
zestig, zeventig procent van wat we
nu in het westen aan welvaart
hebben. Vijf of tien procent is
kruimelwerk. Maar volgens mij ben
je er zelfs met inleveren niet. Daar
moet eerst nog iets heel anders aan
vooraf gaan. Noem het een ethisch
reveil, nieuwe intermenselijkheid,
iets wat te mdken heeft met de
manier waarop de mensen elkaar
willen herkennen, respecteren,
liefhebben om het dramatisch te
zeggen".*"
Zolang dat niet bestaat, meent prof.
Bak, ontbreekt het geestelijk
draagvlak voor een nieuwe
levensstijl. „Ik durf te beweren dat
het dan ook niet zo heel veel zin
heeft om te versoberen. De daad
zal eerder verdacht dan
gewaardeerd worden. Daar ben ik
erg cynisch over. Als ik een ton
verdien en 10.000 gulden inlever,
zal mijn omgeving echt niet zeggen:
wat een lieve man. Ze zullen
zeggen: hij kan het voor zeventig
procent aftrekken van de belasting,
hij merkt het niet eens, het is
aanstellerij, show, er zit iets achter,
hij zal er best een bedoeling mee
hebben. Zolang onze cultuur
materialistisch is, het stigma draagt
van geld en gewin, zolang is
materiële versobering naar mijn
mening geknoei in de marge.
Waarbij ik overigens de laatste ben
om te ontkennen dat er geen
nobele mensen bestaan die uit
overtuiging de versobering
bedrijven en dat al lang doen. Ik
ken er voorbeelden van, zowel in
universitaire als in modale kringen.
Die vormen van versobering
bestaan, maar ze zijn weinig talrijk
en ze stoelen op een persoonlijke
levensvisie, niet op collectieve
actie".
Kakelbonter
Overheersend wordt het plaatje
ingekleurd door de gemakzuchtige,
genotzoekende consument en dat
patroon zal in de jaren tachtig
alleen maar kakelbonter worden.
Prof. Bak, opeens fel: Die
consument wil ik nog |n
bescherming nemen ook. Hij leeft
en hij zal in de tachtiger jaren leven
onder twee pressies waarvan hij
gemakkelijk het slachtoffer wordt.
Ten eerste is de consumptie in onze
maatschappij, zonder dat hij het
kan helpen, meer en meer een doel
in zichzelf geworden. We
consumeren niet om te leven, maar
we leven om te consumeren.
Verborgen verleiders, prikkelende
advertentiecampagnes,
statussymbolen, de auto voor
iedereen waarom politici en
vakbondsleiders roepen.'Ik bedoel:
een flink stuk van de consumptie is
lang niet zo vrij als hij lijkt. Op de
consument werken allerlei subtiele
krachten in waarvan hij zich
onbewust is".
En de tweede reden waarom prof.
Bak de gemakzuchtige genotzoeker
van de jaren tachtig wil
beschermen: „Veel consumenten
beleven hun koopgedrag
psychologisch als een middel dat
goed moet maken wat ze menen te
kort te komen. Wie zich stierlijk
verveelt denk aan werklozen,
WAO-ers gaat winkels aflopen
en kan 's avonds tegen zichzelf
zeggen: ik heb vandaag tenminste
iets gedaan. Ofwel de mensen
zeggen: als ik maar een fijne hobby
heb hi-fi, een Harley Davidson
van 1200 cc vergeet ik mijn
rotbaas of mijn rotbaan even. Ze
verdringen hun ellende. Zo ook de
groene weduwen uit de slaapwijken
die verrukt naar de stad tijgen en
warenhuizen bestormen om wat
kleur en fleur aan hun leven te
geven. Consumptie is een uiting van
de zich vervelende, teleurgestelde,
verdrietige mens. Het repareert wel
niets, maar het lucht op, net als een
pepmiddel".
BS-ST 410