ERSWOUDE Op de dag van dit interview
t bondscoach Jan Zwartkruis van het
erlands voetbalelftal in een ander
iggesprek gezegd: „De echte prof weet uit een
lilijke situatie toch nog winst te halen. Ik noem
Okker als lichtend voorbeeld. Zoiets ontgaat
niet. Die klasse, die top, herken ik". Een aardig
lenkomertje, dus knipsel meegenomen en op
ligentijdse glazen tafel gedeponeerd, bij de
«chocolade en speculaas, waarmee echtgenote
emarie de vroege, gure ochtend verhuiselijkt.
Okker neemt kennis van het citaat, zwijgt,
ir krijgt de mild feestelijke gelaatsuitdrukking
de connaisseur die een fles Chateau Cap de
irlin, Grand Cru Classé St. Emilion, op het
e jaar en de juiste helling heeft gekeurd en
dbevonden. Dan: ,,lk heb in militaire dienst nog
sè er hem gesport. Ja, als hij dat zegt doet het
wat. Die man weet waarover hij praat. Hij
er middenin. Hij heeft er tenminste benul van
een topsporter zich kan en moet voelen".
ar-
iteek onder water priemt duidelijk in de
ing van de vaderlandse sportjournalistiek,
of ar hebben ze er weinig kaas van gegeten. Ze
an alleen dat je een bal in het net slaat, maar
rom: dat zien ze niet. Ze zien niet dat jè het
jt omdat je tegenstander verschrikkelijk goed
de it te spelen. Altijd negatief. Ik vind dat jammer,
|t het is niet nodig. Je kunt ook positief in
tij- lts van negatief tegen een wedstrijd aankijken.
Ir ik begrijp wel hoe het komt. Er zit gewoon
de istuk ondeskundigheid achter. Nederlandse
palisten moeten wel tien verschillende sporten
jr- (laan. Dan kun je nooit 'expert worden. Om tot
of tlelen bevoegd te zijn dien je maandenlang
fgebroken in de tenniswereld mee te draaien,
iri- |s Engelse en Amerikaanse journalisten doen".
77aal tot uw dienst. Maar misschien hebben de
i ten er geen zin in een volle man vrij te maken
een elitesport als tennis.
esport? Onzin. De tennisbond is de tweede
tste sportbond van Nederland; 425.000 leden,
of ik. Er zijn een half miljoen actieve spelers,
lis is geen elitesport meer. Natuurlijk hebben
uccessen van mij en van Betty Stöve ertoe
idragen, dat de belangstelling zo is gegroeid.
er zijn overal banen gebouwd. Tennis is
en ieders bereik gekomen. Voor alle leeftijden,
ebt mensen van tachtig die tennissen",
klinkt alsof hij het vanzelfsprekend zou vinden
leer ook hij op die respectabele leeftijd nog
knap balletje zou slaan. Voorlopig nadert hij
lendertig, hetgeen in de topsport een
ledwaardige ouderdom mag heten. Helemaal
zo werd geschreven. Uitgeblust. Niet meer
otiveerd. Onvoldoende zin in trainen. Uit.
lopen. Alweer de negatieve benadering. Okker
de eerste om zijn ontevredenheid over het
lopen jaar toe te geven. „Zeker geen
dioos jaar, nee. Ik heb vrij veel verloren,
reel?. Nou, na zestien jaar toptennis tel je niet
Maar te veel naar mijn gevoel. Het komt
at de anderen beter zijn dan ik, denk ik.
|er. Meer vuur. Ze moeten nog zo nodig. Mijn
tie is weg. Ik heb het wel gezien. Mijp vuur is
lofd na al die jaren. Of ik hoop dat ik het
ende jaar betere resultaten zal halen? Och
Ik ga wel iets minder tennissen".
op dat de wereldranglijst van beste
hem als goede vijfenveertigste
eldt. Nog steeds marktwaarde. Geen
jolais Primeur, om bij wijntermen te blijven,
fruitig en evenwichtig, al op dronk, maar
Jtueel ook nog te bewaren. De connaisseurs
len met volle teugen van zijn prestaties
iten en Okker heeft het vaste voornemen ze
loe in de gelegenheid te blijven stellen. Pas
jn plaats op de wereldranglijst met drie cijfers
hreven moet worden stopt hij, want dan is de
itwaarde te gering. Voorlopig denkt hij met
vreugde aan de toernooien voor 35-plussers,
waartoe de Internationale Tennis Federatie het
initiatief heeft genomen en waaraan hij komend
jaar ook mee gaat doen, naast nauwelijks
verbleekte sterren als John Newcombe, Rod
Laver, Arthur Ashe en Marty Riessen. ,,We zullen
niet alleen in Amerika spelen, maar ook in Europa.
We denken zelfs in juni met de 35-plussers naar
Scheveningen te komen, al is dat nog niet
helemaal rond. Het lijken me geweldig leuke
wedstrijden. Of je wint is tamelijk onbelangrijk,
maar je verdient behoorlijk en je ontmoet al je
oude vrienden. Het is uiterst positief".
Eén grote familie
De hunker naar de vrienden uit die goeie ouwe tijd
klinkt begrijpelijk, zelfs als je het zweempje
nostalgie voor lief neemt dat elk proces van ouder
worden kleurt. Echtgenote Annemarie heeft het zo
beschreven: „Het is een geweldige tijd geweest die
ik niet zou hebben willen missen. Vooral in het
begin, toen de groep van proftennissers nog niet
zo groot was, vond ik het leuk. De meeste
collega's van Tom namen hun vrouw mee. We
vormden één grote familie. Altijd gezellig onder
elkaar. Nooit haat en nijd. Er waren veel feestjes.
We gingen met elkaar uit. We deelden lief en leed.
Voor buitenstaanders was het misschien een idioot
leven, maar Tom en ik hebben er intens van
genoten. De perioden met vier of vijf verschillende
hotelbedden in één week hebben we op de koop
toe genomen. Het was een apart wereldje".
Bij wijze van contrast het moderne, internationale
tenniscircuit, zoals dat is gegroeid sinds met het
verstrijken van de zeventiger jaren het grote geld
van gretige sponsors begon toe te vloeien. Een
agenda van 52 weken per jaar. Drie toernooien per
week. Een prijzenpot van 14 miljoen dollar,
waarom door nog geen 300 spelers gevochten
wordt. De man een jaarinkomen van 47.000 dollar,
als ze het allemaal even kalm aandeden. Maar ze
doen het niet allemaal even kalm aan. Okker: „Het
tennis is moeilijker, agressiever geworden. De
sport heeft zich ontwikkeld tot een industrie waarin
enorme bedragen omgaan. Er is veel jeugd komen
opzetten, vooral uit Amerika. Allemaal felle knapen
die er bovenop zitten. Het optreden van de
jongere generatie bevalt me niet zo. De nieuwe
garde McEnroe, Winnitzki, Saviano gedraagt
zich enorm arrogant. Ze groeten je niet eens.
Onbelangrijk misschien, maar tekenend. Je krijgt
de indruk dat je oud vuil bent. McEnroe is een
vreselijk goeie tennisser, maar zijn gedrag roept
bij mij vraagtekens op. Ik weet niet waarom hij zo
doet. Een psycholoog zou er de handen vol aan
hebben om daar achter te komen".
Toch gaat u door totdat u boven de honderd op
de wereldranglijst bent geraakt. Alleen het reizen
al..., baalt u er niet vanWat doe u al die tijd in al
die vliegtuigenAlleen op uw hotelkamer?
„Daar ben ik érg nuchter in. Het hoort nu eenmaal
bij mijn vak. ledereen die werkt, zit in een
bepaalde sleur. Wij tennissers verwachten niets
anders. In die vliegtuigen probeer ik meestal te
slapen. Ik slaap erg graag in vliegtuigen. Maar dat
wordt moeilijker, want de vliegtuigen zitten steeds
voller".
Het wachten. Het eeuwige wachten op inchecken,
op aansluitingen, op hotelsleutels, op taxi's, op
telefoon, op bagage?
„Ja, dat wachten is een verschrikking. Maar het
hoort erbij. Het heeft geen enkele zin je daar druk
over te maken".
U bent, zelfs wereldwijd gesproken, geen kleine
jongen. Er zijn voorbeelden bekend van
Nederlandse ministers met minder klinkendé
namen dan de uwe die uitriepen: ,,Weet je wei wie
ik ben", wanneer ze ergens op moesten wachten.
„De vraag is dus of ik ooit de neiging heb te
zeggen: weet je wel wie ik ben? Ik ben Tom Okker.
Nee, die neiging heb ik nooit. Waarom niet? Ik
denk omdat ik bang ben dat zo'n man of vrouw
met grote ogen zou antwoorden: Wie u bent? Ik
zou het met de beste wil van de wereld niet
weten".
Prijzengeld
Deze zelfde Tom Okker mag zich, bekend of
onbekend, de veertiende tennis-professional ter
wereld noemen die meer dan een miljoen dollar
aan prijzengeld bijeen heeft geslagen. Zo'n
toekomstbeeld moet menige jeugdspeler met
bloesemend talent aanlokken. Hoe speel je dat
klaar?
„Ik persoonlijk ben ongeveer als volgt begonnen.
Eerst ik was toen een jaar of veertien wilde
ik zo goed worden, dat de fabrikant me voor niks
rackets zou geven. Dat was mijn grote ideaal en ik
heb het vrij snel bereikt. Ik zal vijftien of zestien
zijn geweest toen ik vier gratis rackets kreeg. Of ik
ze apetrots op de kast zette? Ach nee. U ziet hier
in huis toch ook geen bekers staan? Maar fijn
vond ik het wel. Nou, vervolgens dacht ik: ik wil
kampioen van Nederland wdrden of zoiets; dat zou
wel aardig zijn. Toen ik vijf keer Nederlands
kampioen was geweest, zei ik tegen mezelf: je
moét bij de eerste tien van de wereld zien te
komen. Dat is ook gelukt. Ik heb zelfs even als
derde op de wereldranglijst gestaan. Daarna
stelde ik me tot doel zo lang mogelijk bij die eerste
tien te blijven en dat is ook redelijk gegaan".
Zo'n trapsgewijze opbouw van een sportcarrière
acht Okker erg belangrijk. Stap voor stap, met
telkens een duidelijk mikpunt voor ogen. Niet
meteen te hoog willen grijpen. Zorgen dat je
plezier blijft belevën aan wat je doet, vooral dit
laatste. „Niks forceren of afdwingen. Precies
zoveel trainen dat je het nog fijn vindt. Een Jimmy
Connors of een Godfried hebben het nodig elke
dag vier of vijf uur op de baan te staan. Anders
loopt hun spel niet. Ik mis die behoefte. Zou ik het
verder hebben gebracht als ik ook zoveel had
getraind? Zou ik eerste op de wereldranglijst zijn
geworden? Ik weet het niet. Misschien zou ik
minder plezier aan het tennis hebben beleefd
wanneer ik dat had gedaan, en juist daardoor de
top hebben gemist. Er bestaan geen regels voor".
Wedstrijden
Toernooien spelen waar je maar kunt, raadt
vervolgens Tom Okker degenen aan die hem (of
Betty Stöve) na willen klimmen in de richting van
de top. „Uren tegen een muur slaan en tegen een
tennismachine of een ander spelen, daar leer je
niet van. Het gaat erom punten te winnen en dat
leer je alleen door zoveel mogelijk wedstrijden te
spelen. Ook moet je het verschrikkelijk vervelend
vinden om te verliezen. Zo'n Connors haatte het
letterlijk om te verliezen, al was het maar een
puntje. Dat zag je aan zijn gezicht. Nu heeft hij die
mentaliteit minder en wat blijkt? Hij speelt meteen
slechter".
U zegt dat je met tennis moet beginnen zodra je
behoorlijk een racket kunt hanteren, al ben je pas
vier jaar oud. Nare jongetjes of meisjes die zo
vroeg niet tegen hun verlies kunnen...
„Ik zeg niet dat ze niet tegen hun verlies moeten
kunnen. Natuurlijk moeten ze tegen hun verlies
kunnen, weten te incasseren. Ik zeg alleen dat ze
het erg moeten vinden om te verliezen. Dat is wat
anders".
Maar toch...
„Het is de enig juiste mentaliteit, wil je aan de top
komen. Winnen geeft zelfvertrouwen en zonder
zelfvertrouwen haal je het niet. Het winnen van
wedstrijden geeft je het gevoel: zie je wel dat ik
talent heb? En met dat talent moet je steeds een
stapje hoger gaan. Nooit tevreden zijn met wat je
bent".
Nieuwe generatie...
Een nieuwe Nederlandse tennisgeneratie van het
kaliber Okker-Stöve doemt ondertussen aan de
verste horizon niet op. Zelf geeft hij te verstaan dat
hij wil minderen, dat hij zijn carrière aan het
afbouwen is. Anderzijds is hij van plan zich ook in
de toekomst met tennis bezig te blijven houden. Er
bestaan al Tom Okker Tenniscentra in Borne,
Zutphen en Zevenaar. Er komen er meer, ook in
het buitenland. Maar zijn persoonlijke inbreng
daarbij is tamelijk passief, zo lijkt het. Hij weet
zelfs niet precies waar Borne ligt. „Ergens in de
Achterhoek toch?". Het zou misschien billijk,
passend en rechtvaardig zijn wanneer hij zijn
enorme talent en ervaring wat actiever in dienst
van het toekomstige Nederlandse tennis ging
stellen. Al was het maar als scout, zoals in de
voetballerij gebeurt.
„Ach, ik weet weinig van het Nederlandse tennis,
want ik ben bijna nooit in Nederland, en als ik er
ben zit ik het liefst thuis, bij mijn gezin".
„Dat is geen doel van me, nee. Ik kan niet
enthousiast worden bij de gedachte dat ik coach
zou moeten spelen. Misschien hier of daar eens
een maandje, maar niet als dagtaak. Niks voor mij.
Te ongeduldig. Het reizen en trekken zit me in het
bloed. Ik moet altijd iets nieuws om handen
hebben".
Maar heeft de tennisbond u niet benaderd? Uw
diensten kunnen van onschatbare waarde zijn, zou
een leek denken die zich in de schoenen van de
voorzitter plaatst.
„Nee, de bond heeft me niet benaderd".
„Echt niet. Nooit. De bond heeft me alleen
benaderd om komend jaar weer Davis Cup te
spelen. En dat doe ik".
„Ik zou het niet durven zeggen".